Het faillissement van GGZ-instelling Vincere Groep |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Verslavingskliniek failliet: schuld van 10 miljoen euro»?1
Ja.
Bent u het eens dat het zorgelijk is dat instellingen als deze van de een op de andere dag failliet worden verklaard?
Een faillissement van een zorgorganisatie is een ingrijpende gebeurtenis, in de eerste plaats voor de cliënten en het personeel. Tegelijkertijd zijn zorgaanbieders zelf verantwoordelijk voor hun financiële bedrijfsvoering en kunnen zij in het meest ongunstige scenario failliet gaan. Voor mij is het in dat geval van belang dat de cliënten kunnen blijven rekenen op kwalitatief goede en veilige zorg. Het is aan de curator en het bestuur van de organisatie om te zorgen voor een goede overdracht van de patiëntenzorg. De zorgverzekeraars blijven ondertussen gehouden aan hun zorgplicht en moeten zorgen dat er voldoende zorg beschikbaar blijft voor hun verzekerden.
Wat betekent de sluiting voor patiënten en cliënten van de Vincere Groep? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Vincere Groep heeft op het moment van faillissement zo’n 250 cliënten in actieve zorg voor onder meer behandeling van alcohol-, drugs- en gokverslavingen. De curator heeft mij laten weten zich tezamen met de organisatie er voor in te zetten alle huidige behandelingen conform plan af te ronden. Wel is inmiddels besloten voorlopig geen nieuwe patiënten in behandeling te nemen. In hoeverre de patiënten op de wachtlijst alsnog bij Vincere zorg kunnen ontvangen zal de komende weken duidelijk gaan worden, als er meer bekend is over een mogelijke doorstart. Volgens de curator hebben verschillende partijen inmiddels belangstelling getoond om de zorgactiviteiten van Vincere over te nemen. De curator is met deze partijen in gesprek en staat eveneens in actief contact met de diverse zorgverzekeraars.
De IGJ houdt toezicht op de veiligheid en kwaliteit van de zorg bij de overdracht van patiënten naar andere zorgverleners en/of bij de continuïteit van de zorg na een mogelijke overname. Daarnaast is het beheer, de opslag en de overdracht van actuele en afgesloten patiëntendossiers een belangrijk onderdeel van het toezicht. De IGJ houdt voor het uitvoeren van haar toezicht activiteiten contact met de curator. De NZa blijft er ondertussen op toezien dat de verzekeraars hun zorgplicht naleven. Beide toezichthouders informeren elkaar over hun bevindingen.
Wat betekent de sluiting voor mensen in Limburg die wachten op ggz-zorg, of mensen die acute zorg nodig hebben?
Vincere Groep is een ongecontracteerde zorgaanbieder en heeft cliënten uit heel Nederland. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en het is hun taak om voldoende zorg in te kopen, de NZa ziet daar op toe. Vincere Groep bood geen crisiszorg. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 3 hebben verschillende partijen inmiddels belangstelling getoond om de zorgactiviteiten van Vincere over te nemen.
Wat betekent het faillissement van de Vincere Groep voor de 200 medewerkers van de instelling?
De curator heeft mij laten weten dat hij vanwege het faillissement, op grond van zijn wettelijke bevoegdheid daartoe, de dienstbetrekkingen met het personeel heeft moeten opzeggen. De medewerkers van Vincere is door de curator gevraagd hun werkzaamheden voorlopig (d.w.z. gedurende de opzegtermijn) voort te zetten. Het UWV is ingeschakeld om de loongarantieregeling in werking te stellen, aldus de curator. Hierdoor ontvangen de werknemers hun loon via het UWV. Zodra er meer bekend is over een mogelijke doorstart of overname van Vincere zal duidelijk worden wat het faillissement precies betekent voor de medewerkers van de instelling.
Welke invloed heeft de sluiting voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van geestelijke gezondheidszorg in Limburg? Kunt u een overzicht geven van de wachtlijsten voor geestelijke gezondheidszorg in Limburg? En kunt u inzicht geven in de impact die sluiting van deze instelling zal hebben op de toch al toegenomen wachtlijsten?2
De impact van een eventuele sluiting hangt in grote mate af van de beschikbare capaciteit van andere zorgaanbieders op dat moment, gecombineerd met de maatregelen die zorgverzekeraars (zullen) ondernemen om patiënten op te vangen. Zorgverzekeraars hebben zorgplicht en het is hun taak om voldoende zorg in te kopen. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
De NZa ontvangt van ggz-aanbieders geen informatie over wachtlijsten, maar over gemiddelde wachttijden uitgesplitst naar hoofddiagnosegroep. Bij brief van 10 juli 2019 (Kamerstukken 25 424, nr. 481) heb ik uw Kamer de informatiekaart wachttijden ggz van de NZa aangeboden. Deze bevat de meest recente landelijke wachttijdencijfers in de ggz. Voldoende gevalideerde regionale cijfers heeft de NZa op dit moment nog niet. Voor het einde van dit jaar levert de NZa een nieuwe informatiekaart met de laatste stand van de cijfers op. De NZa streeft ernaar in die informatiekaart ook regionale cijfers op te nemen. Daarnaast werkt de NZa er samen met het RIVM aan om de wachttijden op landelijk en regionaal niveau
maandelijks te ontsluiten via de website van het RIVM (www.volksgezondheidenzorg.info) en de website De Staat van Volksgezondheid en Zorg.
Kunt u ingaan op de oorzaak van het faillissement van Vincere Groep? Klopt het dat de manier van bekostiging oorzaak van het faillissement is geweest omdat de instelling aan steeds strengere eisen van zorgverzekeraars moest voldoen? En welke rol speelde het feit dat Vincere Groep een niet gecontracteerde zorgaanbieder was. Kunt u een toelichting geven?
Het is aan de curator van de Vincere Groep om onderzoek te doen naar de oorzaken van het faillissement. Dit onderzoek zal in de komende maanden moeten worden uitgevoerd.
De curator heeft mij op basis van zijn eerste gesprekken met het bestuur laten weten dat strengere eisen van zorgverzekeraars inderdaad een rol speelden in aanloop naar het faillissement. De extra administratieve handelingen als gevolg van bijvoorbeeld het cessieverbod en de uitbreiding van de machtingsvereiste resulteerde volgens de curator in hogere kosten. Daarnaast had Vincere behandellocaties in het buitenland. Verschillende verzekeraars hebben enkele maanden geleden aangekondigd deze zorg niet meer te vergoeden, aldus de curator.
In het Hoofdlijnenakkoord ggz 2019 t/m 2022 hebben de partijen afspraken gemaakt om de contractering te stimuleren. Het bevorderen van de contracteergraad wordt door alle partijen (zorgaanbieders, patiëntenorganisaties en zorgverzekeraars) als een belangrijk doel gezien, omdat het aandeel niet-gecontracteerde zorg de afgelopen jaren in de ggz in hoog tempo toeneemt. Partijen maken zich zorgen over de gevolgen die deze ontwikkeling kan hebben. Ze onderschreven in het akkoord dat contractering hét vehikel is om afspraken te maken over doelmatigheid, kwaliteit, innovatie, organiserend vermogen en de juiste zorg op de juiste plek. Partijen hebben afspraken gemaakt voor een groot aantal maatregelen om het contracteerproces in de zorg te verbeteren en om contracteren te stimuleren. In dat kader hebben partijen ook afspraken gemaakt over het cessieverbod en machtigingsvereiste. Erkend werd dat zorgverzekeraars deze instrumenten in de praktijk gebruiken en dat daarvan een stimulering uit kan gaan om contracten te sluiten. In de brief van de Minister van VWS en mijzelf aan de Tweede Kamer d.d. 9 november jl. (Kamerstukken 29 689, nr. 941) inzake het bevorderen van zorgcontractering zijn de maatregelen nader toegelicht.
De bemoeienis van zorgverzekeraars ten aanzien van het vergoeden van zorg is zowel bij de contractering aan de orde als bij een machtigingsprocedure. In ons stelsel hebben zorgverleners de verantwoordelijkheid om indicaties te stellen en hebben zorgverzekeraars de verantwoordelijkheid om te toetsen of zorg rechtmatig en doelmatig geleverd wordt.
Hoewel ik begrijp dat een machtigingsprocedure en cessieverbod voor de zorgverleners in de praktijk soms als een last ervaren kan worden, ben ik met de partijen in het veld van mening dat het goede instrumenten zijn om de
doelmatigheid en rechtmatigheid van de zorg te borgen en contractering te stimuleren. De typische last van deze instrumenten kan worden voorkomen door contracten te sluiten.
Zijn er andere ggz-organisaties die kampen met financiële problemen en die het risico lopen de deuren te moeten sluiten?
Ik kan deze vraag niet beantwoorden. Het is de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders zelf om tijdig maatregelen te nemen om financiële problemen aan te pakken en hierover in overleg te treden met hun stakeholders. Van zorgverzekeraars wordt verwacht dat zij zorgen over de continuïteit van de zorgaanbieder en de zorg die verleend wordt melden bij de NZa. De NZa monitort vervolgens of zorgverzekeraars de nodige maatregelen nemen om continuïteit van zorg te borgen. Als het moet komen tot afbouw c.q. verplaatsing van zorg, dan zien de NZa en IGJ er op toe dat dit proces zorgvuldig verloopt en dat alle belanghebbenden adequaat worden geïnformeerd. Pas op het moment dat de IGJ en NZa desondanks risico’s zien voor de kwaliteit en/of continuïteit van de patiëntenzorg wordt dit gemeld bij VWS.
Sinds wanneer was u op de hoogte van het financiële tekort bij de Vincere Groep? Zijn er maatregelen genomen om het faillissement te voorkomen? Zo ja, welke?
De IGJ heeft mij na het faillissement op de hoogte gebracht van de situatie en mij laten weten dat de patiëntenzorg wordt voorgezet in aanloop naar een definitieve overname. In de tussentijd blijft de IGJ toezicht houden op de kwaliteit en veiligheid van de geboden zorg. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
De curator heeft mij laten weten dat er – voorafgaande aan het faillissement – een business case (in de vorm van een soort reddingsplan) is uitgewerkt, welke is voorgelegd aan betrokken stakeholders. Deze is akkoord bevonden, maar het is spaak gelopen bij de financiering voor het uitvoeren van deze business case. Een faillissement bleek vervolgens onafwendbaar, aldus de curator.
Gezinsvoogden |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat kinderrechters zich zorgen maken over een tekort aan gezinsvoogden?1
Ja.
Bent u het met mij eens dat het onacceptabel is dat de veiligheid en ontwikkeling van kwetsbare kinderen die door een rechter onder toezicht zijn gesteld niet gegarandeerd kan worden?
Als die situatie zich voordoet dan is dat onacceptabel.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in samenwerking met de Inspectie Justitie en Veiligheid is een onderzoek gestart naar de vraag of de gecertificeerde instellingen erin slagen om hun wettelijke taken te vervullen. Het inspectierapport, inclusief mijn reactie, zal ik u voor het WGO Jeugd van 18 november 2019 toesturen.
Wist u dat er in 2002 ook al aandacht was voor de problemen die ontstaan als gezinsvoogden overbelast zijn, zoals beschreven door Zorg+Welzijn?2
Ja
Kunt u schetsen wat er sinds die tijd veranderd is met betrekking tot ondertoezichtstellingen, de caseload van gezinsvoogden en uithuisplaatsingen? Ziet u een mogelijk verband tussen de bezetting en werkdruk van gezinsvoogden en uithuisplaatsingen, zoals het bovengenoemde artikel doet vermoeden?
Sinds het verschijnen van genoemd artikel – zo’n 17 jaar geleden – is de zogenaamde «deltamethode» gezinsvoogdij ontwikkeld voor de uitvoering van de gezinsvoogdij. Daarmee werd de uitvoering van de jeugdbescherming van een stevig methodisch fundament voorzien en werd een daarop gebaseerde urennorm (caseload) ingevoerd. Daardoor is de uitvoering van de jeugdbescherming destijds sterk verbeterd.3 In 2015 is de jeugdbescherming en jeugdreclassering gedecentraliseerd en hebben gemeenten nieuwe afspraken gemaakt over de financiering van de gecertificeerde instellingen die de jeugdbescherming en jeugdreclassering uitvoeren. In de aanloop naar de invoering van de Jeugdwet zijn door de jeugdbeschermingsinstellingen nieuwe methodieken ontwikkeld zoals het gezinsgericht werken en de SAVE-methode. Daarnaast zijn tussen gemeenten en instellingen afspraken gemaakt over de caseload van medewerkers binnen de instellingen.
Sinds de invoering van de Jeugdwet wordt op een andere wijze gerapporteerd over het aantal uithuisplaatsingen binnen de jeugdbescherming. Daarom is het niet goed mogelijk om het aantal uithuisplaatsingen voor en na 1 januari 2015 met elkaar te vergelijken. In de voortgangsrapportage Zorg voor de Jeugd van 7 juni 2019 heb ik u geïnformeerd over de ontwikkelingen in het aantal uithuisplaatsingen bij kinderen met een ondertoezichtstelling.4 In de periode 2015–2018 is het aantal kinderen met een ondertoezichtstelling die (op het eind van het jaar) uit huis zijn geplaatst gedaald van 34 naar 29 procent. Deze gegevens geven geen bevestiging van het mogelijke verband uit het in de vraagstelling genoemde artikel.
Wat is de reden dat er in Brabant 9 a 10 vacatures voor gezinsvoogden open staan, en de regio Amsterdam structureel 44 fte tekort komt? Wat gaat u eraan doen?
Hoewel de precieze redenen voor deze openstaande vacatures bij de verschillende gecertificeerde instellingen mij niet bekend zijn, ligt het voor de hand dat er een verband is met de huidige situatie op de arbeidsmarkt. Ik deel de zorgen over de arbeidsmarktsituatie en het hoge personeelsverloop in de jeugdsector, waaronder bij de verschillende gecertificeerde instellingen. De achterliggende arbeidsmarktproblematiek is divers en hardnekkig. Het actieprogramma «Werken in de Zorg» voorziet in een aanpak van de arbeidsproblematiek voor de gehele sector zorg en welzijn. Daarnaast worden in de verschillende sectoren binnen zorg en welzijn aanvullende acties ingezet. Zo wordt op verzoek van Jeugdzorg Nederland, mede namens het Platform arbeidsmarkt Jeugdzorg een «arbeidsmarkttafel jeugdhulp» gefaciliteerd door het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Partijen werken op dit moment aan een arbeidsmarktagenda.
Weet u hoeveel extra gezinsvoogden er in andere regio’s nodig zijn? Zo nee, bent u bereid dit te inventariseren?
Zie antwoord vraag 5.
Denkt u dat de krapte op de arbeidsmarkt aangepakt kan worden door te zorgen dat jeugdzorgmedewerkers de sector minder snel en minder vaak verlaten? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u zich ervan bewust dat het nog steeds niet duidelijk is wie er opdraait voor kleed- en verzorgingsgeld voor kinderen met een voogdijmaatregel, dat de ombudsman hier al voor het derde jaar op rij aandacht voor vraagt en dat vele jongeren hier in de tussentijd de dupe van zijn geworden?3 Wat gaat u hier op korte termijn aan doen?
Op basis van de eerste rapportage van de Kinderombudsman is een handreiking ontwikkeld door Jeugdzorg Nederland, VGN en GGZ Nederland. Deze is onder gemeenten en instellingen verspreidt. Gemeenten hebben vanuit de Jeugdwet een zorgplicht om een financiële vergoeding beschikbaar te stellen wanneer zorgkosten niet verhaald kunnen worden op ouders. Uit het nieuwe rapport van de kinderombudsman blijkt dat er sinds de eerste rapportage van de Kinderombudsman weliswaar vooruitgang is geboekt, maar dat het probleem nog niet in alle regio´s voor alle kinderen is opgelost. De Kinderombudsman signaleert dat de afspraken nog niet in alle gevallen bij alle betrokkenen bekend zijn. Ik zal dit aandachtspunt bij gemeenten onder de aandacht brengen, onder meer door hen te attenderen op de handreiking.
Het bericht ‘Volgens minister helpt privacy bedrijven om klanten binnen te houden’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Volgens Minister helpt privacy bedrijven om klanten binnen te houden»?1
Ja.
Wat gaat u doen om het de facto verbod op cookiemuren onder de aandacht te brengen bij bedrijven?
De Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) heeft als nationale privacytoezichthouder de taak helderheid te verschaffen aan organisaties over de uitleg van wettelijke privacynormen. Zo heeft de AP in een eerder stadium de juridische normen rond cookiewalls uitgelegd en onder meer uitgelegd dat websites die bezoekers alleen toegang geven tot hun site als deze akkoord gaan met het plaatsen van zogeheten «tracking cookies» of andere vergelijkbare manieren van volgen en vastleggen van gedrag door middel van software of andere digitale methodes, niet voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).2
De AP gaf hierbij ook aan dat met de bekendmaking van deze uitleg van de norm er voor betrokken organisaties de opdracht ligt hun praktijk waar nodig hierop aan te passen. De AP heeft mij voorts laten weten de organisaties waar zij de meeste klachten over heeft ontvangen een brief te hebben gestuurd met de normuitleg. Daarin kondigde de AP ook aan dat zij de controle de komende tijd intensiveert om te bezien of de norm, in het belang van de bescherming van de privacy, op de juiste wijze wordt toegepast. De AP heeft de normuitleg ook met enkele brancheorganisaties gedeeld.
Deelt u de mening dat conform artikel 25 (Privacy by Design) van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) de standaardinstelling van websites, browsers, apps, etc. met betrekking tot tracking cookies, of «volgsoftware», zo ingericht moet zijn dat mensen niet gevolgd worden?2
De AP heeft al eerder aangegeven dat een toestemming voor het plaatsen van «tracking cookies» alleen rechtsgeldig is wanneer deze is verkregen door een opt-in maatregel. Een dergelijke maatregel houdt in dat de bezoeker of gebruiker de mogelijkheid moet worden gegeven om een keuze te maken tussen «ja» en «nee», alvorens de «tracking cookies» kunnen worden ingezet en behoort tot de standaardinstellingen van websites, browsers of apps. Daarnaast heeft het Hof van Justitie in een recente uitspraak uitgelegd dat voor het uitlezen van cookies een expliciete handeling van de betrokkenen wordt vereist en dat het verboden is om toestemming te vragen voor «tracking cookies» door middel van een standaard aangevinkt selectievakje.4
Hieruit volgt dat websites, apps of andere diensten die persoonsgegevens verwerken door middel van «tracking cookies» of «volgsoftware» dusdanig ingericht moeten zijn dat mensen niet zonder expliciete toestemming c.q. handeling gevolgd worden.
Voor nadere uitleg over het toestemmingsvereiste verwijs ik naar vraag 2 van mijn antwoorden op Kamervragen over het bericht «Websites overtreden massaal cookiewallverbod».5
De geplande kap van gezonde bomen langs de A9 |
|
Suzanne Kröger (GL), Laura Bromet (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de grote onrust in de gemeente Ouder-Amstel omtrent de geplande kap van 10.000 tot 14.000 gezonde bomen langs de A9?
Ja, ik ben hiermee bekend.
Is deze bomenkap nodig voor de verbreding van de A9 en voor de aanleg van een tankstation? Indien dat het geval is, kunt u aangeven waarom er precies hier een tankstation moet komen? Kan dit niet elders worden gerealiseerd, zonder natuur of bomen op te offeren?
Door de verbreding van de A9 en de aanleg van de verdiepte ligging van de A9 in Amstelveen is er onvoldoende ruimte om de huidige verzorgingsplaats met tankstation aan de zuidzijde van de A9 in het Amsterdamse Bos te handhaven.
Tijdens de planfase zijn diverse locaties voor een nieuwe locatie onderzocht. Deze zijn echter allemaal afgevallen omdat er elders op het tracé onvoldoende ruimte is om een verzorgingsplek op een veilige wijze op de A9 aan te sluiten.
In 2007 is met de gemeente afgesproken dat de A9 alleen wordt verbreed naar het zuiden. Echter, aan de noordzijde moeten voor de plaatsing van een hoger geluidsscherm en lichtmasten een beperkt aantal bomen verdwijnen. Zoals nu voorzien – dit is ook zo afgesproken met de gemeente Ouder-Amstel en de aannemer – gaat het hierbij om de eerste rij bomen, zodat het zicht op de snelweg vanuit de Ouderkerk nagenoeg ongewijzigd blijft.
Een deel van de opgave komt voort uit de aanleg van de verzorgingsplaats waarbij er ruim 3.000 bomen worden gekapt. De oppervlakte van het tankstation beslaat ongeveer 10% van de totale oppervlakte van de verzorgingsplaats.
Het huidige beleid voor voorzieningen langs autosnelwegen gaat ervan uit dat om de 20 kilometer een verzorgingsplaats met tankstation langs de autoweg beschikbaar is. De verzorgingsplaatsen dienen voor verzorging van mens en voertuig.
Hoe is het kappen van duizenden bomen voor een tankstation te verenigen met de kabinetsambitie om het aantal bomen te laten toenemen? Waar worden deze bomen herplant en hoe lang duurt het tot de schade voor natuur en milieu is gecompenseerd?
Uitgangspunt bij het programma wegverbreding Schiphol – Amsterdam – Almere, is één op één compensatie van bomen. Ook in de gemeente Ouder-Amstel willen we zoveel mogelijk bomen terugplaatsen. De gemeente zet in op maximale herplant, maar geeft aan dat er niet voldoende plek is binnen de gemeente om alle bomen terug te plaatsen. De bomen die niet herplant kunnen worden zullen gecompenseerd worden met nieuwe natuur in Ouder-Amstel, bijvoorbeeld in Natuurvriendelijke oevers. We zijn met de gemeente en belangenorganisaties in gesprek over het exacte aantal terug te plaatsen bomen, de invulling van de compensatie en het bijbehorende tijdspad.
Kunt u aangeven waarom er nog extra tankstations nodig zijn in Nederland, net nu we afstappen van fossiele brandstoffen? Moet er niet juist een stop komen op nieuwe tankstations van fossiele brandstoffen?
Het gaat in dit geval niet om het realiseren van een extra tankstation, maar om het verplaatsen van een bestaand tankstation.
Voor hoeveel jaar wordt een pachtcontract voor een tankstation uitgegeven? Is dat eerlijk naar de pachters? Loopt Nederland geen risico’s omdat het contracten afsluit voor het uitoefenen van een bedrijfstak die het wil afschaffen?
Volgens wetgeving is het uitgangspunt dat de huurrechten van het te verplaatsen tankstation door het Rijksvastgoedbedrijf worden geveild voor een periode van 15 jaar. Bij het te verplaatsen tankstation komt ook een snel-laad station voor 4 elektrische voertuigen. Het ligt in de verwachting dat het aantal snel-laad punten op deze locatie op termijn zal toenemen en het aantal fossiele brandstof pompen op deze locatie zal afnemen, naarmate het elektrisch aangedreven wagenpark stijgt. De verwachting is dan ook dat er gedurende de looptijd van het contract vraag blijft naar tankstations waardoor de risico's voor pachters en de Staat als laag worden ingeschat.
Hoe verhoudt de verbreding van de A9 zich tot de recente uitspraak rond het Programma Aanpak Stikstof (PAS)? Moet er niet een nieuwe toets komen?
Voor de verbreding van de A9 Badhoevedorp–Holendrecht is een Tracébesluit gemaakt. Het Tracébesluit is onherroepelijk. In het kader van dat Tracébesluit is aangetoond dat voldaan wordt aan wet en regelgeving m.b.t. natuur inclusief de stikstofaspecten. De PAS-regeling geldt voor Natura-2000 gebieden. Langs de A9 tussen de knooppunten Badhoevedorp en Holendrecht liggen geen Natura 2000 gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is Botshol. Aangetoond is dat de verbreding van de A9 geen invloed heeft op de stikstofdepositie in Botshol. Het project A9 Badhoevedorp–Holendrecht heeft dan ook geen gebruik gemaakt van de PAS-rekensystematiek.
Diverse berichten over de berichten ‘Duizenden ouderen wachten op verpleeghuisplek of thuiszorg’, ‘Route naar verpleeghuis zit verstopt’ en ‘36 huizen afbellen voor één patiënt’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten: «Duizenden ouderen wachten op verpleeghuisplek of thuiszorg», «Route naar verpleeghuis zit verstopt» en «36 huizen afbellen voor één patiënt»?1
Ja.
Herkent u het beeld dat daarin naar voren komt, namelijk dat «een dramatische situatie aan het ontstaan is», dat sprake is van «een waanzinnig probleem» en dat «het piept en het kraakt»? Hoe lang mag en kan dit volgens u nog duren?
Ik ben hier ook op ingegaan in mijn brief van 23 september2 over de capaciteitsontwikkeling. Ik ben ervan doordrongen dat we voor een forse opgave staan om het zorgaanbod in de pas te laten lopen met de zorgvraag.
Hoe verhouden bovenstaande door professionals uit het veld gedane uitspraken zich tot de door u zelf in de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het jaar 2020 verwoorde missie van een: «toegankelijke en betaalbare zorg die merkbaar beter wordt voor mensen, nu en in de toekomst»? Is daar volgens u nu sprake van?2
Hoeveel mensen (met indicatie) wachten nu op een plek in een verpleeghuis in de buurt? Hoeveel mensen (met indicatie) wachten op thuiszorg?
Mensen vinden het belangrijk dat zij een plek kunnen krijgen in een verpleeghuis dat op korte (reis)afstand ligt ten opzichte van het thuisadres. Het zorgkantoor houdt zo veel als mogelijk rekening met voorkeur van de cliënt bij de zorgbemiddeling. Op de site van het zorginstituut https://www.istandaarden.nl/wachtlijsten staan overzichten van de wachtenden per instelling/locatie. Deze overzichten zijn gebaseerd op de voorkeur die de cliënt kenbaar heeft gemaakt. Het aantal mensen (met indicatie) dat wacht op thuiszorg kan ik niet expliciteren, omdat de Wlz-indicatie is gesteld in zorgprofielen en geen onderscheid meer maakt tussen intramuraal en extramuraal.
Wat zegt u tegen mensen en hun naasten, die in een rijk land als het onze niet in een verpleeghuis (in de buurt) terecht kunnen en voor wie thuiszorg ook niet (tijdig) beschikbaar is terwijl dat wel zou moeten?
Het is van het allergrootste belang dat er voldoende geschikte plekken beschikbaar zijn. Gelukkig lukt het in een groot deel van de gevallen ook om iemand snel op een geschikte plek te krijgen. Helaas lukt dit niet altijd en dat is heel vervelend voor de betrokkenen. Soms is er sprake van spoed waardoor er niet meteen een plek in de instelling van voorkeur beschikbaar is. Of mensen willen per se op een (kleinschalige) locatie terechtkomen waarvoor een lange wachtlijst is. Ik zie ook dat in sommige gevallen mensen niet goed op de hoogte zijn van wat het zorgkantoor voor hen kan betekenen. Namelijk actieve zorgbemiddeling. Ik wil dat de zorgkantoren nog zichtbaarder worden voor cliënten en zorgverleners zodat zij snel de weg naar het zorgkantoor kunnen vinden.
Voelt u zich ervoor verantwoordelijk dat mensen die zorg nodig hebben die ook krijgen? Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat mensen die hun hele leven premie hebben betaald de zorg krijgen die ze nu nodig hebben?
Denkt u dat alle (actie-)plannen, waarbij vooral andere spelers in het zorgveld worden aangesproken, in dezen (en al helemaal op de korte termijn terwijl nu al van grote problemen sprake is) voldoende soelaas (gaan) bieden? Bent u bereid meer de regie te nemen in het vinden van een oplossing?
Bent u bereid tot het treffen van extra, concrete, maatregelen c.q. het uittrekken van extra geld zodat tijdig en voldoende «zorg thuis» kan worden geboden?
Waarom gebruikt u de onderbenutting op de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (waarvan inmiddels deze hele kabinetsperiode al sprake is) daar niet voor?
Het bericht ‘Gezichtendatabase van politie bevat foto’s van 1,3 miljoen mensen’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Zijn er naast het systeem Catch Strafrecht Verdachte en Veroordeelde (Catch) nog andere gezichtsherkenningssystemen die door de politie gebruikt worden?1
Naast Catch Strafrecht Verdachte en Veroordeelde maakt de politie ook gebruik van het systeem Catch in de uitvoering van de vreemdelingentaak. Het gaat hierbij om dezelfde applicatie als Catch Strafrecht Verdachte en Veroordeelde, maar in dit geval wordt gebruik gemaakt van gelaatsfoto’s die zijn opgenomen in de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV). De BVV bevat persoons- en statusgegevens van vreemdelingen. Naast de identificatie van vreemdelingen, mag dit systeem ook worden geraadpleegd ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de verdachte een vreemdeling is, of in het belang van het onderzoek en het opsporingsonderzoek op een dood spoor is beland, dan wel snel resultaat geboden is bij de opheldering van het misdrijf. Raadpleging is alleen toegestaan in geval van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan en na schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie.2
Naast deze toepassingen onderzoekt de politie of gezichtsherkenning breder kan worden ingezet bij de uitvoering van de politietaak. Zo worden opsporingsfoto’s (en dat kunnen ook «stills» van bewegende beelden zijn) afkomstig van camera’s in de openbare ruimte aangeboden voor gelaatsvergelijking in Catch. In alle gevallen wordt daarbij gekeken naar de wettelijke waarborgen, juridische mogelijkheden en beperkingen en de praktische bruikbaarheid.
Worden gezichtsherkenningssystemen ook toegepast in de openbare ruimte? Zo ja, kunt u beschrijven hoe dit in de praktijk vormgegeven is?
Zie antwoord vraag 1.
Gebruikt de politie scraping technieken voor andere doeleinden, specifiek voor doeleinden ten behoeve van gezichtsherkenning of anderszins? Zo ja, welke?
In algemene zin kan gesteld worden dat de politie te allen tijde de mogelijke toepasbaarheid beziet van methoden en technieken die van belang zouden kunnen zijn voor taakuitvoering (zoals in beperkte mate web crawling en scraping). Het (laten) doen van onderzoek, het kennisnemen van of opbouwen van kennis, en het kennis nemen van of zelf uitvoeren van experimenten zijn daarbij onderdeel van de inzet.
Wat is de reden dat tijdens een audit zoals bedoeld in artikel 33 Wet politiegegevens (Wpg) niet wordt gekeken naar specifieke werkwijzen of systemen? Is toetsing aan de praktijk niet juist noodzakelijk voor een effectieve audit? Bent u bereid toe te zeggen dat volgende audits (art. 33 Wpg) worden uitgebreid zodat ook gekeken wordt naar de feitelijke situatie bij specifieke werkwijzen en systemen?
De audit (hierna: privacy audit) zoals bedoeld in artikel 33 Wet politiegegevens (hierna: Wpg) is gericht op de werking van het stelsel van gegevensbescherming. Bij de uitvoering van de privacy audit toetst een onafhankelijke auditor primair of de organisatie adequaat is ingericht om in voldoende mate tegemoet te komen aan de wettelijke bepalingen. Tijdens deze audit wordt niet gekeken naar specifieke werkwijzen of systemen.3
Voor de toetsing van specifieke werkwijzen en systemen hecht ik waarde aan de verplichte gegevensbeschermingseffectbeoordeling zoals opgenomen in artikel 4c van de Wpg. Het systeem Catch dateert van voor de inwerkingtreding van dit artikel (1 januari 2019). Er wordt bij de vernieuwing van het systeem Catch – die momenteel door de politie wordt uitgevoerd – een gegevensbeschermingseffectbeoordeling4 uitgevoerd die het gehele systeem Catch omvat.
Ziet u het overschrijven van de wettelijke bewaartermijnen als een inbreuk op de beveiliging (art. 33a Wpg) en de onrechtmatige verwerking na de wettelijke bewaartermijn als een risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen? Zo ja, worden deze overschrijdingen aan de Autoriteit Persoonsgegevens en aan de betrokkenen gemeld?
Artikel 1q Wpg geeft een definitie van inbreuk op de beveiliging. Volgens deze definitie is het overschrijden van wettelijke bewaartermijnen dan wel het raadplegen van te lang bewaarde data geen inbreuk op de beveiliging in de zin van art. 33a van de Wpg. Er is daarom geen sprake van een datalek waarvoor een meldplicht geldt.
Het overschrijden van de wettelijke bewaartermijn en de verwerking van te lang bewaarde gegevens levert echter wel een risico op voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen. Tegenover dat risico staat het maatschappelijke belang van de opsporing van zware misdrijven, die soms lang onopgelost blijven. Zoals ik in de brief over de aanpak van cold cases5 heb geschetst, streef ik ernaar om bij de herziening van de Wpg/Wjsg een beter evenwicht te vinden tussen beide belangen. Daarbij moet ook goed gekeken worden naar de uitvoerbaarheid.
De (beleids)voorbereidingen voor de herziening van de Wpg en de Wjsg zijn inmiddels gestart. Dit gaat om een algehele herziening en modernisering van beide wetten die de informatiehuishouding van zowel de politie, bijzondere opsporingsdiensten, boa-werkgevers als het justitiële domein regelen. Ik verwacht de contourennota over deze herziening in het voorjaar van 2020 naar uw Kamer te kunnen sturen. Terwijl ik werk aan een structurele oplossing, heb ik de korpschef gevraagd tijdelijke maatregelen te nemen om de risico’s te beperken. In dit kader verwijs ik kortheidshalve naar mijn antwoord op vraag 11 van de eerder gestelde Kamervragen over de gezichtsdatabase6.
De berichtgeving dat de werkdruk zo hoog is in de zorg dat zorgpersoneel steeds vaker psychische hulp nodig heeft |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat het aandeel zorgmedewerkers dat psychische zorg ontvangt, in de afgelopen vier jaar met 40 procent is gestegen?1 2
Blijkens de zorggebruik cijfers van Stichting IZZ lag het gebruik van psychische zorg door zorgmedewerkers in 2018 op 6,7% waarbij dat in 2014 op 4,7% lag, een stijging met ruim 40%. De stijging ten opzichte van het voorgaande jaar 2017 bedroeg 8%.
Een stijgende trend in het aandeel zorgmedewerkers dat psychische zorg ontvangt vind ik zorgelijk en eens te meer reden om extra in te zetten op het verbeteren van het werkklimaat van zorgmedewerkers.
Wilt u reageren op de stelling van A. ten Arve (programmadirecteur voor gezond werken in de zorg bij Stichting IZZ, belangenbehartiger van mensen in de zorg) dat bij een kwart van de zorgmedewerkers met psychische klachten, dit zeker voortkomt uit het werk?3
Dat een kwart van de psychische klachten voor ten minste een deel voortkomt uit werk sluit aan bij de resultaten uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van TNO. Hierin geeft bijna 27% van de zorgmedewerkers (tegen ruim 24% van alle medewerkers) aan de indruk te hebben dat de klachten waarmee de laatste keer verzuimd is voor een deel dan wel hoofdzakelijk het gevolg waren van werk.
Wilt u reageren op de stelling van E. Merlijn (bestuurder vakbond FNV) dat wanneer jongere zorgmedewerkers psychische problemen ontwikkelen als ze gaan werken, ze eerder geneigd zijn om de zorg te verlaten?
Het is cruciaal dat jonge zorgmedewerkers bij de start van hun werkzame leven goed worden opgevangen en begeleid. In tijden van krapte op de arbeidsmarkt verdient dit nog extra aandacht. Enerzijds omdat voor opvang en begeleiding een beroep gedaan moet worden op toch al krappe capaciteit en anderzijds omdat juist in tijden van krapte voorkomen moet worden dat mensen (snel) uitvallen.
Kunt u uw reflectie geven over deze alarmerende berichten?
Cijfers uit de Arbobalans 2018 en de Nationale Enquête 2018 (NEA 2018)4 laten zien dat een groot en stijgend aantal mensen burn-outklachten ervaart als gevolg van met name hoge taakeisen, een gebrek aan autonomie, ongewenst gedrag op de werkvloer of een combinatie van deze factoren.
Zoals ook verwoord in de recent verschenen SER-verkenning naar ontplooiingskansen van jongeren ervaren jongeren meer prestatiedruk, psychische klachten en ook vaker burn-out achtige verschijnselen als gevolg van diverse ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, het onderwijs, de woningmarkt en het starten van een gezin. Jonge werkenden ervaren meer prestatiedruk, psychische klachten en ervaren ook vaker burn-out-achtige verschijnselen dan oudere werknemers.
Om meer inzicht te krijgen in de achterliggende oorzaken van burn-outklachten in relatie tot werk-privé omstandigheden laat het Ministerie van SZW het TNO hiernaar een onderzoek doen5.
Hoewel psychische klachten als gevolg van werk of werkdruk veel voor komen vind ik niet dat deze erbij horen. Daarin sta ik gelukkig niet alleen.
In veel cao’s zie ik dat sociale partners afspraken maken over het verminderen van werkdruk en andere aspecten van duurzame inzetbaarheid. Zo staat in het onderhandelaarsakkoord voor de cao gehandicaptenzorg dat een handleiding wordt ontwikkeld voor werknemers en werkgevers om werkdruk bespreekbaar en beheersbaar te maken met aandacht voor de betreffende cao-bepalingen. Ook is afgesproken dat werknemers het recht hebben om op een vrije dag onbereikbaar voor werk te zijn.
Om maatregelen gericht op het voorkomen van uitval of uitstroom te stimuleren leggen de Minister voor Medische Zorg en Sport, de Staatssecretaris van VWS en ik de komende periode binnen het Actieprogramma «Werken in de zorg» extra nadruk op het behoud van medewerkers. Binnen het vierde tijdvak van SectorplanPlus worden daartoe ook activiteiten gericht op het verbeteren van het organisatieklimaat en daarmee op voorkomen van uitval en uitstroom subsidiabel gesteld.
We zien dat werkgevers nog veel meer van elkaar kunnen leren. Binnen het, onder het Actieprogramma opererende, Actie Leer Netwerk werken ambassadeurs op de thema’s beperken uitstroom, gezond werken en leven lang ontwikkelen.
Daarbij gaat het niet alleen om het voorzien van kennis en inspiratie, maar ook om het stimuleren van (regionaal) lerende netwerken. We vragen het Regioteam, dat tot doel heeft kwantitatieve en kwalitatieve versnelling in het land te bevorderen, in elke regio expliciet aandacht te hebben voor het voorkomen van uitstroom.
We steunen een programma van VenVN en CNV gericht op het beter betrekken van medewerkers binnen organisaties en in de regio, met een focus op behoud. Zij gaan het land in, naar organisaties toe en delen ervaring en lessen. Ook laten ze zien welke goede manieren er zijn om medewerkers te betrekken.
Ook blijven we stevig inzetten op de aanpak van regeldruk via schrapsessies. Doel hiervan is het verminderen van de ervaren regeldruk met als gevolg meer werkplezier voor de zorgprofessional.
Welke maatregelen gaat u aanvullend treffen om deze problematiek aan te pakken?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Regenwoudmaffia’ vermoordt en bedreigt inwoners Amazone’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Regenwoudmaffia vermoordt en bedreigt inwoners Amazone» van 17 september jl. en van het rapport «Rainforest Mafias» van Human Rights Watch?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de ontwikkelingen die er gaande zijn in het Amazonegebied nu sinds het aantreden van president Bolsonaro de handhaving van milieuwetgeving is teruggeschroefd?
Ja.
Wat vindt u van de kritiek van de Braziliaanse president op mensen en belangenorganisaties die het regenwoud proberen te beschermen?
Het is onduidelijk op welke uitspraken van de president de artikelen doelen. Duidelijk is dat president Bolsonaro meent dat er meer ruimte zou moeten komen voor economische exploitatie van de Amazone, en daarbij tegenover belangenorganisaties komt te staan die bescherming van het regenwoud centraal stellen. Waar dit leidt tot kritiek op en verbale bedreigingen van milieuorganisaties, is dit uiterst zorgelijk. Waar dit leidt tot geweld en mensenrechtenschendingen is dit onacceptabel.
Heeft u over deze uitspraken contact opgenomen met uw ambtsgenoot om uw zorgen over te brengen? Zo ja, wat was de reactie? Zo nee, waarom niet?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft en marge van de AVVN op 26 september gesproken met zijn ambtgenoot Ernesto Araújo en daarbij de Nederlandse zorgen uitgesproken over de ontbossingsproblematiek in Brazilië.
Heeft u contact opgenomen met uw ambtsgenoot om uw zorgen te uiten over het vermoorden en bedreigen van de mensen die het oerwoud willen beschermen tegen illegale houtkap door criminele organisaties? Zo ja, is het bekend wat de Braziliaanse overheid doet tegen deze criminele organisaties? Zo nee, bent u bereid alsnog deze zorgen over te brengen en te vragen naar een plan van aanpak?
De Nederlandse regering blijft in de dialoog Brazilië aandringen op adequate bescherming van mensenrechten en van de Amazone. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de ontbossingsproblematiek ook aangekaart bij zijn ambtgenoot Ernesto Araújo. Ook in overleg met EU-partners zijn dit terugkerende thema’s. Geconstateerd moet worden dat het wetgevend kader om op te treden tegen criminele organisaties aanwezig is, maar de financiële middelen en de politieke wil om dat kader te handhaven tekort schieten.
Is er na de politieke consultaties van de Directeur Generaal Politieke Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken met zijn Braziliaanse ambtgenoot in Brasilia in mei 2019 nog op dit niveau contact geweest? Zo ja, is ook over dit onderwerp gesproken? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassadeur spreekt met grote regelmaat met verschillende Braziliaanse ministers over de situatie in de Amazone, zowel bij gezochte als ongezochte gelegenheden. Daarbij komt de gebrekkige handhaving van de eigen milieuwetgeving ook ter sprake. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de ontbossingsproblematiek ook aangekaart bij zijn ambtgenoot Ernesto Araújo in een gesprek op 26 september jl.
Hoe vaak heeft de Nederlandse ambassadeur in de afgelopen weken over de Amazone gesproken met de Braziliaanse overheid? Zijn de criminele organisaties daarbij ook ter sprake gekomen?
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre heeft u over het bovenstaande contact opgenomen met uw Europese ambtsgenoten om hierbij gezamenlijk op te trekken?
Zowel in Brussel als in Brasilia is de Amazone geregeld onderwerp van gesprek tussen Europese partners.
Is er sprake van samenwerking op Europees niveau in het contact met de Braziliaanse overheid als het de zorgen over het Amazone gebied betreft? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Kunt u aangeven over welke nieuwe initiatieven wordt gesproken in de dialoog en samenwerking met de Braziliaanse overheid en andere belanghebbenden ter verduurzaming van de productie van agrarische grondstoffen?
In de dialoog met de Braziliaanse overheid wordt op verschillende niveau’s gezocht naar samenwerking t.a.v. het tegengaan van ontbossing en verduurzaming van landbouw en veehouderij in Brazilië, waarbij ook het Wereldnatuurfonds en partners als Solidaridad en IDH een belangrijke rol spelen.
Overweegt u naar aanleiding van deze ontwikkelingen maatregelen om uw zorgen met betrekking tot de illegale houtkap van het Amazonegebied kracht bij te zetten? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het tegengaan van illegale houtkap is expliciet in het duurzaamheidshoofdstuk van het EU-Mercosur Handelsakkoord opgenomen.
In algemene zin is de Nederlandse inzet gericht op de verduurzaming van de wijze waarop soja wordt geproduceerd, inclusief de milieuproblematiek, de verbetering van arbeidsomstandigheden en naleving van mensenrechten. Dit geldt ook de inzet voor de samenwerking met Brazilië. In dit beleid stimuleert Nederland de private sector om duurzaam geproduceerde grondstoffen in te kopen en de marktvraag naar gecertificeerd duurzame en ontbossingsvrije producten binnen de Europese Unie en daarbuiten te vergroten.
De Nederlandse overheid stimuleert dit met een actieve inzet binnen het Amsterdam Declarations Partnership (ADP). In het ADP werkt Nederland samen met Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk naar een gezamenlijke aanpak tegen ontbossing t.b.v. de uitbreiding van landbouwgrond voor soja. Mede op aandringen van het ADP heeft de Europese Commissie in juli een Mededeling gepubliceerd waarin maatregelen worden voorgesteld voor een Europese aanpak ter bescherming en het herstel van bossen in de wereld met bijzondere aandacht voor de aanjagers van ontbossing zoals soja. Het BNC-fiche over de Mededeling is onlangs aan uw Kamer toegestuurd.
Wat vindt u van de oproep van milieuorganisaties tot het matigen van het gebruik van Braziliaanse soja om het regenwoud te beschermen?
Die oproep vindt het kabinet begrijpelijk, de vraag naar soja uit Brazilië voor de Europese en Nederlandse markt is echter over de jaren stabiel. De sterk groeiende vraag naar soja komt vooral uit China. Vanwege de belangrijke positie als marktpartij en importeur van soja uit Latijns- Amerika is ons land in een goede positie een bijdrage te leveren aan het tegengaan van ontbossing en kunnen wij meepraten over de duurzaamheid van de teelt in andere delen van de wereld en zo een gunstig hefboomeffect hebben op internationale milieu en natuurdoelen en biodiversiteit.
Overigens wil de EU vanwege de zorgen en risico’s bij de productie van soja minder afhankelijk worden van import en meer zelfvoorzienend worden in de productie van plantaardige eiwitten. Deze oproep van de EU zal worden uitgewerkt in een nationale eiwitstrategie toegesneden op de Nederlandse situatie.
Bent u in gesprek met bedrijven die soja uit Brazilië importeren en hun (mogelijke) rol bij de gebeurtenissen in het Amazonegebied en op welke wijze zij een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van die omstandigheden?
Er is een effectief Amazone Moratorium waarbinnen Braziliaanse sojaverwerkers en handelaren in juni 2006 hebben besloten, in overleg met de Europese industrie en maatschappelijke organisaties, geen sojabonen meer te kopen van land dat is ontbost in het Amazone-regenwoud na 24 juli 2006. De uitbreiding van de soja concentreert zich nu in de Cerrado en Gran Chaco. De Nederlandse overheid is met de handelaren en andere partijen betrokken bij de uitbreiding van het soja-areaal in deze regio’s in gesprek om met hen een oplossing te vinden voor het tegengaan van ontbossing.
De beantwoording van het verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken om een reactie op de twee rondetafelgesprekken over woonfraude |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op de Kamervragen over de beantwoording van het verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken om een reactie op de twee gehouden rondetafelgesprekken over woonfraude?1
Ja, ik ben bekend met de beantwoording die de Minister van BZK heeft gegeven.
Kunt u concreter aangeven wanneer de pilot met de digitale inkomenstoets zal starten? Zo nee, waarom niet?
De pilot is dit najaar gestart. Dit najaar worden door Logius de benodigde aanpassingen aan MijnOverheid voorbereid. Parallel aan deze werkzaamheden zullen de deelnemende woningcorporaties starten met het aanpassen van hun computersystemen. De verwachting is dat begin volgend jaar in de pilotomgeving de digitale inkomenstoetsingen kunnen worden gedaan.
Bent u bekend met het feit dat er bij Logius, de partij die de pilot moet uitvoeren, een stemmingsmechanisme wordt gehanteerd waarmee verschillende overheids-/uitvoeringsorganisaties hun voorkeuren, met een stemgewicht daaraan, mogen uitspreken voor de verschillende overheidsprojecten die op stapel liggen, waarmee prioriteiten worden bepaald?
Ja.
Bent u bereid om namens het kabinet vanwege de urgentie van de (pilot voor de) digitale inkomenstoets de «stemgerechtigde overheidsorganisaties» nog eens op te roepen in de komende stemronde bij Logius in elk geval voldoende capaciteit vrij te maken zodat de pilot voor de digitale inkomenstoets mee kan worden genomen? Zo nee, waarom niet?
Onlangs is er een nieuwe stemronde geweest. In de voorbereiding hierop is er vanuit het Ministerie van BZK contact geweest met de andere organisaties om het belang van de pilot toe te lichten. Dit heeft geresulteerd in genoeg stemmen om de ontwikkeling van de pilot digitaliseren inkomenstoets woningcorporaties te starten.
Welke mogelijkheden ziet u om te garanderen dat de pilot nu zo spoedig mogelijk van start gaat, ook bij uitblijven van steun van andere stemgerechtigde overheidsorganisaties?
Zie antwoord 2 en 4.
Wanneer verwacht u dat de digitale inkomenstoets landelijk uitgerold kan worden?
In antwoord 2 heb ik geschetst hoe het proces de komende maanden loopt. De pilot zal met een beperkt aantal corporaties worden uitgevoerd. Dit heeft te maken met de beheersbaarheid. Er worden evaluatiecriteria opgesteld waarop de pilot na afloopt beoordeeld kan worden. Daarnaast zal de komende maanden met alle betrokken partijen gesproken worden over de voorwaarden voor landelijke opschaling. De ervaringen die worden opgedaan met de pilot zullen worden meegenomen in de bestuurlijke besluitvorming over het uitrollen van de digitale inkomenstoets.
De ANW-hiaatverzekering |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van de uitzending van Radar van 9 september 2019 over de Algemene nabestaandenwet (Anw)-hiaatverzekering?1
Ja, ik heb kennisgenomen van die uitzending.
Klopt het dat Loyalis overheidspersoneel en semi-overheidspersoneel actief heeft benaderd of men interesse had in een van de volgende producten: (a) Anw-hiaatverzekering, (b) aanvullend nabestaandenpensioen en (c) arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zoals het InvaliditeitsPensioen AanvullingsPlan (IPAP)?
Nee, dit klopt niet. Loyalis heeft wat betreft de producten (a) en (b) gereageerd op vragen van klanten. Ten tijde van aanpassingen in de pensioenregeling of het pensioenstelsel hebben klanten zelf of op grond van een afgegeven machtiging Loyalis benaderd om een aanbod te krijgen, ofwel de betreffende werkgever heeft Loyalis benaderd voor een aanbod. Wat betreft (c), het IPAP, heeft Loyalis geen actieve campagne gevoerd, met dien verstande dat zij op verzoek van bepaalde werkgevers nieuwe, zogeheten semi-collectieve overeenkomsten heeft opgesteld.
Klopt het dat Loyalis geadverteerd heeft in bladen die veel gelezen werden door overheids- en semi-overheidspersoneel om erop te wijzen dat men zich aanvullend kon verzekeren voor risico’s omtrent overlijden en arbeidsongeschiktheid door een van de in vraag 2 genoemde verzekeringen af te sluiten?
Loyalis heeft in het verleden op verzoek van en met medewerking van betreffende werkgevers geadverteerd op sites of in vakbladen van deze werkgevers. Dit is de afgelopen jaren niet meer het geval geweest. Loyalis heeft een eigen relatieblad voor werkgevers, «Loyaal», waarin zij haar producten bespreekt.
Klopt het dat de datum voor elk of enkele van de in vraag 2 genoemde producten afloopt op het moment dat de begunstigde 65 jaar wordt?
Loyalis hanteert diverse voorwaarden, die ook nog kunnen verschillen per product. Loyalis kent voor de producten (a) en (b) 3 varianten:
einddatum is bepaald en staat vast, nl. het bereiken van de leeftijd van 65 jaar van de begunstigde;
een wijziging van de AOW-leeftijd heeft geen invloed op de looptijd van de uitkering;
einddatum is de AOW-leeftijd van de begunstigde;
de uitkering loopt langer door bij een verhoging van de AOW-leeftijd na het aangaan van de verzekering, en omgekeerd;
einddatum is de AOW-leeftijd van de begunstigde bij ingang van de uitkering;
de begunstigde ontvangt een uitkering tot de AOW-leeftijd, zoals die geldt op het moment van ingang van de uitkering.
Loyalis hanteert voor haar IPAP verschillende looptijden:
in verband met een vóór 1 januari 2014 vastgestelde ziekte is de einddatum de leeftijd van 65 jaar;
in verband met een tussen 1 januari 2014 en 1 januari 2018 vastgestelde ziekte is de einddatum de op het moment van vaststellen van de ziekte geldende AOW-leeftijd (maximaal 67 jaar);
in verband met een vanaf 1 januari 2018 vastgestelde ziekte is de einddatum de ongemaximeerde AOW-leeftijd. Op dat moment valt de WIA-uitkering weg, die de basis vormt voor de aanvulling.
Klopt het dat men in de Pensioenkamer, het overleg tussen overheidswerkgevers en vakbonden voor overheidspersoneel, in het verleden heeft gesproken over het benaderen van overheids- en semi-overheidspersoneel om te attenderen de mogelijkheid van aanvullend bijverzekeren voor risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid?
Nee, voor zover ik heb kunnen nagaan is er in het verleden in de Pensioenkamer niet gesproken over de producten zoals in vraag 2 benoemd.
Klopt het dat Loyalis de producten zo heeft gemaakt dat ze min of meer naadloos aansluiten bij de cao-regelingen rond overlijden en arbeidsongeschiktheid?
Dit klopt voor wat betreft de start van de uitkering.
Klopt het dat Loyalis bij de verhoging van de AOW-leeftijd de verzekerden niet actief heeft benaderd om hen in te lichten dat het moment dat de uitkering stopt eerder is dan het moment dat de verzekerden AOW gaan ontvangen?
Loyalis heeft wat betreft haar producten (a) en (b) de betreffende klanten geïnformeerd over een ontbrekende dekking als gevolg van de wettelijke aanpassing van de AOW-leeftijd. Loyalis heeft betrokken verzekerden de keuze geboden om de dekking aan te passen.
Ten aanzien van IPAP heeft Loyalis de betreffende verzekerden geïnformeerd dat de uitkering stopt vóór het bereiken van de AOW-leeftijd. Loyalis heeft daarbij de verzekerden gewezen op het recht van een eventuele vergoeding uit hoofde van een overbruggingsregeling en op de mogelijkheid van het inwinnen van financieel advies. Tevens vermeldt Loyalis ook de einddatum van de uitkering in de betreffende toekenningsbrief en op haar website.
Vindt u het tot de persoonlijke verantwoordelijkheid van een verzekerde behoren dat hij of zij er kennis van heeft dat de datum waarop de aanvullende verzekering niet meer uitkeert ligt vóór het moment waarop men AOW gaat ontvangen?
Ik vind in het algemeen dat deelnemers mogen verwachten dat hun uitvoerder hen adequaat informeert, in zo begrijpelijk mogelijke taal. Mocht Loyalis in bepaalde gevallen niet adequaat hebben geïnformeerd, dan ga ik ervan uit dat zij passende actie heeft ondernomen en de verzekerden alsnog heeft geïnformeerd. Ik vind overigens ook dat uitvoerders mogen verwachten dat hun deelnemers de verstrekte informatie tot zich nemen en zich oriënteren op hun mogelijkheden.
Heeft men in de Pensioenkamer gesproken over deze producten toen men wist dat de AOW-leeftijd werd verhoogd?
Nee, voor zover ik heb kunnen nagaan is er in de Pensioenkamer niet gesproken over de verhoging van de AOW-leeftijd in relatie tot de onder vraag 2 genoemde producten. Het gaat hier immers om producten die een private verzekeraar aanbiedt, en niet over de inhoud van de ABP-pensioenregeling (waarover sociale partners in de Pensioenkamer gaan). De Ministers van SZW en BZK hebben geen verantwoordelijkheid voor een private verzekeraar. Dit geldt ook voor de sociale partners in de Pensioenkamer.
Heeft men er in de Pensioenkamer over gesproken wat te doen met mensen van wie de uitkering van een of meer van de producten die genoemd zijn in vraag 2 zijn ingegaan en die zich niet meer kunnen bijverzekeren (de zogenaamde brandende huizen)?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op de vorige vraag.
Deelt u de mening dat zowel Loyalis als partijen in de Pensioenkamer een verantwoordelijkheid hebben in het voorlichten van deelnemers over de consequenties van de verhoging van de AOW-leeftijd?
Met betrekking tot Loyalis geldt dat zij als uitvoerder uiteraard informatie geeft vóór aanvang van de deelneming en gedurende de looptijd over belangrijke wijziging in de betreffende verzekeringsproducten.
Met betrekking tot de Pensioenkamer: deze informeert deelnemers niet direct. Dit loopt via het ABP als uitvoerder van de pensioenregeling. Het ligt in de rede dat het fonds, voor wat betreft de ABP-pensioenregeling, de deelnemer wijst op de consequenties van aanpassingen in de AOW-leeftijd.
Deelt u de mening dat partijen in de Pensioenkamer zich hadden kunnen buigen over de situatie van de zogenaamde brandende huizen, van mensen die zich hadden verzekerd voor de risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid en zich daardoor niet meer kunnen bijverzekeren tegen de gevolgen van de verhoging van de AOW-leeftijd?
Nee. Zie verder mijn antwoord op vraag 9.
Bent u bereid in overleg te treden met de partijen in de Pensioenkamer om de problemen van verzekerden met de einddatum van verzekeringsproducten in verband met verhoging van de AOW-leeftijd te inventariseren en naar oplossingen te zoeken?
Nee. Het gaat hier om producten die een private verzekeraar aanbiedt, en niet over de inhoud van de ABP-pensioenregeling (waarover sociale partners in de Pensioenkamer gaan). De Ministers van SZW en BZK hebben geen verantwoordelijkheid voor een private verzekeraar.
Het SCP-rapport ‘Armoede in kaart 2019’ |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) «Armoede in kaart 2019»?1
Ja.
Wat zijn volgens u de oorzaken van het door het SCP vastgestelde feit dat er in de groep 60 tot 64-jarigen een lichte piek in het aandeel armen is?
Een belangrijke oorzaak van armoede is werkloosheid en deze groep is kwetsbaarder voor langdurige werkloosheid dan andere groepen.
Het onderzoek bevat de cijfers over 2017. Inmiddels is de economie aangetrokken en ligt het werkloosheidpercentage van 45-plussers zelfs iets lager dan dat van 45-minners.2 Dat neemt niet weg dat de groep oudere langdurig werklozen, in vergelijking met andere groepen, nog te groot is. Het kabinet zet daarom stevig in op het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers. Het kabinet heeft met het Actieplan Perspectief voor Vijftigplussers diverse maatregelen getroffen om de ouderenwerkloosheid aan te pakken. Zo heeft UWV meer middelen gekregen om de persoonlijke dienstverlening aan ouderen en de matching op werk te verbeteren, is de leeftijd voor de no-risk polis verlaagd en zijn er verschillende tijdelijke subsidieregelingen ingevoerd, zoals «experimenten meer werk» en de regeling «Ontwikkeladvies vijfenveertigplussers».
Met de subsidieregeling «Ontwikkeladvies vijfenveertigplussers» kunnen ongeveer 25.000 werkende 45-plussers een gratis loopbaanadvies krijgen. Doelstelling is om bij deze oudere werkenden voortijdige uitval te voorkomen en ze in staat te stellen aan het werk te blijven.
Helaas ziet het kabinet dat er ook een groep 60-plussers is die meer steun nodig heeft. Daarom heeft het Kabinet de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) verlengd. Met deze wet ondersteunt het kabinet oudere werknemers, die ondanks inspanningen van overheid, werkgevers en werknemers toch werkloos of arbeidsongeschikt worden door middel van een uitkering tot hun AOW-leeftijd.
Welke maatregelen neemt u en wilt u nemen om de armoede binnen deze groep terug te dringen? Bent u bereid om gelden vrij te maken voor de bestrijding van armoede onder 60 tot 64-jarigen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van het feit dat ruim één op de tien 90-plussers in Nederland arm is, en dat het percentage armen in deze groep toeneemt? Wat gaat u doen om de nood voor deze groep te lenigen?
Het SCP geeft inderdaad aan dat de 90-plussers vaker onder de armoedegrens zitten doordat de zorgkosten, in de berekening van de armoedecijfers, van het inkomen worden afgetrokken. Het gaat hierbij dan om de niet-vergoede ziektekosten die als aftrekpost in de aangifte aangemerkt kunnen worden. Omdat zich bij deze groep een stapeling van zorgkosten kan voordoen heeft het kabinet maatregelen genomen om de stapeling van zorgkosten tegen te gaan. Zoals:
Naast dat het kabinet de armoede voor deze groep bij de uitgavenkant wil verzachten, neemt het kabinet ook maatregelen aan de inkomenskant. Zo verhoogt dit kabinet de algemene heffingskorting en de ouderenkorting en gaat het twee-schijvensysteem al in 2020 in (een jaar eerder dan gepland). Daardoor betalen gepensioneerden minder belasting over het aanvullende pensioen en ontvangen zij een hogere netto AOW-uitkering.
Aangezien de studie van het SCP is gebaseerd op gegevens uit 2017, zijn de bovengenoemde maatregelen van het kabinet daar helaas niet in meegenomen. In het SCP-onderzoek is bovendien niet gekeken naar gemeentelijke voorzieningen, zoals gemeentelijke zorgpolissen en bijzondere bijstand, die een positief effect kunnen hebben op de inkomenspositie van 90-plussers. Dat is jammer, omdat gemeenten juist over de instrumenten en het geld beschikken voor financieel maatwerk aan sociale minima.
Hoe ziet u deze cijfers in relatie tot de jarenlange uitblijvende indexatie bij pensioenfondsen en de dreigende kortingen in 2020 en 2021?
Als gekeken wordt naar de ontwikkeling van het aandeel gepensioneerden dat onder de niet-veel-maar-toereikendgrens van het SCP (figuur3 valt, is te zien dat dit percentage zeer stabiel en laag is sinds 2013. Dit komt omdat een volledige AOW-uitkering zonder aanvullend pensioen voor de meeste huishoudens al voldoende is om boven de inkomensgrens van het SCP uit te komen of er dicht tegenaan te zitten. De AOW-uitkering is de afgelopen jaren wel meegestegen met de lonen en bovendien hebben gepensioneerden met een laag inkomen ook geprofiteerd van verschillende maatregelen om hun koopkracht te ondersteunen. Denk hierbij aan de verhoging van de algemene heffingskorting en ouderenkorting, alsook de verhoging van de zorgtoeslag en huurtoeslag.
Figuur 1: Aandeel huishoudens met een inkomen onder de niet-veel-maar-toereikendgrens naar inkomensbron.
Hoe ziet u deze cijfers in het licht van de resultaten van een onderzoek van Regioplan in opdracht van senioren- en gepensioneerdenorganisaties naar de huur-en zorgtoeslag, waaruit onder meer bleek dat één op de tien 65-plussers zorgtoeslag misloopt?2
Ik vind het erg belangrijk dat mensen weten waar ze recht op hebben. Zowel de rijksoverheid als gemeenten bieden ondersteuning aan huishoudens die het niet breed hebben, ook voor werkenden en gepensioneerden met een laag inkomen. Zowel uit de cijfers van het rapport van Regioplan als uit andere cijfers blijkt dat niet iedereen gebruik maakt van die ondersteuning. Soms gebeurt dit uit schaamte of trots.
Ik roep mensen dan ook op om uit te zoeken of je mogelijk recht hebt op toeslagen en andere vormen van ondersteuning. De rijksoverheid probeert dit te ondersteunen met de website Wijzer in Geldzaken waar je kan berekenen op welke toeslagen je recht hebt.
Tevens loopt op dit moment het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) toeslagen. In dit onderzoek wordt het gehele toeslagsysteem tegen het licht gehouden. Hierin zal ook gekeken worden naar het niet-gebruik van toeslagen.
Welke stappen neemt u en wilt u nemen om ervoor te zorgen dat de groep alleroudsten niet langer gebukt gaat onder deze hoge zorgkosten en de uitgaven hieraan meer in balans komen met hun inkomsten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe is te verklaren dat het aantal huishoudens in armoede onder het steeds stijgende aantal bijstandsontvangers sinds 2013 gestaag is gedaald tot en met 2017, en dat het aantal huishoudens in armoede onder gepensioneerden na een piek in 2013 gedaald is in het jaar 2014, maar daarna weer stijgt tot en met 2017?3
Voor de beantwoording van deze vraag moeten de beide ontwikkelingen in perspectief worden geplaatst. Grafiek 1 laat zien dat er onder bijstandsgerechtigden een duidelijke daling te zien is van het percentage huishoudens met een inkomen onder de niet-veel-maar-toereikend grens van 66% in 2013 naar 43% in 2017.
Om de oorzaak van deze daling te duiden is contact gezocht met het SCP. Het SCP geeft aan dat in 2015 er meerdere wijzigingen hebben plaatsgevonden die er tezamen waarschijnlijk voor hebben gezorgd dat een aantal bijstandsgerechtigden net boven de armoedegrens uit kwam. Deze zijn de verhoging van de uitkering, de huurtoeslag en de algemene heffingskorting. Het SCP geeft aan dat deze wijzigingen vooral gunstig hebben uitgepakt voor alleenstaanden. Voor alleenstaande ouders zal ook de hervorming van de kindregelingen een rol hebben gespeeld; het CBS heeft aangetoond dat zij er hierdoor in inkomen op vooruit zijn gegaan.6
Wat betreft de daling en stijging van het aantal gepensioneerden met een inkomen onder de niet-veel-meer-toereikend grens valt op dat deze veel beperkter is dan de daling onder bijstandsgerechtigden. Zo is het percentage gepensioneerden van 3,9% in 2013 gedaald naar 3,3% in 2014 om vervolgens te stijgen naar 3,6% in 2017. Het gaat hierbij om huishoudens waarvan het inkomen voor het grootste deel uit pensioenuitkering bestaat. Daarmee kan het ook betrekking hebben op vroeg-gepensioneerden.
De oorzaak hiervan is veel moeilijker te verklaren omdat de ontwikkeling veel minder groot is. Waar het precies aan ligt en wat de omvang van het effect is kan het SCP dit moment niet zeggen. Het SCP geeft wel aan dat armoede onder gepensioneerden in zijn algemeenheid verschillende oorzaken kan hebben. Denk hierbij aan:
Hulp aan veteranen die lijden aan PTSS |
|
Sadet Karabulut |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Wat is uw concrete uitwerking van uw aankondiging dat u blijft werken aan «verbetering van het systeem» van een uitgebreid zorgstelsel voor veteranen?1
Voor de uitvoering van de bijzondere zorgplicht voor veteranen bestaat een systeem waarbinnen het Veteranenloket onderdeel uitmaakt van het Veteraneninstituut. Dit loket is de toegang tot het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV). De zogenaamde nuldelijnsondersteuning biedt een eerste laagdrempelig aanspreekpunt voor alle vormen van veteranenproblematiek. Daarnaast kent Defensie voor de materiele zorg een uitgebreid voorzieningenstelsel dat een uitgebreid financieel vangnet biedt. Dit is een goed systeem, maar verbetering heeft steeds de aandacht als ook aanpassing aan veranderende omstandigheden. Zo is het project besturingsmodel (governance) gestart om meerdere grote Veteranenorganisaties onder te brengen in één organisatie, waarmee zowel de doelgerichtheid als de doelmatigheid is gediend. Verder streef ik naar een voorzieningenstelsel dat bijdraagt aan een goed herstel en maatschappelijke re-integratie en participatie van de veteraan. Doorlopend vindt onderzoek plaats naar de effectiviteit van behandelmethodes voor veteranen met psychische klachten. Tot slot voorziet de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO) mij van advies om de veteranenzorg te verbeteren. Ook de Veteranenombudsman en de Inspecteur-Generaal Krijgsmacht voeren hun toezichttaken uit en adviseren vanuit die rol.
Ziet u aanleiding in de ervaringen van Thuisbasis Veteranen in Eelde om onmiddellijk met aanvullende maatregelen in het PTTS-veteranenbeleid over te gaan?2 Zo ja, welke maatregelen zullen dat zijn? Zo nee, waarom niet?
De ervaringen zoals in het artikel beschreven laten mij niet koud. Toch zie ik geen aanleiding om zaken aan te passen. Zoals u weet, is beschermd (of begeleid) wonen een verantwoordelijkheid voor de gemeente. Dit is geregeld via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en wordt gefinancierd met een persoonsgebonden budget. Defensie heeft daarbij geen rol. Waar het gaat om de bijzondere zorgplicht voor veteranen, biedt Defensie via het LZV professionele zorgtrajecten met inzet van moderne, innovatieve en op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde middelen. Ook daar zijn aanvullende maatregelen niet nodig. Bovendien wordt er doorlopend gewerkt aan verbeteringen en aanpassingen. Met mijn brief aan uw Kamer van 6 september (Kamerstuk 30 139 X, nr. 222) ben ik ingegaan op de problematiek van zorgmijding en de aanpassing van het PTSS-protocol. In aanvulling daarop kan ik melden dat het Veteraneninstituut gestart is met het opsporen van zorgmijders, om hen te stimuleren om deel te nemen aan een zorgtraject. Dit in opvolging van een van de aanbevelingen uit het rapport «Veteraan, hoe gaat het met u» waarin werd aanbevolen om zorg aan te bieden op een meer pro-actieve manier.
Hebt u contact met de leiding van Thuisbasis Veteranen in Eelde over haar conclusie van de benodigde hoeveelheid plaatsen zoals in Thuisbasis Veteranen? Zo ja, wat is hun analyse van de situatie? Zo nee, waarom is door u nooit navraag gedaan in dit werkveld?
Tussen de organisatie die de immateriële zorg voor veteranen in opdracht van Defensie uitvoert, het LZV, en Thuisbasis Veteranen, is functioneel contact op reguliere basis. Tussen beide organisaties zitten grote verschillen onder meer qua inrichting en praktijk. De Thuisbasis Veteranen is onderdeel van de Zorggroep Perspectief BV. Deze civiele zorgverlener verleent onder meer 24 uurs zorg, beschermd wonen, ambulante zorg en dagbesteding. Dit vindt plaats op diverse zorglocaties waaronder de Thuisbasis Veteranen in Eelde. Zorggroep Perspectief BV is verantwoordelijk voor de zorg en voert daarvoor haar eigen beleid, zoals het bij elkaar laten wonen van veteranen en de omgang met alcohol en drugs. Het maakt geen deel uit van het LZV van Defensie. Het LZV kiest voor een andere aanpak en richt zich op levensloop gebonden zorg, waarin het accent ligt op behandelen waar mogelijk en het bieden van (maatschappelijke) ondersteuning als er sprake is van chronische problemen of als volledig herstel niet mogelijk blijkt. Veteranen die kampen met complexe en vaak meervoudige psychische problemen krijgen via het LZV een stabiliserend programma waar zij 24 uur per dag aan deelnemen. Dit programma heet de Veteranen Intensieve Behandel Unit (VIBU). Veteranen zijn overigens vrij in hun keuze voor een zorgaanbieder.
Kunt u aangeven wat de beleidsmatige opvolging is geweest op het bezoek van de staf van de Inspecteur van de Krijgsmacht bij de opening van Thuisbasis Veteranen op 11 oktober 2018?3 Indien er geen beleid is ontwikkeld, waarom niet?
Op 11 oktober 2018 heeft de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht inderdaad de opening van de Thuisbasis Veteranen bezocht. Zijn bezoek vond plaats in het kader van erkenning en waardering van de veteranen. Het bezoek was voor hem geen aanleiding om beleidswijzigingen te adviseren.
Bent u bereid Thuisbasis Veteranen in Eelde te voorzien van de benodigde middelen om hun werk naar behoren te kunnen doen? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
De Thuisbasis is onderdeel van de civiele zorginstelling Perspectief en is geen onderdeel van de Defensieorganisatie of het LZV. Wel kunnen veteranen die op de Thuisbasis verblijven en uitzend-gerelateerde psychische klachten hebben, gebruik maken van de voorzieningen en verstrekkingen die Defensie levert op grond van haar bijzondere zorgplicht. Zij kunnen te allen tijde zorg krijgen van het LZV, ondersteund vanuit het Veteranenloket en met de materiele voorzieningen vanuit het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP).
Deelt u de conclusie van jurist Van de Nadort dat er tientallen veteranen buiten het systeem, ook letterlijk, rondzwerven en een instelling als Thuisbasis Veteranen noodzakelijk is om deze mensen terug te begeleiden naar het opvangstelsel van Defensie? Zo nee, waarom niet?4
Defensie noch anderen hebben zicht op de aantallen veteranen die zorg mijden dan wel rondzwerven. Ook een instelling als de Thuisbasis Veteranen biedt geen oplossing voor de specifieke problematiek van zorgmijding. Wel biedt de Thuisbasis Veteranen mogelijk een oplossing voor mensen die vanwege hun complexe psychische problematiek niet thuis willen zijn. Defensie kiest ervoor om via allerlei kanalen zorgmijders te vinden en deze waar mogelijk een passende behandeling aan te bieden. Dat gebeurt via het LZV en op een zo laagdrempelig mogelijke manier. De veteraan is dat in mijn ogen meer dan waard.
Hoe gaat u de zorgplicht voor deze groep veteranen uitvoeren zoals u volgens de Veteranenwet verplicht bent te doen?5
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Driekwart ziekenhuispersoneel overweegt vertrek’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Driekwart ziekenhuispersoneel overweegt vertrek»?1
Ja.
Herkent u de in bedoeld artikel genoemde belangrijkste redenen voor medewerkers in ziekenhuizen om de sector voortijdig te verlaten: werkdruk, loon en de balans werk/privé?
Het artikel op Skipr is naar aanleiding van een peiling van de FNV onder haar leden. Drie kwart van de mensen die de enquête hebben ingevuld, geeft aan weleens te overwegen de sector te verlaten. De belangrijkste genoemde redenen hiervoor zijn werkdruk, loon en de balans tussen werk en privé. Dat dit problemen zijn, sluit aan op de voortgangsrapportage van het Actieprogramma Werken in de zorg2. Om mensen voor de zorg te behouden is meer inzet nodig op goed werkgeverschap en minder werkdruk. We zien dat veel werkgevers hier al actief aan werken. RegioPlus voert een kwalitatief exit onderzoek uit in een groot deel van de regio’s. Met dit onderzoek krijgen individuele organisaties veel beter zicht op de reden waarom mensen vertrekken bij hun organisatie. Dat inzicht helpt hen bij het formuleren van concrete verbetermaatregelen om mensen te blijven boeien en binden. De goede voorbeelden en inzichten die dit oplevert gaan RegioPlus en het Actie Leer Netwerk verspreiden. De uitkomsten van het onderzoek worden meegenomen in de tweede voortgangsrapportage van 2019 aan uw Kamer.
Ziet ook u een verband tussen de hoogte van het salaris in de zorg en het personeelstekort respectievelijk daaruit voortvloeiende zaken zoals een onaanvaardbare vormen aannemende werkdruk?
Met de huidige krappe arbeidsmarkt, geldt voor de hele sector zorg en welzijn dat het moeilijk is om voldoende personeel te vinden. Specifiek voor ziekenhuizen gaat het vooral om gespecialiseerde verpleegkundigen en medisch ondersteunend personeel. Ziekenhuizen zijn verantwoordelijk voor de vervolgopleiding van deze professionals. Ondanks ramingen per ziekenhuis voor het benodigde aantal opleidingsplekken en kostendekkende financiering van VWS, lukt het ziekenhuizen al langere tijd niet om voldoende op te leiden. Onder andere gecombineerd met stijgende vraag naar zorg, draagt dit bij aan toenemende druk op de huidige professionals. Reden temeer om goed te zorgen voor de mensen die zich dag en (vaak) nacht inzetten voor goede zorg. Dit betekent onder andere goede arbeidsvoorwaarden, contracten die zekerheid bieden, roosters die te combineren zijn met het privéleven, waardering voor het werk en minder administratieve lasten. De werkgevers en vakbonden onderhandelen nu over een nieuwe cao. Ik hoop dat ze net als in andere sectoren in de zorg, zoals de UMC’s, GGZ, Jeugdzorg en VVT, lukt om tot goede afspraken te komen, die hieraan bijdragen.
Wat zegt u tegen ziekenhuismedewerkers en andere professionals in de zorg die ten onder gaan aan de werkdruk, die zien dat hun salaris lager is dan wat mensen met een vergelijkbare opleiding elders kunnen verdienen en bij wie (door bijvoorbeeld een toenemend beroep dat op hen wordt gedaan in de avond, nacht en in het weekend – vaak ook nog eens extra – te werken) geen sprake meer is van een gezonde balans tussen werk en privé?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verklaart u het gegeven dat sinds u en uw collega-bewindspersonen het Actieprogramma Werken in de Zorg hebben gepresenteerd het aantal werknemers dat vertrekt eerder groter is geworden dan kleiner?
Sinds 2017 is de instroom in de zorg hoger dan de uitstroom. In 2018 groeide het aantal mensen dat in de zorg werkte met 31.000 mensen. Dat neemt niet weg dat de uitstroom uit de sector te hoog is.
Op welke wijze voorziet het hiervoor bedoelde actieprogramma concreet in het afnemen van werkdruk, het extra verhogen van het salaris «om de markt te verslaan» en het verbeteren van de werk/privébalans voor mensen in de zorg? Hebben die maatregelen het gewenste effect?
Jaarlijks zijn extra middelen beschikbaar voor stijgende loonkosten en prijzen. Dit jaar gaat dit om 1,7 miljard euro voor de hele zorg. Hoe zich dit vertaalt in concrete loonstijging, wordt door sociale partners afgesproken in cao’s. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, hebben sociale partners in verschillende zorgbranches al afspraken kunnen maken. In de cao’s worden niet alleen afspraken gemaakt over loon. In het recente onderhandelingsakkoord over de VVT hebben de sociale partners bijvoorbeeld ook afgesproken om ervoor te zorgen dat 90% van de medewerkers een vast contract krijgt. Ik hoop dat het sociale partners lukt voor de ziekenhuiszorg om tot een nieuwe cao te komen.
Met het actieprogramma Werken in de Zorg zetten we stevig in om voldoende medewerkers aan te trekken voor de zorg, en belangrijker nog, om ze te behouden. Dit doen we met een regionale aanpak, gesteund met 420 miljoen euro voor scholing van nieuwe medewerkers. Ik heb u uitgebreid geïnformeerd over de maatregelen uit het actieprogramma en de voortgang3. In de door u gevraagde reactie op de Barometer Nederlandse gezondheidszorg heb ik u tevens geïnformeerd over de mogelijkheid om een deel van de middelen voor het SectorplanPlus in te zetten voor het behoud van medewerkers. Voor het einde van dit jaar informeren we u opnieuw over de voortgang van het actieprogramma.
Wat vindt u ervan dat (zoals overigens ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) al heeft geconstateerd) door het personeelstekort in de zorg de zekerheid van goede zorg dichtbij wanneer je die nodig hebt steeds meer onder druk komt te staan en de kwaliteit van de zorg wordt aangetast? Wilt u dat, als eindverantwoordelijk bewindspersoon, voor uw rekening nemen?
Ik hecht grote waarde aan de kwaliteit van zorg. De IGJ ziet dat er in verschillende sectoren zorgaanbieders zijn die moeite hebben om voldoende, gekwalificeerde, medewerkers te vinden. Personeelstekort kan een risico zijn voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg. De IGJ ziet dan ook dat de krapte op de arbeidsmarkt zorgaanbieders soms voor uitdagingen stelt. Zo kiezen sommige zorginstellingen voor het (tijdelijk) sluiten van afdelingen.
Voor de IGJ staat de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van patiënten voorop. De IGJ vindt het daarom belangrijk dat dergelijke maatregelen tijdig, maar niet overhaast worden getroffen. Zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de zorg. Indien de IGJ signalen krijgt dat het niet goed gaat dan toetst zij of er risico's zijn voor de kwaliteit en veiligheid. Als een van deze zaken in gevaar is, spreekt de IGJ de bestuurder en zo nodig de interne toezichthouder hierop aan.
Bent u bereid op korte termijn concrete maatregelen te treffen zoals bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van extra geld om de hardwerkende mensen in de zorg beter te belonen voor al het belangrijke werk dat ze doen?
Zie het antwoord op vraag 6.
Het vereenvoudigen van het belastingsysteem |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Makkelijker kunnen we het wél maken»?1
Ja.
Deelt u de mening van de auteur dat het het huidige, zeer complexe stelsel van belastingen, premies, toeslagen en uitkeringen mogelijk kan worden vervangen door een (bijna) vlaktaks plus een standaardtoelage per huishouden die uitsluitend afhankelijk is van de gezinssamenstelling en dat dit eenvoudig, uitvoerbaar, eerlijk (geen armoedeval) en betaalbaar kan zijn?
Het kabinet onderkent dat het huidige stelsel van belastingen, premies, toeslagen en uitkeringen ingewikkeld is. Zo kent Nederland een groot aantal regelingen die burgers van inkomensondersteuning voorzien. Naast dat al deze regelingen zorgen voor een complex stelsel voor burgers levert dit veel uitvoeringsproblematiek op. Het klinkt daarom aantrekkelijk om al deze regelingen te vervangen door één regeling plus een vlaktaks. Helaas blijkt het in de praktijk niet eenvoudig om regelingen af te schaffen of samen te voegen. De afgelopen jaren zijn meerdere initiatieven ondernomen om het belastingstelsel te vereenvoudigen. Uiteindelijk was de gerealiseerde complexiteitsreductie beperkt. Het blijkt lastig om tot een grote vereenvoudiging of herziening te komen. Soms gaat het doel van eenvoud niet goed samen met één van de andere doelen binnen het inkomensbeleid, zoals een evenwichtige inkomensverdeling en participatie tegen een aanvaardbaar budget. Ter illustratie: een meer generieke toeslag en juist minder maatwerk zal budgettaire effecten en/of inkomenseffecten als gevolg hebben.
Vereenvoudiging heeft dus altijd een «prijs» op een ander gebied. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit het onderzoek naar de marginale druk dat de Staatssecretaris van Financiën en ik recentelijk naar uw Kamer gestuurd hebben. Dit onderzoek laat zien dat de marginale druk voor sommige groepen met inkomens tussen minimumloon en modaal nog steeds hoog is. Deze hoge marginale druk hangt samen met regelingen voor inkomensondersteuning die zorgen voor een internationaal gezien hoog bestaansminimum. Om deze regelingen betaalbaar te houden zijn ze inkomensafhankelijk. Dat leidt tot marginale druk. Het onderzoek concludeert dat er geen makkelijke opties zijn om de marginale druk verder te verlagen. Er zal altijd een afweging gemaakt moeten worden tussen overheidsfinanciën, arbeidsparticipatie en inkomensondersteuning.
Dat betekent echter niet dat het kabinet zich bij het huidige ingewikkelde stelsel met soms nog een hoge marginale druk wenst neer te leggen. Er zijn deze kabinetsperiode meerdere maatregelen genomen om de marginale druk te verlagen door bijvoorbeeld de aanpassingen in de arbeidskorting, het kindgebonden budget en de huurtoeslag. Daarnaast loopt er momenteel een zogenoemd Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar de toeslagen. Dit IBO wordt uitgevoerd om te kijken waar verbeteringen in het stelsel van toeslagen mogelijk zijn. In het IBO worden ook varianten uitgewerkt die een vereenvoudiging van het stelsel beogen. Tot slot heeft de Staatssecretaris van Financiën aangekondigd om bouwstenen voor een beter belastingstelsel voor de komende kabinetsperiode voor te bereiden. Daarbij wordt ook gekeken naar mogelijkheden om het belastingstelsel (met inbegrip van toeslagen) te vereenvoudigen. Dit is een technisch-ambtelijk traject. Doel van dit traject is om beleidsopties en hervormingen in kaart te brengen zonder politiek oordeel over de wenselijkheid. Deze bouwstenen worden begin 2020 opgeleverd.
Wilt u het Centraal Planbureau (CPB) vragen om de berekeningen van de auteur te controleren, liefst met meer dan de 24 huishoudtypes die hij heeft gehanteerd?
Het staat politieke partijen vrij om voorstellen door het CPB te laten doorrekenen. De meeste partijen laten bijvoorbeeld hun verkiezingsprogramma doorrekenen door het CPB. Dit jaar hebben sommige partijen hun tegenbegroting door het CPB laten doorrekenen. Voordeel van deze doorrekeningen is dat het CPB de afruilen en effecten van beleid in beeld brengt, waardoor plannen goed met elkaar vergeleken kunnen worden. Forum voor Democratie kan zichzelf wenden tot het CPB met een doorrekenverzoek. Met het CPB kan dan gekeken worden op welke termijn een dergelijke doorrekening mogelijk is.
Wilt u, aangezien de auteur zich beperkt tot werknemers en uitkeringsontvangers, het CPB vragen nader te kijken naar de mogelijkheden om dit model ook toe te passen voor zelfstandigen en, met andere standaardtoelages, eveneens voor gepensioneerden en studenten?
Zie antwoord op vraag 3.
Het bericht ‘Drones van klimaatactivisten weigeren op te stijgen bij Heathrow’ |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Drones van klimaatactivisten weigeren op te stijgen bij Heathrow (+update)»?1
Ja.
Heeft u contact met Britse collega’s over dergelijke ontwikkelingen?
Al geruime tijd worden in diverse internationale gremia ervaringen met andere landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, gedeeld met betrekking tot misbruik van drones en de inzet van maatregelen hiertegen.
Acht u de kans groot dat een actie van klimaatactivisten of andersoortige groeperingen met eventuele kwade bedoelingen ook in Nederland zou kunnen plaatsvinden?
Het valt niet uit te sluiten dat er ook in Nederland acties van klimaatactivisten met drones op en rondom luchthavens kunnen plaatsvinden. We houden deze ontwikkelingen samen met de veiligheidspartners nauwlettend in de gaten.
Hoe kunnen we er in Nederland voor zorgen dat dit soort situaties zich niet voordoen? Hoe kan door handhaving de pakkans worden vergroot?
De nationale regelgeving rondom drones zal per 1 juli 2020 worden vervangen door Europese regelgeving die onder meer Europees geharmoniseerde voorschriften voor het veilig vliegen met drones bevat. Deze regelgeving voor drones voorziet onder andere in de verplichting voor alle operators om zich te registreren als zij een drone zwaarder dan 250 gram willen vliegen. De regelgeving voorziet ook in de mogelijkheid om de verplichting in te stellen om elektronische hulpmiddelen zoals geo-awareness aan boord van de drone te hebben, zodat de drone tijdig op afstand geïdentificeerd kan worden. Dit draagt eraan bij dat er beter gehandhaafd kan worden. Daarnaast voer ik dit jaar een campagne waarin ik bestuurders van drones wijs op de risico’s van het vliegen in de buurt van luchthavens.
Door het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid is ook een kennis opbouwprogramma opgestart dat loopt van 2019 tot 2022. Het programma heeft als doelstelling om specifieke kennis op te bouwen waarmee veiligheidspartners in staat worden gesteld om in de verschillende (dreigings-)scenario’s nog beter te kunnen bepalen welke tegenmaatregelen effectief zijn. Het programma is onderverdeeld in een aantal onderzoeksgebieden variërend van detectie, identificatie en interventie van een drone-dreiging tot en met de juridische implicaties van inzet van middelen en de kans op ongewenste neveneffecten.
Nederland is, net als veel andere landen, voortdurend bezig met de verkenning en doorontwikkeling van counter-drone maatregelen. De ontwikkelingen op dit vlak worden intensief met andere landen gedeeld.
Welke sancties kunnen worden opgelegd bij misbruik van drones en zijn deze eigenlijk wel afdoende effectief en afschrikwekkend?
Momenteel wordt door de politie al handhavend opgetreden tegen dronepiloten die met een drone te dicht in de buurt van een luchthaven vliegen. Op overtredingen staan hoge geldboetes tot maximaal 7.800 euro. Daarnaast kan het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaan.
Bent u voornemens om het huidige beleid te evalueren, als bedreigingen van drones zich frequenter gaan voordoen?
Naast de implementatie van de Europese regels wordt er met alle partijen die betrokken zijn bij de veiligheid op en rond luchthavens actief gewerkt aan het ontwikkelen van maatregelen tegen mogelijke bedreigingen door drones. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de meest effectieve inzet van technische hulpmiddelen door de bevoegde autoriteiten om ongewenste drones vroegtijdig te kunnen detecteren en in het uiterste geval te kunnen neutraliseren. Het spreekt voor zich dat dit een continue proces is waarbij steeds moet worden gekeken naar actuele ontwikkelingen en mogelijke aanscherping van maatregelen daarbij.
Zijn u andere voorbeelden van misbruik van drones in het buitenland bekend? Is bekend hoe daartegen opgetreden wordt?
Al geruime tijd worden in diverse internationale gremia ervaringen tussen landen gedeeld met betrekking tot misbruik van drones en de inzet van maatregelen hiertegen.
Deelt u de mening dat verstoring van het luchtruim nabij luchthavens nimmer acceptabel is? Deelt u de mening dat hier zwaar tegen opgetreden moet worden?
Uiteraard deel ik uw mening dat de verstoring van het luchtruim nabij luchthavens niet acceptabel is en hiertegen nu en in de toekomst actief opgetreden dient te worden.
Het bericht dat er een onveilige situatie is binnen een TBS-kliniek |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Waardoor komt het dat in verschillende tbs-klinieken geluiden klinken van onveilige situaties? Zou dit te maken kunnen hebben met structurele onderbezetting, groot verloop onder personeel en de inzet van tijdelijke krachten? Zo ja, wat gaat u doen om deze knelpunten op te lossen? Zo nee, waaraan denkt u dan wel dat het ligt?
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
De kliniek heeft mij laten weten dat op 13 september een bijeenkomst met circa 50 medewerkers heeft plaatsgevonden bij deze kliniek. Hierbij is geen sprake geweest van werkonderbreking. De geuite zorgen van de betreffende medewerkers zagen voornamelijk op de aanwezigheid van voldoende personeel. Bij de bijeenkomst waren managers van Trajectum, waar Hoeve Boschoord onder valt, aanwezig die geluisterd hebben naar de zorgen en uitleg hebben gegeven over de acties die worden uitgevoerd om de genoemde problematiek tegen te gaan.
De Raad van Bestuur van Trajectum heeft laten weten dat het ziekteverzuim binnen Trajectum de afgelopen periode sterk is verbeterd. Ook heeft de Raad van Bestuur laten weten dat de veiligheid in de instelling niet in het geding is geweest. Ik vind het belangrijk een vinger aan de pols te houden. Daarom zal DJI de situatie in Hoeve Bosschoord de komende tijd aandachtig volgen.
Sinds uw vragen zijn over Hoeve Bosschoord opnieuw negatieve berichten in de media verschenen. Tijdens het vragenuur van 8 oktober 2019 heb ik dit met uw Kamer besproken en gemeld dat Hoeve Boschoord de Inspectie van Justitie en Veiligheid gevraagd heeft onderzoek te doen.
Erkent u dat de afgelopen jaren te veel bezuinigd is op de forensische psychiatrie? Zo nee, waarom niet?
De werkdruk in de forensische zorg is hoog. Op de huidige arbeidsmarkt is sprake van een tekort aan goed geschoold specialistisch personeel. Dit was dan ook een van de redenen waarom ik in juli 2018 met de sector de Meerjarenovereenkomst Forensische Zorg heb getekend. Een speciaal daarvoor opgerichte Taskforce geeft uitvoering aan de afspraken die zijn gemaakt. Zo wordt met een gerichte arbeidsmarktaanpak ingezet op het aantrekken van gekwalificeerd personeel en wordt (zij-)instroom van nieuwe medewerkers bevorderd. Dit moet bijdragen aan het terugdringen van het aantal openstaande vacatures en ervoor zorgen dat er meer goed opgeleid, ervaren personeel werkzaam is en blijft in de forensische zorg.
Op 18 oktober heb ik uw Kamer de eerste tussenrapportage van de Taskforce aangeboden. Hierin wordt ook ingegaan op de voortgang van de arbeidsmarktaanpak.
Wat zijn de resultaten van de investering van bijna 30 miljoen euro van een jaar geleden? Wordt dat geld goed besteed? Is deze investering voldoende om de reeds eerder geconstateerde knelpunten op te lossen? Zo ja, hoe verklaart u dan toch de huidige situatie in Hoeve Boschoord?
Voor mij is, naar aanleiding van de in 2018 verschenen onderzoeken naar de veiligheid en kwaliteit in de forensische zorg, duidelijk dat vooral de FPA’s en FPK’s onder financiële druk stonden. Dit was het gevolg van meerdere factoren, onder andere toegenomen kosten en afslagen die werden toegepast op de maximumtarieven zoals vastgesteld door de NZa. Daarbij speelde ook dat de tarieven in de forensische zorg sinds 2013 niet meer waren herijkt, enkel geïndexeerd. Ik heb toen in de Meerjarenovereenkomst met de sector afgesproken dat er voor deze instellingen een bedrag van 28,5 miljoen euro beschikbaar zou komen voor de komende drie jaar om de veiligheid en kwaliteit in de forensische zorg op orde te brengen.
Is er echt geen goed gekwalificeerd personeel te vinden? Als dat inderdaad het geval is, hoe komt dat dan? Zijn salaris en arbeidsvoorwaarden wel aantrekkelijk genoeg in deze sector?
Een deel van het bedrag dat is afgesproken in de Meerjarenovereenkomst, hebben de instellingen ontvangen in de vorm van een subsidie die ze kunnen investeren in werving, opleidingen, begeleiding van personeel etcetera. Het resterende bedrag is in 2019 en 2020 verwerkt in de tarieven. Dit geeft deze instellingen extra financiële ruimte om bijvoorbeeld extra personeel aan te nemen of bestaand personeel op te leiden en bij te scholen.
De NZa heeft onlangs nieuwe maximumtarieven voor de forensische zorg gepubliceerd. Om de instellingen in staat te stellen blijvend te kunnen investeren in personeel heb ik middelen beschikbaar gesteld om ook in 2021 voor de klinische forensische zorg de maximumtarieven te kunnen bieden aan de sector. Ondanks deze investeringen blijkt het moeilijk om goed gekwalificeerd personeel aan te trekken en te behouden. Dit heeft er ook mee te maken dat de forensische zorg niet de enige sector is die met dit probleem kampt. Daarom is alleen geld niet genoeg. Met de eerdergenoemde arbeidsmarktaanpak van de Taskforce zet ik in op structurele verbetering.
Zoals eerder gemeld is de Inspectie van Justitie en Veiligheid gevraagd onderzoek te doen, om zo inzicht te krijgen in de situatie in Hoeve Boschoord.
Zijn er stappen gemaakt met het verminderen van de bureaucratische rompslomp? Zo ja, is de doelstelling om met ingang van 2020 de administratieve lasten met 25% omlaag gebracht te hebben reeds gehaald? Zo nee, waarom niet en hoeveel vermindering moet nog gerealiseerd worden?
Het is inderdaad moeilijk om goed gekwalificeerd personeel te vinden. De forensische zorg is niet de enige sector die met deze problemen kampt; ook de zorg en het onderwijs hebben te maken met personele tekorten. Uit de tussenrapportage van de Taskforce blijkt bovendien dat ook het behouden van personeel een knelpunt is. Dit heeft vooral te maken met onregelmatige werktijden, hoge werkdruk, administratieve lastendruk en het ervaren negatieve imago van de forensische zorg. Door de administratieve lastendruk te verminderen, in de arbeidsmarktaanpak ook veel aandacht te besteden aan de huidige medewerkers en te investeren in opleidingen willen we arbeidsomstandigheden van de medewerkers in de forensische zorg verbeteren.
Wat was de aard van het incident dat afgelopen vrijdag heeft plaatsgevonden? Waarom wordt hier geen openheid over gegeven?
Uit de tussenrapportage van de Taskforce, die op 18 oktober aan uw Kamer is gezonden, blijkt dat goede eerste stappen zijn gezet. Zo is bijvoorbeeld gestart met de (door)ontwikkeling van een «forensisch CV». Dit uittreksel van het patiëntendossier reist met de patiënt door zijn zorgtraject mee en zal met name de administratieve lasten van behandelaren verminderen. Het streven is aan het eind van de looptijd van de Meerjarenovereenkomst (in 2021) 25% administratieve lastenvermindering te hebben bereikt. Tussentijds wordt niet gemeten hoeveel procent er al gereduceerd is.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Trajectum heeft laten weten dat er sprake is geweest van fysieke agressie door een cliënt tegen personeel in FPK Hoeve Boschoord. Dit betrof overigens geen tbs-gestelde. Trajectum heeft conform de geldende meldingsinstructies gehandeld ten aanzien van dit incident. Ik herken dan ook niet dat er geen openheid is gegeven.
De aflevering van Radar over de installatie van warmtepompen |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u de aflevering van Radar (AVRO/TROS) van 16 september 2019?
Ja.
Deelt u de mening dat voorlopers in de energietransitie zoveel mogelijk moeten worden ontzorgd? Op welke manier ondersteunt u op dit moment deze pioniers?
Voorlopers spelen een belangrijke rol bij het verduurzamen van de gebouwde omgeving. Wij ondersteunen deze voorlopers onder andere via het programma aardgasvrije wijken, de Regeling Reductie Energiegebruik (RRE), de Subsidie Energiebesparing Eigen Huis (SEEH), de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+), de Investeringssubsidie Duurzame Energie (ISDE), diverse innovatieregelingen (o.a. voor waterstof) en via het op te zetten Warmtefonds.
Bent u ervan op de hoogte dat veel consumenten die een warmtepompsysteem laten plaatsen klachten hebben die niet worden opgelost? Deelt u de opvatting dat wanneer de markt in dit geval niet goed functioneert, de overheid hier intensiever op moet toezien, zeker gezien de urgentie van de energietransitie en de hoeveelheid aan klachten?
De verduurzaming van de gebouwde omgeving is een transitie waarbij op steeds grotere schaal alternatieven voor aardgas worden ingezet. Bij een dergelijke verandering kunnen zich, zeker in de beginfase, ook problemen voordoen, zoals in dit geval met warmtepompen. Het is in eerste instantie aan bedrijven en aan de branche zelf om dit op te pakken, hiervan te leren en de manier van werken te verbeteren. Ik zie vooralsnog geen rol voor de overheid om intensiever toe te zien of directe regulering in de vorm van accreditatie op te leggen. Wel heb ik in het VAO Energie en Klimaat van 18 december 2019 toegezegd in overleg te treden met de brancheorganisaties om te komen tot een betere kwaliteitsborging voor installateurs van warmtepompen. Een professionele installatiebranche is naar mijn idee onmisbaar voor de energietransitie in de gebouwde omgeving.
Bent u bereid om beter toezicht uit te oefenen op deze branche? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid u in te spannen voor goede certificering van warmtepompinstallateurs onder accreditatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid u in te spannen voor een goede garantieregeling? Kunt u de mogelijkheden voor een garantiefonds onderzoeken?
Het is reeds mogelijk om een energieprestatiegarantie af te sluiten, maar het aanbod hiervoor is beperkt. Dit is niet ongebruikelijk bij een relatief nieuwe markt. Het is aan de branche zelf om te bezien welke initiatieven, zoals bijvoorbeeld verbeteren of uitbreiden van garantieregelingen of een garantiefonds vanuit de branche, het best passen bij professionele dienstverlening kunnen bijdragen aan betere kwaliteitsborging. Professionalisering van de installatiesector draagt bij aan de ambitie op het gebied van verduurzaming van de gebouwde omgeving die wij met elkaar willen maken. Ik heb uw Kamer toegezegd met de installatiebranche in overleg te treden om te komen tot een betere kwaliteitsborging voor installateurs van warmtepompen (Kamerstuk 32 813, nr. 428). Dit ga ik dan ook doen.
Welke mogelijkheden zijn er voor particuliere eigenaren van woningen en kopers van nieuwbouwwoningen voor het afsluiten van een prestatiegarantie bij het installeren van warmtepompen en het nemen van duurzame maatregelen? Ziet u kansen om de mogelijkheden voor prestatiegaranties uit te breiden en gemeengoed te maken?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Toetsingscommissies euthanasie gaan meer naar de context kijken’ |
|
Ockje Tellegen (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Toetsingscommissies euthanasie gaan meer naar de context kijken»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Wat vindt u van de suggestie van de heer Kohnstamm om, wanneer er nieuwe rechtsvragen spelen, vragen rondom de euthanasiewet rechtstreeks aan de Hoge Raad voor te leggen?
Een van de aanbevelingen uit de evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: Wtl) uit 2017 behelst het nader onderzoek doen naar de mogelijkheid om tegen oordelen van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (hierna: RTE) cassatie in het belang der wet bij de Hoge Raad mogelijk te maken.
De mogelijkheid om tegen oordelen van de RTE cassatie in het belang der wet in te stellen zou vragen om een wetswijziging, namelijk aanpassing van artikel 78 van de Wet op de rechterlijke organisatie. In dit artikel is geregeld dat door de procureur-generaal bij de Hoge Raad cassatie in het belang der wet kan worden ingesteld tegen (kort gezegd) handelingen en uitspraken van rechterlijke colleges alsmede tegen uitspraken van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming.
In het voorstel van de heer Kohnstamm zou het niet meer nodig zijn om een handeling of uitspraak van een rechterlijk college af te wachten, maar zou de RTE rechtstreeks de procureur-generaal bij de Hoge Raad kunnen verzoeken om ten aanzien van een onderliggende rechtsvraag cassatie in het belang der wet in te stellen bij de Hoge Raad.
Aan uw Kamer is toegezegd dat dit voorstel wordt onderzocht.2 Dit onderzoek bevindt zich op dit moment in aan afrondende fase en ik zal uw Kamer dit najaar hierover inhoudelijk informeren.
Bent u het er mee eens dat er gekeken moet worden naar manieren om artsen beter te beschermen tegen een voor hen en hun omgeving belastend strafproces indien dat als primair doel heeft om meer helderheid over de reikwijdte en interpretatie van de euthanasiewetgeving te verkrijgen? Is er een manier waarop het tuchtrecht hier uitkomst biedt?
Ja, deze mogelijkheid laat ik momenteel onderzoeken. Ik verwijs daarbij naar mijn antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de heer Kohnstamm en andere experts over het genoemde alternatief en eventueel onderzoek te doen naar deze en andere alternatieven om ervoor te zorgen dat artsen beter beschermd worden tegen zware en langdurige strafprocessen en de samenleving op eenvoudiger wijze antwoorden te bieden over rechtsvragen die leven over de juiste interpretatie van de euthanasiewetgeving?
De gesprekken met de heer Kohnstamm en een aantal andere betrokken partijen in het kader van het in het antwoord op vraag 2 genoemde onderzoek, hebben reeds plaatsgevonden.
Het bericht dat bezwaar maken tegen windmolenparken zinloos is |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Hart van Nederland, waaruit blijkt dat het «zo goed als nutteloos» is om bezwaar te maken tegen de komst van een windmolenpark?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat een gehele buurt met direct omwonenden van een windmolen op de grens van Den Haag en Leidschendam niet wist van de komst van een windmolen tot daadwerkelijk tot plaatsing werd overgegaan?2
De windmolen op de grens van Den Haag en Leidschendam, geplaatst in december 2016, is een project binnen de gemeentegrens van Den Haag, waar de gemeente Den Haag het bevoegd gezag is voor het wijzigen van het bestemmingsplan en het verlenen van de omgevingsvergunning. Bij het realiseren van zo’n project is het bevoegd gezag, samen met de projectontwikkelaar, verantwoordelijk voor het betrekken van belanghebbenden, waaronder de omwonenden. Ik heb van de gemeenten Den Haag en Leidschendam-Voorburg begrepen dat aan de wettelijke voorschriften voor communicatie is voldaan, maar dat een actief communicatietraject richting omwonenden wegens tegengestelde belangen niet is gelukt en dat de partijen dit achteraf sterk betreuren.
Deelt u de mening dat omwonenden van een te plaatsen windmolen in een vroeg stadium actief geïnformeerd dienen te worden? Op welke wijze worden omwonenden nu actief geïnformeerd? Waar ligt de verantwoordelijkheid tot informeren en betrekken van omwonenden?
Ik deel de mening dat het belangrijk is om omwonenden in een vroeg stadium actief te betrekken bij plannen voor het realiseren van windmolenprojecten en andere energieprojecten. In mijn brief aan uw Kamer van 1 februari 2016 heb ik een brede visie op omgevingsmanagement gegeven (Kamerstuk 31 239, nr. 211), waarbij het zo vroeg mogelijk betrekken van de omgeving een belangrijk uitgangspunt is. In deze brief heb ik ook aangegeven dat alle betrokken partijen een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben bij omgevingsmanagement.
In het klimaatakkoord wordt participatie gezien als een cruciaal onderdeel om de energietransitie te laten slagen. Met betrekking tot participatie bij windparken zijn zowel de afspraken over de Regionale Energiestrategieën (RES-en) als de afspraken over participatie bij duurzame energieprojecten van belang. Voor een uitgebreidere toelichting hierop verwijs ik naar mijn beantwoording van de vragen die op 19 april 2019 zijn gesteld door de leden Beckerman (SP), Moorlag (PvdA) en Agnes Mulder (CDA) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2707).
Inspraakmogelijkheden en rechtsbescherming zijn geborgd in wet- en regelgeving. Voor omwonenden zijn er verschillende momenten waarop inspraak mogelijk is en de inspraakreacties worden bij de besluitvorming betrokken. Dit betekent niet dat altijd aan alle bezwaren van omwonenden tegemoet gekomen kan worden, maar wel dat van alle in zienswijzen genoemde onderwerpen zorgvuldig gemotiveerd wordt waarom bepaalde keuzes gemaakt worden.
De Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt, formaliseert deze reeds gebruikte processen. Door het verankeren van participatie in het projectbesluit borgt de Omgevingswet participatie van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuurders van overheden bij het plaatsen van nieuwe windmolens vanaf de start. Participatie is maatwerk. Daarom schrijft de nieuwe Omgevingswet, net als nu al het geval is, niet voor hoe participatie moet plaatsvinden. Hoe belanghebbenden proactief benaderd moeten worden, zal dus per project verschillen.
Deelt u de mening dat met de Crisis- en herstelwet in de hand door projectontwikkelaars compleet over mensen heen gewalst kan worden en hiermee het recht op inspraak tot dode letter is verworden? Wat gaat u hieraan doen?
De Crisis- en herstelwet heeft ten doel om procedures voor infrastructurele projecten te stroomlijnen en daardoor te versnellen. De Crisis- en herstelwet verandert niets aan de inspraakmogelijkheden van belanghebbenden. Net als voor de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet, kunnen omwonenden alle mogelijke bezwaren aanvoeren in hun zienswijze of bezwaarschrift.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat direct omwonenden van een te plaatsen windmolen in een vroeg stadium proactief worden geïnformeerd (dus niet via een klein berichtje in een lokale krant of informatie op een website), inclusief over de mogelijkheden tot bezwaar?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe oordeelt u over het feit dat juist hetgeen waar bewoners last van hebben, zoals geluidsoverlast en slagschaduw, geen grond tot bezwaar vormen? Is het in het belang van het creëren van draagvlak niet onontbeerlijk dat deze bezwaren serieus worden genomen?
Er zijn wettelijke normen voor de maximale hoeveelheid geluid en slagschaduw die toegestaan is voor windmolens. Deze normen worden door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vastgesteld en zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer en na inwerkingtreding van de Omgevingswet in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving. Bij de totstandkoming van windmolenprojecten wordt getoetst of aan deze normen kan worden voldaan.
De suggestie in het artikel dat beroep bij de Raad van State alleen kan slagen als er een procesfout is gemaakt, is onjuist. De Raad van State toetst altijd aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden of het inpassingsplan in overeenstemming is met het recht, bijvoorbeeld of wettelijke normen niet worden overschreden. Wanneer een bezwaar wordt ingediend over geluid of slagschaduw, zal er door de rechter worden getoetst of de norm wordt overschreden. Indien dit gebeurt, kan de rechter een plan vernietigen. Bovendien kan de Raad van State een beroep gegrond verklaren op basis van kennelijke onredelijkheid.
Als aan de normen wordt voldaan, is objectieve overlast vermeden. Dit neemt niet weg dat er subjectieve overlast kan worden ervaren. Hier ligt een belangrijke relatie met de wijze waarop omwonenden invloed hebben kunnen uitoefenen op het besluitvormingsproces over de komst van de windmolens. Indien mensen bij hebben kunnen dragen aan het besluitvormingsproces, zal de acceptatie van windmolens over het algemeen groter zijn.
Er bestaat geen aparte regelgeving met betrekking tot uitsluitend laagfrequent geluid in Nederland. De Nederlandse normen voor windturbinegeluid beslaan het hele geluidsspectrum, dus ook laagfrequent geluid. Zowel de WHO als het RIVM sturen niet aan op een aparte norm voor laagfrequent geluid. Bovendien biedt de huidige Nederlandse geluidsnorm een vergelijkbare bescherming als de Deense norm.
Hoe oordeelt u over het rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie, die geluid van windmolens vorig jaar een «potentieel gezondheidsrisico» noemde?3
In het door u genoemde rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie worden adviezen gegeven over richtlijnen voor geluid afkomstig van wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer en windmolens. Op dit moment loopt er in kader van de motie van lid Schonis (Kamerstuk 35 000 A, nr.60) van 29 november 2018 een onderzoek van het RIVM om in kaart te brengen hoe het WHO-rapport zich verhoudt tot de huidige (inter)nationale wet- en regelgeving en wat de mogelijkheden zijn om het WHO-rapport te gebruiken ter versterking van het (inter)nationaal beleid en de mogelijke gevolgen daarvan voor de Nederlandse situatie. Het rapport wordt in december 2019 verwacht en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zal uw Kamer hierover informeren.
Voor windmolens zijn sinds 2011 de geluidsnormen opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze normen zijn in vergelijking met andere geluidsbronnen relatief streng.
Op welke wijze zijn participatie, (financiële) betrokkenheid en compensatiemogelijkheden voor omwonenden van te plaatsen windmolens in ons omringende landen geregeld? Kunt u hiervan een overzicht geven? 9. Bent u bereid criteria zoals slagschaduw en geluidsoverlast (waaronder ook laagfrequent geluid, zoals al gebeurt in Denemarken) als wettelijke grond voor bezwaar aan bestaande procedures toe te voegen, alsook de mogelijkheid om bij lagere overheden een bezwaarprocedure op inhoudelijke gronden te starten? Zo nee, waarom niet?
Er is grote variatie in de wijze waarop (financiële) participatie en compensatie van omwonenden van windmolens in ons omringende landen is geregeld. Dit houdt in dat in sommige landen er sprake is van de verplichting tot het aanbieden van financiële participatie (mede-eigendom), tot afdracht aan een omgevingsfonds, of tot compensatie van waardeverlies van woningen binnen bepaalde voorwaarden.
In het kader van het streven naar 50 procent lokaal eigendom uit het klimaatakkoord, zal ook de situatie in andere landen over participatie, financiële betrokkenheid en compensatie van omwonenden van windmolens in kaart worden gebracht. Ik verwacht uw Kamer hierover voor de zomer van 2020 te kunnen informeren.
Het bericht ‘Slecht wegdek: A77 van Rijkevoort richting Duitsland tot dinsdagochtend afgesloten, ook daarna hinder’ |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Slecht wegdek: A77 van Rijkevoort richting Duitsland tot dinsdagochtend afgesloten, ook daarna hinder»?1
Ja.
Is het waar dat ook de afslag naar de N271 niet meer te gebruiken valt? Zo ja, waarom is dit het geval?
Dit was inderdaad tot 23 september het geval. Na het ontstaan van de defecte voegovergang op 7 september is de rijrichting richting Duitsland volledig voor het verkeer gesloten, en is er voor gekozen om op de rijbaan richting Nederland de rijstroken door middel van barriers te scheiden waarbij twee doorsteken in de middenberm werden aangebracht. Hiermee kon er één rijstrook richting Nederland en één rijstrook richting Duistland worden opengesteld. Er was op dat moment onvoldoende tijd om een derde doorsteek te realiseren waardoor de afrit Gennep naar de N271 nog niet opengesteld kon worden op 10 september. Gennep is vanaf dat moment alleen bereikbaar geweest via lokale omleidingen. In het weekend van 21 en 22 september is de derde extra doorsteek alsnog aangelegd waardoor vanaf 23 september 06.00 uur de afrit Gennep weer opengesteld was voor het verkeer. De reden dat dit nog 12 dagen heeft geduurd was dat hiervoor de rijrichting naar Duitsland opnieuw afgesloten diende te worden en het werk moest worden ingepland rekening houdend met andere werkzaamheden.
Wat is de reden van de afsluiting van dit wegvak? Is het alleen het gat in de weg bij de brug of speelt er meer?
De reden voor de afsluiting van de rijbaan richting Duitsland was een defecte voegovergang. Deze defecte voegovergang kan een onveilige situatie voor weggebruikers opleveren. Hierdoor was het noodzakelijk de rijbaan volledig aan het verkeer te onttrekken. Uit nader onderzoek is gebleken dat de schade ook aanwezig is bij de overige voegen van de betreffende brug (5 stuks in elke rijrichting). De oorzaak van de schade aan de voegen zit in de constructie onder de voegen. Deze constructie is over een langere periode minder geworden, zonder dat dit waarneembaar was, en is daardoor defect geraakt. Deze problemen hebben overigens geen invloed op de constructieve veiligheid van de brug.
Hoe lang gaan de herstel- en andere werkzaamheden duren?
In de periode tot eind november zal de rijrichting richting Duitsland worden hersteld. Deze tijd is nodig om de zogenaamde uitkragingen waarop de voegovergangen worden bevestigd te herstellen. Na herstel hiervan zullen er vervolgens nieuwe voegovergangen worden aangebracht. Hierna zal het verkeer op het herstelde wegvak gaan rijden, waarna de rijrichting richting Nederland verder geïnspecteerd wordt. De totale duur van de werkzaamheden is afhankelijk van de uitkomst van deze inspectie. Op basis van de huidige voorlopige planning vindt afronding van de werkzaamheden plaats rond februari 2020.
Wat zijn de gevolgen voor logistieke bedrijven en bewoners en hoe ver moeten zij omrijden?
Na afsluiting van de rijrichting zijn lokale omleidingen ingesteld die aanvankelijk leidden tot een extra reistijd tussen de 5 en 10 minuten voor de lokale bevolking. De eerste twee dagen stonden de lokale omleidingen nog niet optimaal aangegeven, waardoor een aantal weggebruikers een langere route over Duitsland heeft moeten gebruiken. Met ingang van 23 september 06.00 uur is in de rijrichting naar Duitsland de afrit Gennep weer geopend. Hiermee is de situatie voor de bewoners flink verbeterd en is de extra reistijd terug gebracht tot minder dan 5 minuten.
Is de afsluiting van een korter wegvak mogelijk? Is dat overwogen? Wat was de daarvan de uitkomst?
De afsluiting van een korter wegvak was technisch niet mogelijk. Met ingang van 23 september is de situatie bovendien dermate aangepast dat de afrit Gennep weer opengesteld kan worden voor het verkeer. Hierdoor is er nog maar zeer beperkte hinder.
Welke effecten heeft de afsluiting voor ambulance- en hulpdiensten? Worden hiermee aanrijtijden negatief beïnvloed?
Voor de hulpdiensten waren er minimale gevolgen. Zij konden vanaf 7 september, toen de rijrichting richting Duitsland afgesloten was, gebruik maken van het afgesloten wegvak. Ter plekke van de defecte voegovergang moest er met een lage snelheid van 40 á 50 km/h gereden worden. Met ingang van 23 september is deze situatie niet meer van toepassing, omdat ook de hulpdiensten dan weer via de reguliere weg de afrit kunnen gebruiken.