De zeer hoge uitkering aan de topman van NXP bij de verkoop van het bedrijf |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Kees Verhoeven (D66) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u het nieuws dat de topman van NXP 428 miljoen Amerikaanse dollar overhoudt aan de verkoop van het bedrijf door na de voltooiing van de verkoop zijn (bonus)aandelen en toegekende optierechten te verzilveren?1
Ik begrijp dat er ophef is ontstaan over dit nieuws. Ik heb geen oordeel over de in de media genoemde hoogte van het bedrag dat de uitvoerend bestuurder van NXP zou overhouden aan de aangekondigde overname van NXP indien hij zijn opties zou verzilveren en zijn aandelen zou verkopen.
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vragen 2 tot en met 5 van Kamerlid Klein.
Past een dergelijk bedrag bij verantwoord besturen en staat het in uw ogen in verhouding tot wat deze topman heeft bijgedragen aan het bedrijf?
Het is aan de bij de vennootschap betrokkenen om te beoordelen of deze bezoldiging verantwoord is en of het in verhouding staat tot de bijdrage van de bestuurders aan het bedrijf. De aandeelhouders van NXP hebben het bezoldigingsbeleid, waaronder toekenning van aandelen en opties, vastgesteld. NXP stelt in het bestuursverslag dat de combinatie van deze beloningscomponenten aan de uitvoerend bestuurder, gecombineerd met de verplichting om een bepaald aantal aandelen in NXP te houden, bijdraagt aan het doel om lange termijn investeringen in de vennootschap te bevorderen. De op aandelen gebaseerde bezoldiging strekt ertoe om de belangen van bestuurders in lijn te laten zijn met die van de aandeelhouders (zie NXP bestuursverslag 2015). De uitvoerend bestuurder is sinds 2009 aangetreden en jaarlijks herbenoemd.
Ziet u mogelijke risico’s van een dergelijke exorbitant hoge beloning, zoals een eenzijdige focus op de korte termijn? Deelt u de mening van diverse beleggersverenigingen dat «opties als beloningsinstrument tot uitwassen kunnen leiden»?2
Ik verwijs hier naar het antwoord op vraag 3 van Kamerleden Nijboer en Kerstens.
Wat is uw mening over de volgende stelling van de directeur van de belangenvereniging van grote beleggers Eumedion: «De casus toont weer aan dat de wettelijke afroomregeling zo lek is als een mandje»? Bent u bereid om zijn suggestie om de gang van zaken bij NXP te betrekken bij de evaluatie van de claw-back regeling over te nemen?
Ik verwijs naar het antwoord op vragen 9 tot en met 11 en op vragen 13 tot en met 16 van Kamerlid Klein.
Wilt u de Kamer tegelijk met de antwoorden op deze vragen een compleet overzicht sturen van de subsidiebedragen die NXP heeft ontvangen van de overheid, waarmee wordt bedoeld een volledige lijst van alle subsidies aan het bedrijf die bekostigd zijn uit publieke middelen?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 5 van Kamerleden Nijboer en Kerstens.
Het bericht dat de gemeente Sittard-Geleen uitkeringsgerechtigden gaat inzetten voor het schoonhouden van de stad |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Deelt u de mening dat het verplicht inzetten van mensen met een bijstandsuitkering voor het schoonhouden van de stad leidt tot verdringing van betaalde werkzaamheden? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertegen nemen? Zo nee, kunt u aantonen dat deze werkzaamheden niet leiden tot het verdringen van betaalde werkzaamheden?1
Volgens informatie van de gemeente Sittard-Geleen worden in de pilot Schone Stad activiteiten uitgevoerd die additioneel zijn aan de reguliere taken van Wijkbeheer. Doel van de pilot is het bieden van een zinvolle en actieve participatievorm aan uitkeringsgerechtigden die daar behoefte aan hebben, en die bijdraagt aan de leefbaarheid in de gemeente. De gemeente heeft aangegeven dat de pilot open staat voor alle uitkeringsgerechtigde inwoners. Zij kunnen deelnemen aan de pilot zolang deze aansluit op hun vermogen om de werkzaamheden uit te voeren. Het betreft de groep uitkeringsgerechtigden die nog niet, met of zonder re-integratietraject, bemiddeld kan worden naar regulier betaald werk. Dit kunnen ook mensen zijn met een verminderde loonwaarde. De additionele activiteiten betreffen het verwijderen van zwerfafval en onkruid, sneeuwruimen, leeg maken van goten en straatkolken en het behandelen van meldingen van burgers. De pilot heeft tot doel bij te dragen aan sociale activering.
Gemeenten zijn ervoor verantwoordelijk om, gegeven de wettelijke kaders, zelf invulling te geven aan de uitvoering van het beleid om verdringing te voorkomen. Dat kan op verschillende manieren. Het is aan de individuele gemeente om hierin een keus te maken.
De gemeente Sittard-Geleen geeft aan de activiteiten in de pilot te toetsen op verdringing, aan de hand van de criteria in haar verordening tegenprestatie en de re-integratieverordening Participatiewet. De gemeenteraad heeft de verantwoordelijkheid om toezicht te houden op beleid en uitvoering van de Participatiewet waaronder het voorkomen van verdringing van reguliere arbeid. Dat wordt op basis van de feitelijke en lokale situatie beoordeeld.
De lokale SP-fractie heeft op 7 november jl. schriftelijke vragen gesteld aan het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen over de pilot Schone Stad. In aanvulling op bovenstaand antwoord, verwijs ik u voor meer informatie over de pilot naar de beantwoording door het college van burgemeester en wethouders, welke op 8 december jl. is verzonden.
Ik hecht er aan dat gemeenten aandacht besteden aan het voorkomen van verdringing. De algemene kaders voor het verkomen van verdringing lichtte ik eerder toe in een brief aan uw Kamer (Kamerstuk 29 544, nr. 624). In de Participatiewet is bij een aantal instrumenten opgenomen dat deze activiteiten moeten worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en dat die niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Ook ben ik hierop ingegaan in de reactie die ik de Kamer op 10 november jl. toestuurde in antwoord op uw vraag van 19 september jl. met betrekking tot de Lokale Monitor 2016 van de FNV.
Ik heb op meerdere momenten en uiteenlopende manieren aandacht gevraagd voor het thema verdringing. Zo heb ik de oproep gedaan aan gemeenten in de Verzamelbrief 2015–2, om in hun re-integratieverordening op te nemen op welke wijze zij hun beleid vormgeven met betrekking tot het tegengaan van verdringing. Ook heb ik samen met de VNG aan dit thema aandacht besteed tijdens de wethoudersbijeenkomst van 17 februari 2016. In aanvulling hierop ontwikkelt
Divosa een werkwijzer ter ondersteuning aan gemeenten om de kennis op dit terrein bij de uitvoerders te versterken.
De beantwoording van schriftelijke vragen over de toetsing van pensioenfondsbestuurders door De Nederlandse Bank |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat vindt u er van dat 24% van de bestuurders die na 2014 voor het eerst werden getoetst naar aanleiding van herbenoeming geen positief oordeel van De Nederlandse Bank (DNB) hebben gekregen? Wat vindt u er van dat deze bestuurders achteraf ongeschikt bleken voor de taak die zij vervulden? Vindt u ook dat deelnemers recht hebben te weten dat hun pensioenfonds bestuurd is door bestuurders die achteraf ongeschikt bleken?1
De genoemde 24% (22 van de 91 bestuurders) heeft betrekking op 91 bestuurders die als gevolg van een functieverzwaring (lid beleggingscommissie) opnieuw zijn getoetst. In de functie van bestuurslid zijn deze 91 bestuurders eerder getoetst en hebben een positief oordeel ontvangen van DNB. Er is derhalve geen sprake van dat een pensioenfonds bestuurd werd door bestuurders die achteraf ongeschikt bleken. Deze bestuurders achtte DNB wel geschikt om deel te nemen aan het bestuur van een pensioenfonds, echter voor deelname aan de beleggingscommissie achtte DNB deze bestuurders niet geschikt.
Kunt u er zorg voor dragen dat de 30 bestuurders, waarvan u in uw antwoorden aangeeft dat zij voor 30 december 2000 al benoemd zijn, en daardoor nog niet getoetst door DNB, net als hun collega’s getoetst worden? Zo ja, waarom is dat nog niet gebeurd? Zo nee, waarom niet?
De huidige wet- en regelgeving voorziet in een toetsing van nieuwe toetreders in besturen of bij herbenoeming met een functiewijziging. DNB heeft tevens de mogelijkheid om op ieder moment tot een hertoetsing over te gaan als er sprake is van een redelijke aanleiding. Op deze grond kunnen ook bestuurders worden hertoetst die voor 30 december 2000 zijn benoemd. Tot op heden is daar geen aanleiding voor geweest.
Heeft DNB ook (alarm)signalen ontvangen vanuit de sector over bestuurders waarin gevraagd werd om een tussentijdse toets voor een bestuurder of meerdere bestuurders? Hoe wordt er door DNB met dit soort signalen omgegaan?
DNB krijgt soms signalen over specifieke bestuurders of een bestuur en neemt deze signalen altijd zeer serieus. Indien DNB serieuze signalen krijgt, doet ze onderzoek en kan DNB concluderen dat er sprake is van een redelijke aanleiding om over te gaan tot een hertoetsing. De resultaten van de hertoetsing worden gedeeld met de betreffende bestuurder en het betreffende pensioenfonds. Indien een hertoetsing leidt tot een negatief oordeel, dient deze bestuurder zijn of haar functie onverwijld neer te leggen. Sinds 2012 heeft DNB 7 keer een hertoets afgenomen (zie tabel bij antwoord 4).
Kunt u een overzicht geven van de belangrijkste wijzigingen in pensioenregelgeving sinds 2000, zoals de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, aanpassingen aan het Financieel Toetsingskader, de beleidsregel deskundigheid 2011, de beleidsregel geschiktheid 2012, etc? Kunt u per belangrijke wijziging aangeven hoeveel pensioenbestuurders en hoeveel procent van de pensioenbestuurders na die wijziging zijn getoetst of hertoetst?
Het wettelijk kader voor toetsing van pensioenfondsbestuurders is in de loop der tijd gewijzigd.
Daarin zijn drie periodes te onderscheiden:
De pensioenfondsbestuurders die benoemd zijn in de periode voorafgaand aan 30 december 2000 zijn getoetst bij de volgende herbenoeming na deze datum. De zittingsduur van bestuursleden is meestal vier jaar. Daarna kan op grond van de Code Pensioenfondsen maximaal tweemaal herbenoeming plaatsvinden.
De belangrijkste wijzigingen in de pensioenregelgeving in de afgelopen periode betreffen:
Hieronder treft u een overzicht aan van het aantal hertoetsingen en het aantal gewone toetsingen van bestuurders van pensioenfondsen in de periode 2012 – 2016. Tevens is het totaal aantal bestuurders vermeld dat op 1 januari van het desbetreffende jaar werkzaam was.
Jaartal
Hertoetsingen pensioenfondsen
2012
1
2013
3
2014
2
2015
0
2016
1
Jaartal
Aanvangstoetsingen (incl. functiewijziging bij herbenoeming) pensioenfondsen
2012
379 toetsingen (94% positief)
2013
367 toetsingen (92% positief)
2014
672 toetsingen (90% positief)
2015
375 toetsingen (95% positief)
2016
366 toetsingen (94% positief)
Jaartal
Totaal aantal bestuurders per 1 januari1
2012
3.094
2013
2.799
2014
2.594
2015
2.561
2016
2.364
Het betreft het aantal bestuurders en niet het aantal personen, aangezien één persoon soms meerdere functies vervult.
Hoe vaak sinds 2014 zijn kandidaat-bestuurders geschikt bevonden «met voorschrift»? In hoeveel van die gevallen zijn de bestuurders daarna getoetst of zij ook daadwerkelijk hun kennis of competenties verbeteren? In hoeveel gevallen zijn bestuurders daarna alsnog ongeschikt bevonden?
DNB is zeer terughoudend met het geschikt bevinden op basis van een voorwaardelijke beschikking. DNB heeft sinds 2014 vijf pensioenbestuurders voorwaardelijk geschikt bevonden. Daarbij kan gedacht worden aan het neerleggen van nevenfuncties of het opdoen van bepaalde kennis. DNB geeft in dat geval duidelijk aan wat er wordt verwacht van de kandidaat. Ook wordt aangegeven binnen welke termijn (maximaal 6 maanden) aan de voorwaarde moet zijn voldaan en hoe DNB geïnformeerd dient te worden over het voldoen aan deze voorwaarde. Indien niet is voldaan aan de voorwaarde binnen de termijn, vervalt de beschikking. Het fondsbestuur is in principe zelf verantwoordelijk voor de opvolging van de voorwaarde. DNB ziet hier in het reguliere toezicht op toe.
Bent u van mening dat de toetsing van pensioenfondsbestuurders op dit moment voldoende is geborgd?
Het doel van de geschiktheidseisen aan pensioenfondsbestuurders is een blijvende verbetering van het beheer van de Nederlandse pensioenen. Mede daarom zijn de eisen de afgelopen jaren sterk verhoogd en is DNB als toezichthouder gevraagd goed en stevig te toetsen, in het belang van alle deelnemers, slapers en gepensioneerden.
Pensioenfondsen moeten in eerste instantie zelf zorgen voor goede bestuurders en moeten bij de voordracht van nieuwe bestuurders de wettelijke geschiktheidseisen meewegen.
Alle nieuwe bestuurders van pensioenfondsen worden door DNB getoetst aan de hand van dezelfde criteria. Net als bij banken, verzekeraars en andere financiële instellingen hanteert DNB een risicogebaseerde aanpak in haar toetsingsbeleid. Deze risicogebaseerde aanpak resulteert bij de pensioenfondsen in een focus op toetsingen van voorzitters van pensioenfondsen en de raden van toezicht alsook de leden en voorzitters van de beleggingscommissies.
Kunt u deze vragen vóór het Algemeen overleg over pensioenonderwerpen voorzien op 24 november 2016 beantwoorden?
Ja.
Hoge parkeerkosten voor zieke mensen en hun naasten |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Parkerende zieken laten kassa rinkelen»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat mensen die een ziekenhuis bezoeken, veel geld kwijt kunnen zijn aan het parkeren bij een ziekenhuis? Waar ligt wat u betreft de grens voor parkeerkosten voor zieke mensen?
Er zijn mij signalen bekend over situaties waarbij mensen veel geld kwijt zijn aan parkeerkosten. Ik begrijp dat hoge parkeerkosten niet prettig zijn voor patiënten en bezoekers. In het geval dat een patiënt of bezoeker door omstandigheden gebonden is aan vervoer per auto en voor een langere periode gebruik moet maken van een parkeerplaats, kunnen de kosten bij sommige ziekenhuizen namelijk oplopen. Ziekenhuizen hebben de mogelijkheid om in deze gevallen een korting te geven. Ik ben van mening dat ziekenhuizen in overleg met de gemeente aan zet zijn om beleid op dit punt te maken. Wanneer een patiënt of bezoeker het niet eens is met dit beleid, kan hij of zij zich wenden tot de gemeente en het ziekenhuis. Ik vind dat het te ver gaat om landelijke maatregelen te nemen. Desondanks wil ik ziekenhuizen en gemeenten wel oproepen om kritische geluiden serieus te nemen en zo de toegankelijkheid van zorg te waarborgen. Recentelijk heeft bijvoorbeeld de gemeente Enschede om de parkeertarieven bij Medisch Spectrum Twente tijdelijk (als pilot) te verlagen om ook aan deze kritiek tegemoet te komen.
Is het de bedoeling dat patiënten veel geld betalen voor parkeren? Zo nee, welke oplossingen zijn er denkbaar om te voorkomen dat patiënten of naasten die een patiënt bezoeken worden gevrijwaard van hoge kosten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van tarieven van € 4,– per uur en € 36,– per dag? Kent u ook de voorbeelden van mensen die voor een langere periode vaak in het ziekenhuis moeten zijn en daardoor honderden euro's kwijt zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u een overzicht geven van de parkeertarieven per ziekenhuis, wie per ziekenhuis verantwoordelijk is voor de parkeervoorziening en aan wie dat geld ten goede komt?
Het Ministerie van VWS beschikt niet over een overzicht per ziekenhuis van de hoogte van parkeertarieven, de verantwoordelijkheid van de parkeervoorziening, het eigenaarschap of waar de inkomsten van die parkeervoorziening voor worden gebruikt. Ik ben ook niet voornemens hier onderzoek naar te laten doen, aangezien dit geen aangelegenheid is waar de Minister van VWS een rol of bevoegdheid in heeft.
Klopt het dat er ook parkeergarages op ziekenhuisgrond staan die zijn verkocht aan particuliere eigenaren, waardoor de hoge tarieven hen ten goede komen? Wat vindt u daarvan en ben u bereid te voorkomen dat patiënten via parkeerkosten als melkkoe dienen?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het ook dat parkeerkosten soms dienen als spaargeld ter investering van nieuwbouw van een ziekenhuis? Vindt u het wenselijk dat parkeerkosten voor een patiënt dienen als investering in ziekenhuis gebouwen?
Zie antwoord vraag 5.
Wie is verantwoordelijk om de parkeerkosten voor zieke mensen niet te hoog te laten oplopen? Hoe is de verantwoordelijkheidsverdeling tussen ziekenhuisbestuur, raad van toezicht, gemeente en zorgverzekeraar? Wie houdt het patiëntbelang in het oog en waar blijkt dat uit?
Het is de verantwoordelijkheid van ziekenhuizen, al dan niet in samenspraak met gemeenten, om beleid te maken op parkeertarieven. Deze partijen moeten ook het patiëntbelang in het oog houden. Uiteraard zijn er ook andere partijen, zoals zorgverzekeraars, die met ziekenhuizen het gesprek kunnen aangaan over hoge parkeerkosten voor bezoekers van ziekenhuizen. Primair ligt de verantwoordelijkheid daar echter niet.
Wat vindt u van de onduidelijkheid over tarieven en aan wie dat geld ten goede komt? Wat vindt u van het feit dat bijvoorbeeld de ziekenhuizen in Brabant, na rondvraag van Omroep Brabant, geen opheldering geven over parkeertarieven?2 Vindt u dat publieke verantwoording hoort bij een organisatie met een publiek doel en gefinancierd door publiek geld?
Ik ben er voorstander van dat ziekenhuizen transparant zijn over hun inkomsten en uitgaven. Ziekenhuizen zouden bijvoorbeeld op hun website of in hun jaarverslag informatie kunnen verschaffen over parkeerbeleid en kosten.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars een rol kunnen oppakken in dezen, door bij het inkoopproces eisen te stellen aan de parkeertarieven voor patiënten? In hoeverre acht u dit een aspect waarmee de zorgverzekeraars inzage kunnen geven in hun mate van service en dienstbaarheid aan hun verzekerden?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Het gebruik van het regeringsvliegtuig tijdens het staatsbezoek aan Australië |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is het waar dat de reis naar Australië met het «lege» regeringstoestel KBX € 250.000 heeft gekost?1
Bij de voorbereiding van staatsbezoeken wordt vooraf altijd een afweging gemaakt ten aanzien van inzet van het regeringsvliegtuig, waarbij aspecten van kosten en doelmatigheid nadrukkelijk worden gewogen. Dat heeft er voor de staatsbezoeken aan Japan en Korea in 2014 en aan China in 2015 bijvoorbeeld toe geleid dat niet is gekozen voor inzet van het regeringstoestel. In dit geval is daar wel voor gekozen, om de volgende redenen.
Tijdens het staatsbezoek waren er veel verplaatsingen: van Perth naar Canberra, naar Sydney, naar Brisbane, naar Wellington, naar Christchurch, terug naar Wellington en naar Auckland. Het gebruik maken van binnenlandse lijnvluchten was daarbij geen optie, gezien het drukke programma en de vele verplaatsingen.
De optie van inhuur van een toestel ter plaatse is zorgvuldig bekeken. Die kosten bleken vergelijkbaar met die van de inzet van het regeringstoestel, waarna om redenen van doelmatigheid en uitstraling vervolgens is gekozen voor inzet van het regeringstoestel.
Het regeringstoestel leent zich gezien zijn relatief beperkte bereik niet voor de heen en terugreis (in verschillende etappes) van de delegatie voor het staatsbezoek naar Australië en Nieuw-Zeeland. Dat zou namelijk betekenen dat de delegatie rekening moet houden met circa 2,5 dag voor de heenreis en 2,5 dag voor de terugreis. Voor de heen- en terugreis maakt de delegatie daarom gebruik van lijnvluchten. Om die reden gaat het regeringstoestel vooruit met bagage.
De kosten voor heenreis naar Australië en terugreis uit Nieuw-Zeeland zijn geraamd op € 293.929,27. Het regeringsvliegtuig heeft daarbij zowel op de heen- als terugvlucht 750 kg aan bagage vervoerd. Gelet op de reistijd van het regeringsvliegtuig (ruim 2,5 dag) was het geen reële optie om Koning, Koningin en Ministers met delegatie ook met het regeringstoestel te laten reizen.
Is het waar dat niet is ingegaan op het Australische aanbod om een vliegtuig ter beschikking te stellen, omdat er niet voldoende bagageruimte zou zijn? Zo nee, waarom is er dan wel vanaf gezien?
Het Australische aanbod is uiteraard betrokken bij de voorbereiding van het staatsbezoek. Aanvullende inhuur was noodzakelijk omdat het aangeboden toestel onvoldoende capaciteit had, zowel qua passagiers als bagage, en er was een intensief reisschema. Het vliegtuig bood geen plaats aan alle leden van de delegatie. Vanwege het programma en het grote aantal verplaatsingen was het bovendien niet haalbaar om dat deel van het gevolg en bagage dat niet met de Australische Boeing Business Jet vervoerd zou kunnen worden, met lijnvluchten te vervoeren. Bovendien volgde op het staatsbezoek aan Australië ook een staatsbezoek aan Nieuw-Zeeland, waar geen toestel was aangeboden. Het was in dit scenario noodzakelijk geweest om een extra vliegtuig in te huren. Daarmee werden de totale kosten vergelijkbaar met de inzet van het regeringstoestel in Australië én Nieuw-Zeeland.
Is het waar dat het bij het aanbod van de Australische regering ging om een Boeing 737 Business jet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat deze Boeing een mogelijke bagagecapaciteit heeft van 23m2? Zo nee, wat is het aantal vierkante meters wel?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel bagageruimte was er nodig voor de passagiers van dit vliegtuig?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat een eventuele opvolger van de KBX waarschijnlijk een Boeing 737 Business jet is? Zo ja, kunnen we dan niet vaker dit soort problemen verwachten?
Nee. Aangezien de openbare aanbesteding voor de opvolger van de KBX nog loopt is er geen vliegtuigtype bekend.
Kunt u een berekening sturen van wat de kosten zouden zijn geweest als wel was ingegaan op het aanbod van de Australiërs? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat gemeenten mensen van 27 jaar en ouder, vier weken laten wachten bij aanvraag van een bijstandsuitkering |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Nationale ombudsman wederom klachten heeft ontvangen over de vier weken zoektermijn voor bijstandsaanvragers van 27 jaar en ouder? Welke consequenties verbindt u hieraan?1
De invoering van de vier weken termijn is bedoeld om jongeren tot 27 jaar – nadat zij zich hebben gemeld met de intentie om bijstand aan te vragen – eerst zelf actief te laten zoeken naar passend werk of een geschikte opleiding. Na afloop van de vier weken zoektijd kan de jongere vervolgens bijstand aanvragen. Gemeenten kunnen overigens op basis van artikel 18 van de Participatiewet maatwerk leveren indien de situatie daar om vraagt. Op grond van de Participatiewet is het college van burgemeester en wethouders echter wél verplicht om een bijstandsaanvraag van personen van 27 jaar en ouder direct in behandeling te nemen. Zolang binnen een periode van vier weken na de datum van aanvraag het college geen besluit heeft genomen met betrekking tot het recht op bijstand, is het college verplicht een voorschot te verstrekken. Indien het college van deze wettelijke opdracht beleidsmatig afwijkt, is het primair aan de gemeenteraad om de uitvoering van het beleid te controleren en, indien daar aanleiding toe wordt gezien, in de Raadsvergadering aan de orde te stellen. Als dit voor de betreffende burgers niet tot een oplossing leidt, is het uiteindelijk aan de rechter om te oordelen of en zo ja in hoeverre de gemeente onrechtmatig tot besluitvorming is gekomen.
Heeft u een overzicht van gemeenten die op deze wijze omgaan met mensen van 27 jaar en ouder die bijstand aanvragen? Zo ja, kan de Kamer dit ontvangen? Zo nee, bent u bereid om te onderzoeken welke gemeenten op een soortgelijke manier werken?
Ik beschik niet over een overzicht hoe gemeenten met mensen van 27 jaar en ouder die bijstand aanvragen, omgaan. Ik zie geen aanleiding om in dit kader een onderzoek te doen. Zoals in antwoord 1 is aangegeven betreft de uitvoering van het beleid op dit punt, en de beoordeling of dit binnen de wettelijke kaders plaatsvindt, primair een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur.
Bent u van mening dat er hier sprake is van een ernstige tekortkoming in de rechtmatige uitvoering van de Participatiewet, temeer omdat door de gemeenten gehanteerde zoekperiode al eerder aan de orde is geweest? Zo ja, gaat u deze gemeenten een aanwijzing geven? Zo nee, wanneer is er volgens u sprake van een ernstige tekortkoming en waarom vindt u het als systeemverantwoordelijke acceptabel als gemeenten zich opstellen als onbetrouwbare overheid?
Zoals in antwoord 1 is aangegeven, is het primair de Gemeenteraad die het college controleert. Door het minsterie van SZW wordt geen systematisch toezicht uitgeoefend op de rechtmatige uitvoering van de Participatiewet door individuele gemeenten. In uitzonderlijke gevallen kan de Minister van SZW de gemeente een aanwijzing geven als bedoeld in artikel 76 van de Participatiewet. De toepassing van dit instrument is aan de orde in situaties waarin het zelfsturend vermogen van de gemeente tekortschiet én waarin naar het oordeel van de Minister van SZW sprake is van een rechtmatigheidstekortkoming die vanwege aard, intensiteit of duur een wettelijk verankerd fundament van de wet te zeer schaadt. De inkomenswaarborg is een van die fundamenten. Het toepassen van een buitenwettelijke zoektermijn voor personen van 27 jaar en ouder vormt in beginsel geen aanleiding voor rijksingrijpen, mede gelet op de reeds gememoreerde controlerende rol van de gemeenteraad en het feit dat een belanghebbende zich via bezwaar en beroep kan verweren tegen een beslissing van het college. In dit verband dient ook onderkend te worden dat de aanwijzingsbevoegdheid niet kan worden toegepast om te treden in de besluitvorming in individuele gevallen. De situatie kan anders komen te liggen indien er signalen zijn dat de contra legemuitvoering van een gemeente zich ook (meer systematisch) uitstrekt tot de inkomenswaarborg, bijvoorbeeld de voorschotverlening. Van een dergelijk signaal is evenwel geen sprake.
Deelt u de mening dat bijstandsgerechtigden van 27 jaar door de onterechte zoektijd van vier weken sociaaleconomische problemen zoals schulden, dakloosheid, etc. kunnen krijgen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om deze praktijk te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in antwoord 1 heb aangegeven, is het college gehouden de bijstandsaanvraag van personen van 27 jaar en ouder direct in behandeling te nemen en indien binnen een periode van vier weken na de datum van aanvraag nog geen besluit is genomen met betrekking tot het recht op bijstand, verplicht om een voorschot te verstrekken. Hiermee wordt voorkomen dat mensen onnodig lang moeten wachten op een uitkering en dat als gevolg daarvan schulden worden opgebouwd of dat er andere sociale problemen ontstaan. Daarnaast kunnen gemeenten op basis van artikel 18 van de Participatiewet maatwerk leveren indien de situatie daar om vraagt. Ik acht het niet nodig om in dit kader met aanvullende maatregelen te komen.
Het na toestemming toegankelijk maken van pensioenregistergegevens voor ontwikkelaars |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Is het waar dat bestaande pensioenfondsen toegang hebben tot de persoonlijke gegevens van deelnemers uit het pensioenregister, ook voor productontwikkeling en pensioenadvies?
Nee, pensioenfondsen hebben geen toegang tot persoonlijke gegevens uit het pensioenregister. De gegevens uit het pensioenregister kunnen uitsluitend worden bekeken en gedownload door de deelnemer. Hij of zij heeft zelf in de hand of de gegevens ter beschikking worden gesteld aan anderen.
Technisch is er een mogelijkheid voor de deelnemer om de gegevens uit het pensioenregister te downloaden naar een pensioenuitvoerder. Onder de stringente voorwaarde dat de pensioenuitvoerder, net als het pensioenregister, gebruikmaakt van een beveiligde verbinding via DigiD single sign on. Dit uit oogpunt van informatiebeveiliging. Van die mogelijkheid wordt tot op heden door geen enkele pensioenuitvoerder gebruik gemaakt.
Is het waar dat onafhankelijke adviseurs en andere pensioenbedrijven geen toegang hebben tot het pensioenregister, ook niet na toestemming van de betreffende deelnemer?
Zoals bij beantwoording van vraag 1 staat omschreven, heeft alleen de deelnemer toegang tot het pensioenregister.
Deelt u de mening dat het voor de deelnemers omslachtig is om, als zij hiertoe besluiten, (complexe) pensioengegevens uit het pensioenregister te halen om deze te verstrekken aan adviseurs, pensioenbedrijven of ontwikkelaars van apps?
Nee, deze mening deel ik niet. De deelnemer kan een gegevensbestand downloaden uit het pensioenregister. Dit bestand kan vervolgens gedeeld worden met bijvoorbeeld een financieel adviseur. Het bestand kan als PDF gedownload worden of als XML-bestand. In dit laatste geval kunnen de gegevens in een andere applicatie geüpload worden. Naar ik begrijp wordt er al veel gebruik gemaakt van dit soort gegevensbestanden, bijvoorbeeld ten behoeve van financieel advies bij het aanvragen van een hypotheek.
Deelt u de mening dat deelnemers zelf zouden moeten kunnen beslissen wie hun persoonlijke pensioeninformatie mag gebruiken voor advies, dus niet alleen het fonds waar zij verplicht bij aangesloten zijn?
Ja, deelnemers moeten zelf kunnen beslissen wie hun persoonlijke informatie mag gebruiken voor advies. Bij de beantwoording van vraag 1 heb ik al aangegeven dat pensioenfondsen geen toegang hebben tot de persoonlijke gegevens uit het pensioenregister.
Bent u bekend met het feit dat de stichting die het pensioenregister beheert (een samenwerking tussen de sociale verzekeringsbank, het verbond van verzekeraars en de pensioenfederatie) bereid is deze toegang te verzorgen, maar dat het bouwen van deze mogelijkheid op dit moment onvoldoende prioriteit heeft?
De Stichting Pensioenregister heeft mij inderdaad gemeld dat het mogelijk gemaakt kan worden dat deelnemers de eigen gegevens uit het pensioenregister kunnen laten downloaden naar een externe partij. Op dit moment geeft de Stichting Pensioenregister echter prioriteit aan de invulling van wettelijke verplichtingen, zoals het toegang verlenen aan pensioengerechtigden en het tonen van pensioenbedragen in drie scenario’s. Daarnaast zie ik een belangrijke rol weggelegd voor het register bij de waardeoverdracht van kleine pensioenen.
Bent u, in het belang van de deelnemer, bereid in gesprek te gaan met het bestuur van het pensioenregister (en eventueel de sociale verzekeringsbank) om het belang van deze ontwikkeling onder de aandacht te brengen?
Ja, voor zover het gaat over de mogelijkheid geschetst bij antwoord 5 ben ik hiertoe bereid.
Deelt u de mening dat innovatie in de pensioensector juist zo nodig en gewenst is, en onafhankelijke adviseurs en andere pensioenbedrijven daar ook een bijdrage aan kunnen brengen?
Ja, die mening deel ik. Maar dit laat onverlet dat deelnemers zelf in de hand moeten hebben of zij gegevens ter beschikking willen stellen aan anderen of niet.
Kunt u de Kamer vóór het einde van het jaar over de voortgang van deze ontwikkeling informeren?
Zie hiervoor het antwoord op de vragen 5 en 6.
Het artikel ‘Diploma’s zonder examens’ uit het Dagblad van het Noorden |
|
Daniel van der Ree (VVD) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Kent u het artikel «Diploma’s zonder examens»?1
Ja
In hoeverre onderschrijft u de beweringen die worden gedaan in het artikel dat er studenten aan het Alfa-College in Groningen een diploma hebben gekregen zonder dat ze alle benodigde examens hebben gemaakt? Zo ja, om hoeveel studenten gaat dit?
Uit zowel het eigen onderzoek door het College van Bestuur van het Alfa-college als het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) is gebleken dat er bij de betreffende opleiding geen diploma’s zijn afgegeven zonder dat alle benodigde examens zijn afgelegd.
In hoeverre bent u op de hoogte gesteld door de Inspectie van het Onderwijs over de volgens het artikel heersende onrust op de locatie Boumaboulevard van het Alfa-College? Welke stappen heeft u gezet nadat deze berichten bij u bekend werden?
De inspectie is geïnformeerd door het College van Bestuur van het Alfa-college, al voordat het artikel in de krant verscheen. Op 14 november 2016 heeft de inspectie de locatie bezocht en met het College van Bestuur de actuele situatie besproken. De inspectie heeft afspraken gemaakt over het door de instelling uit te voeren onderzoek, de informatie-uitwisseling tussen het College van Bestuur en de inspectie en de wijze waarop de inspectie het toezicht op het onderzoek vanuit het College van Bestuur uitvoert. De inspectie houdt mij op de hoogte van de voortgang.
Deelt u de mening dat gesjoemel met examens de waarde van diploma’s van het bewuste ROC compleet ondermijnt en slecht is voor het aanzien van het gehele middelbaar beroepsonderwijs (mbo)? Op welke wijze wordt de waarde van diploma's die bij het Alfa-college behaald worden gewaarborgd? Ziet u dit geval als een incident of als een structureel probleem? Kunt u dit toelichten?
De term gesjoemel sluit niet aan bij de actuele bevindingen van de inspectie bij het Alfa-college. De huidige problemen doen zich voor bij één van de vijf sub-examencommissies op de locatie Boumaboulevard in Groningen. Zo waren er problemen met het versiebeheer van examens en de studenten werden niet goed geïnformeerd over de exameneisen. De problemen hebben niet geleid tot het onterecht verstrekken van diploma’s. Er is door het Alfa-college onderzoek gedaan naar hoe deze problemen zich hebben kunnen voordoen en er zijn maatregelen getroffen ter verbetering. De inspectie volgt de ontwikkelingen nauwgezet. De inspectie zal daarnaast bij het Alfa-college ook zelf onderzoek doen naar de examinering, de kwaliteitsborging en het schoolklimaat.
Op dit moment lijkt er bij de instelling sprake van een incident in plaats van een structureel probleem. Bij het onderzoek naar de Staat van de instelling in 2015 door de inspectie zijn namelijk geen risico’s voor de examinering vastgesteld.
In hoeverre bent u bereid om actie te ondernemen tegen zaken zoals beschreven in het artikel? Welke acties heeft u al ondernomen? Kunt u dit toelichten?
Zie het antwoord op bovenstaande vraag 3 over de al ondernomen en de nog lopende acties bij het Alfa-college.
De kwaliteit van de examinering en diplomering dient onomstreden te zijn gezien de civiele waarde van diploma’s. Scholen hebben de handschoen stevig opgepakt, de kwaliteit is de laatste jaren flink verbeterd en er zijn afspraken in de Examenagenda mbo 2015–2020 vastgelegd voor de verdere verbetering.
Ik heb bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel examencommissies mbo ingediend ter aanscherping en verduidelijking van de taken van examencommissies en van de taken van het bevoegd gezag ten aanzien van de examencommissie.
De campagne ‘zet een streep door discriminatie’ |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Plasterk weigert Giel Beelen uit antidiscriminatiespotje te knippen»?1
Ja.
Vindt u de uitspraak van de heer Beelen racistisch?
Het kabinet vindt discriminatie ontoelaatbaar en zet zich sterk in om discriminatie te bestrijden en te voorkomen. De bedreigingen die recentelijk aan het adres van mevrouw Simons zijn gericht, zijn afschuwelijk.
De vragen van de heer Kuzu hebben betrekking op een bestaande TV-spot van de rijksoverheid, die is gemaakt in het kader van de campagne «Zet een streep door discriminatie». Deze TV-spot is eind 2015 en in het voorjaar van 2016 uitgezonden. Dit onderdeel van de campagne werd al niet meer actief ingezet op TV en er komt ook geen nieuwe campagne met deze TV-spot. De heer Beelen heeft inmiddels zelf het predicaat «smakeloos» aan zijn foute uitspraak gegeven en zijn excuses aan mevrouw Simons gemaakt. Dit is uitvoerig via de Publieke Omroep kenbaar gemaakt. De zaak is niet ter beslissing voor het kabinet. De wet biedt zonodig diverse mogelijkheden voor betrokkenen om gevallen van discriminatie aan de rechter voor te (laten) leggen.
Deelt u de mening dat de overheid het goede voorbeeld zou moet geven in de aanpak van racisme en discriminatie? Zo ja, hoe kunt u dit rijmen met het feit dat iemand die zich discriminatoir uitgelaten heeft nog steeds zichtbaar is in de «zet een streep door discriminatie» campagne? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u in dat de uitspraak van de heer Beelen racistisch is? Zo ja, waarom weigert u het antidiscriminatiespotje aan te passen? Zo nee, waarom vindt u de uitspraak niet racistisch?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het terecht dat de regisseur van het filmpje inmiddels Giel Beelen onzichtbaar heeft gemaakt? Zo nee, waarom niet?
De Minister van BZK past geen oordeel over deze persoonlijke beslissing van de regisseur.
Deelt u de mening dat uw handelen als «het door de vingers zien» van racistische uitspraken, en als goedkeuring kan worden opgevat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de wijze waarop de heer Beelen heeft gehandeld niet in overeenstemming is met de door de Publieke Omroep geformuleerde uitganspunten, waaronder «De Nederlandse Publieke Omroep is een bindende factor in onze pluriforme samenleving»? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel racistische opmerkingen moeten er nog volgen voordat u eindelijk de ernst van de situatie onderkent?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘ABN Amro-adviseurs in de fout met hypotheken’ |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «ABN AMRO-adviseurs in de fout met hypotheken»?1
Ja.
Klopt het dat ABN AMRO DNB en de AFM (Autoriteit Financiële Markten) heeft geïnformeerd over een aantal medewerkers die zonder dat klanten ervan af wisten handtekeningen hebben gekopieerd om dossiers te kunnen sluiten? Klopt het dat ABN AMRO een onderzoek is gestart? Heeft de AFM randvoorwaarden aan dit onderzoek gesteld?
ABN AMRO heeft mij laten weten dat de toezichthouders zijn verwittigd en dat een onderzoek is gestart. De toezichthouders doen vanwege hun geheimhoudingsplicht geen verdere mededelingen over hun rol bij dit onderzoek. In algemene zin stellen de toezichthouders bij meldingen van incidenten de voorwaarde dat het onderzoek daarnaar adequaat is.
Wat vindt u van de uitspraak van een directeur van ABN AMRO dat het nog niet duidelijk is of het klantbelang is geschaad? Deelt u de mening dat wanneer handtekeningen zonder toestemming worden gekopieerd het klantbelang altijd geschaad wordt?
Ik vind dat een ongelukkige uitspraak. Het kopiëren van handtekeningen en het gebruik daarvan is in strijd met de wet. In de regel zal dat ook in strijd met het klantbelang zijn. De klant moet erop kunnen vertrouwen dat de bank niet in strijd met de wet handelt. ABN AMRO heeft laten weten dat de directeur doelde op de vraag of de betrokken klanten financiële schade hebben opgelopen door het handelen van de medewerkers. Dit laatste staat nog niet vast.
Deelt u de mening, mochten de berichten kloppen, dat de betrokken adviseurs de bankierseed hebben geschonden? Worden hieraan (tuchtrechtelijke) consequenties verbonden?
De bankierseed en het daaraan gekoppelde systeem van tucht is op 1 april 2015 in werking getreden. Voor bestaande medewerkers gold een overgangstermijn van een jaar waarbinnen zij de bankierseed moesten afleggen waarmee zij gebonden werden aan het tuchtrecht. Deze termijn is op 1 april 2016 afgelopen. Of het tuchtrecht van toepassing is zal onder meer afhangen van de datum waarop de gevallen zich hebben voorgedaan. Ik kan geen uitspraken doen over de tuchtrechtelijke laakbaarheid van de gevallen. Dit is voorbehouden aan de tuchtrechter. ABN AMRO laat weten dat het tuchtrecht en het eventuele melden van individuele gevallen onderdeel is van het onderzoek. ABN AMRO zal alle gevallen bespreken met de Stichting Tuchtrecht Banken.
Is er beleid bij de AFM en DNB om te bevorderen dat banken misstanden zoals deze tijdig bij de toezichthouder melden?
Financiële ondernemingen zijn wettelijk verplicht incidenten te melden aan de toezichthouder. Deze plicht houdt tevens in dat ondernemingen beschikken over een beleid voor de beheersing van relevante risico’s inclusief de behandeling en vastlegging van deze incidenten. DNB en de AFM houden toezicht op de beheerste en integere bedrijfsvoering. Dit gebeurt onder meer in de vorm van onderzoeken naar de inrichting en het functioneren van bedrijfsprocessen en sleutelfuncties. Bij melding van incidenten wordt gekeken of passende maatregelen zijn genomen om het risico te beheersen en herhaling te voorkomen.
De directeur stelt verder dat goede adviseurs beter betaald worden; op basis waarvan is dat verdienmodel vormgegeven? Is dit louter op basis van kwaliteit of speelt omzet en afzet van producten hier ook een rol, en zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het provisieverbod?
ABN AMRO heeft laten weten dat alle medewerkers van de bank overeenkomstig de CAO van ABN AMRO een vast salaris en een jaarlijkse prestatiepremie ontvangen. De hoogte van het vaste salaris is afhankelijk van de zwaarte van de functie en is gebaseerd op het Hay-functiewaarderingssysteem. Dit is een door FNV Bondgenoten erkend systeem dat uitgaat van drie hoofdkenmerken: kennis en kunde; probleembehandeling en verantwoordelijkheid. De jaarlijkse prestatiepremie is afhankelijk van de beoordeling van enerzijds gedragsafspraken (waaronder klantbelang centraal) en anderzijds resultaatsafspraken (waaronder bijvoorbeeld het aantal adviesgesprekken). De maximale prestatiepremie bedraagt 20%, gemiddeld is dit 9%. Het provisieverbod is van toepassing op relaties die de bank heeft met externe adviseurs. In interne verhoudingen, zoals waarvan in het onderhavig geval sprake is, speelt dit geen rol.
De website Dokteronline.nl waar mensen zonder doktersbezoek geneesmiddelen kunnen bestellen |
|
Joyce Vermue (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat Dokteronline.nl een kort geding heeft aangespannen tegen het tv programma Rambam om een uitzending over het bedrijf te voorkomen?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de activiteiten van Dokteronline.nl? In hoeverre is er sprake van het plegen van strafbare feiten door Dokteronline?
De IGZ onderzoekt naar aanleiding van de tv-uitzending van Rambam opnieuw of de Nederlandse wetgeving wordt overtreden en zij mogelijk handhavend kan optreden. De IGZ heeft in het verleden handhavend opgetreden op betrokkenheid van Nederlandse artsen en apothekers bij Dokteronline.com. Zover bij IGZ bekend, werken momenteel geen artsen of apothekers (die BIG- geregistreerd zijn en vanuit Nederland werken) bij of in opdracht van Dokteronline.com. In Nederland gelden vanuit de Geneesmiddelenwet strenge eisen aan de terhandstelling van geneesmiddelen en het voorschrijven daarvan. Het is in Nederland verboden via internet geneesmiddelen voor te schrijven aan personen die de voorschrijver nog nooit persoonlijk heeft ontmoet, of die de voorschrijver niet kent of van wie de voorschrijver de medicatiehistorie niet beschikbaar heeft. Het is niet mogelijk de werking daarvan uit te breiden tot andere landen.
De IGZ zal de autoriteiten in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk actief informeren over de uitzending vanwege de betrokkenheid van apotheken en artsen die onder hun toezicht staan. De IGZ zal ook contact opnemen met de inspectie op Curaçao om deze casus aan de orde te stellen.
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op de hoogte van de activiteiten van Dokteronline.nl? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke actie heeft de IGZ ondernomen om te voorkomen dat mensen online geneesmiddelen kunnen bestellen bij Dokteronline, zonder dat zij door een arts zijn gezien? Kan de IGZ enige actie ondernemen of maakt een ingewikkelde internationale constructie dit onmogelijk? Zo ja, zitten er mazen in de Nederlandse wetgeving en hoe zijn deze te repareren?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw mening over de uitspraak van een arts, werkzaam bij Dokteronline: «De arts vertelt dat hij 5 euro per patiënt krijgt, voor elk consult gemiddeld dertig seconden nodig heeft en bij benadering ongeveer 1.500 patiënten per maand doet. Dat zijn flinke verdiensten.»?
Deze manier van werken vind ik verontrustend en verwerpelijk. In mijn bovenstaande antwoord geef ik aan dat het in Nederland verboden is via internet geneesmiddelen voor te schrijven aan personen die de voorschrijver nog nooit persoonlijk heeft ontmoet, of die de voorschrijver niet kent of van wie de voorschrijver de medicatiehistorie niet beschikbaar heeft. De IGZ heeft in het verleden dan ook handhavend opgetreden.
Is het bedrijf Dokteronline door de IGZ onderzocht in het kader van de operatie Pangea van Interpol?2 Zo nee, waarom niet?
Nee. De internationale campagne Pangea is bedoeld om aandacht te vragen voor de gezondheidsrisico’s die het gebruik van illegale geneesmiddelen met zich meebrengen en om zoveel mogelijk potentieel gevaarlijke geneesmiddelen van de markt te halen. De geneesmiddelen die geleverd worden door toedoen van Dokteronline.com zijn afkomstig van apotheken die in een andere lidstaat staan geregistreerd.
Zijn burgers naar uw mening op de hoogte van het feit dat het gevaarlijk is geneesmiddelen via niet legale online aanbieders aan te schaffen? Is al enig effect zichtbaar van de campagne «echt of nep»3? Welk effect wordt beoogd? Wanneer is duidelijk of deze campagne voldoende effect sorteert of dat aanvullende maatregelen nodig zijn?
Burgers zijn zich niet altijd bewust van het feit dat zij bij een niet-legale aanbieder geneesmiddelen aanschaffen en dat dit risico’s met zich meebrengt. Het doel van de campagne vervalste geneesmiddelen is dan ook om bewustwording te creëren van de risico’s die het online bestellen van geneesmiddelen met zich mee kan brengen. De campagne is gericht op de doelgroep die zich online beweegt. De campagne biedt handvatten om de betrouwbaarheid van de aanbieder te controleren.
De campagne heeft nu nog te kort gelopen om het effect op de bewustwording goed te kunnen beoordelen. Wel wordt op dit moment door VWS onder andere bekeken wat het bereik van de campagne tot nog toe is geweest, welke elementen van de campagne de boodschap helder hebben overgebracht en waar de campagne aangescherpt zou kunnen worden. Dit ook om te bepalen hoe de campagne in 2017 wordt ingevuld.
Het bericht ‘Inzet budgetcoaches Vebego: sociaal en slim. Nu het onderwijs nog!’ |
|
Karin Straus (VVD), Perjan Moors (VVD) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het artikel op de website van Wij Limburg over de inzet van budgetcoaches?1
Ja.
Deelt u de mening dat de hulp in de vorm van budgetcoaches van Vebego prijzenswaardig is?
Ja, budgetcoaches kunnen mensen helpen om inzicht te krijgen in hun inkomsten en uitgaven met als doel om het budget van het huishouden in balans te krijgen en (weer) financieel gezond en zelfredzaam te zijn.
Bent u het eens met de conclusie dat het duurzaam voorkomen van schulden een kwestie van win-win is voor zowel de werknemer als de werkgever en dat deze beide partijen hier meer bij zijn gebaat dan bij kwijtschelding van schulden? Zo ja, hoe bent u van plan preventie van schulden meer te stimuleren? Zo ja, hoe zult u in de toekomst voorkomen dat gemeenten schulden kwijtschelden, (zoals onlangs het geval was in Arnhem, Breda, Den Haag en Leiden)?
De win-win voor werknemer en werkgever zie ik zeker. De begeleiding van een werknemer die geen overzicht heeft in zijn administratie door een budgetcoach, kan hem helpen om zijn zaken weer op orde te krijgen en te houden. Hierdoor worden financiële zorgen en problemen mogelijk in een vroeg stadium opgepakt. Deze escaleren dan niet tot grote(re) zorgen die zich kunnen uiten in stress en uitval van de werknemer uit werk.
Ik kan niet genoeg benadrukken dat preventie en vroegsignalering van schulden van cruciaal belang zijn. Ook werkgevers kunnen hier een rol vervullen, aangezien zij in veel gevallen de eerste signalen van mogelijke financiële problemen bij werknemers kunnen opmerken. In het samenwerkingsverband van het Platform Wijzer in geldzaken (WiG) draag ik daarom bij aan de ontwikkeling van een website gericht op werkgevers, waar zij terecht kunnen voor informatie over het bevorderen van financieel gezonde medewerkers en het voorkomen van financiële problemen. De lancering van deze website staat gepland voor mei 2017.
Het is aan gemeenten hoe zij – binnen de kaders van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening – invulling geven aan de schuldhulpverlening. Het stadium van de financiële zorgen van de werknemer is bepalend voor welk instrument vanuit de schuldhulpverlening noodzakelijk is. Indien de financiële zorgen bestaan uit het ontbreken van overzicht en het niet op orde krijgen van de eigen administratie, dan kan een budgetcoach zeker helpen. Als onbetaalde rekeningen te hoog zijn en het moment van het treffen van betalingsregelingen voorbij is, dan zijn andere interventies nodig waar een budgetcoach niet in kan voorzien.
Deelt u de mening dat leren omgaan met geld en leren budgetteren op jonge leeftijd het maken van schulden helpt te voorkomen? Zo ja, hoe bent u van plan om het leren omgaan met geld en het leren budgetteren te implementeren in het primair onderwijs en in het voortgezet onderwijs?
Ik deel uw mening dat het aanleren van vaardigheden om goed om te gaan met geld noodzakelijk is en preventief kan werken om schulden bij jongeren nu of in de toekomst te voorkomen. Het opnemen van financiële vaardigheden, het leren omgaan met geld en het leren budgetteren, in het curriculum voor scholen is de verantwoordelijkheid van het Ministerie van OCW. Het is meegenomen als aandachtspunt voor een toekomstgericht curriculum dat wordt ontwikkeld in het kader van het programma Onderwijs2032.
Ik steun projecten gericht op het aanleren en versterken van financiële vaardigheden van jongeren met subsidies vanuit de subsidieregeling aanpak armoede en schulden, zoals MoneyWays van Diversion, de Budget Challenge van Weet Wat Je Besteedt en ik organiseer ook in 2017 een activiteit voor jongeren in de Week van het Geld. Op die manier steun en stimuleer ik scholen, projecten en gemeenten die aan de financiële vaardigheden van jongeren werken.
Zou de wijze waarop en de mate waarin leren omgaan met geld nu onderdeel is van het onderwijs landelijk gemonitord moeten worden, omdat nu niet duidelijk is of en zo ja hoe scholen het leren omgaan met geld in hun lesprogramma verwerken, ondanks kerndoel 42 voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs en kerndoel 35 voor het primair onderwijs?
Voor alle kinderen en jongeren is het belangrijk dat zij de waarde en de functie van geld begrijpen, zodat zij hier op verstandige wijze mee om kunnen gaan. In de kerndoelen van het curriculum is vastgelegd dat scholen verplicht zijn hier aandacht aan te besteden. Scholen zijn vrij daar op een eigen manier invulling aan te geven, die past bij hun pedagogische en didactische visie en bij hun leerlingpopulatie.
Er zijn diverse (internationale) onderzoeken gedaan naar het omgaan met geld onder kinderen en jongeren.2 Het gaat dan vooral over het effect van financiële educatie. Daaruit blijkt dat een meerderheid van de jongeren zegt voldoende te weten over omgaan met geld, maar graag meer onderwijs hierin zou willen hebben. Ook blijkt dat onderwijs in financiële vaardigheden een positief effect heeft op verantwoord financieel gedrag, mits dit onderwijs structureel en gedurende meerdere jaren wordt aangeboden. Via het Platform Wijzer in geldzaken (WiG) worden scholen daarom ondersteund en gestimuleerd op een structurele manier aandacht te besteden aan financiële educatie. Het belang van financiële vaardigheden is tevens een aandachtspunt voor een toekomstgericht curriculum dat wordt ontwikkeld in het kader van Onderwijs2032.
Hoe wordt de effectiviteit van financiële educatie op dit moment gemeten? Welke maatregelen worden genomen indien de effectiviteit van financiële educatie beneden peil ligt?
Financiële educatie omvat een scala aan onderdelen; van het overbrengen van kennis en informatie door massamediale campagnes met spotjes, flyers en via social media, het aanleren van vaardigheden in groepen tijdens lessen tot het veranderen van iemands houding en opstelling door individuele budgetcoaching. Door deze veelheid en diversiteit aan instrumenten om mensen financieel gezond gedrag aan te leren zodat ze verstandig omgaan met hun geld, is het nu nog onmogelijk om uitspraken te doen over de algehele effectiviteit van de financiële educatie. De WRR heeft in de working paper «Duurzame verbetering van gezond financieel gedrag. Droom of werkelijkheid?»geconcludeerd dat financiële educatie waarbij alleen sprake is van kennisoverdracht onvoldoende effectief is.3
Er is onderzoek gedaan naar de effectiviteit van interventies gericht op het bevorderen van verantwoord financieel gedrag. Daaruit blijkt dat – mits op een goede manier opgezet – dergelijke interventies kunnen bijdragen aan het bevorderen van financiële vaardigheden en verantwoord financieel gedrag. Voor zover interventies zich beperken tot kennisoverdracht dragen zij nauwelijks bij aan het beïnvloeden van financieel gedrag.
Welke mogelijkheden ziet u om de vuistregels voor gezond financieel gedrag van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) die op 7 november 2016 zijn gepubliceerd, mee te nemen in het stimuleren van het leren omgaan met geld?2
Het Nibud is een belangrijke samenwerkingspartner in de aanpak van schulden en deelt veel kennis over de preventie, signalering en aanpak van schulden. De vuistregels van het Nibud zijn zeer nuttig in het kader van preventie van schulden en bewustwording van het belang van het voorkomen van financiële problemen. Deze vuistregels vormen de basis van wat gezond financieel gedrag inhoudt en passen geheel in mijn streven om financiële educatie in het onderwijs nadrukkelijk en structureel op te nemen. In afwachting van de uitwerking van het advies door het Ministerie van OCW werk ik samen met Wijzer in geldzaken (WiG) en het Ministerie van OCW aan manieren om op korte termijn jongeren financiële vaardigheden bij te brengen. Dat doe ik onder meer door de projecten en activiteiten die ik heb beschreven in het antwoord op vraag 4.
De gevaren van de aanwezigheid van landbouwgif in ons voedsel |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de Franse studie, waaruit blijkt dat alle niet-biologische muesli’s grote hoeveelheden landbouwgif bevatten?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de gevonden concentratie van bestrijdingsmiddelen in muesli ruim driehonderd keer zo hoog is als de maximaal toegestane hoeveelheid die er in een glas water mag zitten? Onderschrijft u dat deze limieten er niet voor niets zijn, en dat een overschrijding van deze normen in deze mate een gevaar voor de volksgezondheid vormt?
Voor residuen van gewasbeschermingsmiddelen op levensmiddelen zijn wettelijke limieten vastgesteld in de EU, de zogenaamde maximumresidugehalten ofwel MRL’s. Bij het afleiden van MRL’s wordt om kwetsbare groepen zoals kinderen en foetussen te beschermen uitgegaan van een zo laag mogelijk gehalte dat in overeenstemming is met goede landbouwpraktijken. In het Franse onderzoek2 zijn de residugehalten in muesli niet met MRL’s vergeleken maar met een wettelijke limiet voor residuen in drinkwater. Het is echter niet zinvol om een residugehalte in een levensmiddel te vergelijken met een limiet die specifiek voor drinkwater (of voor een ander product) is afgeleid. De limieten voor residuen van gewasbeschermingsmiddelen in drinkwater zijn niet gebaseerd op toxicologische overwegingen maar op het politieke besluit om die limieten zo laag mogelijk vast te stellen. Er wordt bovendien aanzienlijk meer drinkwater geconsumeerd dan muesli, waardoor de blootstelling aan residu via drinkwater hoger zal zijn dan blootstelling door consumptie van muesli met eenzelfde residugehalte. Het RIVM heeft een risicobeoordeling uitgevoerd op basis van de resultaten van de Franse studie en concludeert dat de genoemde gewasbeschermingsmiddelen in de aangetroffen gehalten geen risico voor de consument opleveren omdat de blootstelling ver beneden de gezondheidskundige grenswaarden blijft.
Kunt u bevestigen dat er 141 verschillende soorten landbouwgif zijn aangetroffen in deze 15 mueslisoorten?
Nee, in het Franse onderzoek werd in 15 monsters 141 keer een residu aangetroffen van in totaal 30 verschillende werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen. In de helft van de 141 gevallen ging het om sporen van die stoffen. Op basis van de gevonden gehalten is het zeer onwaarschijnlijk dat MRL’s zijn overschreden. Dit kan echter niet met zekerheid worden gesteld omdat MRL’s in de EU alleen voor onbewerkte levensmiddelen worden vastgesteld en het hier om een samengesteld levensmiddel gaat.
Kunt u bevestigen dat van 81 van deze bestrijdingsmiddelen vermoed wordt dat deze een hormoonverstorende werking hebben?2
Er is geen sprake van 81 verschillende gewasbeschermingsmiddelen. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven zijn residuen van 30 verschillende werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen gevonden. In het rapport worden 19 van deze 30 werkzame stoffen als mogelijk hormoonverstorend aangemerkt. Bij de beoordeling van deze stoffen in de EU wordt altijd onderzocht of schadelijke effecten kunnen optreden die verband houden met een aantal hormoonverstorende eigenschappen door te testen of stoffen schade toebrengen aan de voortplanting of ontwikkeling. Stoffen waarvan wordt vastgesteld dat ze deze eigenschappen hebben, worden niet goedgekeurd voor gebruik in een gewasbeschermingsmiddel of de bestaande goedkeuring wordt niet verlengd.
De Europese Commissie heeft in juni 2016 een voorstel voor definitieve criteria voor de identificatie van hormoonverstorende stoffen gepubliceerd. Deze criteria zullen dan in de Europese gewasbeschermingsmiddelenverordening en de biocidenverordening worden opgenomen. Uw Kamer is op 2 september 2016 over dit voorstel van de Europese Commissie geïnformeerd4. Deze criteria maken dat er naast de bestaande beoordeling van voortplantings- en ontwikkelingstoxiciteit nog additionele testen noodzakelijk zijn voor stoffen waarvan wordt vermoed dat ze hormoonverstorende eigenschappen hebben. Op dit moment is nog niet bekend of de in het Franse onderzoek gevonden werkzame stoffen mogelijk aan deze criteria voldoen. Omdat de nieuwe criteria nog niet zijn vastgesteld, zijn de betreffende stoffen er nog niet aan getoetst.
Kunt u bevestigen dat vier van de onderzochte mueslisoorten ook in de Nederlandse supermarkten verkrijgbaar zijn3, en dat dus ook Nederlandse consumenten worden blootgesteld aan deze hoge niveau's bestrijdingsmiddelen? Hoe beoordeelt u dat, en welke consequenties verbindt u hieraan?
Er is geen reden om aan de waarneming van de Telegraaf6 te twijfelen, maar zoals in antwoord op vraag 2 en 3 is aangegeven zijn er geen aanwijzingen dat er sprake is van hogere niveaus dan wettelijk toegestaan of dat er risico’s voor de consument zijn. Daarnaast onderzoekt de NVWA routinematig landbouwproducten zoals granen en andere grondstoffen van de levensmiddelindustrie en daarbij worden weinig overschrijdingen van MRL’s gevonden. Ik verbind daarom geen consequenties aan de resultaten van deze Franse studie. De resultaten zijn evenmin aanleiding voor de NVWA om het risicogebaseerde onderzoeksprogramma bij te stellen.
Bent u bereid onderzoek uit te laten voeren naar het gehalte aan bestrijdingsmiddelen in de muesli’s in de Nederlandse winkelschappen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het niet acceptabel is als consumenten landbouwgif binnenkrijgen door middel van hun vermeend gezonde ontbijt?
Zie antwoord vraag 5.
Welke maatregelen gaat u nemen om te garanderen dat burgers geen landbouwgif meer binnen krijgen via hun voedsel? Deelt u de mening dat de beste manier om voedsel gifvrij te houden is dat er überhaupt geen chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt bij de teelt van ons voedsel? Zo ja, welke concrete stappen gaat u zetten om het gebruik van landbouwgif daadwerkelijk uit te faseren?
Werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen kunnen in de EU pas worden goedgekeurd na strenge en onafhankelijke beoordeling conform het wettelijk toetsingskader. Hetzelfde geldt voor het toelaten van gewasbeschermingsmiddelen in de Lidstaten. Er mag geen schadelijk effect zijn op mens en dier en geen onaanvaardbaar effect op het milieu. In Nederland toetst het College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) of een gewasbeschermingsmiddel op de markt kan worden toegelaten. Als uit de toets blijkt dat er geen onaanvaardbare risico’s zijn voor mens, dier en milieu, zal het Ctgb besluiten een gewasbeschermingsmiddel toe te laten. Hierbij kunnen restricties worden gesteld. U bent 21 oktober 2016 hierover geïnformeerd7.
Gewasbescherming is een randvoorwaarde voor het efficiënt produceren van hoogwaardig en gezond voedsel. Uw Kamer is op 5 oktober 2016 geïnformeerd dat het de ambitie van het kabinet is om de transitie naar duurzame gewasbescherming te versnellen8. Daarbij zijn chemische middelen niet meer het fundament, maar het laatste redmiddel binnen gewasbescherming. Preventieve maatregelen en een groen middelenpakket zijn dan de norm. Alle teelten in Nederland zijn zo weerbaar mogelijk tegen ziekten, plagen en onkruiden, waardoor chemisch ingrijpen minder noodzakelijk is en maximale milieuwinst wordt gehaald. Dit komt ook ten goede aan de gezondheid en het welbevinden van consumenten, omwonenden en werknemers.
Het project Brouwerseiland |
|
Albert de Vries (PvdA), Yasemin Çegerek (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het recreatieproject «Brouwerseiland» dat ontwikkeld wordt aan de Brouwersdam tussen de eilanden Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland?
Ja. De gemeente Schouwen-Duiveland heeft voor dit project een verzoek tot ontheffing ingediend van artikel 2.3.5 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Artikel 2.3.5 Barro regelt dat een bestemmingsplan op gronden gelegen binnen het kustfundament maar buiten het stedelijk gebied geen nieuwe bebouwing mogelijk mag maken. Artikel 3.2 Barro geeft de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van deze bepaling, indien de verwezenlijk van het decentrale ruimtelijke beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de nationale belangen.
Klopt het dat dit project voorzien is in een gebied waar planten- en diersoorten aanwezig zijn die opgenomen zijn in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn?
Ja. Het project valt voor een gedeelte (2,3 hectare) binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied Grevelingen.
Aan welke waarborgen moet het ontwikkelen van een dergelijk project binnen een gebied waar beschermde planten- en diersoorten aanwezig zijn voldoen? In hoeverre is naar uw mening voldaan aan de inachtneming van deze waarborgen in dit project?
Indien een dergelijk project mogelijk de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het Natura 2000-gebied aantast, dient de initiatiefnemer een vergunning aan te vragen op basis van art. 19 d van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet). Als het project, afzonderlijk dan wel in combinatie met andere projecten of plannen, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende gebied, dient de aanvrager van de Nb-wetvergunning een passende beoordeling op te stellen (art. 19f Nb-wet). Deze passende beoordeling dient het bevoegd gezag de zekerheid te kunnen bieden dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zullen worden aangetast. Alleen als die zekerheid is verkregen kan de vergunning worden verleend (art. 19g Nb-wet).
De initiatiefnemer van Brouwerseiland heeft aan deze verplichtingen voldaan. Het bevoegd gezag, dat voor dit project wordt gedeeld door de provincie Zeeland en het Ministerie van Economische Zaken, is op basis van de vergunningaanvraag tot de conclusie gekomen dat het project het bereiken van de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Grevelingen niet in de weg staat en de vergunning kan worden verleend.
De ontwerpNb-wetvergunning heeft deze zomer voor inspraak ter inzage gelegen. Naar het oordeel van het bevoegd gezag leiden de resultaten van de inspraak niet tot andere conclusies. Het bevoegd gezag is voornemens de definitieve Nb-wetvergunning nog dit jaar te verlenen.
Worden de stikstofnormen overschreden indien dit project doorgang zal vinden?
Nee. De grenswaarde voor stikstof, zoals vastgelegd in het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof, wordt niet overschreden. De initiatiefnemer heeft een berekening aangeleverd, uitgevoerd met het daarvoor voorgeschreven rekeninstrument Aerius Calculator, waaruit dat blijkt.
Kunt u schetsen hoe de ontwikkeling van nieuwe kustbebouwing op deze plaats zich verhoudt tot het onlangs gesloten Kustpact? Deelt u de mening dat dit project geen pas geeft na alle maatschappelijke onrust over kustbebouwing?
In het voorlopige Kustpact, dat nog bij partijen ter bespreking ligt, wordt het belang onderschreven van een goede balans tussen ruimtelijke ontwikkelingen en het behoud en de bescherming van de kernkwaliteiten en de collectieve waarden van de kustzone. In het Kustpact wordt voorgenomen om met behulp van zonering aan te geven waar wel, waar niet en waar onder voorwaarden de realisatie van recreatieve bebouwing mogelijk is. Er zullen ook afspraken worden opgenomen over de wijze waarop met thans lopende plannen en initiatieven zal worden omgegaan. In overleg met de gemeente is met het oog op het Kustpact de besluitvorming over de Barro ontheffing uitgesteld. Daarna zal een besluit worden genomen over het verzoek van de gemeente tot ontheffing, waarop nu nog niet kan worden vooruitgelopen.
Deelt u de mening dat de ontwikkeling van nog meer recreatiewoningen in dit gebied op gespannen voet staat met het huidige overaanbod van recreatiewoningen in de provincie Zeeland? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om de ontwikkeling van dit overaanbod aan recreatiewoningen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Bij de beoordeling van een verzoek tot ontheffing moet beoordeeld worden of de verwezenlijking van het decentrale beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de nationale belangen. Het nationale belang bij Brouwerseiland is water- en kustveiligheid. Buiten de in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en in het Barro benoemde rijksbelangen is het ten behoeve van de goede ruimtelijke ordening de verantwoordelijkheid van de decentrale overheden om de ruimtebehoefte te bepalen en hiervoor een afweging te maken. In het antwoord op vraag 5 heb ik aangegeven welke afspraken in het Kustpact worden voorgenomen. Het Kustpact zal de huidige bestuurlijke verantwoordelijkheden ten aanzien van de kustzone onderschrijven.
Is er sprake van een negen meter hoge geluidswal? Indien dat zo is, bent u dan van mening dat deze in het landschap past?
Uit informatie van de gemeente blijkt dat in het plan Brouwerseiland het geluid van de N57 wordt afgeschermd door landschapsduinen met een gemiddelde hoogte van acht meter. De gemeente is in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan verantwoordelijk voor de beoordeling van de landschappelijke inpassing van het project.
Is er sprake van verdringen van bestaande recreatiemogelijkheden, zoals windsurfen en hoe weegt u de belangen van deze recreanten ten opzichte van de nieuwe plannen?
In aansluiting op de antwoorden op de vragen 6 en 7 behoort deze belangenafweging aan de decentrale overheid.
In hoeverre zijn naar uw mening de verschillende belanghebbende partijen gehoord bij de totstandkoming van dit project? Kunt u schetsen welke procedures er momenteel nog open staan voor belanghebbenden teneinde hun bezwaren rondom dit project nog kenbaar te maken en meegewogen te laten worden? Bent u zich bewust van het feit dat het project tot maatschappelijke onrust heeft geleid en dat veel bewoners van de eilanden dit project helemaal niet willen?
Voor het project zijn verschillende procedures van toepassing.
Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft van 8 februari t/m 21 maart 2016 ter inzage gelegen met de mogelijkheid om inspraakreacties in te dienen.
De belangrijkste procedures die worden gevolgd zijn:
Het bericht dat Rusland een Nederlandse onderzeeër op de Middellandse Zee verjaagt |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Rusland verjaagt Nederlandse onderzeeër op Middellandse Zee»?1
We hebben kennisgenomen van de uitlatingen van de woordvoerder van het Russische Ministerie van Defensie op 9 november 2016 en de weergave daarvan in verschillende media.
Klopt het dat een Nederlandse onderzeeër is verjaagd door Russische intimidatie en wat is uw oordeel daarover?
Was de Nederlandse onderzeeër in internationale wateren op het moment dat hij werd verjaagd?
Op welke recht beriep Rusland zich bij deze militaire manoeuvre?
Is er diplomatiek en politiek contact geweest tussen Nederland en Rusland naar aanleiding van dit incident? Zo ja, waaruit bestond dit contact?
Deelt u de mening dat deze intimidatie van Russische zijde zorgelijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk passend antwoord stelt u tegenover deze Russische dreiging?
Met welke doeleinden was de Nederlandse onderzeeër aanwezig in het Middellandse Zeegebied?
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken?
Ja.
Duitse tolheffing |
|
Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het persbericht «Stickeren tegen tol»?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten hoe het komt dat de Europese Commissie haar bedenkingen tegen de Duitse plannen nu laat varen en wat de overwegingen van de Europese Commissie daarbij zijn?
Nee. Ik heb nog geen definitieve uitkomst gezien van de gesprekken tussen Minister Dobrindt en de Europese Commissie. Volgens de media wordt, om aan de bezwaren van de Europese Commissie tegemoet te komen, de Duitse wegenbelasting voor personenvoertuigen verder afhankelijk gemaakt van de milieueffecten van die voertuigen en wordt het kortdurende vignet goedkoper gemaakt.
Kunt u aangeven hoe het Duitse tolplan eruitziet?
Het huidige Duitse tolplan voorziet in een elektronisch vignet voor alle personenvoertuigen. Voor voertuigen met een Duits kenteken dient een jaarvignet aangeschaft te worden, voor voertuigen met een buitenlands kenteken is een kortdurend vignet (van 10 dagen of 2 maanden) daarnaast ook een optie. Voertuigen met een Duits kenteken hebben het vignet nodig op zowel snelwegen als federale autowegen, voor voertuigen met een buitenlands kenteken is een vignet alleen vereist op snelwegen. Het is nog onbekend hoe Duitsland haar wetgeving eventueel aanpast, als gevolg van de gesprekken van Minister Dobrindt met de Europese Commissie.
Heeft u overleg gehad met de Duitse regering over dit tolplan? Zo ja, wanneer en wat was de uitkomst daarvan?
Ik spreek met enige regelmaat mijn Duitse collega, Minister Dobrindt. De laatste keer dat we het Duitse toldossier bespraken was op 26 november 2015. Die zomer is de Europese Commissie een inbreukprocedure gestart tegen Duitsland. Hoewel de gesprekken in goede sfeer verlopen, benadruk ik telkens mijn bezwaren bij het Duitse voornemen een vignet voor personenvoertuigen in te voeren. In het bijzonder heb ik aandacht gevraagd voor de gevolgen voor de bewoners van de grensregio’s.
Minister Dobrindt heeft mij eerder laten weten dat naar aanleiding van mijn bezwaar de plannen zijn aangepast. Volgens eerdere uitgangspunten zou het gehele Duitse wegennet onder de vignetplicht vallen. Sindsdien is dit aangepast en hebben voertuigen met een buitenlands kenteken alleen een vignet nodig op de autosnelweg. Daarmee wordt het lokale en regionale verkeer in de grensregio’s enigszins ontzien.
Is er een grenseffectentoets uitgevoerd op het Duitse tolplan?
Nee. Ik heb van de grensregio´s brieven ontvangen, waarin men ingaat op de ongewenste effecten van een tolheffing in Duitsland. Zoals ik in het antwoord op vraag 4 aangeef, heeft Minister Dobrindt het plan aangepast, waardoor het lokale en regionale verkeer in de grensregio´s enigszins ontlast wordt.
Heeft Duitsland toestemming gekregen van de Europese Commissie voor dit nieuwe plan? Zo ja, wanneer en wat was het resultaat?
De Europese Commissie is in gesprek met Minister Dobrindt om te bezien of ze tot overeenstemming kunnen komen over het Duitse vignet op een wijze die in overeenstemming is met het EU recht. Minister Dobrindt heeft onlangs aangegeven dat een akkoord binnen handbereik is en ook de Europese Commissie bevestigt dat er vorderingen worden gemaakt. Er zijn echter nog geen mededelingen gedaan over de concrete afspraken.
Bent u op niveau van de Europese Unie betrokken geweest bij de besluitvorming. Zo ja, wat is uw inbreng geweest? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is aan de Europese Commissie om te bepalen of zij, wegens het niet nakomen van Europeesrechtelijke verplichtingen, het nodig vindt om een inbreukprocedure te starten en om een zaak voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te brengen. De Europese Commissie is bekend met de Nederlandse bezwaren tegen de Duitse tolheffing.
Kunt u aangeven hoe de Europese Unie thans het begrip «vrij verkeer van goederen en personen» inhoud wil geven als ingestemd wordt met de Duitse plannen?
Een van de instrumenten om de doelstellingen van de EU te realiseren is het tot stand brengen van een interne markt. Het al dan niet invoeren van een vorm van wegbeprijzing is een nationale bevoegdheid. Het is aan de Europese Commissie om erop toe te zien dat Duitsland in overeenstemming handelt met de bepalingen van het vrije verkeer en non-discriminatoir handelt. De Europese Commissie is evenwel ook, zoals blijkt uit het Witboek Transport 2011, voorstander van de beginselen «de vervuiler betaalt/de gebruiker betaalt». Met Duitsland zijn gesprekken gaande betreffende een oplossing die volgens de Europese Commissie hieraan recht doet.
Kunt u aangeven wat de lastenverzwaring gaat inhouden, onderverdeeld naar frequentie en type auto/motor?
Nee. De kosten van het vignet zijn afhankelijk van het voertuig en de gewenste duur van het vignet. Het is nog niet duidelijk op welke wijze de tariefstructuur van het vignet en de Duitse wegenbelasting zullen moeten worden aangepast om de bezwaren van de Europese Commissie weg te nemen.
Kunt u een inschatting maken van de toename van sluipverkeer dat door de Duitse tolheffing zal ontstaan? Bent u bereid daar onderzoek naar te doen en de gevolgen met de grensregio’s te bespreken?
Nee. Personenvoertuigen met een Duits kenteken hebben een jaarvignet nodig voor zowel de snelwegen als de federale autowegen. Aangezien het aanschaffen van het vignet voor deze voertuigen verplicht is, is het onwaarschijnlijk dat hierdoor sluipverkeer van Duitsers ontstaat. Personenvoertuigen met een buitenlands kenteken moeten alleen voor de snelwegen in Duitsland een vignet hebben. Dat zal juist voor de grensregio´s een verlichting zijn ten opzichte van eerdere plannen van Dobrindt, waarin het vignet op meer wegen zou gelden, ook voor buitenlanders. Ik sta overigens altijd open voor inzichten uit de grensregio´s en stel hun input betreffende dit dossier zeer op prijs.
Kunt u aangeven wat de omvang van de lastenverzwaring zal zijn voor Nederlanders en daarbij een onderscheid maken naar de regio’s?
Nee. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 9 is de nieuwe tariefstructuur van het tolvignet nog niet bekend. Hoe de aanpassing van de plannen per regio zal uitpakken is niet op voorhand duidelijk en zal afhangen van de uitwerking door Duitsland en de mate waarin een bepaald vignet (voor korte duur of voor een jaar) door Nederlanders gekocht zal worden.
Bent u voornemens om met Oostenrijk bezwaar te maken bij het Europese Gerechtshof? Zo ja, zal dat dan de datum van invoering doen verschuiven?
Vooralsnog loopt de inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Duitsland nog. Het is in eerste instantie aan de Europese Commissie om te bezien of ze met de Duitse regering tot overeenstemming kan komen over het Duitse vignet op een wijze die in overeenstemming is met het EU recht. Ik zal de uitkomst zodra deze bekend is bestuderen, en zal mij beraden op vervolgstappen. Een eventueel beroep heeft geen opschortende werking.
Klopt het bericht dat de tol alleen geldt voor buitenlanders en niet voor Duitsers zal gelden? Zo ja, is invordering van boetes door de Duitse overheid bij Nederlandse ingezetenen verzekerd?
Nee. De tolplicht (het vignet) geldt voor personenvoertuigen met een Duits kenteken op snelwegen en federale autowegen, voor personenvoertuigen met buitenlandse kentekens alleen op snelwegen.
In het Kentekenreglement is opgenomen, dat de RDW op verzoek gegevens verstrekt aan buitenlandse bevoegde autoriteiten voor doeleinden in de taakuitoefening van die overheden. Hieronder valt ook de handhaving van heffingen inzake het gebruik van de weg (artikel 8a). Die gegevens kunnen daarmee gebruikt worden voor de mogelijke toekomstige handhaving van een ingevoerd Duits tolvignet.
Is het nieuwe plan in overeenstemming met Europees recht?
De Europese Commissie ziet toe op een juiste naleving van Europeesrechtelijke verplichtingen. Er is naar mijn weten nog geen groen licht uit Brussel voor dit plan, maar ik heb begrepen, dat de Europese Commissie en de Duitse regering verwachten dat ze op korte termijn tot overeenstemming zullen komen.
Overweegt u een klacht in te dienen bij de Europese Commissie?
Ik heb eerder contact gezocht met Eurocommissaris Bulc over mijn bezwaren inzake Duitse tol, de laatste keer was dat op 11 juni 2015. Nadien is de inbreukprocedure tegen Duitsland door de Europese Commissie opgestart. Als het nodig is, zal ik uiteraard wederom de Eurocommissaris benaderen.
Het door kerken uitgebrachte rapport ‘Armoede in Nederland 2016’ |
|
Carola Schouten (CU) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het rapport «Armoede in Nederland 2016, onderzoek naar hulpverlening door diaconieën, parochiële caritasinstellingen en andere kerkelijke organisaties in Nederland», dat gezamenlijk door de belangrijkste kerken en kerkelijke organisaties van Nederland is uitgebracht?
Ja, het rapport werd aan het Ministerie van SZW aangeboden tijdens de presentatiebijeenkomst op vrijdag 28 oktober in Utrecht. Ik ben tijdens het Vragenuur op 1 november jl. en in mijn brief van 24 november jl. over diverse onderwerpen armoede- en schuldenbeleid1 aan de Tweede Kamer ingegaan op het rapport. Op 30 november jl. heb ik tijdens mijn regulier overleg met de Sociale Alliantie, waar Kerk in Actie bij aanwezig was, gesproken over het rapport en de aanbevelingen.
Bent u blij met dit initiatief van de Nederlandse kerken?
Ja, het rapport geeft waardevol inzicht in het werk van de kerken in Nederland, de vraagstukken en problematiek van mensen die voor hulp bij de kerken aankloppen en wat de kerken hen concreet bieden.
Wat is uw reactie op de analyses, conclusies en aanbevelingen uit het rapport?
Ik heb mijn reactie gegeven in mijn brief van 24 november jl. Daarin geef ik aan dat het kabinet met diverse aanbevelingen die zijn gericht aan het adres van de rijksoverheid aan de slag is, zoals de voorgenomen vereenvoudiging van de beslagvrije voet, de implementatie van de Rijksincassovisie, het beslagregister en de voorgenomen invoering van het wettelijk moratorium. Tevens wijs ik er, naar aanleiding van de aanbevelingen aan het adres van de lokale overheden, op dat ik het rapport van Kerk in Actie via de verzamelbrief onder de aandacht van gemeenten zal brengen en dat ik het rapport zal agenderen voor mijn periodiek overleg met gemeenten en maatschappelijke organisaties over het armoede- en schuldenbeleid. Ik waardeer het werk van de kerken, de inzet van vrijwilligers en de samenwerking die zij zoeken met andere partijen om mensen in armoede te helpen.
Wat vindt u ervan dat kerken steeds vaker urgente hulpvragen opvangen, bijvoorbeeld van mensen die anders niets te eten hebben? Waarom?
Ik vind het essentieel dat mensen met urgente hulpvragen worden opvangen. De overheid heeft daarbij uiteraard haar verantwoordelijkheid en het is aanvullend uitstekend dat private partijen, zoals de kerken, ook voor versterking van de sociale cohesie zorgen. Het gaat vaak om mensen die vast zijn gelopen of die het niet zelfstandig lukt om de juiste hulp te verkrijgen. De hulp die de kerken bieden aan deze mensen is zeer waardevol, zeker ook omdat men mensen verder op weg helpt door hen door te verwijzen, bijvoorbeeld naar de gemeente. Zo dragen velen bij aan het aanpakken van het maatschappelijk vraagstuk van armoede en schulden.
Deelt u de conclusie van de kerken dat de Nederlandse overheid meer kan doen aan het voorkomen van armoede, door zeer kwetsbare groepen meer en gerichter te ondersteunen en minder bureaucratisch te werk te gaan? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Het kabinet heeft de bestrijding van armoede en schulden van meet af aan hoog op de agenda staan en stelt structureel 100 miljoen euro beschikbaar voor het armoede- en schuldenbeleid, waarvan gemeenten jaarlijks 90 miljoen euro ontvangen voor de intensivering van hun armoede en schuldenbeleid. Daarnaast stelt het kabinet vanaf 2017 structureel 100 miljoen euro per jaar extra beschikbaar om kansen te bieden aan alle kinderen. Het kabinet heeft de afgelopen periode stevig geïnvesteerd in de zelfredzaamheid en koopkracht van huishoudens, onder meer door toeslagen te verhogen. De groepen die het meest geraakt dreigden te worden, worden nu het sterkst gecompenseerd door extra koopkrachtmaatregelen per 2017.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het armoede- en schuldenbeleid en doen al heel veel. Dat gebeurt op lokaal niveau in samenwerking met partijen als woningcorporaties, het lokale bedrijfsleven en met kerken, noodfondsen en andere maatschappelijke organisaties. Dit onderzoek laat zien dat kerken een belangrijke partner zijn, voor de mensen maar ook voor gemeenten. Ik zal in de verzamelbrief aan gemeenten het rapport onder de aandacht brengen van de gemeenten.
Wat vindt u van de conclusie uit het rapport dat veel mensen hulp van de kerk nodig hebben omdat ze vastlopen in bureaucratie van de overheid? Wat gaat u doen om voor vereenvoudiging te zorgen?
Ik vind het een goede zaak dat er organisaties zijn waar mensen bij terecht kunnen als ze de regels en procedures niet begrijpen of niet kunnen volgen. Naast de kerk zijn ook de sociale raadslieden in gemeenten actief en kunnen mensen ook advies inwinnen bij het Juridisch Loket.
Maar als het dan toch fout gaat en mensen komen in de financiële problemen dan is het belangrijk dat ze in ieder geval hun vaste lasten en boodschappen kunnen blijven betalen. Dat gaat nu in de praktijk heel vaak fout, blijkt ook uit het rapport, wat ervoor zorgt dat mensen in grote(re) moeilijkheden komen. Daarom werk ik aan de vereenvoudiging van de beslagvrije voet, zodat het voor mensen en professionals minder ingewikkeld is om de beslagvrije voet te berekenen en mensen met schulden in ieder geval voldoende geld overhouden om hun vaste lasten te kunnen betalen. Ook werk ik aan de voorgenomen invoering van het breed wettelijk moratorium, waarmee mensen die in de schuldhulpverlening zitten in bepaalde situaties een «adempauze» van een half jaar krijgen en er geen schuldeisers en deurwaarders op de stoep zien. Ook werk ik aan de implementatie van de Rijksincassovisie waarmee we beogen om de verschillende overheidsorganisaties meer te laten samenwerken, zodat er beter rekening wordt gehouden met de mogelijkheden en omstandigheden van iemand met schulden. Het huidige beslagregister levert een belangrijke bijdrage aan de afstemming tussen gerechtsdeurwaarders. Daarmee wordt het mogelijk de beslagvrije voet beter te borgen en onnodige kosten van (gerechtelijke) procedures en incassoacties te voorkomen. Ik vind het wenselijk dat ook overheidsorganisaties op het beslagregister aansluiten. Hierdoor wordt de afstemming van incassohandelingen van gerechtsdeurwaarders en overheidscrediteuren verder bevorderd, waardoor de beslagvrije voet beter kan worden beschermd. Het kabinet bereidt deze verbreding van het beslagregister voor.
Bent u bereid te bewerkstelligen dat mensen die een beroep doen op de overheid voor bijvoorbeeld een uitkering, andere aanvragen en handelingen bij de overheid zoveel mogelijk via één contactpersoon kunnen laten plaatsvinden?
Gemeenten hebben de mogelijkheid om maatwerk te bieden en staan dicht bij de burger. De decentralisaties bieden extra kansen voor een integrale aanpak, bijvoorbeeld via sociale wijkteams. Hulp bij het onder controle krijgen van schuldenproblematiek is daarbij essentieel. Het is aan de gemeenten om hun werkprocessen in te richten. Ik heb vertrouwen dat de medeoverheden hier de juiste keuzes maken en de lokale context betrekken in de afwegingen. Ik heb ook met de Sociale Alliantie afgesproken dat ik in de aankomende verzamelbrief het rapport onder de aandacht breng van gemeenten omdat het aanknopingspunten biedt om schulden- en armoedeproblematiek te voorkomen, signaleren en duurzaam te bestrijden.
Wat vindt u van de conclusie dat veel mensen in de problemen komen door de wachttijden bij de toekenning van uitkeringen? Wat gaat u vanuit uw verantwoordelijkheid doen om deze wachttijden te (helpen) verkorten?
De gemeente moet in beginsel binnen acht weken een besluit nemen op een aanvraag om algemene en/of bijzondere bijstand. In dit kader benadruk ik dat het college is gehouden een aanvraag om algemene bijstand van personen van 27 jaar en ouder direct in behandeling te nemen en indien binnen een periode van vier weken na de datum van aanvraag nog geen besluit is genomen met betrekking tot het recht op bijstand, verplicht is om een voorschot in de vorm van een renteloze geldlening te verstrekken. Hiermee wordt voorkomen dat mensen onnodig lang moeten wachten op een uitkering algemene bijstand en dat als gevolg daarvan schulden worden opgebouwd of dat er andere sociale problemen ontstaan. De verlening van bijzondere bijstand is beleidsmatig en financieel gedecentraliseerd aan de gemeenten en daarmee een expliciete gemeentelijke bevoegd- en verantwoordelijkheid. Ook bij deze vorm van inkomensondersteuning is het voor gemeenten mogelijk om een voorschot in de vorm van een renteloze geldlening te verstrekken. Mensen kunnen ook zelf om een voorschot vragen. Ook kunnen ze vragen om een tijdelijke voorziening bijvoorbeeld ter overbrugging van een bepaalde periode. Het is primair de taak van de gemeenten om toe te zien op de termijnen van afhandeling. Ik zal in de verzamelbrief aan gemeenten dit signaal uit het rapport specifiek onder de aandacht brengen van de gemeenten.
Wat gaat u in de toekomst doen om verder bij te dragen aan de inspanningen van (onder meer) de gezamenlijke kerken om tot een landelijk netwerk van maatjesprojecten te komen, onder andere gericht op schuldhulp en andere problemen gerelateerd aan armoede?
Met de subsidieregeling armoede en schulden steun ik projecten met landelijke betekenis, gericht op het leveren van een duurzame bijdrage aan het tegengaan van armoede en schulden. Over de resultaten van deze subsidieregeling tot nu toe heb ik de Tweede Kamer via mijn brief van 24 november jl. geïnformeerd. Sinds 2014 bestaat deze regeling en verschillende maatschappelijke en aan kerken gelieerde organisaties hebben subsidies verkregen voor projecten en initiatieven. Zo zijn de lokaties van SchuldHulpMaatje mede opgebouwd met subsidie, heeft Kerk in Actie subsidie ontvangen voor de ontwikkeling van het landelijk netwerk van sociale noodfondsen, heeft Vereniging Humanitas subsidies ontvangen voor de inrichting van de begeleiding van mensen bij thuisadministratie, heeft Stichting Encour voor JobHulpMaatje subsidies ontvangen en ook het Leger Des Heils heeft subsidies gekregen. Ik promoot maatjesprojecten bij gemeenten, omdat ik heb gezien hoe waardevol de maatjes zijn voor mensen die (schuld)hulp nodig hebben.
Zoals gemeld in mijn brief van 24 november ben ik voornemens om twee extra tijdvakken aan de subsidieregeling toe te voegen. Zo stel ik maatschappelijke organisaties ook in 2018 en 2019 in staat om subsidieaanvragen in te dienen.
Bent u bereid de vragen vóór de aankomende begrotingsbehandeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid te beantwoorden en een uitgebreide schriftelijke reactie te geven op het rapport?
Ja.
De kosten van extra veiligheidsmaatregelen rond de Amerikaanse ambassade in Wassenaar |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Welke afspraken zijn er gemaakt inzake de te maken kosten voor veiligheidsmaatregelen rondom de nieuwe Amerikaanse ambassade in Wassenaar? Hoe passen deze afspraken in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en gemeente?
Het bewaken en beveiligen van objecten is geregeld in de circulaire «bewaken en beveiligen van personen, objecten en diensten 2015». Daarin is bepaald dat de uitvoering van bewakings- en beveiligingsmaatregelen van objecten en diensten in het Rijksdomein geschiedt onder gezag van de burgemeester voor zover het de handhaving van de openbare orde betreft. Dit is onder andere het geval voor diplomatieke objecten, waaronder ook de Amerikaanse ambassade. De NCTV stelt namens de Minister het dreigingsniveau vast en adviseert het lokaal bevoegd gezag over bewakings- en beveiligingsmaatregelen. Het aanwijzen van genoemde objecten brengt niet met zich mee dat de Minister van Veiligheid en Justitie daarmee ook verantwoordelijk is voor de financiering van deze maatregelen. De noodzakelijke kosten voor de financiering van de bewakings- en beveiligingsmaatregelen worden lokaal gedragen.
Kunt u bevestigen dat de gemeente Wassenaar verantwoordelijk wordt gehouden voor het nemen van de onvoorziene veiligheidsmaatregelen buiten de Amerikaanse ambassade?
Bij de nieuwbouw van de Amerikaanse ambassade is veiligheid een belangrijk thema. Het is gebruikelijk dat over de precieze invulling van de benodigde bewakings- en beveiligingsmaatregelen overleg en afstemming plaatsvindt met de betreffende gemeente, politie en de NCTV, zoals ook het geval is bij de Amerikaanse ambassade. De burgemeester is verantwoordelijk voor de uitvoering van bewakings- en beveiligingsmaatregelen voor zover het de handhaving van de openbare orde betreft en de officier van justitie voor zover dat geschiedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
Bent u, ook al wordt er niet getwijfeld aan de noodzaak van deze veiligheidsmaatregelen, op de hoogte van de onrust die in de gemeente Wassenaar is ontstaan vanwege de hoge kosten? Bent u bereid met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar in overleg te treden teneinde een passende oplossing voor de ontstane situatie te zoeken?
Ik ben op de hoogte dat vragen zijn gesteld in de gemeenteraad van Wassenaar. Ik heb reeds gesproken met burgemeester Hoekema over de aard, omvang en kosten van beveiligingsmaatregelen rondom de Amerikaanse ambassade. Het betreft een lokale aangelegenheid.
Bent u bekend met het pleidooi «voor meer aandacht bij politieopleidingen voor het omgaan met slachtoffers van seksueel geweld»?1
Ja.
Kunt u cijfermatig inzicht geven in wat de stand van zaken is na de invoering van de nieuwe zedenrichtlijn vanaf 1 januari 2016 voor wat betreft de aantallen aangiftes betreffende seksueel geweld, het aantal ingetrokken aangiftes betreffende seksueel geweld en het aantal ambtshalve aangiftes betreffende seksueel geweld?2
In de periode van januari 2016 tot en met oktober 2016 is het aantal aangiftes in verband met seksueel geweld3 licht gestegen ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. In 2016 waren het er 1795 en in 2015 1706.
Een aangifte kan na het indienen niet worden ingetrokken en vormt de start van een strafrechtelijk onderzoek. Een slachtoffer kan na het doen van aangifte wel laten weten wat de (eventueel veranderde) wensen zijn rondom strafvervolging. Het OM beslist vervolgens of en hoe de zaak wordt voortgezet. Ambtshalve aangiftes bestaan niet. Als na een melding of het informatieve gesprek geen aangifte wordt gedaan toetst het Team Zeden in samenspraak met het OM op de mogelijkheid van het uitvoeren van ambtshalve opsporingsonderzoek. Indien er voldoende gronden zijn voor ambtshalve opsporingsonderzoek wordt dat ingezet. Er zijn geen cijfers beschikbaar over ambtshalve opsporingsonderzoeken.
Kunt u nu, bijna een jaar na de invoering van de nieuwe zedenrichtlijn, al iets zeggen over het effect van de nieuwe richtlijn op het aantal aangiftes betreffende seksueel geweld?
In het antwoord op vraag 2 heb ik u van de laatste cijfers rondom de aangifte betreffende seksueel geweld voorzien. Daarbij moet worden opmerkt dat de nieuwe Politie-instructie is geschreven om het proces rondom de aangifte nog zorgvuldiger uit te kunnen voeren. Het al dan niet doen van aangifte is dan ook niet een doel op zich maar moet worden gezien in een breder pakket van middelen die ter beschikking van het slachtoffer staan. Het slachtoffer beslist uiteindelijk zelf of hij/zij aangifte wil doen.
De politie dient die mening te respecteren; tenzij er onder meer gevaar dreigt voor personen of herhaling van het feit. Dan kan de politie in overleg met het OM toetsen of ambtshalve opsporingsonderzoek dient te worden ingesteld.
Is de nieuwe richtlijn (en in het verlengde daarvan aandacht voor seksueel geweld en de omgang met aangiften en slachtoffers daarvan) onderdeel van de permanente educatie en basisopleiding van politieagenten? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Politieagenten zijn opgeleid hoe om te gaan met een melding van seksueel geweld. Dit maakt eveneens deel uit van de Politie-instructie. Deze geldt voor de medewerkers van de Intake en Service, meldkamer en basisteams. In de praktijk komt het er op neer dat politieagenten zo spoedig mogelijk de melding door moeten verwijzen naar het Team Zeden (24 uur bereikbaar en inzetbaar) zodat de zaak direct met de nodige expertise wordt opgepakt.
Ontvangt u, net zoals Pimp de Troonrede-winnares, signalen dat aangiftes betreffende seksueel geweld in sommige gevallen niet serieus worden genomen door de politie? Is naar uw mening de nieuwe richtlijn een oplossing hiervoor? Zo ja, waarom? Zo nee, wat is er dan nodig om te voorkomen dat aangiftes van seksueel geweld niet serieus genomen worden?
De politie streeft er naar iedere melding van seksueel geweld de gewenste aandacht te geven. Iedere melding wordt beoordeeld door zedenrechercheurs volgens de nieuwe Politie-Instructie. In de Teams Zeden werken speciaal opgeleide en gecertificeerde zedenrechercheurs die dagelijks aan dit soort zaken werken en de benodigde competenties bezitten. Het is vervolgens aan het OM om te beoordelen of de aangifte voldoende aanknopingspunten biedt voor verdere vervolging.
In hoeverre deelt u de mening dat seksueel geweld en de omgang met aangiften van seksueel geweld en slachtoffers daarvan een speciale plek verdienen binnen de politie, analoog aan de rol van «Roze in Blauw»?
Die mening deel ik en is al praktijk. Meldingen van seksueel geweld worden doorgezet naar de zedenteams van politie. Hierdoor is direct een gespecialiseerde rechercheur betrokken die getraind is om op een juiste manier om te gaan met een slachtoffer.
Bent u het ermee eens dat het zorgelijk is dat in tien jaar tijd het aantal aangiften van verkrachting en aanranding meer dan gehalveerd is terwijl het aantal verkrachtingen en aanrandingen gelijk gebleven of zelfs gestegen is (aldus Slachtofferhulp en het Centrum Seksueel Geweld) en dat het van groot belang is om te voorkomen dat er een drempel wordt opgeworpen voor (danwel gevoeld wordt door) slachtoffers van seksueel geweld bij het doen van aangifte? Zo ja, op welke wijze anders dan de nieuwe richtlijn wilt u het belang van het doen van aangifte onder de aandacht brengen van slachtoffers en het taboe dat bestaat op seksueel geweld doorbreken?
Ik deel de zorg over de lage aangiftebereidheid bij zedenmisdrijven. In mijn beleidsreactie4 op het WODC onderzoek naar aangiftebereidheid dat ik uw Kamer op 15 september jl. heb toegezonden, heb ik aangegeven dat er een onderzoek is gestart onder ervaringsdeskundigen naar de factoren die een rol spelen bij de keuze van slachtoffers om al dan niet aangifte te doen van seksueel geweld of al dan niet hulp te zoeken. Naar verwachting zijn de uitkomsten van dit onderzoek medio 2017 bekend. De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden om beleidsmaatregelen te treffen die als doel hebben om drempels die slachtoffers mogelijk om begrijpelijke reden ervaren om aangifte te doen of hulp te zoeken te verminderen.
De ziekte van Huntington |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het item over de ziekte van Huntington in de televisie-uitzending van Pauw d.d. 1 november 2016?
Ja.
Hoe beoordeelt u de stellingname van de (internationale) wetenschap(pers) dat voor «slechts vier miljoen euro» op korte termijn een medische doorbraak tot stand gebracht zou kunnen worden in de strijd tegen deze vreselijke ziekte? Herkent u dit?
De stellingname luidde dat met vier miljoen euro de onderzoekslijnen gecontinueerd kunnen worden en de laboratoria niet hoeven te stoppen. Met vier miljoen euro proberen de onderzoekers om binnen enkele jaren goede aangrijpingspunten te vinden voor een geneesmiddel, die weer verder getest moeten worden in klinische studies. Klinische studies kosten een veelvoud van vier miljoen euro om de veiligheid en effectiviteit van een geneesmiddel aan te tonen. Het is doorgaans een lang traject zonder garantie op succes. De stellingname dat met een onderzoeksbudget van slechts vier miljoen euro op korte termijn een medische doorbraak tot stand gebracht kan worden, acht ik daarom op z’n minst twijfelachtig.
Kunt u motiveren of het inderdaad in de rede ligt te veronderstellen dat genezing dan wel voorkoming van deze erfelijke ziekte zo nabij is?
Als de onderzoekers er inderdaad in slagen om binnen enkele jaren aangrijpingspunten te vinden voor een geneesmiddel is dat goed nieuws voor patiënten. Zoals vermeld moeten potentiële geneesmiddelen nog getest worden in klinische studies die nog het nodige aan tijd en middelen vragen. Of gesteld kan worden dat de genezing of remming van de ziekte daarmee nabij is, is moeilijk te voorspellen.
De aanwezigheid van het gen dat de ziekte van Huntington veroorzaakt, kan aangetoond worden in een genetische test. Langs deze weg lijkt voorkoming van deze ziekte daarom dichterbij.
Welke kansen zijn er om te investeren in onderzoek naar de ziekte van Huntington door middel van de «Health Deals» waarvoor u 130 miljoen euro investeert?1 Welke mogelijkheden zijn er op dit terrein in de door u aangekondigde alternatieve businessmodellen voor innovatieve geneesmiddelen?2
Er is geen sprake van investering vanuit de overheid binnen een Health Deal. Er is wel in kind inzet van verschillende VWS- en EZ-medewerkers en het loket bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De Health Deals zijn bedoeld om de brede toepassing van effectieve innovaties te versnellen. Het gaat dus met name om innovaties die de initiële onderzoeksfase al gepasseerd zijn en waarbij opschaling een uitdaging is waar gezamenlijk aan gewerkt moet worden.
De 130 miljoen euro waar u naar refereert, betreft de VWS-bijdrage in 2016 en 2017 voor de topsector Life Sciences & Health die geoormerkt zijn voor bestaande programma’s.
Ik heb in mijn geneesmiddelenvisie gezegd dat ik ruimte wil bieden aan alternatieve businessmodellen voor innovatieve geneesmiddelen. Nieuwe modellen kunnen mogelijk bijdragen aan de ontwikkeling van een geneesmiddel voor Huntington, doordat het middel sneller en/of tegen lagere prijzen op de markt kan komen. Alternatieve businessmodellen bieden echter geen middelen om te investeren in onderzoek naar de ziekte van Huntington.
Wel heb ik recent in de begrotingsbehandeling in uw kamer aangegeven dat VWS de onderzoekers zal ondersteunen in hun zoektocht naar de juiste onderzoeksprogramma’s.
Kunt u een overzicht geven van de onderzoeken naar de ziekte van Huntington die in het kader van het Nationaal Plan Zeldzame Ziekten door ZonMw gefinancierd zijn, en welke bedragen daarmee gemoeid zijn (geweest)?3
Vanuit het Nationaal Plan Zeldzame Ziekten (NPZZ) wordt geen onderzoek gefinancierd. Wel zijn er vanuit ZonMw projecten gefinancierd, gericht op aandoeningen die vergelijkbare kenmerken hebben zoals die spelen bij de ziekte van Huntington. Voorbeelden daarvan zijn Alzheimer, Parkinson of ALS. De gefinancierde onderzoeksprojecten richten zich dus veelal op meerdere aandoeningen zoals hierboven genoemd, of de algemene mechanismen die aan dergelijke ziekten ten grondslag liggen (inclusief Huntington). Voor dergelijk onderzoek heeft ZonMW projecten gefinancierd uit de programma’s E-Rare (€ 454.000), Priority Medicines Rare (€ 3 miljoen), Investeringen (€ 553.391), en Vidi (€ 600.000).
Op welke wijze worden de door u officieel erkende expertisecentra in het LUMC en het MUMC gefinancierd? Kunt u aangeven welke bedragen binnen deze centra beschikbaar zijn voor onderzoek naar de ziekte van Huntington?4
Bekostiging van de expertisecentra geschiedt via de reguliere bekostiging voor medisch specialistische zorg en/of de beschikbaarheidsbijdrage academische zorg (BBAZ). Het is mij niet bekend welke bedragen binnen deze centra beschikbaar zijn voor onderzoek naar de ziekte van Huntington.