Voorzieningen voor beroepschauffeurs |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het NOS-bericht van 17 oktober 2020 «Truckers door corona gevangen in hun wagen: «Eten met het bord op schoot»«?1
Ja.
Is bij het besluit om de keuken van wegrestaurants te sluiten ook afgewogen welke gevolgen dit heeft voor beroepschauffeurs? Zo ja, op welke wijze heeft deze afweging plaatsgevonden?
De horecasluiting per 14 oktober heeft een maatschappelijke en economische impact. Om de impact van deze maatregel op belangrijke processen, zoals de beschikbaarheid van een maaltijd voor beroepschauffeurs, zoveel mogelijk te beperken zijn er ten aanzien van de horecasluiting enkele uitzonderingen gemaakt. Een van deze uitzondering is de mogelijkheid van eet- en drinkgelegenheden om eten en drinken aan te bieden via een afhaalloket. In het geval van wegrestaurants betekent dit dat zij maaltijden kunnen blijven aanbieden aan beroepschauffeurs en andere weggebruikers.
Vindt u het wenselijk dat beroepschauffeurs, als zij dagenlang rijden, nergens meer een warme maaltijd kunnen krijgen?
Onze chauffeurs doen enorm belangrijk werk, zij zorgen ervoor dat essentiële benodigdheden, zoals levensmiddelen en medicijnen, beschikbaar blijven. Het is dan ook van groot belang dat deze chauffeurs hun werk op een verantwoorde manier kunnen doen. De mogelijkheid om langs de weg een (warme) maaltijd te krijgen is hier onderdeel van. Ik vind dit enorm belangrijk en de bovengenoemde uitzondering biedt hiervoor de ruimte.
Heeft het sluiten van wegrestaurants tot gevolg dat beroepschauffeurs bijna nergens meer naar het toilet kunnen of hun handen kunnen wassen?
Het is van groot belang dat chauffeurs op een verantwoorde manier hun werk kunnen blijven uitoefenen, ook tijdens de coronacrisis. Het is daarom nodig dat bepaalde basisvoorzieningen langs de weg, waaronder sanitair, voldoende beschikbaar blijven voor beroepschauffeurs. Ik roep wegrestaurants, evenals tankstations daarom ook op hun sanitair beschikbaar te houden voor deze chauffeurs. De huidige maatregelen bieden hiervoor ruimte.
Vindt u dat beroepschauffeurs die vitaal werk verrichten en onze supermarkten bevoorraden, ook tijdens de coronacrisis onder goede omstandigheden hun werk moeten verrichten?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Bent u bereid om met beroepschauffeurs en wegrestaurants te bespreken hoe, zonder besmettingsgevaar, een warme maaltijd en sanitaire voorzieningen geboden kunnen worden?
Ja, het Ministerie van IenW heeft contact met zowel de wegrestaurants als de goederenvervoersector. Via deze wegen wordt de door u aangehaalde kwestie voortdurend onder de aandacht gebracht. Ik wijs erop dat de huidige maatregelen ruimte bieden om chauffeurs te voorzien van de basisvoorzieningen die zij nodig hebben om hun werk op een verantwoorde manier uit te voeren: de mogelijkheid om langs de weg een (warme) maaltijd te gebruiken, en toegang tot voldoende sanitaire voorzieningen. Ik houd een vinger aan de pols bij de goederenvervoersector, om actie te kunnen ondernemen bij eventuele signalen dat chauffeurs hun werk niet meer op een verantwoorde manier kunnen uitvoeren.
Het model waar het stikstofbeleid op gebaseerd is |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de vergelijking die de Stichting Agri Facts heeft gemaakt tussen het Europese en het Nederlandse model om stikstofbeleid op te baseren?1
Ja.
Waarom wordt het stikstofbeleid van het kabinet (uitsluitend) gebaseerd op het model AERIUS?
AERIUS is het rekeninstrument voor de leefomgeving en bestaat uit meerdere producten, elk gericht op een specifieke gebruikerstaak. Voor de doorrekening van het maatregelenpakket van het wetsvoorstel Stikstofreductie en natuurverbetering wordt binnen AERIUS gebruikgemaakt van het Operationele Prioritaire Stoffen model (OPS). Dit model rekent alle emissiebronnen door, inclusief autonome ontwikkelingen, op nationaal niveau. Het voordeel van dit model, in tegenstelling tot het gebruik van de in het bericht genoemde andere modellen zoals EMEP en LOTOS-EUROS, is dat OPS gedetailleerde lokale berekeningen kan uitvoeren (op hexagoonniveau van 1 hectare). Dit detailniveau is nodig om ten behoeve van natuurvergunningverlening de depositie van stikstof te kunnen berekenen. Dit is een gevolg van de eisen die de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn stellen aan natuurbehoud, waar stikstofdepositie van invloed op is. Een ander voordeel van OPS is dat wordt bijgehouden hoeveel iedere bron bijdraagt aan depositie (op dat hexagoonniveau van 1 hectare). Deze functionaliteiten maken OPS uniek en daarom geschikt voor gebruik in AERIUS, het rekenmodel voor natuurvergunningen. EMEP en LOTOS-EUROS kennen deze functionaliteiten niet op dit detailniveau: ze rekenen op een schaal van een vierkante kilometer. Dat maakt voor de Nederlandse situatie OPS het beste toepasbaar en maakt dat er gericht gecompenseerd kan worden in plaats van voor een veel groter gebied, wat meer stikstofreductie vereist.
Erkent u dat, indien het stikstofbeleid van het kabinet zou worden gebaseerd op model Lotos, de stikstofdoelstelling voor 2030 al gehaald zou zijn? Zo nee, waarom niet?
Dat is niet het geval. Het LOTOS-EUROS model berekent dat een groter deel van de emissie uit Nederland in het buitenland terecht komt en omgekeerd. In het antwoord op vraag twee is toegelicht waarom het gebruik van OPS voor Nederland het meest geschikte model is. Het doorrekenen van de stikstofdoelstelling voor 2030 met het model LOTOS-EUROS is om deze redenen niet aan de orde.
Kunt u bevestigen dat Duitsland ook gebruikmaakt van het model Lotos? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Samen met het Umweltbundesamt (UBA) in Berlijn (het Duitse RIVM) produceert TNO kaarten van de jaarlijkse stikstofdepositie in Duitsland. Deze kaarten zijn gemaakt met het LOTOS-EUROS model en worden door de Duitse regering gebruikt voor hun beleid, waarvoor zij minder gedetailleerde informatie nodig hebben. Zoals uit de beantwoording van vraag 2 blijkt is OPS beter toepasbaar voor de Nederlandse situatie omdat EMEP en LOTOS-EUROS niet beschikken over bepaalde functionaliteiten die in Nederland nodig zijn voor bijvoorbeeld vergunningsaanvragen. Daarnaast wordt het OPS-model geijkt aan de metingen van de meetnetten (het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) en het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN). Op deze wijze worden in Nederland de herkomst en depositie van (stikstof)emissies van de verschillende sectoren en bronnen nauwkeurig berekend.
Bent u bereid om het Nederlandse stikstofbeleid (ook) door te rekenen met het model Lotos, in lijn met het advies van de commissie-Hordijk? Zo nee, waarom niet?
Zie de beantwoording van vraag 2.
Het bericht ‘Nico viel 5 meter bij hijswerk, ongeluk was wake-upcall voor bedrijf’ |
|
René Peters (CDA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nico viel 5 meter bij hijswerk, ongeluk was wake-upcall voor bedrijf»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het voor alle betrokkenen belangrijk is om van bedrijfsongevallen te leren, zodat bedrijfsgevallen in de toekomst zoveel mogelijk worden voorkomen?
Ik vind het van groot belang dat arbeidsongevallen worden voorkomen. Als er onverhoopt toch, ondanks gezonde en veilige arbeidsomstandigheden, een arbeidsongeval plaatsvindt, dan deel ik de mening dat het leren ervan kan bijdragen om dit in de toekomst te voorkomen.
Bent u bekend met het voornemen van de arbeidsinspectie om een landelijke aanpak in te voeren voor bedrijven die te maken hebben gehad met relatief kleine bedrijfsongevallen? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Ik ben bekend met de landelijke aanpak ongevallenonderzoek van de Inspectie SZW. In 2019 zijn er verschillende pilots door de Inspectie SZW opgezet waarbij inspecteurs naast het reguliere ongevalsonderzoek ook andere interventies konden inzetten in bedrijven waar een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden.
Een nieuwe interventiekeuze voor inspecteurs is het aanbod aan bedrijven om zelf een werkgeversrapportage op te stellen waarin men de toedracht van het ongeval in kaart brengt. Daarnaast moet ook een verbeterplan wordt opgesteld. Dit wordt door de Inspectie SZW getoetst. Bij een goedgekeurd verbeterplan, dat ook goed wordt uitgevoerd, zal geen boete worden opgelegd.
Een dergelijke interventie wordt alleen aangeboden als de werkgever de basis rondom gezond en veilig werken op orde heeft. Wanneer het arbozorgsysteem van de werkgever bijvoorbeeld onvoldoende is, zet de Inspectie SZW zelf het ongevalsonderzoek voort.
De aanpak richt zich meer op investeren in eigen verantwoordelijkheid en op het lerend vermogen van bedrijven. De verwachting is dat daarmee uiteindelijk minder ongevallen op de werkvloer zullen plaatsvinden. De nieuwe interventies blijken uit de verschillende pilots een groter effect te hebben dan een regulier ongevalsonderzoek. Verder kwam naar voren dat bedrijven zich meer bewust zijn van het belang van veilig werken en dat ze betere maatregelen treffen.
Ik vind het van belang dat iedereen gezond en veilig kan werken. Als de landelijke aanpak van de Inspectie SZW bijdraagt aan het bevorderen van gezond en veilig werk en daarmee ook het aantal arbeidsongevallen terug dringt, dan acht ik dat een positieve ontwikkeling.
Kunt u aangeven wanneer er in uw ogen sprake is van een licht en een zwaar arbeidsongeval?
Een arbeidsongeval is gedefinieerd in de Arbowet (artikel 1, lid 3i) als een gebeurtenis op het werk of in werktijd die onmiddellijk leidt tot schade aan de gezondheid. Dat kan op een bouwlocatie zijn, bij een bedrijf of in een kantoorpand.
Bij een arbeidsongeval wordt in de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (Staatscourant 2019, 40497) gedifferentieerd naar meerdere categorieën letsel. In het geval van een licht letsel zijn de criteria licht blijvend letsel (een klein verlies van en/of kleine blijvende beschadiging aan een lichaamsdeel), en ziekenhuisopname minder dan 2 nachten.
Een ernstig arbeidsongeval (artikel 9, lid 1 Arbowet) is een arbeidsongeval dat de dood tot gevolg heeft, dat leidt tot een ziekenhuisopname, of dat leidt tot blijvend letsel (bijvoorbeeld amputatie).
De Arbowet verplicht een werkgever om arbeidsongevallen die de dood of ernstig letsel ten gevolge te hebben direct bij de Inspectie SZW te melden.
Bent u het met de mening eens dat de aanpak ook gericht moet zijn op zwaardere ongevallen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
De Inspectie SZW is 1 oktober 2020 gestart met het landelijk opdoen van ervaring waarbij wordt gekeken naar welke interventie het best kan worden ingezet bij onderzoek naar ongevallen met licht letsel. De Inspectie gaat een jaar lang op deze manier werken. De werkwijze wordt nu alleen ingezet bij licht letsel. Als het gaat om zwaardere ongevallen dan is er sprake van een grotere impact op persoonlijk vlak, bijvoorbeeld door blijvend letsel, en op maatschappelijk vlak. Dergelijke ongevallen zijn vaak complexer en kunnen mogelijk in de afweging wel of niet opstellen van een verbeterplan tot nog meer juridisering leiden. Ik acht daarmee de risico’s maatschappelijk en individueel gezien groot om de werkgeversrapportage, dat zich nu de komende tijd moet bewijzen, ook al toe te gaan passen bij zwaardere ongevallen.
Door de werkwijze nu in te zetten bij licht letsel kan de Inspectie SZW tot een beheersbare en geleidelijke invoering van de gedifferentieerde aanpak ongevallenonderzoek komen, om op deze manier een zorgvuldige afweging in interventiekeuze in de praktijk goed te borgen in de nieuwe werkwijze. Na dit jaar wordt gekeken of de resultaten uit de pilots en uit dit experimenteerjaar stevig genoeg zijn om de verbeterplannen uit te rollen naar ongevallen met zwaarder letsel. Ik zal uw Kamer daarover nader informeren.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór de begrotingsbehandeling SZW (in week 47)?
Ja.
Het artikel ‘Losser wil pilotgebied worden voor uitwisseling duurzame energie met Duitsland’ |
|
Jan Paternotte (D66), Matthijs Sienot (D66) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Losser wil pilotgebied worden voor uitwisseling duurzame energie met Duitsland»?1
Ja.
Bent u bekend met de drempels waar grensgebieden tegenaan lopen bij de uitwisseling van elektriciteit?
Zoals aangegeven in mijn brief over uitwisseling van elektriciteit met buurlanden van dinsdag 3 november jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 732), kunnen partijen gebruik maken van de interconnectiecapaciteit om elektriciteit uit te wisselen tussen buurlanden.
Het achterliggende voorstel om grensoverschrijdend elektriciteit uit te wisselen op middenspanning is in strijd met hoe het Europese energiesysteem is ingericht. Het voorstel draagt ook niet bij aan het efficiënt inzetten en uitbreiden van het elektriciteitsnet en daarmee aan de Nederlandse doelstellingen voor de energietransitie en de bijbehorende infrastructuur.
Deelt u de mening dat we juist met een Europese energiemarkt, waar uitwisseling mogelijk is, sneller onafhankelijk kunnen raken van fossiele brandstoffen en tegelijkertijd ook de leveringszekerheid kunnen verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de mening dat uitwisseling van elektriciteit bij kan dragen aan de leveringszekerheid en afhankelijk van de samenstelling van het Europese productiepark ook kan bijdragen aan de het minder afhankelijk worden van fossiele brandstoffen. Dit is één van de belangrijkste redenen voor de aanleg van nieuwe hoogspanningsinterconnectoren, waaronder de vorig jaar in gebruik genomen COBRA-verbinding, een kabel van 700 MW tussen Nederland en Denemarken, en de verbinding Doetinchem-Wezel die in 2018 geopend is.
Bent u bereid om knellende wetgeving, die de samenwerking op middelspanningsniveau tussen Duitse en Belgische buurtgemeenten tegenhoudt, aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven in voornoemde brief is het wenselijk dat alle interconnectieverbindingen aan dezelfde Europese spelregels gehouden zijn. Hierbij is het belangrijkste uitgangspunt dat deze capaciteit non-discriminatoir ter beschikking wordt gesteld aan partijen ongeacht of deze partij zich in de nabijheid van deze interconnector bevindt. Deze Europese spelregels en principes kan en wil ik niet veranderen.
Bent u bereid om de gemeenten Losser, Emmen en Kerkrade aan te wijzen als pilotgebieden in de vorm van een «Local Energy Community»? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit kan ik niet en dit is ook niet noodzakelijk. Het staat bewoners, gemeenten en andere lokale partijen vrij om een burgerenergiegemeenschap («Local Energy Community») te starten, zoals ook aangegeven in artikel 16 van de Richtlijn (EU) 2019/944 (Richtlijn Elektriciteit) en artikel 22 van de Richtlijn (EU) 2018/2001 (Richtlijn Hernieuwbare Energie (REDII)). Een burgerenergiegemeenschap is een organisatievorm voor partijen in de energiemarkt. De genoemde Richtlijnen geven mij geen bevoegdheid om partijen aan te wijzen en aanwijzing is ook niet nodig; partijen kunnen zelf een burgerenergiegemeenschap opzetten.
Ik merk daarnaast op dat de regels rond het oprichten van een energiegemeenschap conform de genoemde Richtlijnen los staan van regels omtrent de aanleg en het gebruik van grensoverschrijdende verbindingen.
De beslissing om Holland Casino en de automatenhallen open te houden gedurende de fase van zwaardere coronamaatregelen |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat Holland Casino en de speelautomatenhallen gevrijwaard zijn van sluiting, terwijl bijvoorbeeld de horeca nu wél dicht moet en het dringende advies is om zoveel mogelijk thuis te blijven en dus niet uit te gaan?1
Ja.
Op grond waarvan is de afgelopen dagen het besluit genomen dat speelautomatenhallen en casino’s open mochten blijven, terwijl bijvoorbeeld de hele horeca gesloten is en het idee toch is dat mensen zo min mogelijk contact hebben?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 13 oktober van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport blijkt uit het OMT-advies en het BAO dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om de verdere verspreiding van het virus weer in te dammen.2 Het OMT heeft in dit geval niet geadviseerd sectoren zoals casino’s en speelautomatenhallen te sluiten. Het kabinet heeft het overgrote deel van de maatregelen overgenomen waarover het OMT adviseert. Bij de samenstelling van het maatregelenpakket is gekozen voor maatregelen die concreet bijdragen aan minder contactmomenten, zonder dat cruciale maatschappelijke functies in het gedrang komen. Zoals altijd is daarbij het uitgangspunt dat het virus zo hard mogelijk geraakt wordt en de maatschappij zo min mogelijk.
Dit maatregelenpakket gold uiteraard ook voor casino’s en speelautomatenhallen. Ik merk daarbij op dat zij net als theaters, bioscopen en poppodia, casino’s hun horecagedeeltes hebben moeten sluiten.
Het kabinet heeft op 3 november 2020 extra maatregelen aangekondigd om versneld het aantal besmettingen terug te dringen.3 Eén van deze maatregelen is het sluiten voor het publiek toegankelijke gebouwen, waaronder casino’s en speelautomatenhallen, gedurende twee weken.
Door welke belanghebbenden of organisaties is formeel of informeel geprobeerd invloed uit te oefenen op dit besluit?
Naar mijn weten is noch formeel of informeel invloed geprobeerd uit te oefenen op dit besluit. In het algemeen is er vanuit mijn departement contact met de sector over protocollen en de uitwerking van maatregelen.
Kan Holland Casino in deze tijden nog wel goed aan zijn zorgplicht voldoen in het kader van preventie ter voorkoming van kansspelverslaving? Zo ja, kunt u uiteenzetten hoe volgens u gewaarborgd is dat probleemgevallen, met inachtneming van alle voorschriften en maatregelen, de juiste hulp krijgen?
Uw vragen over het voldoen aan de zorgplicht heb ik aan Holland Casino voorgelegd. Holland Casino geeft met haar preventiebeleid invulling aan haar zorgplicht richting haar gasten. Desgevraagd geeft Holland Casino aan dat alle maatregelen die verband houden met de zorgplicht en het preventiebeleid met inachtneming van de coronaregels regulier doorgang kunnen vinden. De sector heeft in haar coronaprotocol aanvullende maatregelen getroffen om de continuïteit van haar zorgplicht nog verder te borgen. De Kansspelautoriteit houdt toezicht op het naleven van de zorgplicht. Lokale en regionale autoriteiten controleren partijen regelmatig op het naleven van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19.
Kan in alle vestigingen te allen tijde 1,5 meter afstand worden gehouden? Zo nee, welke consequenties zijn hier aan verbonden?
De sector is gehouden aan de noodverordeningen waarin de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 zijn vastgelegd. Hierop wordt de sector regelmatig gecontroleerd door de lokale en regionale autoriteiten. Bij niet naleving van de maatregelen kan worden ingegrepen worden door de Veiligheidsrisico’s. Zij kunnen bijvoorbeeld overgaan tot waarschuwen, strafrechtelijk optreden of het sluiten van (delen van) een locatie.4
De sector heeft een protocol opgesteld waarin onder andere wordt uiteengezet hoe partijen kunnen voldoen aan de maatregel om 1,5 meter afstand te houden. Hierover is branche-overstijgende afstemming geweest met VNO-NCW, MKB-Nederland en de schoonmaakbranche (OSB). Over het protocol is positief geadviseerd door een interdepartementale werkgroep onder leiding van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, waarin vertegenwoordigers van de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) en de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Infrastructuur en Waterstaat (I&W), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Financiën zitting hebben.
Hoeveel bezoekers mogen tegelijk binnen zijn op één locatie; hangt dit van het aantal zalen af en zo ja, hoe wordt een zaal gedefinieerd?
De regel voor samenkomsten uit het maatregelenpakket van 13 oktober 2020 is als volgt: samenkomsten in voor het publiek toegankelijke gebouwen en in besloten plaatsen zijn alleen toegestaan als het aantal aanwezigen per zelfstandige ruimte is beperkt tot ten hoogste 30 personen, mits hierbij voldoende afstand kan worden gehouden. Dit is exclusief personeel.6 Het aantal bezoekers dat binnen mag zijn op één locatie hangt dus af van het aantal zelfstandige ruimtes op de locatie. Bezoekersstromen dienen gescheiden te blijven.
Op naleving van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 worden casino’s en speelautomatenhallen regelmatig gecontroleerd door lokale en regionale autoriteiten.
Klopt het dat casino’s van Holland Casino vanwege de Covid-19-maatregelen verdeeld zijn in verschillende zones en dat per zone 30 mensen aanwezig mogen zijn? Is een zone iets anders dan een zaal en klopt het dat mensen tijdens hun bezoek van zone mogen wisselen? Zo ja, acht u dat wenselijk?2
Zie antwoord vraag 6.
De situatie in Zuid-Afrika. |
|
Kees van der Staaij (SGP), Jaco Geurts (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «South Africa: Deadly attacks on white farmers, a risk of new racial tensions»?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen van het lid Van Helvert over uw bezoek aan Zuid-Afrika2 en de motie-Van Helvert/Van der Staaij over de landonteigening van blanke boeren in Zuid-Afrika?3
Ja.
Kunt u aangeven op welke momenten u, conform de motie-Van Helvert/Van der Staaij, bilateraal en in internationale fora aandacht heeft gevraagd voor de precaire situatie van de Boeren in Zuid-Afrika? En waar hebben deze inspanningen in geresulteerd?
Bilateraal heb ik het thema landhervorming (inclusief de zorgen van de regering over eventuele landonteigening zonder compensatie) opgebracht in het gesprek met de Zuid-Afrikaanse Minister van Buitenlandse Zaken en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York op 23 september 2019. Ook heb ik het thema tijdens mijn bezoek aan Zuid-Afrika op 3 en 4 februari 2020 besproken met de Minister van Buitenlandse Zaken.
De zorgen van de regering zijn ook overgebracht tijdens een handelsmissie naar Zuid-Afrika onder leiding van de directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen in november 2019 en tijdens een ontmoeting van de plaatsvervangend directeur-generaal Politieke Zaken met de Zuid-Afrikaanse Vice-Minister van Justitie, in december 2019.
In multilateraal verband heeft Nederland het onderwerp aangekaart in EU verband en binnen de OESO.
De Zuid-Afrikaanse gesprekspartners hebben aangegeven de zorgen van Nederland serieus te nemen en gaven aan dat er diverse consultaties over dit onderwerp lopen. In deze consultaties zouden ook dergelijke zorgen, en verzoeken om duidelijkheid over de voorwaarden voor onteigening, worden meegenomen. De nadere precisering van de onteigeningscriteria zoals opgenomen in het nieuwe wetsvoorstel dat op 9 oktober jl. is ingediend in het Zuid-Afrikaanse parlement is wat Nederland betreft een stap in de goede richting.
Klopt het dat het aantal «Plaasmoorde» (erfaanvallen) en het aantal extreme geweldsincidenten tegen blanke Boeren in Zuid-Afrika de afgelopen tijd flink zijn gestegen? En bent u bereid uw zorgen hierover met de Zuid-Afrikaanse autoriteiten te delen?
Zuid-Afrika heeft zeer hoge criminaliteitscijfers. Het overgrote deel van de criminaliteit vindt plaats in townships en informele nederzettingen in en rond de steden, maar een klein deel treft ook het platteland waarbij zowel witte als zwarte boeren, medewerkers en familieleden onder de slachtoffers te betreuren zijn. Volgens de meest recente criminaliteitsstatistieken4 van de Zuid-Afrikaanse politie over de periode april 2019-maart 2020 werden ruim 21.300 moorden gerapporteerd. Daarvan werden 49 moorden geclassificeerd als zogenaamde boerderijmoorden (0,2% van het totaal). Dit is een kleine toename in vergelijking met 2018/19 (47), maar een afname in vergelijking met 2017/18 (62). De politie publiceert niet het ras van de slachtoffers, maar geeft aan dat motieven voor het geweld met name crimineel (bijv. veediefstal) van aard zijn en niet ras gerelateerd. Desalniettemin baren deze aanhoudend hoge criminaliteitscijfers mij zorgen. De Zuid-Afrikaanse regering heeft de bestrijding van criminaliteit als prioriteit aangemerkt en ook is de zogenaamde National Rural Safety Strategy in 2019 herzien om gewelddadige criminaliteit op het platteland aan te pakken.
De onveiligheid in Zuid-Afrika is een zorg van Nederland, ook vanwege de ongeveer 30.000 Nederlandse paspoorthouders in Zuid-Afrika, en wordt regelmatig aangekaart in bilateraal en multilateraal verband.
Acht u het opportuun om het toenemende racistische geweld tegen de Boeren in Zuid-Afrika te agenderen in de VN-Mensenrechtenraad?
Ik acht het niet opportuun om het geweld tegen de Boeren in Zuid-Afrika als apart agendapunt in de VN-Mensenrechtenraad te agenderen. Ik acht het effectiever om een bredere discussie over mensenrechten (inclusief de strijd tegen racisme en ongelijkheid) met Zuid-Afrika aan te gaan. Zo engageert Nederland in multilateraal verband in discussies over racisme waar Zuid-Afrika een leidende rol pakt. Ook bieden de reguliere bilaterale consultaties over mensenrechten een platform om de zorgen over het geweld in de Zuid-Afrikaanse gemeenschap te bespreken. Eind november spreekt de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur met haar Zuid-Afrikaanse counterpart, waar dit op de agenda zal staan.
Heeft u kennisgenomen van het nieuwe wetsvoorstel omtrent landonteigening van de Zuid-Afrikaanse regering en wat is uw appreciatie van dit wetsvoorstel?4
De Zuid-Afrikaanse Grondwet voorziet al in landonteigening zonder compensatie indien dit een publiek doel dient en in het publieke belang is. Echter, nadere juridische richtlijnen waren nodig om te verduidelijken onder welke omstandigheden dit mogelijk zou zijn en welke procedures gevolgd moeten worden in het geval van onteigening. Het nieuwe wetsvoorstel, de «Expropriation Bill», voorziet daarin. Het voorstel omschrijft zes scenario’s waarin het mogelijk kan zijn dat er geen compensatie wordt aangeboden in het geval van onteigening, namelijk 1) ongebruikt land in bezit voor financiële speculatie, 2) land in bezit van de staat of een staatsbedrijf dat niet gebruikt wordt voor essentiële doeleinden, 3) land dat gebukt gaat onder hoge schulden, 4) verlaten land, 5) land met een marktwaarde gelijk aan of lager dan de waarde van de overheidsinvestering of subsidie, en 6) bezit dat een gezondheids-, veiligheids- of fysiek risico vormt voor de bevolking. Onderdeel van de wet is een clausule die bepaalt dat de hoogte van de compensatie (die eventueel nul kan zijn) bepaald wordt door een rechter of arbiter. Ook noemt de wet een aantal principes die in acht moeten worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de compensatie, namelijk de marktwaarde, de manier waarop het land gebruikt wordt, investeringen en subsidies door de staat voor het aankopen of het ontwikkelen van het land, de manier waarop het land in bezit is gekomen en de reden voor onteigening.
Ik acht deze nadere precisering van juridische richtlijnen inzake onteigening nuttig en verwacht dat het wetsvoorstel nog uitvoerig zal worden besproken in het Zuid-Afrikaanse parlement alvorens het wordt aangenomen.
Klopt het dat in het nieuwe wetsvoorstel de mogelijkheid van landonteigening zonder compensatie is opgenomen? En zo ja, welke voorwaarden zijn er gesteld voor het onteigenen zonder compensatie?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de vrees dat door de voorgenomen wetgeving voornamelijk blanke Boeren het slachtoffer zullen worden van landonteigening zonder compensatie?
De zorg van het kabinet betreft eventuele landonteigening zonder compensatie die indruist tegen de wettelijke richtlijnen. Dit geldt voor alle landeigenaren in Zuid-Afrika. Het nieuwe wetsvoorstel bevat richtlijnen die, in het geval van onteigening, een rol van een rechtbank of arbitrage voorzien. Van belang is hierbij te noteren dat Zuid-Afrika beschikt over een sterk en onafhankelijk rechtssysteem.
Deelt u de mening dat landonteigening zonder compensatie indruist tegen internationale mensenrechtenverdragen en dat Nederland en de Europese Unie daarom stelling moeten nemen tegen dergelijke wetgeving?
Het recht op eigendom is als zodanig niet neergelegd in een van de VN mensenrechtenverdragen. Wel wordt het erkend in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Daarnaast wordt het recht op non-discriminatie erkend in zowel het Internationaal Verdrag inzake Burger en Politieke Rechten en het Internationaal Verdrag inzake Economisch, Sociaal en Culturele rechten. Zoals hierboven toegelicht, heeft Nederland de zorgen over eventuele landonteigening zonder compensatie kenbaar gemaakt, ook in EU-verband.
Kan deze wetgeving ook van invloed zijn op Nederlandse bedrijven en investeringen in Zuid-Afrika?
Zoals uiteengezet in het antwoord op vragen 6 en 7, kan conform het wetsvoorstel in kwestie onder bepaalde omstandigheden worden onteigend, in een beperkt aantal gevallen zonder compensatie. Deze richtlijnen zijn van toepassing op landeigendom van zowel nationale eigenaren, als buitenlandse eigenaren. Ook Nederlandse investeringen zouden hierdoor geraakt kunnen worden.
Welke mogelijkheden ziet u om de Zuid-Afrikaanse regering te bewegen af te zien van wetgeving die willekeurige ontneming van eigendom zonder compensatie mogelijk maakt?
Landhervorming is een nationale aangelegenheid, zo ook wetgeving die deze hervormingen vormgeven, waaronder de bepalingen voor onteigening. Zuid-Afrika is een democratische rechtsstaat. Het voorliggende wetsvoorstel biedt waarborgen om willekeur tegen te gaan, onder meer door de rol van een rechter of arbiter. Nederland zal in gesprekken blijven benadrukken dat Nederland zeer hecht aan de rechtsstaat en duidelijkheid over onteigening voor zowel bestaande als potentiele investeerders in Zuid-Afrika.
Wat zijn de implicaties van een no-deal Brexit voor de handelsrelatie tussen de Europese Unie en Zuid-Afrika?
Het uitblijven van een akkoord tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk kan implicaties hebben voor de handel tussen de Europese Unie en derde landen, waaronder ook Zuid-Afrika als onderdeel van de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (SADC) waar zowel de EU als het VK een handelsakkoord mee heeft afgesloten. Dit effect kan zich voordoen in de vorm van kostenstijgingen voor VK-onderdelen in EU-producten, of EU-onderdelen in VK-producten, VK-onderdelen in producten uit derde landen waarmee een handelsakkoord is gesloten of onderdelen uit derde landen in producten uit het VK vanwege mogelijk toepasselijke heffingen en quota. Ook kan het zijn dat de EU certificeringen en goedkeuringen door instellingen uit het VK voor producten uit derde landen zoals Zuid-Afrika voor toelating tot de Europese markt niet langer accepteert. Het aflopen van de in het terugtrekkingsakkoord overeengekomen overgangsperiode per 1/1/2021 heeft hoe dan ook implicaties voor de handel met het VK, zo komen er in alle gevallen grensprocedures en -formaliteiten.
Het voldoen aan artikel 68 van de Grondwet |
|
Steven van Weyenberg (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat u bij uw installatie tot Minister de eed (of gelofte) heeft afgelegd, waarvan een deel luidt: «Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet»?
Ja
Bent u op de hoogte van artikel 68 van de Grondwet, dat luidt: «De Ministers en de Staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat»?
Herinnert u zich dat de Kamer op 20 februari 2020 unaniem de motie Omtzigt c.s.1 heeft aangenomen, waarvan het dictum luidt: «verzoekt de regering te bevestigen dat op grond van artikel 68 een individueel Kamerlid specifieke documenten binnen een redelijke termijn moet kunnen ontvangen, tenzij het belang van de Staat zich hiertegen verzet»?
Ja.
Wat is de voornaamste reden dat de verslagen van de OMT (Outbreak Management Team)-overleggen vertrouwelijk zijn?
Het OMT is een gemengd samengestelde adviescommissie van RIVM-deskundigen en top-experts uit de samenleving die ad hoc en zonder last of ruggenspraak worden uitgenodigd. Voor een goed werkend OMT is het noodzakelijk dat de deskundigen vrijelijk vanuit inhoudelijk perspectief kunnen discussiëren, en soms controversiële standpunten naar voren kunnen brengen, zonder daarop elders aangesproken te (kunnen) worden. Wanneer de bereidheid tot deelname aan het OMT afneemt (wat een reëel risico is als de notulen in strijd met de toegezegde vertrouwelijkheid openbaar zouden worden gemaakt), komt het hele systeem van uitbraak- en epidemiebestrijding op losse schroeven te staan. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de volksgezondheid en veiligheid van burgers bij deze of volgende infectieziektecrises. De garantie van vertrouwelijkheid van de beraadslagingen en notulen weegt dan ook vanuit dat perspectief zwaar.
Bent u het eens met de stelling dat media-uitingen van verscheidene leden van het OMT over de OMT-overleggen en de daar spelende meningsverschillen bijdragen aan de transparantie van de wetenschappelijke adviezen van het OMT? Zo nee, waarom niet?
Uitspraken die afzonderlijke leden van het OMT, in welke hoedanigheid ook, doen in de media, komen voor hun verantwoordelijkheid. Als er verschillen van inzicht zouden blijven binnen het OMT, dan worden de verschillende zienswijzen weergegeven in het advies en op deze wijze wordt door middel van de adviezen al bijgedragen aan de transparantie van de adviezen van het OMT. Het zijn uiteindelijk de adviezen die de basis vormen voor besluitvorming.
Kunt het verslag van het tweede OMT-overleg de Kamer doen toekomen, aangezien op 27 februari jl., op dezelfde dag dat de eerste besmetting met het coronavirus gemeld werd, dit tweede OMT-overleg omtrent het coronavirus plaatsvond, waarin specifiek de persoonlijke beschermingsmiddelen werden besproken? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW?
De desbetreffende OMT-notulen worden niet verstrekt om redenen vermeld in het antwoord op vraag 4. Dat is in lijn met artikel 68 Grondwet. Op 15 juni 2020 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State ongevraagd advies uitgebracht over de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarin is ook ingegaan op de betekenis van artikel 68 Grondwet. Ik verwijs u in dit verband naar de reactie van het kabinet in het Nader rapport van 29 september 2020 over dit advies.
Bent u bereid alle verslagen van de vergaderingen van het OMT te delen met de Kamer zodat de transparantie van de wetenschappelijke adviezen nog verder wordt vergroot? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW?
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 6.
Waarop was het advies aan het kabinet gebaseerd van het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO van 28 januari jl.2 – waarvan het verslag beschikbaar is gekomen naar aanleiding van een Wob-verzoek – om de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen voor de verschillende beroepsgroepen te inventariseren?
Dit advies is gebaseerd op het advies van het OMT van 27 januari.
Kunt u het verslag van het daaropvolgende BAO, dat plaatsvond op 28 februari jl. en waarin wederom werd geadviseerd om de vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen te inventariseren en om de eerstelijnszorg hierin te versterken, de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW?
Er worden geen notulen gemaakt van het BAO. Aan de hand van persoonlijke aantekeningen van een medewerker wordt een advies opgesteld. Dit advies is naar aanleiding van het desbetreffende Wob-verzoek ook openbaar gemaakt. Voor de volledigheid is het ook bijgevoegd.
Kunt u het verslag van het BAO van 28 januari jl., dat leidde tot dit advies, de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW? Bent u bereid alle verslagen en alle adviezen van het BAO sinds januari 2020 te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW?
Er worden geen verslagen gemaakt van het BAO. Aan de hand van persoonlijke aantekeningen van een medewerker wordt een advies opgesteld. Alle BAO-adviezen zijn al openbaar gemaakt.
Kunt u in een tijdlijn per dag aangeven welke acties u tussen 27 januari en 28 februari 2020 heeft ondernomen ten aanzien van (1) de inkoop van persoonlijke beschermingsmiddelen en (2) de inventarisatie van persoonlijke beschermingsmiddelen in de intra- en extramurale setting?
Voorop gesteld: zorginstellingen in Nederland zijn verantwoordelijk voor hun eigen inkoop, soms werken ze daarvoor samen met de verzekeraars. Omdat er in aanloop naar de Brexit zorgen ontstonden over de continuïteit van die inkoop, kreeg VWS meer contacten met leveranciers dan voorheen.
VWS heeft op 30 januari nog geen signalen dat er sprake is van een tekort. Er zijn dan nog geen COVID-19 patiënten in Nederland. Op advies van het Bestuurlijk Afstemmings Overleg (BAO) start VWS toch met een inventarisatie van beschikbare persoonlijke beschermingsmiddelen, samen met het landelijk netwerk acute zorg (LNAZ) en de veiligheidsregio. Op 30 januari belt VWS met de brancheorganisaties van fabrikanten om te vragen of zij tekorten zien. Die zijn er volgens de brancheorganisaties niet.
Wel komen er af en toe signalen binnen uit de zorg dat er tekorten dreigen. Op 5 februari meldt NFU dat de eerste ziekenhuizen uit hun voorraden FFP maskers lopen, 3M (leverancier van mondmaskers) coördineert alle bestellingen en blokkeert pogingen tot het aanleggen van extra voorraad van beschermingsmiddelen door ziekenhuizen, om beschikbare voorraden evenredig te verdelen. De producent geeft aan hard te werken aan het opschalen van productie en die eerlijk over de landen te verdelen, al naar gelang het aantal COVID-patiënten.
VWS blijft gebruik maken van de contacten die zijn opgebouwd met inkoopafdelingen van ziekenhuizen en met de verschillende koepelorganisaties in de zorg. Op 12 februari komt het eerste signaal binnen dat er een tekort aan mondkapjes zou zijn bij een verpleeghuis. Het is nog steeds mogelijk om de individuele problemen van tekorten op te lossen. Brancheorganisaties FME, FHI en Nefemed geven aan dat de vraag naar beschermingsmateriaal zich nu wereldwijd richt op China en dat die vraag zal stijgen.
22 februari In Italië ontstaat een run op mondmaskers. Op 25 februari zijn er signalen dat een acuut tekort aan wondmateriaal is, omdat de productie hiervan in Wuhan stil is gevallen. VWS vraagt opnieuw aan de brancheorganisaties (FME, Nefemed en FHI) of er tekorten van andere medische hulpmiddelen die in China geproduceerd worden, te verwachten zijn. Minister Bruins schrijft aan de Kamer dat leveranciers de sterk toegenomen vraag nog aankunnen en dat de productie in Europa al wordt uitgebreid. «In totaal bezien is er nog geen sprake van een acuut tekort».
Op 27 februari wordt de eerste besmetting in Nederland vastgesteld. De Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU) meldt diezelfde dag dat het steeds moeilijker is aan mondmaskers te komen. VWS inventariseert welke tekorten mogelijk kunnen ontstaan: zuurstof, gazen, mondkapjes worden gemeld. Fabrikanten verzekeren VWS dat ze kunnen opschalen. Het OMT stelt dezelfde dag (dus 27 februari) een werkgroep in die zich buigt over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Ze zijn schaars en moeten dus niet onnodig gebruikt worden, media-aandacht voor juist gebruik kan helpen, aldus de werkgroep.
Op 28 februari (OMT-advies) adviseert het BAO een verdelingsstructuur van persoonlijke beschermingsmiddelen in te richten via de Regionaal Overleg Acute Zorgnetwerken – de Directeur Publieke Gezondheid coördineert vanuit zijn wettelijke taak om de continuïteit van zorg te borgen. Door het verdeelmechanisme moeten beschikbare persoonlijke beschermingsmiddelen beter verdeeld worden en is het minder ieder voor zich. De VVT-sector is in principe aangesloten op de ROAZ, maar de betrokkenheid verschilt per regio.
Kunt u voor de periode van 27 januari tot 28 februari 2020 een overzicht geven van de overleggen aangaande de inkoop en inventarisatie van persoonlijke beschermingsmiddelen waarbij uw ministerie betrokken was? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bij welke van deze overleggen was u zelf ook aanwezig?
In deze periode is er veel contact met diverse instanties en personen zoals hierboven beschreven. In deze periode zijn de overleggen niet structureel. Vanaf begin maart is er meer regulier overleg op ambtelijk niveau en spreekt mijn voorganger ook met diverse betrokken partijen.
Heeft u in de periode van 27 januari tot 28 februari 2020 ook overleggen gevoerd met brancheorganisaties binnen de verpleeghuiszorg en thuiszorg aangaande het coronavirus en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, wanneer vonden deze overleggen plaats? Zo nee, waarom niet?
Er hebben in deze periode geen overleggen plaatsgevonden met de brancheorganisaties binnen de verpleeghuiszorg en thuiszorg over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Er was in die periode van beide zijden geen aanleiding om dit onderwerp te agenderen. Wel is de sector net als de andere sectoren op 27 februari informeel geïnformeerd over de op 3 maart verzonden informatiesheet over de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen met de boodschap dat zorgaanbieders zich bij schaarste kunnen melden bij de ROAZ of DPG in hun regio. Als er onderlinge schaarste is maakt de ROAZ of DPG een verdeling.
Wat is de reden dat het OMT en het BAO tussen 27 januari en 27 februari 2020 niet bijeen zijn gekomen?
Het OMT zag geen reden om bijeen te komen, een BAO komt alleen bijeen na een OMT.
Wanneer bent u op de hoogte gebracht van de eerste besmetting in België, die door de media op 3 februari jl. gemeld werd, en welke acties heeft u ingezet nadat u hiervan op de hoogte was gesteld?
Op 3 februari hebben de Belgische gezondheidsautoriteiten gemeld dat een persoon die in hetzelfde vliegtuig zat als de teruggehaalde Nederlanders positief is bevonden op de aanwezigheid van het nieuwe coronavirus. Omdat het quarantaineprotocol rekening hield met deze mogelijkheid zijn er geen extra maatregelen in gezet.
Waarom was de eerste coronabesmetting in België geen aanleiding voor u om direct van het OMT en het BAO een nieuw advies te vragen omtrent het coronavirus?
Omdat het ging om iemand die in quarantaine zat omdat deze teruggehaald was uit China, was dit geen onverwachtse besmetting en was er geen reden om een nieuw advies te vragen.
Kunt deze vragen ieder afzonderlijk en vóór de behandeling van de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021 beantwoorden?
Ja
Het artikel 'Helft minder slachtoffers moord en doodslag in 20 jaar' |
|
Nevin Özütok (GL), Vera Bergkamp (D66), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek(CBS) «Helft minder slachtoffers moord en doodslag in 20 jaar»?1
Ja, ik ben bekend met deze publicatie van het CBS.
Heeft u kennisgenomen van het gegeven dat bij bijna zes op de tien vrouwen die in de periode 2015 tot en met 2019 werden vermoord, de vermoedelijke dader hun partner of ex-partner was? Welke definitie van partner wordt hier gehanteerd? Is het mogelijk dat het werkelijke aantal nog hoger ligt?
Ja, van deze statistieken heb ik kennisgenomen.
De bronnen voor deze CBS-cijfers over moord en doodslag zijn de doodsoorzaakformulieren die worden ingevuld door de behandelend arts of door de lijkschouwer en rechtbankdossiers in geval van een niet-natuurlijke dood.2 In de CBS-cijfers wordt de verdachte of dader opgenomen in de categorie (ex-) partner wanneer op het doodsoorzakenformulier en/of in het rechtbankdossier wordt gesproken over een partner of ex-partner. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen gehuwd of ongehuwd.
De cijfers hebben betrekking op alle gevallen van moord en doodslag in Nederland, zowel onder ingezetenen als niet-ingezetenen. Alleen voor cijfers over het laatste jaar is er een mogelijkheid dat het werkelijke aantal hoger of lager ligt. De dossiers bij de parketten worden door CBS-medewerkers ingezien en de informatie hieruit wordt verwerkt in de statistiek. Het kan zijn dat nog niet voor al deze zaken over het afgelopen jaar een compleet en afgesloten dossier inclusief vonnis beschikbaar is.
Kunt u aangeven of hier sprake is van een stijging of daling ten opzichte van de perioden daarvoor? Hoe verklaart u deze trend?
In de perioden 2000–2004, 2005–2009 en 2010–2014 was in respectievelijk 31% (114 vrouwen), 32% (86 vrouwen) en 49% (124 vrouwen) van de gevallen een dader of verdachte in beeld die haar (ex-)partner was. In de periode 2015–2019 was dit 56% (118 vrouwen).3
Kunt u aangeven in hoeveel van deze gevallen voorafgaand aan de moord of doodslag al contact is geweest tussen het slachtoffer en de politie met betrekking tot fysieke en/of psychische mishandeling, belaging, bedreiging of een soortgelijke daad door de dader? In deze gevallen: hoe vaak is er contact geweest en/of aangifte gedaan en op welke gronden? In hoeveel van deze gevallen heeft de politie en/of het openbaar ministerie (OM) daarop gehandeld? Op welke wijze? Zo nee, wat was daarvoor de reden?
Nee, dat kan ik helaas niet. De politie en het Openbaar Ministerie (OM) kunnen op basis van de registraties in hun systemen geen inzicht geven in de gevallen waarbij sprake was van (ex-)partnergeweld met dodelijke afloop in de periode 2015 tot en met 2019.
Hoeveel aangiften vinden jaarlijks plaats met betrekking tot fysieke en/of psychische mishandeling door de (ex) partner? In hoeveel van deze gevallen heeft de politie en/of het OM daarop gehandeld? Op welke wijze? In hoeveel gevallen is een gebiedsverbod opgelegd? Als wordt besloten om niet te handelen op basis van een aangifte, wat is daar voor de reden?
Op basis van registratiegegevens van de politie kan op korte termijn geen betrouwbaar inzicht worden gegeven in het aantal aangiften dat jaarlijks plaatsvindt met betrekking tot fysieke en/of psychische mishandeling door de (ex-)partner. Dit zou uitvoerig dossieronderzoek vergen. Ook kan op basis van de registratiegegevens geen betrouwbaar beeld gegenereerd worden van het aantal aangiftes waarbij vervolgens een gebiedsverbod is opgelegd.
Als er aangifte is gedaan van fysieke en/of psychische mishandeling, wordt deze altijd in behandeling genomen. Het kan zijn dat een aangifte wordt geseponeerd, omdat er geen sprake is van een strafbaar feit. Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 7 en 8 waarin staat beschreven welke middelen kunnen worden ingezet na een aangifte.
Is fysieke en/of psychische mishandeling, belaging, bedreiging of soortgelijke daden van de (ex-)partner een voorspeller voor partnerdoding? Zo ja, uit welk onderzoek blijkt dat en is daarom aanvullend preventief beleid nodig? Zo nee, waarom niet en uit welk onderzoek blijkt dat?
Ja. In buitenlands onderzoek wordt eerdere partnermishandeling als een van de belangrijkste risicofactoren voor partnerdoding gezien.4 Dit jaar verscheen een empirisch onderzoek dat ziet op de factoren die hebben geleid tot partnerdoding in Nederland in de periode 2010–2015.5 Uit dit onderzoek blijkt dat daders van partnerdoding (met 84% overwegend mannen) met betrekking tot delictskenmerken alsmede individuele en relationele kenmerken geen homogene groep vormen. Wel lijkt eerdere partnermishandeling een van de risicofactoren voor partnerdoding te zijn, naast bijvoorbeeld de angst verlaten te worden of een psychotische toestand.
Geweld in de huiselijke kring, waaronder partnergeweld, komt in Nederland op te grote schaal voor.6 Daarom zet ik mij samen met de Staatssecretaris van VWS en de VNG in om dit veiligheidsprobleem te bestrijden. Onderdeel van het interdepartementale programma Geweld hoort nergens thuis (GHNT) is onder meer dat professionals samen met de betrokkenen inzetten op het bestrijden van de risicofactoren die (herhaaldelijk) leiden tot de onveiligheid van het slachtoffer. Het doel is om hiermee de bestaande geweldsdynamiek in huishoudens of gezinnen te doorbreken en het geweld te stoppen.
Welke middelen worden momenteel ingezet om slachtoffers van fysieke en psychische mishandeling door (ex) partners te ondersteunen en/of in bescherming te nemen?
Er zijn verschillende middelen binnen de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling die worden ingezet om slachtoffers van geweld door (ex-)partners te ondersteunen en te beschermen. Deze aanpak wordt versterkt met het programma GHNT.7
Slachtoffers, omstanders en professionals kunnen bij Veilig Thuis terecht voor laagdrempelig advies en voor het doen van een melding. Wanneer Veilig Thuis een melding krijgt, voert Veilig Thuis een veiligheidsbeoordeling uit. Veilig Thuis zal, waar mogelijk altijd samen met het slachtoffer, beoordelen wat nodig is om het geweld te stoppen, met bijvoorbeeld hulp van een wijkteam, hulp bij het omgaan met agressie of het organiseren van een veilige opvangplek bij ernstig gevaar. Het wordt voor slachtoffers zo laagdrempelig mogelijk gemaakt om contact op te nemen met de gewenste instanties. Zo heeft Veilig Thuis sinds mei dit jaar een online chatfunctie. Ook kunnen slachtoffers laagdrempelig terecht bij de Centra Seksueel Geweld voor medische en psychologische zorg na seksueel geweld. Daarnaast is de politie in geval van acuut geweld laagdrempelig te bereiken voor het doen van een melding of een aangifte. Via www.vraaghetdepolitie.nl kunnen jongeren drie avonden in de week chatten met de politie over onder andere huiselijk geweld.
De inzet van de politie en het OM is gericht op het stoppen van het geweld en het beschermen van het slachtoffer. Een gezamenlijke aanpak met partners zoals Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, de Reclassering en Slachtofferhulp Nederland is hierbij essentieel. De politie bepaalt bij een aangifte of melding het dreigingsniveau en de urgentie. Na de veiligheidsbeoordeling van Veilig Thuis en de screening door de politie wordt een gezamenlijke aanpak bepaald, gericht op gedragsverandering bij de verdachte en op bescherming van het slachtoffer. Per situatie wordt bekeken welke combinatie van interventies op het gebied van zorg, bestuursrecht (o.a. huisverbod), civielrecht en/of strafrecht het meest effectief is. Er kunnen beschermingsmaatregelen worden ingezet zoals contact- en locatieverboden, een (stop)gesprek met de geweldspleger of bedreiger of het bieden van een opvangadres. Ook is de AWARE-noodknoop beschikbaar voor personen die ernstig worden bedreigd door hun (ex-)partner. Hiermee kunnen zij met een simpele druk op de knop snel alarm slaan wanneer zij zich in acuut gevaar bevinden.
Welke middelen heeft de politie om extra waakzaam te zijn na een aangifte met betrekking tot psychische en/of fysieke mishandeling door een (ex) partner?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u van mening dat deze cijfers laten zien dat er extra inzet nodig is om vrouwen die slachtoffer zijn van psychische en/of fysieke mishandeling te beschermen en partnerdoding te voorkomen?
Ondanks de significante daling in de cijfers van moord en doodslag ten opzichte van twintig jaar geleden, blijven deze cijfers met betrekking tot (ex-)partnerdoding zorgwekkend. De cijfers laten zien dat in de periode 2015 tot en met 2019 meer dan de helft van de vrouwen die zijn omgekomen door moord en doodslag, zijn gedood door hun (ex-)partner. Het blijft dan ook onverminderd van belang dat alles op alles wordt gezet om partnerdoding te voorkomen.
De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is daarom ook geprioriteerd en opgenomen in de veiligheidsagenda. Meer dan voorheen is de inzet van hulpverlening, Veilig Thuis, politie en justitieorganisaties gezamenlijk gericht op directe veiligheid in huishoudens en gezinnen (het stoppen van het geweld, het beschermen van slachtoffers, aanpak van plegers) en vervolgens op duurzame veiligheid (door het wegnemen van de risico’s op herhaling van het geweld en door vervolgens te focussen op het herstel). De impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling moet op lange termijn inzicht bieden in de effectiviteit van deze inzet.
Wat zijn de gevolgen van de maatregelen naar aanleiding van corona voor vrouwen die slachtoffer zijn van psychische en/of fysieke mishandeling door een (ex) partner? Verwacht u een toename van het aantal gevallen van moord en of doodslag door (ex) partners?
Het Ministerie van VWS heeft in het kader van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling onderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen van de coronacrisis en van de hulpverlening op gezinnen waar geweld speelt of heeft gespeeld. Augeo heeft in het kader van dit onderzoek het initiatief genomen om te monitoren of het geweld bij deze kwetsbare gezinnen toeneemt. Er is geen significant verschil in het aantal incidenten van geweld ten opzichte van de periode voor de coronacrisis. Dit onderzoek is bij de voortgangsrapportage GHNT naar de Kamer gestuurd.8
De politie geeft aan dat sinds de invoering van de coronamaatregelen geen significante toename is van het aantal incidenten van huiselijk geweld. Tegelijkertijd is het een gegeven dat de spanningen thuis kunnen oplopen als gevolg van de maatregelen en dat sommige slachtoffers uit beeld blijven. Ik houd daarom samen met de Staatssecretaris van VWS de signalen vanuit de betrokken partijen nauwlettend in de gaten.
Welke extra maatregelen neemt u naar aanleiding van Covid-19 voor vrouwen die slachtoffer zijn van psychische en/of fysieke mishandeling door een (ex) partner?
Tijdens de eerste maatregelen tegen het coronavirus in het voorjaar van 2020 heb ik, samen met de Minister van VWS, extra maatregelen genomen. Zo is een voorlichtingscampagne gestart voor bewustwording onder slachtoffers en omstanders. Daarnaast hebben we in samenspraak met het Nederlands Jeugdinstituut en het RIVM een factsheet opgesteld voor professionals voor het opvolgen van de meldcode in deze crisis. Ook kunnen slachtoffers sinds 1 mei door middel van het codewoord «Masker 19» een melding doen van huiselijk geweld bij de apotheek.
Alle 26 Veilig Thuis-organisaties bieden sinds half mei chatdiensten aan om de drempel te verlagen contact op te nemen met Veilig Thuis. Met de chatfunctie hebben slachtoffers een extra mogelijkheid om laagdrempelig advies te vragen. Bovendien ziet Veilig Thuis dat de nieuwe chatfunctie ook gebruikt wordt door mensen die eerder nog niet in beeld waren bij Veilig Thuis.
Politie en justitie hebben tijdens de coronamaatregelen onverminderde aandacht behouden voor slachtoffers en daders van huiselijk geweld en kindermishandeling. De politie is bereikbaar voor slachtoffers en treedt op in acute onveilige situaties. De Raad voor de Kinderbescherming voert beschermingsonderzoeken uit en de reclassering haar advies- en toezichtstaak.
De waarschuwing dat de gemuteerde varianten van het coronavirus die rondgaan in de nertsenfokkerij, ongevoelig zijn voor de ontwikkelde vaccins |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat het Deense Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Statens Serum Institut, waarschuwt dat de gemuteerde varianten van het coronavirus, die zijn ontstaan door de uitbraken in de nertsenfokkerij, ongevoelig zijn voor de coronavaccins die nu worden ontwikkeld?1
Ja, dat heb ik gezien.
Erkent u dat dit betekent dat ook nadat er kan worden gevaccineerd tegen COVID-19, mensen nog altijd het gevaar lopen besmet te raken met een gemuteerde «nertsenvariant» van het virus en dat zij daardoor nog altijd heel ziek kunnen worden of erger?
Mutaties van virussen komen altijd voor, zowel bij mens als bij dier. Ook in NL hebben we mutaties van Sars-CoV-2 aangetroffen. Het OMT-Z geeft aan dat de specifieke «variant 5» uit Denemarken in Nederland niet is aangetroffen.
De Deense gezondheidsautoriteiten geven aan dat het theoretisch mogelijk is dat «het vaccin» niet zal werken tegen de «type 5»-variant. Dat men overgaat tot ruimen van nertsen geschiedt uit voorzorg omdat men wil voorkomen dat deze of een andere variant in de toekomst mogelijk problemen veroorzaakt. De WHO expert groep is niet overtuigd dat deze variant zorgt voor verminderde werkzaamheid van een vaccin, om hier een definitieve uitspraak over te kunnen doen zouden aanvullende studies gedaan moeten worden.
Op 6 november is de WHO expertgroep bijeenkomen over de situatie in Denemarken. Ook de ECDC werkt een risico analyse uit. Het RIVM houdt zich op de hoogte van de uitkomsten van de WHO expertgroep.
Erkent u dat dit zou betekenen dat de vaccins niet zullen werken en we ook na de komst van de vaccins niet terug kunnen naar normaal, zolang de nertsenfokkerij in andere landen niet wordt stilgelegd?
Zoals ik al aangaf in mijn antwoord op vraag 2 geven de Deense gezondheidsautoriteiten aan dat het theoretisch mogelijk is dat «het vaccin» niet zal werken tegen de «type 5»-variant. De WHO expert groep is niet overtuigd dat deze variant zorgt voor verminderde werkzaamheid van een vaccin, om hier een definitieve uitspraak over te kunnen doen zouden aanvullende studies gedaan moeten worden.
Erkent u dat dit betekent dat de nertsenfokkerij een nog veel groter gevaar oplevert voor de volksgezondheid dan u tot nu toe beweerde?
De volksgezondheid staat bij ons altijd voorop. Daarom zijn in Nederland besmette bedrijven geruimd. Daarmee couperen we de replicatie en het ontstaan van nieuwe mutanten van het virus in nertsen. Daarnaast zijn er allerlei voorzorgsmaatregelen genomen om de kans op verspreiding te verkleinen, zoals een vervoersverbod voor nertsen en mest, en hygiënemaatregelen op bedrijven. Toen bleek dat de besmettingen, ondanks al deze maatregelen, toch bleven doorgaan is, op advies van het OMT-Z, eind augustus besloten dat op korte termijn de nertsenfokkerij moet worden beëindigd. Hiermee bereiken we in Nederland het doel van onze aanpak: het voorkomen dat er reservoirvorming ontstaat in de nertsenpopulatie op de bedrijven en wenden daarmee mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid af.
De situatie in Nederland en Denemarken verschilt op veel punten. In Denemarken is de gemuteerde variant ook aangetroffen in de algemene bevolking (buiten de fokkerij). In Nederland zijn daar op dit moment geen aanwijzingen voor. In Denemarken zijn er momenteel veel uitbraken bij nertsenbedrijven. Wekelijks worden alle bedrijven in Nederland gescreend, dat gebeurt in Denemarken niet. Nederlandse bedrijven die niet zijn besmet zijn nu begonnen met het doden van de dieren op hun bedrijf ten behoeve van het pelzen. Dit gebeurt onder strenge voorwaarden. Daarmee is naar verwachting begin december het overgrote deel van de nertsenpopulatie in Nederland weg.
Het wetgevingstraject voor de stoppersregeling loopt als gepland. Het streven is om de wet volgende week aan de Tweede Kamer te sturen.
Is uw ministerie hier ook al voor gewaarschuwd? Zo ja, wanneer en wat heeft u met deze waarschuwing gedaan? Zo nee, hoe is dat mogelijk?
Inmiddels hebben Deense experts relevante informatie gedeeld in een expertnetwerk van het ECDC, echter deze is nog niet compleet. Experts, onder andere van het RIVM en Erasmus Medisch Centrum (EMC), het Nederlandse referentielaboratorium voor opkomende ziekten, houden de Nederlandse situatie ook scherp in de gaten.
We hebben ook gezorgd voor dagelijks informatievoorziening via de landbouwraad in Denemarken en wij hebben contact gehad met de Deense ambassadeur in Nederland. In dat contact is aangegeven dat data ontbreken om een definitieve uitspraak te doen over de vraag of de gevonden variant zorgt voor een verminderde werkzaamheid van het vaccin. Daarom is het belangrijk dat alle informatie zo snel mogelijk in het publieke domein komt.
Heeft u gezien dat in Denemarken inmiddels minstens 150 medewerkers van nertsenfokkerijen zijn besmet met deze «nertsenvarianten» van het virus?
De nieuwe, unieke mutatie in de SARS-CoV2-varianten is gevonden in tests van 5 nertsenfokkerijen. Er zijn in Denemarken 214 personen besmet door nertsen, daarvan zijn er 12 individuen in de omliggende gebieden met de cluster 5 variant besmet.
Heeft u gezien dat deze varianten van het virus in Denemarken niet alleen voorkomen bij de nertsenfokkers, hun gezinnen en medewerkers, maar ook worden teruggevonden bij andere inwoners van het gebied?
Ja, dat heb ik vernomen.
Kunt u bevestigen dat ook in Nederland tot nu toe vijf virusvarianten zijn ontstaan doordat het virus van mens op nerts, van nerts op nerts en van nerts op mens is overgesprongen?
In Nederland zijn er vijf clusters van nauw gerelateerde sequenties gevonden bij virussen geïsoleerd uit nertsen. Deze clusters zijn niet aangetroffen in de algemene bevolking, hetgeen in Denemarken wel het geval is.
Kunt u bevestigen dat in Nederland bij de eerste zestien onderzochte bedrijven tweederde van de onderzochte medewerkers, 66 mensen, besmet bleken te zijn met deze virusvarianten? Is dit ook onderzocht bij de 48 bedrijven waar het virus sindsdien is opgedoken?
Het is in de eerste plaats belangrijk om te melden dat dit gaat om 97 onderzochte mensen. Er zijn meer medewerkers/familieleden op deze bedrijven, niet iedereen is getest. Op sommige bedrijven zijn alleen de mensen getest die klachten hadden, hierdoor vind je een hoger aandeel positieven. Daarnaast is het zo dat de genetische stamboom van de virussen uit het aangehaalde onderzoek dicht bij elkaar liggen. Het is echter onbekend of sprake is van nerts-mens besmetting of nerts-mens-mens. De besmettingsroute van de mensen die ziek zijn geweest, is niet meer te achterhalen. Ze lijken wel binnen het bedrijf besmet te zijn geraakt. Deze onderzoeksresultaten laten geen verspreidingen buiten de bedrijven zien. Deze virussen worden niet in de postcodegebieden buiten de bedrijven aangetroffen.
Wat bovendien van belang is, is dat ook in het onderzoek op besmette nertsenbedrijven is vastgesteld dat het virus niet via de lucht wordt verspreid. Het risico voor omwonenden is verwaarloosbaar. Het RIVM heeft deze bevindingen uit dit onderzoek meegenomen in de OMT-Z adviezen.
Erkent u dat het erg aannemelijk is dat deze mensen het virus weer hebben doorgegeven aan anderen, gezien de mate waarin het virus zich verspreidt?
Het is niet onmogelijk dat het virus verspreid naar andere mensen, maar daarvoor zijn geen aanwijzingen voor gevonden.
Kunt u uitsluiten dat ook in Nederland de nertsenvarianten van het coronavirus verder zijn verspreid onder de bevolking? Zo ja, hoe is dit onderzocht en wat waren hierbij de bevindingen? Zo nee, wat gaat u hier aan doen?
In Nederland zijn er op dit moment geen aanwijzingen dat de virusstammen uit nertsen circuleren in de humane populatie. De drijvende kracht achter de huidige epidemie bij mensen is mens-mens verspreiding. Het OMT-Z concludeerde in augustus dat de kans op infectie vanuit nertsen voor mensen woonachtig buiten de nertsenbedrijven momenteel verwaarloosbaar is ten opzichte van de kans op infectie van mens-op-mens in de bevolking.
Daarnaast zijn alle op nertsenbedrijven besmette personen gesommeerd in isolatie te gaan en hun contacten in quarantaine om verdere verspreiding van Covid-19 te reduceren. We ruimen in Nederland alle besmette nertsenbedrijven en couperen dus op deze manier de replicatie van virus in nertsen en daarmee de kans op veranderingen en besmettingen van mensen.
Deelt u de mening dat op deze manier de dreiging van de verspreiding van de nertsenvariant van het coronavirus blijft voortduren, ook nadat in Nederland alle laatste nertsen zijn vergast?
Het is mogelijk dat de nertsenvariant zich in Denemarken blijft verspreiden. In Nederland is geen spreiding van een nertsenvariant in mensen aangetroffen. In het kader van de volksgezondheid is het goed dat de Deense overheid hier daadkrachtig optreedt. Dit toont wel aan dat het belangrijk is om hier internationaal aandacht aan te besteden en te blijven besteden. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 13.
Gaat u met deze kennis, als Minister van volksgezondheid van het allereerste land ter wereld dat te maken kreeg met een uitbraak van COVID-19 in de veehouderij, zich in Europa inzetten voor het stilleggen van de nertsenfokkerij? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen weken heeft Nederland zowel bij de Europese Commissie als bij het Duitse voorzitterschap aandacht gevraagd voor de nertsenproblematiek in relatie tot volksgezondheid en gevraagd dit te agenderen voor de EU Gezondheidsraad of de Health Security Committee. Dit is nu extra urgent vanwege de situatie in Denemarken. Hier werd positief op gereageerd. Daarnaast staat het onderwerp op de agenda van de Chief Veterinary Officers en heeft Denemarken het geagendeerd voor de Landbouw- en Visserij Raad van 16 november as.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen van het coronavirus?
Ik heb me ingespannen de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Incorrecte cijfers van ziekenhuisopnames |
|
Antje Diertens (D66), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Aantal opnames coronapatiënten blijkt ineens dubbel zo hoog» van 15 oktober jl.?1
Ja.
Kunt u in een feitenrelaas (inclusief gedetailleerde tijdlijn) aangeven wanneer en door wie het ministerie op de hoogte is gebracht van het feit dat er sprake was van een te lage weergave van de ziekenhuisopnames op het coronadashboard?
Het Coronadashboard wordt continu verbeterd, uitgebreid en verfijnd. Dat heb ik bij de lancering van het dashboard begin juni ook aangegeven. Elke twee weken zijn er nieuwe verbeteringen en uitbreidingen. Het coronadashboard toonde tot 13 oktober de ziekenhuiscijfers van de GGD (Osiris). Deze GGD-cijfers werden ook in de maanden daarvoor gebruikt voor de monitoring van het verloop van de pandemie. Daarnaast monitort Stichting NICE sinds begin maart parallel aan de GGD het aantal IC-opnamen en het aantal ziekenhuisopnamen op de verpleegafdeling. In de eerste maanden rapporteerde Stichting NICE echter lagere aantallen ziekenhuisopnamen dan Osiris. Een belangrijke reden hiervoor was dat toen nog niet alle ziekenhuizen hun gegevens deelden met Stichting NICE.
Vanaf begin juni leken de cijfers van Osiris en NICE ongeveer op hetzelfde niveau te liggen. Gedurende de hele zomer tot aan begin september waren de cijfers uit beide bronnen redelijk vergelijkbaar. In deze periode was het aantal ziekenhuisopnamen ook laag.
Begin september begonnen de aantallen ziekenhuisopnames op te lopen vanwege het oplopend aantal besmettingen. Vanaf dat moment begonnen echter de cijfers van Osiris en NICE uit elkaar te lopen. We zijn dit nader gaan onderzoeken. In eerste instantie leek de oorzaak te zijn dat de GGD te maken had met vertraging in de rapportage. Echter, de belangrijkste reden bleek te zijn dat vanwege het verruimde testbeleid aan de GGD veel minder ziekenhuisopnamen gerapporteerd werden. Dit komt doordat sinds 1 juni een infectie met het coronavirus meestal in de teststraat wordt vastgesteld, dus meestal vóór een ziekenhuisopname.
Ik zal dit nader uitleggen: tijdens de eerste golf werd er weinig getest. Een besmetting werd toen meestal in het ziekenhuis bevestigd en daar is deze dan meldingsplichting. Door de verruiming van het testbeleid worden sindsdien de meeste infecties al vóór ziekenhuisopname vastgesteld en dus aan de GGD gemeld vóór ziekenhuisopname. Dat betekent dat de GGD dus minder ziekenhuisopnames ontvangen, omdat veel besmettingen al in de GGD-teststraat worden vastgesteld. De ziekenhuizen hebben weliswaar zicht op welke patiënten besmet zijn en geven dat ook door aan NICE, maar dus lang niet meer in alle gevallen aan de GGD. Bij de toename in besmettingen en het verruimde testbeleid werd het verschil tussen NICE en Osiris daarom ook groter.
Zodra we hier achter kwamen, hebben we alles in het werk gesteld om op het dashboard zo snel mogelijk over te kunnen stappen van de Osiris-gegevens naar NICE. Sinds 13 oktober toont het dashboard op landelijk niveau daarom de NICE-ziekenhuiscijfers en niet meer die van Osiris. Die overstap vergde enige tijd, omdat de systemen hierop ingericht moesten worden. De overstap naar NICE op regionaal niveau was op dat moment nog niet mogelijk vanwege juridische goedkeuring. Dat proces is inmiddels bijna afgerond en we verwachten binnenkort ook de regionale ziekenhuiscijfers te kunnen tonen. Zoals op het coronadashboard vermeld, zijn de regionale GGD-ziekenhuiscijfers tijdelijk uitgezet, omdat deze gegevens niet meer volledig waren en niet meer bijdroegen aan goede informatievoorziening. Dit zal van korte duur zijn, totdat de regionale NICE-ziekenhuiscijfers beschikbaar zijn.
Heeft u toen u hoorde dat er sprake was van een te lage weergave van ziekenhuisopnames in het dashboard meteen de Kamer geïnformeerd? Zo ja, wanneer was dat? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 zagen we begin september dat er verschillen tussen beide databronnen waren in aantallen cijfers. Daaropvolgend zijn we eerst gaan uitzoeken waar het verschil vandaan kwam. Deze verschillen heb ik in het antwoord op vraag 2 benoemd. Vervolgens hebben we alles in het werk gesteld om op het coronadashboard zo snel mogelijk over te stappen op de cijfers van NICE. Deze overstap is op 13 oktober gerealiseerd. Dit heb ik ook gecommuniceerd via:
de voortgangsbrief aan uw Kamer op 13 oktober jl.;
de cijferverantwoording op het dashboard per 13 oktober;
de tweet van woensdagochtend 14 oktober.
de expert-meeting met tegensprekers van 8 oktober;
Het RIVM is voor haar modellering begin oktober overgestapt op de NICE-cijfers. Dit hebben zij tevens gecommuniceerd in hun wekelijkse update: https://www.rivm.nl/nieuws/stijging-zet-door
Wat was de datum dat de signaalwaarde van veertig ziekenhuisopnames per dag werd overschreden en wanneer bent u op de hoogte gebracht van deze overschrijding?
Op 30 september is de signaalwaarde van veertig ziekenhuisopnames per dag (uitgaande van een 3-daags gemiddelde per dag) overschreden conform de ziekenhuisgegevens van de GGD, die toen nog op het dashboard werden getoond.
Met terugwerkende kracht laten de ziekenhuisgegevens van Stichting NICE een overschrijding zien op op 17 september (uitgaande van een 3-daagsgemiddelde per dag). Op 17 en 18 september hebben wij niet het signaal ontvangen dat dit het geval was. De gegevens van Stichting NICE zijn namelijk nooit direct compleet en worden altijd met terugwerkende kracht verder aangevuld. Wel zagen we natuurlijk dat de ziekenhuisopnamen aan het oplopen waren en dat de verschillen tussen NICE en Osiris groter werden. Daarom zijn we, zoals aangegeven onder vraag 2, begin oktober ook overgestapt op NICE.
Was de overschrijding van de signaalwaarde van het aantal ziekenhuisopnames voor of na de persconferentie van 18 september jl. waarin de Minister-President aangaf dat het aantal ziekenhuisopnames nog relatief meeviel?
Zie antwoord vraag 4.
Wordt u naast het zelf raadplegen van het coronadashboard ook apart geïnformeerd over de status van het aantal ziekenhuisopnames? Zo ja, kunt u voor de periode van 1 september tot 15 oktober jl. een tijdlijn maken met wanneer u hierover apart bent geïnformeerd?
Ja, ik word dagelijks geïnformeerd over de cijfers, zodra deze beschikbaar zijn. Onderdeel daarvan zijn bedbezetting en ziekenhuisinstroom.
Kunt u in één grafiek het aantal ziekenhuisopnames per dag weergeven zoals deze gepubliceerd zijn op de website van de Stichting Nationale Intensive Care Evaluatie (NICE), het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) en het coronadashboard in de periode van 1 juli tot en met 15 oktober?2 3
Het is niet mogelijk om de gegevens van NICE, LCPS en Osiris in één grafiek weer te geven. Het LCPS toont namelijk het totaal aantal bedden dat bezet is en niet het aantal ziekenhuisopnames per dag. (Dat doen ze pas sinds 14 oktober).2 3
Het kan wel in 2 grafieken, die ik hieronder heb weergegeven. In Figuur 1 wordt de instroom (aantal nieuwe ziekenhuisopnames op de verpleegafdeling) van Osiris en Stichting NICE weergegeven. Deze figuur laat zien dat de gegevens van Osiris en NICE in de loop van september steeds verder uit elkaar gingen lopen.
Figuur 2 toont het totaal aantal mensen op de verpleegafdeling (bedbezetting) door NICE en LCPS. Daarbij is van belang op te merken dat er een aantal verschillen tussen deze weergegeven data kan bestaan. Beide bronnen hanteren niet hetzelfde moment op de dag voor uitvraag van gegevens. Als patiënten inmiddels COVID-vrij zijn, wordt daar in de verschillende registraties bij deze dataleveranciers anders mee omgegaan. In de data van stichting NICE blijft dat een COVID-patiënt, terwijl dit in LCPS niet meer het geval is, omdat deze patiënt geen COVID-bed meer nodig heeft. Ook leveren enkele ziekenhuizen nog niet aan stichting NICE gegevens, omdat ze niet dubbel willen registreren. De automatische extractie uit het elektronisch patiëntendossier vergt bovendien een handmatige controle waar niet overal prioriteit aan wordt gegeven, omdat dit als een dubbelregistratie ervaren wordt. Hierdoor lopen status updates en ontslagdata soms achter.
Figuur 1: Met terugwerkende kracht totaal aantal ziekenhuisopnamen op verpleegafdelingen tot 15 oktober op basis van Osiris en Stichting NICE
Figuur 2: Definitieve aantallen bedden bezet op verpleegafdelingen tot 15 oktober 2020
Heeft u in de periode van 1 september tot 15 oktober jl. overleggen gevoerd met partijen over het aantal ziekenhuisopnames? Zo ja, kunt u de verslagen van deze overleggen de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 van de Grondwet?
De Minister van Medische Zorg en Sport heeft in de periode 1 september tot 15 oktober jl. geregeld overleggen gehad met de NVZ, NFU, FMS, V&VN, LNAZ, LHV, IGJ en NZa. Met deze zorgpartijen spreekt Minister van Ark over de ontwikkelingen in de ziekenhuizen en de voor- en nazorgketen, waarbij elk overleg wordt begonnen met het beeld in de ziekenhuizen. Op basis van LCPS data wordt besproken hoeveel patiënten er de afgelopen week zijn opgenomen op de kliniek
en op de IC, wat de delta is en hoeveel patiënten er zijn verplaatst tussen de ziekenhuizen. De schriftelijke verslagen van deze overleggen worden ter informatie rondgestuurd aan de deelnemers, voor eigen gebruik, en worden niet formeel vastgesteld. Derhalve stuur ik deze verslagen niet aan de Kamer.
Daarnaast zijn er op ambtelijk niveau gesprekken gevoerd met Stichting NICE, LCPS en RIVM over het overstappen van de GGD-ziekenhuiscijfers naar de cijfers van Stichting NICE en LCPS. Hier zijn geen verslagen van gemaakt. Alleen van het laatste concluderende overleg is er wel een verslag. Het verslag hiervan is bijgevoegd bij deze beantwoording.
In welk Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) is er voor het eerst gesproken over de dreiging van het overschrijden van de signaalwaarde van het aantal ziekenhuisopnames? Kunt u het verslag van dat BOA aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 van de Grondwet?
Er worden geen notulen gemaakt van het BAO. Tijdens het overleg worden de bevindingen door de voorzitter en als standpunt of advies van het BAO geconcludeerd. Dit wordt vervolgende vastgelegd in een korte tekstpassage als reactie op het OMT advies en zo opgenomen in de stand van zaken brief die uw kamer ontvangt. Er zijn geen (gespreks)verslagen van het BAO openbaar, en het is daarmee niet mogelijk aan te geven wanneer het BAO voor het eerst sprak over dreiging van het overschrijden van de signaalwaarde van het aantal ziekenhuisopnames.
In het BAO-advies van 18 september wordt niet gesproken van een dreiging van het overschrijden van de signaalwaarde, maar wel over de zorgen over de oplopende cijfers.
BAO 18 sep: BAO-advies
Kunt u alle adviezen en verslagen van de overleggen van het BAO in de periode van 1 september en 15 oktober delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 van de Grondwet?
Zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 9, geeft het BAO wel een advies m.b.t. de OMT-adviezen. Deze zijn in de COVID stand van zaken brieven aan uw Kamer gestuurd. Ook zijn BAO-adviezen in enkele kamerbrieven over uitleg van de landelijke maatregelen opgenomen.
Voor de volledigheid en transparantie voeg ik de adviezen bij deze beantwoording bij.
Zijn er in het overleg van het Outbreak Managementteam (OMT) van 14 september jl. zorgen geuit over het stijgend aantal ziekenhuisopnames? Zo nee, wanneer werden deze zorgen voor het eerst geuit?
In het OMT-advies van 14 september staat het volgende vermeld over de ziekenhuisbedden: «Hoewel het aantal nieuwe meldingen toeneemt zien we nog geen sterke stijging in het aantal ziekenhuisopnames en overlijdens.»
In het OMT-advies van 28 september wordt aangegeven dat de epidemische situatie in heel Nederland zorgelijk is, dat het aantal besmettingen snel oploopt en de druk op zorg en ziekenhuizen toeneemt.
Kunt u de verslagen van de OMT-overleggen op 14 en 28 september jl. de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 van de Grondwet?
Alle OMT-adviezen worden aan uw Kamer gestuurd met een brief. Deze adviezen heeft uw kamer daarom al ontvangen. Net als alle andere OMT-adviezen van de afgelopen maanden. De weerslag van de OMT-besprekingen is terug te lezen in de adviezen. OMT-verslagen heb ik niet beschikbaar en zijn niet openbaar. Het OMT is een gemengd samengestelde adviescommissie van RIVM-deskundigen en experts die ad hoc en zonder last of ruggenspraak worden uitgenodigd. Voor een goed werkend OMT is het noodzakelijk dat de deskundigen vrijelijk vanuit inhoudelijk perspectief kunnen discussiëren. Wanneer de bereidheid tot deelname aan het OMT afneemt (wat een reëel risico is als de notulen in strijd met de toegezegde vertrouwelijkheid openbaar zouden worden gemaakt), komt het hele systeem van uitbraak- en epidemiebestrijding op losse schroeven te staan. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de volksgezondheid en veiligheid van burgers bij deze of volgende infectieziektecrises. De garantie van vertrouwelijkheid van de beraadslagingen en notulen weegt dan ook vanuit dat perspectief zwaar. Dit is in lijn met artikel 68 Grondwet. Op 15 juni 2020 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State ongevraagd advies uitgebracht over de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarin is ook ingegaan op de betekenis van artikel 68 Grondwet. Ik verwijs u in dit verband naar de reactie van het kabinet in het Nader rapport van 29 september 2020 over dit advies.
Wordt het openbare coronadashboard door u gebruikt als bron voor de afweging of extra maatregelen ten behoeve van het indammen van het coronavirus nodig zijn?4 Zo ja, welke consequenties zijn er aan verbonden indien informatie op dit dashboard incorrect is? Zo nee, kunt u een lijst met bronnen geven die u wel gebruikt en kunt u per bron aangeven of deze openbaar is?
Via het coronadashboard kan het kabinet in de gaten houden hoe het coronavirus zich ontwikkelt en ingrijpen om het virus in te dammen als dat nodig is. Op basis van het dashboard ontvang ik dagelijks een uitgebreid beeld met extra toelichting op de cijfers. Of er ingegrepen moet worden, en waar ingegrepen moet worden, is echter nooit een automatisme op basis van één of enkele getallen. Dat zal altijd een analyse van de cijfers vragen en een bestuurlijke weging. Het gaat om trends, en minder om de dagcijfers. De signaalwaarden spelen daarin een belangrijke rol, als functie van alarmbel. Op basis van deze alarmbellen vindt er een inschalingsoverleg plaats met veiligheidsregio’s, GGD en RIVM. De cijfers worden in samenhang met elkaar, de overige monitoringsgegevens en de plaatselijke situatie bekeken en geduid door het RIVM en de GGD, die zicht heeft op o.a. het bron- en contact onderzoek. Ook is van belang in hoeverre de adviezen van het RIVM goed opgevolgd worden en de regels worden nageleefd. Het gaat dus altijd om een totaalbeeld. Bij oplopende cijfers wordt de routekaart als leidraad gevolgd, met bijbehorende maatregelen. Bij langdurig dalende cijfers vindt maatwerk plaats op de weg terug naar risiconiveau waakzaam. Het coronadashboard wordt continu verbeterd en verfijnd. Dat heb ik bij de start begin juni ook gemeld. Elke twee weken zijn er nieuwe verbeteringen en uitbreidingen.
Kunt u een uitputtende lijst geven van de bronnen van de andere cijfers in het openbare dashboard en kunt u garanderen dat deze cijfers accuraat zijn en te allen tijde accuraat zijn geweest sinds het dashboard online is?
Het dashboard toont de bronvermelding per onderwerp, inclusief de link naar het exacte bronbestand indien openbaar. Dit is opgenomen onder de cijferverantwoording op: https://coronadashboard.rijksoverheid.nl/verantwoording.
Op dit moment worden de volgende bronnen in het dashboard weergegeven:
RIVM: wordt grotendeels openbaar aangeleverd, waar dit nog niet zo is wordt hier samen met het RIVM eraan gewerkt het openbaar beschikbaar te maken op https://data.rivm.nl/
NICE: wordt openbaar aangeleverd.
LCPS: wordt openbaar aangeleverd.
Nivel: wordt niet openbaar aangeleverd.
Het dashboard is een visualisatie- en communicatie-instrument dat de data van andere partijen (RIVM, NICE, LCPS etc) inleest. Uiteraard is het van het grootste belang dat al deze partijen hun kwaliteitsprocessen op orde hebben zodat alle data betrouwbaar zijn. Wanneer er desondanks toch fouten ontdekt worden, wordt dit gecorrigeerd en via het dashboard gecommuniceerd onder de cijferverantwoording. Daarbij wil ik benadrukken dat de GGD-cijfers wel correct zijn. Zoals ik hierboven heb aangegeven, is er deels sprake van narapportage en ligt er voor een belangrijk deel een andere oorzaak ten grondslag aan het verschil in cijfers, namelijk de verruiming van het testbeleid.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en vóór de behandeling van de VWS-begroting van 2021 beantwoorden?
Nee, deze vragen heb ik helaas niet vóór de begrotingsbehandeling aan uw Kamer kunnen doen toekomen.
Het klimaatgeblunder van de Verenigde Naties (VN) |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Klimaatrel: «VN blunderen met rapport» – Alarmistische toon ondanks dalende trend natuurrampen»?1
Ja.
Wat vindt u van het VN-rapport «Human Cost of Disasters», waarin enerzijds wordt gesproken van een «duizelingwekkende stijging van klimaatgerelateerde rampen over de laatste twintig jaar» en anderzijds wordt beweerd dat het aantal natuurrampen sinds 2000 juist met 15% is afgenomen?2
Het rapport toont aan dat extreme weersomstandigheden als gevolg van klimaatverandering de afgelopen decennia jaar zijn verdubbeld. Wereldwijd werden volgens het rapport de afgelopen twintig jaar circa 7.350 grote rampgebeurtenissen geregistreerd. Wetenschappelijk onderzoek dat een ander beeld schetst is mij niet bekend.
Hoe beoordeelt u deze schaamteloze, tenenkrommende tegenstrijdigheid? Deelt u de mening dat dit geblunder tekenend is voor het hele klimaatbeleid – ook het uwe – dat van tegenstrijdigheden, aannames en klimaatbangmakerij aan elkaar hangt?
Deze mening deel ik niet.
Deelt u de conclusie dat de VN geen klimaatwetenschap, maar klimaatpolitiek bedrijven? Deelt u daarnaast de conclusie dat die VN-klimaatpolitiek eruit bestaat om mensen continu voor de gek te houden en angst aan te jagen met allerlei doembeelden over klimaatverandering?
Deze conclusies deel ik niet. De VN en haar Intergovernmental Panel on Climate Change(IPCC) baseert haar rapporten op wetenschappelijke publicaties en geeft een goed overzicht van de huidige stand van kennis rond klimaatverandering en de gevolgen ervan. IPCC-rapporten vormen om die reden de primaire informatiebron voor het klimaatbeleid.
Bent u ervan op de hoogte dat rampzalige voorspellingen in de afgelopen decennia, bijvoorbeeld over de «enorme» stijging van de zeespiegel, nooit zijn uitgekomen?
Het IPCC geeft feitelijke informatie over zeespiegelstijging aan de hand van metingen en maakt op basis van emissiescenario’s projecties van zeespiegelstijging. De waargenomen zeespiegelstijging van circa 9 cm sinds 1990 zit zelfs aan de bovenkant van de marge van de projecties (alle modellen en alle scenario’s) gepubliceerd in 2001 (IPCC TAR, Figuur 11.12). Reden hiervoor is het grotere massaverlies van ijskappen dan destijds voorzien.
Bent u ertoe bereid om – voor zover dat met een beetje gezond verstand überhaupt mogelijk was – de klimaathysterie van de VN en aanverwante klimaatgeobsedeerde clubs niet meer serieus te nemen? Wanneer stopt u met uw eigen klimaatagenda en stuurt u de VN een brief met daarin de mededeling dat Nederland uit het Klimaatakkoord van Parijs stapt (conform artikel 28)?
Hiertoe ben ik niet bereid. Nederland zal zich in de strijd tegen klimaatverandering blijven inzetten voor een ambitieuze uitvoering van de Overeenkomst van Parijs.
Het bericht 'Wildgroei aan ‘beunhaas-behandelaars’ bij populaire traumatherapie EMDR' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat alternatieve therapeuten en coaches zonder de juiste papieren massaal de traumatherapie EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing) geven?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Klopt het dat iedereen zich nu EMDR-therapeut kan noemen? Vindt u dat wenselijk?
Ja dat klopt. De uitoefening van de individuele gezondheidszorg is in principe vrij voor iedereen. Dat is het uitgangspunt van de Wet BIG. Het past niet binnen de Wet BIG om individuele behandelmethoden te reguleren.
De Wet BIG is een kwaliteitswet ter bescherming van patiënten. De Wet BIG heeft een tweeledige doelstelling: het bewaken en het bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening én het beschermen van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren.
Bij het uitgangspunt van de wet geldt dat beroepen niet worden opgenomen in de Wet BIG tenzij wettelijke regulering noodzakelijk is om patiënten adequaat te beschermen (bijvoorbeeld i.v.m. het verrichten van voorbehouden handelingen). Dit zogenaamde «nee, tenzij» principe sluit ook aan bij de Europese normen van het vrije verkeer van personen en de normen van de ministers van EZK en SZW voor een open en flexibele (arbeids-)markt, die verdere professionalisering in de zorg kunnen bevorderen.
Dat wil niet zeggen dat de kwaliteit van zorg door niet gereguleerde beroepen niet geborgd is. De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) verplicht zorgaanbieders (ook solistisch werkende zorgverleners) om «goede zorg» te bieden. Dat is zorg die veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is en waarbij zorgverleners handelen in overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit professionele standaarden, zoals de kwaliteitsstandaarden. De zorgaanbieder moet de zorg zodanig organiseren dat het redelijkerwijs leidt tot het verlenen van goede zorg. Dit impliceert onder meer dat de zorgaanbieder moet beschikken over voldoende personeel, dat goed is opgeleid om de taken adequaat te kunnen uitvoeren, ongeacht of het een gereguleerd beroep betreft of niet. Daarmee is de zorgaanbieder eindverantwoordelijk voor de kwaliteit en veiligheid van de geleverde zorg. Voor de alternatieve zorgaanbieder geldt als norm dat hij slechts zorg aan mag bieden die niet leidt tot schade of een aanmerkelijke kans op schade voor de gezondheid van de cliënt.
Klopt het dat Nederland per hoofd van de bevolking de meeste EMDR-therapeuten heeft?
Ja dat klopt. In vergelijking tot andere Europese landen zijn er veel Nederlandse EMDR-therapeuten geregistreerd bij EMDR Europe. EMDR Europe is de officiële beroepsvereniging van drieëndertig nationale EMDR-verenigingen. In 2019 had de vereniging 27.519 leden, waarvan ongeveer 1 op de 6 uit Nederland afkomstig. De Vereniging EMDR Nederland (VEN) is één van de nationale EMDR-verenigingen. De VEN had in oktober 2020 5.126 leden.
Klopt het dat psychologische beroepsverenigingen samen aan een online kwaliteitsregister van behandelaars werken, dat uiterlijk in 2030 af moet zijn? Zo ja, waarom gaat dit nog 10 jaar duren?2
Dat klopt deels. Een centraal register waarin de BIG-geregistreerde psychologen een aantekening kunnen krijgen voor het kunnen bieden van methodische, doelgroep- of referentiekader gebonden expertise is onderdeel van een bredere visie van de beroepsverenigingen op de academische beroepen in de psychologische zorg. Partijen hebben zich echter niet tot doel gesteld dit centrale register in 2030 gereed te hebben. Zij zijn nu al aan de slag om te bezien hoe zij dit de komende jaren kunnen realiseren.
Op 27 oktober is uw Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 29 282, nr. 414) over deze bredere visie van de beroepsverenigingen via het advies «Een vernieuwde structuur voor de academische beroepen in de psychologische zorg» welke op maandag 26 oktober in ontvangst is genomen door Minister van Ark. Zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van 27 oktober zal VWS op ambtelijk niveau met de beroepsverenigingen in gesprek gaan over het opstellen van een impactanalyse en een mogelijk implementatiepad.
Klopt het dat beroepsgroepen bij uw ministerie pleiten voor meer opleidingsplekken tot GZ (Gezondheidszorg)-psycholoog? Zo ja, wat is uw reactie op dat verzoek?
Ja, dat klopt. Zoals ook aangegeven in de antwoorden op de Kamervragen van het Kamerlid Hijink (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 554) is sinds 2007 voor enkele medische vervolgopleidingen, waaronder die tot gz-psycholoog, een systeem van landelijke publieke financiering ingevoerd om de beschikbaarheid van zorg te borgen. Om op de opleidingscapaciteit te kunnen sturen, baseert VWS zich bij het beschikbaar stellen van de aantallen subsidiabele opleidingsplaatsen op de (voorkeurs)-ramingen van het Capaciteitsorgaan. VWS houdt daarbij rekening met de beschikbare financiële ruimte voor opleiden.
Om de 3 jaar brengt het Capaciteitsorgaan een ramingsadvies uit voor onder meer de ggz-opleidingen. Het gaat om langdurige meerjarige opleidingen. Het veld hecht voor de opleidingsinfrastructuur aan stabiliteit en rust in de opleidingscapaciteit en in het verlengde daarvan aan een meerjarig geldende raming.
De laatste integrale capaciteitsraming van het Capaciteitsorgaan is van december 2019. Voor de instroom voor 2021 volgt VWS het maximumadvies van deze raming. De volgende raming wordt in 2022 verwacht. Het Capaciteitsorgaan komt evenwel naar verwachting medio november a.s. met een tussentijdse raming op verzoek van de HLA partijen.
In de afgelopen jaren zijn boven het maximumadvies incidenteel extra plekken toegekend, omdat dat de uitdrukkelijke wens van het veld en de Tweede Kamer3 was en er toen geld voor beschikbaar was. De extra plaatsen zijn geen verworven recht en passen niet goed bij de reguliere VWS beleidslijn om de capaciteitsramingen te volgen, mits de budgettaire ruimte dat toelaat.
De extra opleidingsinzet gaat zich in de komende twee jaar uitbetalen: er stromen in totaal naar verwachting ruim 2.000 gz-psychologen uit de opleiding. Dit kan dankzij de inspanningen van diverse veldpartijen. Het effect daarvan zouden we moeten gaan zien.
Voor het bepalen van de instroom in de medische vervolgopleidingen zijn voor VWS de capaciteitsramingen leidend. Ik wacht de tussentijdse raming van medio november af en wil daar niet op vooruitlopen.
Op welke wijze kan een consument achterhalen of een EMDR-therapeut de juiste opleiding heeft gevolgd, aangezien het hier om een niet-beschermde titel gaat?
Voor consumenten staat op de website van de Vereniging EMDR Nederland (VEN) een ledenlijst. Op de lijst staat opgenomen welke opleiding de therapeuten hebben afgerond. Om in aanmerking te komen voor een lidmaatschap bij de VEN moet een therapeut minimaal een door VEN geaccrediteerde basistraining van een door EMDR Europe erkende trainer succesvol afronden. Er worden opleidingseisen gesteld om tot een VEN geaccrediteerde basistraining te worden toegelaten.
Voorts zijn er opleidingen op het gebied van EMDR die door diverse beroepsverenigingen zijn geaccrediteerd, maar die niet aan de door de VEN gestelde eisen voldoen. Deze opleidingen geven geen toegang tot een lidmaatschap van de VEN. Voor iedere zorgverlener die EMDR- therapie toepast, geldt onverkort dat de eisen op basis van de Wkkgz gelden.
Ik juich de samenwerking van beroepsverenigingen en wetenschappelijke verenigingen toe om de aantekeningen van de BIG-geregistreerde psychologen voor methoden, waaronder EMDR- therapie vast te leggen in één openbaar landelijk register. Dit draagt voor cliënten, naasten en verwijzers bij aan het vergroten van de zichtbaarheid welke professionals aanvullend zijn opgeleid voor een methodiek.
Bent u van mening dat het onwenselijk is dat een EMDR trauma-behandeling door een niet-erkende EMDR behandelaar of «traumatherapiebeunhazen» wordt toegepast, omdat dit bijzonder schadelijk en onwenselijk kan zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kunt u hieraan doen?
Het is van belang dat cliënten erop kunnen vertrouwen dat ze EMDR- therapie krijgen van een goed opgeleide EMDR- therapeut. Zoals ook benoemd in het antwoord op vraag 2 verplicht de Wkkgz zorgaanbieders hun eigen kwaliteit te bewaken, te beheersen en te verbeteren. Zorgaanbieders kunnen zorginstellingen zijn, maar ook solistisch werkende zorgverleners. De wet waarborgt dat cliënten onder andere kunnen vertrouwen op goede zorg. Zo moeten zorgaanbieders zijn aangesloten bij een erkende geschilleninstantie die bindende uitspraken doet en schadevergoeding kan toekennen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de naleving van de Wkkgz.
Het bericht ‘Mohammed B. opnieuw door het lint in de gevangenis’ |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u dit bericht uit 2019?1 Zo ja, waarom is dit pas ruim een jaar later naar buiten gebracht?
Ja. Het krantenbericht gaat over een incident dat plaatsvond op 20 september 2019. Dit incident is op 18 oktober 2019 gepubliceerd op de website van de Dienst Justitiële Inrichtingen in het maandelijkse voorvallenoverzicht van september 2019.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat deze twee terroristen binnen de gevangenismuren de fitnessruimte konden slopen en 34.000 euro aan schade aangericht hebben?
Eén van de twee gedetineerden begon in de fitnessruimte vernielingen aan te richten. De andere gedetineerde heeft dit aangemoedigd. Voor het onder controle brengen van de situatie moest het intern bijstandsteam (IBT) worden ingeschakeld. Tot het moment dat dit team kon optreden heeft de gedetineerde zich misdragen. De veiligheid van het personeel staat bij zulke incidenten altijd voorop. Ingrijpen gebeurt pas als de veiligheid van het personeel gegarandeerd kan worden.
Is er aangifte tegen hen gedaan van vernieling? Zijn ze hiervoor gestraft en in een isoleercel gezet? Zo nee, waarom niet?
Beide gedetineerden zijn gestraft met verblijf in de strafcel. Tegen de gedetineerde die vernielingen heeft aangericht is aangifte gedaan. Deze gedetineerde is tevens tijdelijk overgeplaatst naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden. Na overleg met de officier van justitie is tegen de andere gedetineerde geen aangifte gedaan, met het oog op diens beperkte rol bij het incident.
Deelt u de mening dat terroristen helemaal geen contact met andere terroristen zouden moeten kunnen hebben? Zo nee, waarom niet?
Al deze vragen beantwoord ik met nee. Gedetineerden met een terroristische achtergrond worden op één van de terroristenafdelingen (TA) geplaatst. Het TA regime is er op gericht de maatschappij te beschermen tegen deze groep. Deze gedetineerden krijgen daarom standaard te maken met strenge toezicht- en veiligheidsmaatregelen. Binnen dit strenge regime is het met de nodige veiligheidsmaatregelen verantwoord om gedetineerden te laten sporten.
Binnen de TA wordt gewerkt met een gedifferentieerd plaatsingsbeleid, wat betekent dat gedetineerden van elkaar worden gescheiden als contact niet wenselijk is. Als ongewenste beïnvloeding, gedrag- en of de veiligheidsrisico’s daartoe aanleiding geven, kunnen gedetineerden ook geplaatst worden in een hoger beveiligingsniveau, een aangepast regime of worden overgeplaatst naar een andere locatie. Daarnaast kunnen gedetineerden die een extreem hoog risico voor de maatschappij vormen geplaatst worden op de Extra Beveiligde Inrichting.
Met het oog op deze mogelijkheden acht ik een structurele volledige beperking van deze groep of een verhoging van het beveiligingsniveau van de TA niet nodig. Langdurig verblijf in volledige beperking is bovendien in strijd met internationale regelgeving zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Deelt u voorts de mening dat terroristen helemaal niet over een fitnessruimte zouden moeten beschikken, maar permanent in volledige beperking zouden moeten zitten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid het beveiligingsniveau van de terroristenafdelingen te verhogen naar hetzelfde beveiligingsregime als de Extra Beveiligde Inrichting (EBI)? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat terrorist Mouad D., na het uitzitten van zijn nog op te leggen straf, het land uitgezet wordt en ervoor te zorgen dat deze gevaarlijke terrorist nooit meer voet op Nederlandse bodem zal zetten? Zo nee, waarom niet?
Iedere vreemdeling die niet over rechtmatig verblijf beschikt dient het land te verlaten. Door de Dienst Terugkeer en Vertrek worden zoals gebruikelijk de mogelijkheden bekeken hoe de vreemdeling te zijner tijd uit Nederland kan vertrekken. Daarbij zal de vreemdeling een langdurig inreisverbod worden opgelegd om te voorkomen dat hij terugkomt.
Het gemaakte onderscheid binnen topsport |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u van mening dat sport bijdraagt aan de weerstand en gezondheid en bovendien voor veel jongeren en jongvolwassenen een goede uitlaatklep is tijdens de huidige crisis en dat de doorgang van sport daarom zo veel als mogelijk doorgang moet vinden om zowel gezondheids- als financiële problemen op lange termijn te voorkomen?
Ja, sport kan een belangrijke bijdrage leveren aan de weerstand en gezondheid van jongeren en jongvolwassenen. Ik vind het dan ook belangrijk dat zij, zo lang als de omstandigheden het toelaten, kunnen blijven sporten. De manier waarop zij kunnen sporten, is afhankelijk van de noodzakelijke maatregelen om de verspreiding van het coronavirus terug te dringen.
Waarop baseert u het besluit om competities binnen de topsport stil te leggen, terwijl die van de Eredivisie doorgang kunnen vinden?1
Deze maatregel is onderdeel van een pakket aan coronamaatregelen en bedoeld om het aantal sociale contacten te minimaliseren en het aantal reisbewegingen te beperken. Daarom zijn alle competities stilgelegd, ongeacht het niveau. Voor het betaald voetbal is een uitzondering gemaakt.
Hoe verhoudt het aantal opgelopen besmettingen in de topsport zich tot het totaal aantal besmettingen? Hoe verhouden deze cijfers zich tot die van andere Europese landen waar topsportcompetities doorgang vinden?
Ik heb zelf geen inzicht in het precieze aantal besmettingen in de topsport. Navraag bij NOC*NSF en KNVB geeft als indicatie dat het van 1 t/m 27 oktober over minder dan 100 besmettingen gaat. Het totaal aantal besmettingen in Nederland lag in oktober (peildatum 27 oktober) op bijna 195.000. Daarbij moeten we er ook rekening mee houden dat de cijfers niet precies vergelijkbaar zijn. In de topsport wordt vaker getest en hebben de sporters veelal geen klachten, terwijl in het algemeen in principe alleen wordt getest als mensen juist wel klachten hebben.
Ik heb geen gegevens over besmettingen bij topsporters in andere Europese landen.
Deelt u de mening dat hier sprake is van discriminatie en dat alle topsporters net zo veel besmettingsgevaar lopen als voetballers in de Eredivisie? Zo ja, waarom wordt er dan onderscheid gemaakt? Zo nee, kunt u een toelichting geven?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Als de hoeveelheid reisbewegingen reden is voor dit onderscheid tussen de Eredivisie en andere takken binnen de topsport, waarom wordt er dan niet ingezet op enkel een verbod van publiek zodat alle topsportcompetities op het hoogste niveau doorgang kunnen blijven vinden?
Het verbod op het spelen met publiek was al van kracht. Helaas heeft de verdere toename in het aantal coronabesmettingen ertoe geleid dat op vele fronten extra maatregelen nodig waren. Het beperken van het aantal reisbewegingen is hier één van. Het stopzetten van de alle sportcompetities levert een belangrijke bijdrage aan het verminderen van het aantal reisbewegingen.
Bent u bereid mogelijkheden te verkennen waarmee topsportcompetities op het hoogste niveau doorgang kunnen blijven vinden in deze fase? Hoe kan dit opgenomen worden in de routekaart?
In deze fase is dat niet mogelijk. Wel ben ik in overleg met de topsportsector om te bezien hoe en wanneer de topsportcompetities kunnen herstarten, op basis van de routekaart2.
Het artikel 'Eerste besmetting met westnijlvirus in Nederland' |
|
Tjeerd de Groot (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat er voor het eerst iemand het westnijlvirus in Nederland heeft opgelopen?1
Ja
Kunt u een inschatting maken van het te verwachten aantal nieuwe gevallen van het westnijlvirus in het «muggenseizoen» volgend jaar?
Daar zijn geen onderbouwde uitspraken over te doen. De ervaring in andere Europese landen leert dat dit jaarlijks heel wisselend is en ook tussen de landen onderling zit er een groot verschil. Dat heeft te maken met lokale factoren die overwintering, herintroductie en overdracht van het virus bepalen zoals vogel- en muggenpopulatie en de weersomstandigheden.
Welke voorbereidingen worden er getroffen om het aantal muggen die mogelijk drager zijn van het westnijlvirus, in te dammen?
Muggen die mogelijk drager zijn van het virus worden vooralsnog niet ingedamd. Het westnijlvirus wordt overgedragen door onder andere de huissteekmug (Culex pipiens), één van de algemeenste soorten steekmuggen in Nederland. Na de eerste vondst van het virus in een vogel gevangen in Utrecht en de melding op 15 oktober jl. van de eerste humane patiënt, zijn onder voorzitterschap van het RIVM humane en veterinaire experts in een responsteam zoönosen bijeen geweest. Momenteel loopt een aantal onderzoeken ten behoeve van een advies voor het muggenseizoen 2021. Eerst zal moeten worden uitgezocht in welke gebieden de verspreiding van het westnijlvirus door muggen heeft plaatsgevonden. Ook zal moeten worden uitgezocht of optreden tegen algemeen voorkomende steekmuggen, gezien hun wijdverspreidheid, kan bijdragen aan verlagen van de transmissiekans. Daarnaast is een belangrijke vraag of zo’n mogelijke ingreep proportioneel is. Zo brengt het gebruik van insecticiden ook risico’s voor mens en milieu met zich mee. Verder zal het nut van persoonlijke beschermingsmaatregelen (horren, klamboe’s, muggenwerende sprays, vermijden van wandelen in schemering) en het lokaal aanbevelen ervan door de overheid als zijnde zinvolle maatregelen beoordeeld moeten worden. Begin december wordt een eerste advies verwacht vanuit het responsteam zoönosen.
Herinnert u zich de antwoorden op de eerder gestelde vragen en de vervolgvragen over het artikel «Experts luiden de noodklok over falende aanpak tijgermug»?2
Ja.
Heeft u inmiddels kennisgenomen van de brandbrief waarin de noodklok geluid wordt over de aanpak van de tijgermug? Zo ja, wat is er tot op heden gedaan met het dringende geluid om over te gaan op een hardere aanpak?
Allereerst is het belangrijk aan te geven dat er geen enkele relatie bestaat met het onderwerp van de betreffende brandbrief, omdat de tijgermug als vector (insect of ander dier dat een ziekteverwekker bij zich draagt) geen relevante rol speelt in de transmissie van Westnijlvirus, niet in Nederland, noch in Europa, noch in de Verenigde Staten. In dit verband wordt verwezen naar de brief van 2 juli 2019 (Kamerstuk 2018–2019 32 793, nr. 400) waarin op de Staat van Infectieziekten 2018 wordt geattendeerd. Het verdiepend thema daarvan ging vorig jaar over muggen en de ziekten die deze insecten kunnen overbrengen en onder welke omstandigheden. Deze kennis is belangrijk om te kunnen bepalen of er een risico is voor de Nederlandse volksgezondheid.
Overigens is de tijgermug in Nederland op zeer beperkte schaal aanwezig en op de plekken waar dat zo is, wordt deze in opdracht van het Ministerie van VWS bestreden door de NVWA. Tot nu toe leidde dat tot uitroeiing van startende populaties. De NVWA doet dat wat nodig is om de effecten van ongemerkte introducties ongedaan te maken en slaagt daarin. Om bekende risico’s op introductie via producten te beperken worden afspraken gemaakt met stakeholders en waar nodig maatregelen opgelegd, hetgeen geregeld is op basis van de Wet publieke gezondheid.
Zijn er in de afgelopen drie jaar exotische muggensoorten getraceerd door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)? Zo ja, om hoeveel muggen gaat het hier gespecificeerd naar exotisch relevante muggen voor de volksgezondheid? Op welke manier zijn deze bestreden? Welke maatregelen heeft het NVWA opgelegd om verspreiding tegen te gaan?
Ja. Het betreft drie soorten muggen: de gelekoortsmug, de Aziatische tijgermug en de Aziatische bosmug. De vondsten daarvan zijn gepubliceerd op de website van de NVWA en aldaar in te zien. De gelekoortsmug en Aziatische tijgermug zijn effectief bestreden door broedplaatsen te verwijderen en indien dat onmogelijk is zijn de broedplaatsen behandeld met larvedodende middelen. Op enkele risicobedrijven zijn ook volwassen muggen bestreden met insecticiden.
De NVWA heeft aan bedrijven die handelen in risicoproducten maatregelen opgelegd van technisch-hygiënische aard. Daarnaast heeft de NVWA een risicogestuurde monitoringsstrategie en een meldingensysteem. Op basis van die informatiestromen wordt zo vroeg mogelijk ingegrepen bij accidentele introducties.
De derde exotische steekmug, de Aziatische bosmug, geldt als gevestigd in de provincie Flevoland. Deze soort draagt tot nu toe in Europa niet bij aan het risico op muggen-overgedragen ziekten en voegt ook in Nederland weinig toe aan reeds bestaande transmissie-risico’s. De verschillen met de andere twee genoemde soorten zijn wat dat betreft erg groot. De bosmug wordt om die reden niet bestreden in Flevoland.
In 2019 werd één exemplaar van Aedes flavopictus (een mug zonder Nederlandse naam) aangetroffen in Lelystad, die door de NVWA is bestreden. In tegenstelling tot de tijgermug, is van de Aedes flavopictustot nu toe niet vastgesteld dat infectieziekten kunnen worden overgebracht en gezien zijn beperkte verspreidingsgebied (Japan, Korea) lijkt hij minder invasief dan de tijgermug. Zie ook de Kamerbrief van 26 juni 2019 (Kamerstukken 2018–2019 32 793, nr. 397).
Zeer incidenteel worden andere exotische steekmuggen aangetroffen, op de luchthaven Schiphol in vliegtuigen of tussen bagage. Deze muggen hebben zich nog nooit verder verspreid en worden in dit kader daarom niet relevant geacht.
De NVWA houdt ook dat in de gaten en publiceert de resultaten in de wetenschappelijke literatuur (zie onder andere https://www.mdpi.com/1660–4601/17/10/3450/htm).
Bent u van mening dat er voldoende wordt gedaan om muggen te bestrijden? Zo ja, hoe kan het dan toch dat er mensen ziek worden? Zo nee, wat is er volgens u nodig om bestrijding voortvarend in te zetten?
Ja. Zoals al aangegeven bij vraag 5; de bestrijding van exotische muggen houdt geen verband met de overdracht van ziekten door inheemse muggen. Bestrijding van de Aziatische tijgermug en de gelekoortsmug wordt gedaan omdat vestiging van deze soorten zou leiden tot risico op lokale transmissie van virussen die nu in Nederland geen vector hebben, omdat dergelijke muggen hier niet voorkomen. Dit betreft ziekten als dengue en chikungunya, die elders in Europa al tot problemen leidden. De overdracht van het westnijlvirus geschiedt door inheemse muggen die vrijwel overal aanwezig zijn. Zie verder vraag 3.
Het artikel ‘NAM wil productiewater Schoonebeek injecteren in Drentse gasvelden’ |
|
Tom van den Nieuwenhuijzen-Wittens (GL), Laura Bromet (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «NAM wil productiewater Schoonebeek injecteren in Drentse gasvelden»?1
Ja.
Bent u bekend met het voornemen om verontreinigd productiewater in de Drentse lege gasvelden rondom Schoonebeek te injecteren?
Ja, ik ben bekend met het voornemen om productiewater in de regio Schoonebeek te injecteren. Afgelopen juli heb ik de Kamer per brief2 geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de verwerking van het productiewater van de oliewinning in Schoonebeek. NAM injecteert dit water in uitgeproduceerde gasvelden in Twente. In de brief heb ik ook vooruitgeblikt op het voornemen van NAM om de injectie uit te breiden naar de regio Schoonebeek.
Ook heb ik de Kamer al eerder geïnformeerd3 over de samenstelling van het injectiewater. Het injectiewater bestaat uit formatiewater4, gecondenseerde stoom en naar verhouding zeer kleine hoeveelheden mijnbouwhulpstoffen. De samenstelling van het injectiewater is getoetst aan de Euralnormen5 en op basis hiervan aangemerkt als «niet gevaarlijke afvalstof».
Bent u zich ervan bewust dat het injecteren van verontreinigd productiewater rondom Schoonebeek een grensoverschrijdend risico is?
In de Mededeling voornemen voor waterinjectie in de regio Schoonebeek6 zijn de risico’s op hoofdlijnen in kaart gebracht. De volgende stap is het opstellen van een milieueffectrapportage (hierna: MER). In de MER worden de risico’s in meer detail onderzocht. Op dit moment worden er geen grensoverschrijdende risico’s verwacht. De locaties die NAM op het oog heeft voor injectie zijn de gasvelden bij Dalen, Oosterhesselen en Schoonebeek. Ik ben mij ervan bewust dat een deel van het Schoonebeek gasveld zich uitstrekt over de grens met Duitsland. In dit gasveld wordt er reeds productiewater geïnjecteerd en op dit moment zijn er geen grensoverschrijdende risico’s.
Waarom wordt de gemeente Emlichheim hierin niet actief geïnformeerd?
In Europa zijn afspraken gemaakt over hoe en wanneer buurlanden elkaar informeren bij mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen. Dit is vastgelegd in het verdrag van Espoo. Daarbovenop zijn er specifieke bilaterale uitvoeringsafspraken tussen Nederland en de buurlanden België en Duitsland. In de gezamenlijke verklaring tussen Duitsland en Nederland7 zijn afspraken gemaakt over de te ondernemen stappen, inclusief de verantwoordelijkheden en de rolverdeling hierbij, als er sprake is van een project met mogelijk belangrijke grensoverschrijdende milieugevolgen waarvoor een MER wordt uitgevoerd. Bij de voorgenomen injectie in de regio Schoonebeek is er op dit moment geen sprake van grensoverschrijdende milieugevolgen (zie ook mijn antwoord op vraag8. Conform de werkafspraken tussen Duitsland en Nederland is de gemeente Emlichheim daarom niet actief betrokken bij het MER. De stukken die ten behoeve van de MER zijn opgesteld zijn wel ter informatie naar de gemeente Emlichheim gestuurd. Indien uit de MER of anderszins blijkt dat er toch sprake is van een grensoverschrijdend risico, dan zal de gemeente Emlichheim alsnog, conform de afspraken tussen Nederland en Duitsland en het verdrag van Espoo, actief worden betrokken bij de besluitvorming.
Bent u bekend met de zorgen van de gemeente Eimlichheim en de wens van de gemeente om gedetailleerde grensoverschrijdende informatie te krijgen?
De gemeente Emlichheim heeft haar zorgen met mij gedeeld en ik zal NAM vragen deze te adresseren in de MER. De informatie die tot nu toe over het project bekend is, is gedeeld met de gemeente Emlichheim.
Kunt u ingaan op hoe we goed kunnen samenwerken binnen grensoverschrijdende regio’s als het gaat om zaken waar zorgen over kunnen zijn?
Samenwerking betreffende grensoverschrijdende risico’s is vastgelegd in het verdrag van Espoo en de specifieke bilaterale afspraken gemaakt tussen buurlanden (zie ook mijn antwoord op vraag9. Naast dit verdrag geldt ook dat we gewoon buurlanden van elkaar zijn. Er zijn goede relaties en contacten op verschillende niveaus. Zoals ik al aangaf in mijn antwoord op vraag 5 zal ik NAM vragen rekening te houden met de zorgen van de gemeente Emlichheim. Daarnaast kan de Duitse gemeente ook contact met mij, de gemeente Emmen, de provincie Drenthe of het Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM) opnemen.
Bent u voornemens meer rekening te houden met de grensoverschrijdende zorgen? Zo ja, hoe wilt u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u ingaan op welke risico’s u ziet bij het injecteren van het productiewater in de gasvelden? Kunt u hierbij ingaan op de risico’s nu en in de toekomst?
Zowel de korte- als lange termijn risico’s van injectie in uitgeproduceerde gasvelden zijn geanalyseerd en beschreven in de meeste recente evaluatie van de injectie in Twente10. De geïdentificeerde risico’s zijn kans op aardbevingen, lekkage van injectiewater en oplossen van afdekkende zoutlagen. De mate waarin deze generieke risico’s voor een specifiek gasveld relevant zijn, kan per gasveld verschillen en wordt daarom ook per gasveld vooraf onderzocht. Deze onderzoeken zijn onderdeel van de iedere vergunningaanvraag voor injectie, zo ook voor de voorgenomen injectie in de regio Schoonebeek.
Voordat een vergunning wordt afgegeven moeten de risico’s onderzocht worden. Daarbij worden specifieke beheersmaatregelen per risico opgesteld waarmee de risico’s beperkt of weggenomen worden. Alleen als de risico’s goed beheersbaar zijn en de injectie veilig kan, wordt een vergunning verleend. SodM wordt betrokken bij dit besluit. Daarnaast stelt een mijnbouwonderneming vooraf een waterinjectie managementplan op om de injectie veilig uit te voeren. Dit plan wordt door SodM beoordeeld en SodM houdt toezicht op de uitvoering ervan.
De risico’s van injectie in de Twentse gasvelden wordt met regelmaat opnieuw belicht conform de voorwaarden gesteld in de vergunning voor de injectie. Iedere zes jaar dient NAM de injectie en mogelijke alternatieven voor de verwerking van het productiewater te evalueren volgens de CE-afwegingsmethodiek11 of een gelijkwaardige methode. Hierin worden zowel de korte als lange termijn risico’s meegewogen. De aanstaande evaluatie is op verzoek van de Kamer12 vervroegd en zal in 2021 worden uitgevoerd. SodM houdt toezicht op het uitvoeren van de evaluatie. Ook is de Commissie m.e.r. hierbij betrokken. Inzichten uit deze evaluatie worden meegenomen in de MER van injectie in de regio Schoonebeek. Daarnaast neemt SodM de uitkomsten van de evaluatie, en de uitkomsten van andere rapportageverplichtingen en onderzoeken, mee in het toezicht om te bezien in hoeverre de risicobeheersmaatregelen en -systemen voor een veilige injectieoperatie op orde zijn.
Wat wordt door welke partij ondernomen om deze risico’s te beperken en/of weg te nemen? Indien er geen stappen worden ondernomen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht dat NOS-medewerkers bedreigd worden |
|
Peter Kwint |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u het met de mening eens dat het zeer zorgwekkend en onacceptabel is dat de NOS geen logo’s meer wil op hun satellietwagens vanwege de vele bedreigingen?1
Ja. Ik deel de mening dat het zeer zorgwekkend en onacceptabel is dat de NOS het nodig vindt om dergelijke maatregelen te nemen zodat medewerkers veilig hun werk kunnen doen. In onze democratische samenleving moet de pers haar werk in vrijheid en veiligheid kunnen doen. Daar hoort nadrukkelijk niet bij dat journalisten en ondersteunend technisch personeel hun werk onder bedreiging, intimidatie en/of geweld uitoefenen.
Is er contact geweest met de stuurgroep agressie en geweld tegen journalisten over deze kwestie?
Vanuit zowel het Ministerie van OCW als het Ministerie van JenV is er ambtelijk contact geweest met respectievelijk de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ)/PersVeilig en politie/Openbaar Ministerie (OM).
Daarnaast is er vanuit het Ministerie van OCW ook contact gelegd met de NOS, evenals vanuit PersVeilig (het project van de Stuurgroep Agressie en Geweld tegen Journalisten).
Is er voldoende handhavingscapaciteit bij de politie om de veiligheid van de medewerkers van de NOS te kunnen waarborgen?
Wanneer journalisten te maken krijgen met agressie en geweld dat leidt tot een onveilige situatie en de maatregelen door de journalist zelf en de werkgever niet voldoende zijn om hier weerstand aan te bieden, zal de politie ter plaatse komen om op te treden tegen de agressie en het geweld.
Hoe beoordeelt u dat de bedreigingen tegen journalisten eerder toe lijken te nemen dan af lijken te nemen? Klopt dit? Hoeveel meldingen zijn er? Wat gaat u hierop ondernemen?
In de Persvrijheidsmonitor 2019, die jaarlijks wordt gedaan in opdracht van het Persvrijheidsfonds, valt te lezen dat media in 2019 te maken kregen met incidenten op het gebied van veiligheid, bronbescherming, beschuldigingen en privacy en vrijheid van nieuwsgaring.2 Volgens de monitor zijn er in 2019 in totaal 39 meldingen binnengekomen bij het meldpunt van PersVeilig.3 Hierbij ging het in 25 gevallen om bedreigingen en 8 keer om fysiek geweld. In 13 gevallen hebben journalisten hiervan aangifte gedaan.
In 2020 zijn er tot nu toe 72 meldingen binnengekomen bij PersVeilig. Hierbij ging het in 46 gevallen om bedreiging en in 15 gevallen om fysiek geweld.4 In 27 gevallen hebben journalisten aangifte gedaan.
De cijfers lijken aan te tonen dat er een stijging in het aantal meldingen is. Hierbij moet de kanttekening geplaatst worden dat er vanaf april 2019 meldingen konden worden gedaan bij PersVeilig. Hiermee zijn de cijfers tussen beide jaren dan ook niet een op een te vergelijken. PersVeilig schat in dat het aantal niet-gemelde bedreigingen in beide jaren naar alle waarschijnlijkheid hoger ligt.
Het feit dat journalisten PersVeilig weten te vinden, toont het belang van dit project aan. Ik zie dit belang ook en besteed dan ook een deel van de regeerakkoordmiddelen voor onderzoeksjournalistiek aan het versterken van de positie van journalisten tegen agressie en geweld. De middelen komen onder andere ten goede aan PersVeilig.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg media?
Ja.
Het bericht ‘Migranten in Westland wonen in tenten en hutjes door gebrek aan huisvesting’. |
|
Julius Terpstra (CDA), Hilde Palland (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Migranten in Westland wonen in tenten en hutjes door gebrek aan huisvesting»?1
Ja.
Klopt het dat voor de 14.000 arbeidsmigranten die werkzaam zijn in het Westland nauwelijks slaapplekken of woningen beschikbaar zijn?
De gemeente Westland heeft mij laten weten dat er in het Westland circa 4.500 personen met de nationaliteit van een Midden -en Oost Europees land, waarvan circa 2.500 via de werkgever, zijn gehuisvest. De huisvesting vindt plaats in gespecialiseerde complexen, in tuinderswoningen in het kassengebied en in woningen in de kernen van de gemeente Westland. Hoewel het aantal van 4.500 gehuisveste personen lager is dan het aantal werkzame arbeidsmigranten kan hier volgens de gemeente Westland niet worden gesproken van «nauwelijks slaapplekken of woningen».
De inschatting van de gemeente Westland is dat niet-ingezetene arbeidsmigranten die werkzaam zijn binnen de gemeente Westland nu voornamelijk in Rotterdam, Den Haag, Delft, Maassluis, Vlaardingen en Schiedam wonen. Aangezien zij in de Registratie Niet Ingezetenen (RNI) staan ingeschreven, is het de gemeente Westland niet bekend waar precies. De gemeente Westland hecht eraan te vermelden dat de beelden in het TV-programma Nieuwsuur van in de openbare ruimte verblijvende personen zijn opgenomen in de gemeente Den Haag, niet in Westland.
De gemeente Westland heeft mij wel laten weten dat de gemeente het op zich genomen heeft om de komende jaren een substantiële opgave voor de huisvesting van arbeidsmigranten tot realisatie te brengen.
Klopt het dat er eerder met de gemeente Westland afspraken gemaakt zijn over het realiseren van 2000 extra slaapplekken?
In de regio Haaglanden zijn in 2012 vanuit de Nationale verklaring (tijdelijke) huisvesting EU-arbeidsmigranten doelen gesteld over aantallen te realiseren bedden in een aantal gemeenten. Onderdeel daarvan is het aantal van 2.000 extra slaapplekken in de gemeente Westland. Deze gemeente werkt actief aan het realiseren van nieuwe locaties.
De gemeente Westland heeft laten weten dat recent enkele nieuwe voorzieningen zijn gerealiseerd in de gemeente. Dit betreft de locatie Tiendweg voor 76 personen en locatie Elsenbosch, voor ruim 330 personen. Deze locatie bestaat uit 120 appartementen voor 2 of 3 personen. Elk appartement heeft een eigen keuken en badkamer en elke bewoner een eigen slaapkamer.
Is er overleg met de gemeente Westland over bijvoorbeeld de ondersteuningsinstrumenten van het Rijk bij realisatie van concrete huisvestingsprojecten voor arbeidsmigranten (bijvoorbeeld doorbouwplan vanuit woningimpuls of versnellingskamers in het kader van flexwonen)?
Vanuit het Rijk zijn verschillende ondersteuningsinstrumenten beschikbaar. Zo sluit het Rijk woondeals, is er in het kader van het doorbouwplan 50 miljoen vrijgemaakt voor de huisvesting van kwetsbare groepen, is er de vrijstelling verhuurderheffing voor flexwonen, de versnellingskamers flexwonen die de RVO organiseert en is er de woningbouwimpuls.
In de regio van de gemeente Westland is er de woondeal Zuidelijke Randstad waarin ook aandacht is besteed aan de positie van arbeidsmigranten. De gemeente Westland heeft ook projecten voor huisvesting van arbeidsmigranten en voor flexwonen ingediend voor het onderdeel van het doorbouwplan dat is vrijgemaakt voor de huisvesting van kwetsbare groepen. Een beslissing over toekenning wordt op korte termijn gemaakt. Ook met betrekking tot de Woningbouwimpuls voor reguliere woningen zijn door de gemeente Westland projecten ingediend en deels toegekend. Daarnaast is vanuit het Aanjaagteam Arbeidsmigranten en ook vanuit de ministeries van BZK en SZW nauw contact met de gemeente Westland.
Wat kunnen u en de verantwoordelijke/bemiddelende uitzendbureaus op de korte termijn betekenen voor de arbeidsmigranten die nu noodgedwongen in tenten en hutjes wonen?
De gemeente Den Haag heeft laten weten dat de beelden zijn gemaakt in het Haagse Bos, waar de tent is aangetroffen door boswachters van Staatsbosbeheer. Uit navraag van de gemeente Den Haag bij Staatsbosbeheer blijkt dat de in het bos aangetroffen personen verschillende achtergronden hebben, zonder werk of arbeidscontract en veelal bijkomende alcohol en/of drugsproblematiek. In samenwerking met politie Haaglanden en Stichting Barka (wanneer het mensen met een Oost-Europese achtergrond betreft) wordt door de gemeente Den Haag geprobeerd de personen weer op de rit te krijgen of naar het land van herkomst terug te laten keren.
Er zijn géén signalen dat uitzendbureaus in Den Haag arbeidsmigranten in tenten huisvesten.
Is bekend bij of via welke bureaus deze arbeidsmigranten worden ingezet en aan het werk zijn? Kunnen deze bureaus worden aangesproken op de huisvestingsomstandigheden van deze arbeidsmigranten?
De gemeente Den Haag heeft mij laten weten dat dit niet bekend is, aangezien de aangetroffen personen geen arbeidscontract hadden.
Zijn deze arbeidsmigranten bekend bij de gemeente via inschrijving in gemeentelijke basisadministratie of Registratie Niet-ingezetenen (RNI)?
Wanneer het een arbeidsmigrant betreft die hier korte tijd is, is deze veelal ingeschreven in de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI). Omdat in de RNI nu nog geen verblijfsadres in Nederland wordt opgenomen, zijn zulke personen niet te traceren door de gemeenten.
Zijn er meer gemeenten of regio’s bekend waar sprake is van of het vermoeden is dat arbeidsmigranten in tenten in openbare ruimte verblijven? Wat doet de Inspectie SZW met deze signalen?
De Inspectie SZW heeft geen signalen ontvangen over arbeidsmigranten die in tenten in de openbare ruimte verblijven. De Inspectie SZW is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van de arbeidswetten zoals de Arbeidstijdenwet, de gemeente is verantwoordelijk voor handhaving bewoning.
Indien de Inspectie SZW signalen ontvangt dat sprake is van misstanden, bijvoorbeeld ten aanzien van slechte huisvesting, worden deze signalen gedeeld met de betreffende gemeenten.
Is de verwachting dat het advies van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onder leiding van de heer Roemer ook hierin een oplossing of duidelijke verantwoordelijkheidsallocatie gaat bieden?
Het advies van het Aanjaagteam van 30 oktober jl. geeft ook een aantal aanbevelingen voor meer en betere huisvesting voor arbeidsmigranten. Daarbij worden ook een aantal partijen aangesproken. Ook in het eerste advies van het Aanjaagteam zijn op dit punt een aantal aanbevelingen gedaan. Het kabinet is hiermee aan de slag en hoopt voor 16 december daarover de TK te informeren.
Kunt u inzicht geven in het aantal arbeidsmigranten dat op dit moment verblijft op locaties die niet voldoen aan de normen van de Stichting Normering Flexwonen?
Het Aanjaagteam geeft aan dat ongeveer 25% van de huisvesting gecertificeerd is. Dat kan via de Stichting Normering Flexwonen (SNF) of via het Agrarisch Keurmerk Flexwonen (AKF) zijn. De exacte aantallen zijn ons niet bekend. Het Aanjaagteam doet aanbevelingen om de kwaliteit van huisvesting te verbeteren, Dit is in vervolg op haar eerdere aanbevelingen, waarmee het kabinet reeds aan de slag is.
Het gebruik van NOW in de eredivisie |
|
Jasper van Dijk , Bart van Kent |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel van Follow The Money «De coronaspagaat in de eredivisie: clubs in het nauw besteden 74 miljoen aan transfers»?1
Ja.
Wat is uw mening over de uitgaven door de Eredivisieclubs van in totaal 74 miljoen euro aan nieuwe spelers, terwijl er tegelijkertijd 23 miljoen euro afkomstig van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) aan steun is ontvangen?
De NOW kent een omzetdrempel. Als een onderneming in vergelijking met de referentieperiode uit 2019 een omzetverlies van minimaal 20% heeft geleden, kan de werkgever een NOW-subsidie aanvragen. Voor de vraag of een werkgever recht heeft op een subsidie is daarmee niet de omvang van de omzet maar het verlies van omzet ten opzichte van 2019 relevant.
Klopt het dat er in Nederland dit jaar zelfs 4 miljoen euro meer is uitgegeven aan transfers, dan gemiddeld de afgelopen 5 jaar, terwijl in rest van Europa 1,6 miljard euro minder is uitgegeven?
Navraag bij de KNVB leert dat de voetbalbond de hiervoor genoemde bedragen niet kan herleiden. In het algemeen geldt dat niet alleen inkomsten en uitgaven aan transfers een rol spelen, maar ook de (afschrijvings-)kosten en opbrengsten (zijnde de transfersom minus de resterende boekwaarde van de getransfereerde speler). Aangezien het hier bedrijfsgevoelige informatie betreft, is het niet mogelijk om de genoemde bedragen te verifiëren.
Zijn er gesprekken gevoerd of is er anderszins contact geweest met Eredivisie CV, de Eredivisieclubs afzonderlijk of met de KNVB over verzoeken tot extra steun naast de NOW oplopend tot 140 miljoen euro? Zo ja, wat is hiervan het resultaat?
Hierover zijn sinds mei 2020 contacten met het Ministerie van VWS. In het Deltaplan betaald voetbal heeft de sector berekend dat er steun nodig is à € 140 mln, in een scenario waarin het gehele seizoen 2020–2021 zonder publiek moet worden gevoetbald. In de gesprekken is aangegeven dat elke betaald voetbal organisatie (bvo) er eerst alles aan moet hebben gedaan om de schade die is gerelateerd aan de coronamaatregelen, zelf op te lossen. Indien er bij een bvo nog financiële schade als gevolg van coronamaatregelen resteert, kan de rijksoverheid als laatste loket een rol gaan spelen. Op dit moment is daarvan nog geen sprake.
Klopt het dat Klaas Dijkhof een rol heeft gespeeld en advies heeft gegeven bij het opstellen van het Deltaplan? Zo ja, wat was zijn rol en welk effect heeft dit gehad? Zijn er naast de gesprekken over het Deltaplan nog andere contacten en/of adviezen geweest door Klaas Dijkhof met Eredivisie CV, afzonderlijke eredivisieclubs en/of de KNVB?
Dat weet ik niet. Ik geef u ter overweging dit aan Klaas Dijkhof zelf te vragen.
Klopt het dat dat Ajax, PSV, Feyenoord en AZ samen 44 procent hebben ontvangen van het hele steunpakket dat de eredivisie is toebedeeld, terwijl deze clubs in het Deltaplan van de KNVB hebben aangegeven geen, of maar beperkt, steun nodig te hebben in het scenario dat dit seizoen zonder publiek moet worden gespeeld?
Uit de eerste ronde van de NOW-regeling blijkt inderdaad dat Ajax, PSV, Feyenoord en AZ samen 44 procent hebben ontvangen van het totaal dat door betaald voetbal organisaties is aangevraagd. In het Deltaplan staat dat zij aanvullend op de NOW-regeling geen, of maar beperkt steun zullen aanvragen.
Klopt het dat er clubs zijn die meer geld hebben uitgegeven aan transfers dan er binnen kwam, waarbij deze clubs ook gebruik maken of hebben gemaakt van de NOW? Zo ja, welke clubs betreffen dat?
Met inachtneming van het antwoord op vraag 3 is het mogelijk dat er clubs zijn waarbij de uitgaven aan transfers hoger zijn dan de inkomsten uit transfers. Het kan ook zo zijn dat clubs, waarbij dat het geval is, gebruik hebben gemaakt van de NOW.
Kunt u bevestigen dat de grafiek uit het artikel, dat het «Transferoverzicht per eredivisieclub, afgezet tegen NOW-steun» laat zien, correct is? Zo ja, wat is uw kijk op deze cijfers?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is uw mening over de ontvangen NOW vergoeding, als blijkt dat een club onder aan de streep, dus na transferbedragen, winst heeft gemaakt?
Als een onderneming winst maakt, zal bij de vaststelling van het definitieve subsidiebedrag (voor NOW 1 vanaf oktober 2020, voor NOW 2 vanaf april 2021) worden vastgesteld dat de drempel van 20% omzetverlies niet is gehaald. Eventueel betaalde voorschotten zullen dan terugbetaald moeten worden.
Wordt een BVO als geheel gezien voor de NOW, of kan een club aanspraak maken op de NOW voor een onderdeel dat verlies lijdt, terwijl de organisatie als geheel winst maakt?
In de NOW is bepaald dat voor ondernemingen die onderdeel uitmaken van een groep of concern, bij de NOW aanvraag naar het geheel van de groep of het concern gekeken wordt. De achtergrond hiervan is dat op het hoge aggregatieniveau van groep of concern de omzet(daling) en de inzet van het personeel samenkomen. Bij een betaald voetbalorganisatie wordt ook op het niveau van groep gekeken of aan de voorwaarden van de NOW-subsidie is voldaan.
Is het volgens de regels van de NOW toegestaan om in de periode of het boekjaar waarin een club NOW vergoeding krijgt, bonussen uit te keren aan de directie? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?2
Het is niet toegestaan om bonussen uit te keren over het boekjaar waarin de periode valt waarover de NOW-regeling is aangevraagd als het voorschot meer dan € 100.000 bedraagt en de vaststellingsaanvraag meer dan € 125.000 bedraagt, of wanneer een aanvraag op individuele werkmaatschappij wordt gedaan. Indien een onderneming wél een bonus uitkeert én NOW-subsidie aanvraagt, zal UWV bij de vaststelling de subsidieaanvraag afwijzen. Eventueel betaalde voorschotten zullen teruggevorderd worden.
Het bericht ‘Tweede lockdown, maar banken geven geen tweede betaalpauze’ |
|
Roald van der Linde (VVD), Thierry Aartsen (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tweede lockdown, maar banken geven geen tweede betaalpauze»?1
Ja.
Kunt u voorstellen hoe zeer ondernemers in de evenementenbranche, horeca, cultuur en sport de moed in de schoenen zakt door dit bericht, zo snel na de aankondiging van de nieuwe coronamaatregelen?
Het kabinet heeft op 13 oktober jl. nieuwe maatregelen afgekondigd, zodat we het virus weer een halt kunnen toeroepen. Deze maatregelen zijn noodzakelijk, maar dat neemt niet weg dat deze economisch pijnlijk kunnen zijn. Vanaf 1 oktober jl. is daarom het steun- en herstelpakket ingegaan. Dit steun- en herstelpakket is ingericht op de mogelijkheid van een tweede golf. Er is voor brede, mee-ademende regelingen gekozen om flexibel in te spelen op de grillen van het virus. De onzekerheid is ongekend groot en het steunpakket is erop gericht om aan deze onzekerheid tegemoetkomen. En daarbij ruimte te bieden aan mensen en bedrijven om zich aan te passen aan een nieuwe situatie en een steun in de rug te bieden waar dat nodig is. Desalniettemin heeft het kabinet steeds gezegd dat onvoorziene omstandigheden of onevenredige klappen reden zijn voor een extra steun in de rug. In de Kamerbrief over aanvullingen op het steun- en herstelpakket van 27 oktober jl.2 zijn daarom extra maatregelen bekend gemaakt voor de sectoren die door de recente maatregelen een onevenredige klap hebben gekregen, zoals de horeca, cultuur, evenementen en sport.
Om bedrijven te helpen om de initiële schok van COVID-19 zo goed als mogelijk op te vangen hebben Nederlandse banken 129.000 zakelijke klanten generiek uitstel van aflossingsverplichtingen aangeboden voor een totaalbedrag van EUR 3 miljard.3 Banken hebben inmiddels een beter inzicht in de situatie van individuele klanten dan tijdens het begin van de corona-crisis. Zij hebben daardoor meer mogelijkheden om samen met bedrijven die in problemen zijn gekomen op zoek te gaan naar passende oplossingen. Van een generieke aanpak, waartoe banken aan het begin van de crisis waren genoodzaakt, gaat men dus over op een individuele aanpak. Een dergelijke aanpak is zowel vanuit het perspectief van de klant als de bank verstandig. Uiteraard verwacht ik van banken dat zij hun klanten individueel gezien op de juiste manier blijven begeleiden en dat in de kern gezonde bedrijven naar behoren worden gefinancierd. Hierover vindt op bestuurlijk niveau ook periodiek overleg plaats met de NVB en de banken. Banken geven aan dat ook te doen, door gezamenlijk met hun klanten te kijken naar de meest passende oplossingen, via bijvoorbeeld (individueel) aanpaste of verlengde aflossingsschema’s of nieuwe (gegarandeerde) financiering. Daarbij moeten banken vanzelfsprekend een goede risicobeoordeling blijven maken om te bepalen of een bedrijf in de toekomst voldoende kredietwaardig is en of additionele financiering bijvoorbeeld verantwoord is. Een dergelijke aanpak betekent dus niet dat banken nu geen uitstel meer mogen of zullen verlenen, het betekent alleen dat zij per klant moeten kijken of dat mogelijk en verstandig is. Voor sommige bedrijven kan ook gelden dat de financiële positie en het perspectief mogelijk geen aanknopingspunten biedt voor uitstel van betaling of nieuwe financiering, en met hulp van intensieve begeleiding op zoek moet worden gegaan naar een andere oplossing.
Kunt u, vanuit uw regeringsverantwoordelijkheid, een reactie geven op het «Overzicht Financiële Stabiliteit» van De Nederlandsche Bank (DNB)? Deelt u de vrees van DNB dat inperking van de kredietverlening versterkend kan werken en daardoor de crisis verergert?
Uit het recent gepubliceerd Overzicht Financiële Stabiliteit (OFS) van DNB blijkt dat de financiële sector vooralsnog weerbaar is gebleken tegen de gevolgen van de coronacrisis. Hierdoor zijn banken in staat geweest – mede met behulp van de corona-garantieregelingen KKC, BMKB-C en GO-C – om kredieten te blijven verlenen aan huishoudens en bedrijven en kunnen zij dat naar verwachting blijven doen. Hieronder zal ik ingaan op de analyse van de verschillende factoren waar deze conclusie op gestoeld is. In tabel 1 treft u een overzicht van de belangrijkste cijfers.
De kapitalisatie van de bankensector is mede door de aangescherpte eisen de afgelopen jaren sterk verbeterd, waardoor zij tegen een tijdelijke terugval bestand is. Aan het eind van het tweede kwartaal hadden banken een gemiddelde (CET1) kernkapitaalratio van 16,6 procent. Daarmee bevinden zij zich ruim boven de minimumeisen. Dit niveau is bovendien vergelijkbaar met het niveau dat DNB als uitgangspunt heeft genomen in haar eerder uitgevoerde pandemiestresstest.4 De conclusie uit die stresstest staat daarmee nog overeind: zelfs als de economische situatie zich ontwikkelt langs de lijnen van een behoorlijk ongunstig scenario, zijn banken voldoende schokbestendig en kunnen zij naar verwachting van DNB krediet blijven verstrekken.
Het is in dit kader relevant om op te merken dat de coronacrisis wezenlijk verschilt van een kredietcrisis, in de zin dat de coronacrisis van buiten de financiële sector komt in plaats van dat deze van binnenuit begint. De maatregelen van het kabinet en van de toezichthouders zijn er op gericht om onnodige faillissementen te voorkomen en de kredietverlening op peil te houden. Tot nu toe zijn deze maatregelen effectief gebleken in het beperken van de toename van het aantal ondernemingen met financiële problemen. De steunmaatregelen ondersteunen daarmee ook indirect de balansen van banken. Het mee-ademende karakter van het steun- en herstelpakket van het kabinet en de aanvullende maatregelen uit de Kamerbrief van 27 oktober jl., inclusief het besluit om de garantieregelingen te verlengen, sluiten aan bij de oproep van DNB om de maatregelen van de overheid niet te snel af te bouwen om klifeffecten te voorkomen.
Tegelijkertijd gaat kredietverlening nu gepaard met hogere risico’s en onzekerheid. Het is belangrijk dat het op peil houden van de kredietverlening niet leidt tot een problematische verslechtering van bankbalansen, en banken zo goed als mogelijk zicht krijgen en houden op de risico’s waar zij aan zijn blootgesteld, zie ook het antwoord op vraag 4 en 7. Cijfers uit het OFS laten zien dat de kwaliteit van de activa van banken licht verslechterd is als gevolg van de pandemie. Het aandeel niet-presterende leningen (NPLs) is licht gestegen en het aantal leningen met een verhoogd kredietrisico is toegenomen (zie tabel 1). Daar staat tegenover dat banken hun voorzieningen hebben laten toenemen, met ongeveer een kwart van de operationele winst over het afgelopen tweede kwartaal. Deze voorzieningen zijn bedoeld om toekomstige verwachte verliezen op te vangen.
Hoewel zij daar vooralsnog geen aanleiding toe ziet, geeft DNB in haar OFS aan opnieuw een pandemiestresstest uit te kunnen voeren mocht de situatie en de verwachtingen ten aanzien van de pandemie wijzigen, om zo te bezien wat de mogelijke gevolgen voor het bankwezen en de financiële sector zijn. Ik blijf samen met de financiële sector en de toezichthouders, waaronder in mijn periodieke overleggen met de president van DNB, nauwgezet de ontwikkelingen en de risico’s monitoren.
Kapitaal
CET1-ratio
16,6%
16,5%
Kwaliteit activa
Non-performing loans ratio (bruto)
1,9%
1,8%
Stage 2 ratio (IFRS9)
8,6%
4,9%
Winstgevendheid
Netto operationele winst/activa
0,8%
0,9%
Nieuwe voorzieningen/Netto operationele winst
26,7%
9,1%
Wat is uw reactie op de aankondiging van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) dat generieke maatregelen worden geschrapt en in plaats daarvan maatwerk wordt geleverd? Vindt u dat in deze fase van de crisis wenselijk? Bent u in overleg met de NVB over inhoud en timing van dit besluit?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de vrees voor een tweede kredietcrisis, veroorzaakt door slechte kredieten? Hebben de banken aanvullende garanties of andere hulp nodig om zo’n crisis te voorkomen? Vindt hierover overleg plaats tussen de Minister van Financiën en de president van DNB?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre trekken de Belastingdienst en de banken gelijk op bij het verlenen van betaalpauzes?
Er is afstemming geweest over de timing van het moment waarop het uitstel van betalingen afloopt en ondernemingen weer met hun reguliere betalingen dienen te beginnen. Klanten van banken dienen, afhankelijk van wanneer het uitstel is verleend, vanaf oktober jl. weer aan hun reguliere verplichtingen te voldoen indien zij hier toe in staat zijn. Indien een klant hier niet toe in staat is, zal door de bank individueel worden gekeken of verder uitstel verantwoord is. Voor de belastingen is het moment waarop men weer dient te voldoen aan de reguliere belastingverplichtingen later: vanaf begin volgend jaar.
Ondernemers kunnen de belastingschuld die in de afgelopen maanden is opgebouwd daarnaast volgens een ruimhartige regeling aflossen. Het kabinet heeft in de brief van 29 september jl. de motie van de Kamer omarmd en biedt ondernemers een termijn van 36 maanden aan, die ingaat op 1 juli 2021, voor de aflossing van de tot ultimo 2020 opgebouwde schulden. De achterstand als gevolg van de betaalpauze bij banken wordt ingelopen door de looptijd te verlengen met het aantal maanden uitstel of door de openstaande aflossingen toe te voegen aan de hoofdsom, waarbij klanten tot aan het eind van de looptijd van de lening de tijd hebben om het uitgestelde deel in te lopen.
Het kabinet spant zich de komende periode in om met grote schuldeisers, waaronder de banken, gezamenlijke richtlijnen te ontwikkelen voor een soepelere behandeling van saneringsverzoeken van ondernemers die door de coronacrisis zijn geraakt. Een gezamenlijke benadering van deze problematiek zal naar verwachting het toekomstperspectief voor het bedrijfsleven verbeteren.
Deelt u de mening dat de inspanningen erop gericht zouden moeten zijn om alle in de kern gezonde bedrijven naar behoren te financieren en daarbinnen de zwaarst getroffen sectoren (zoals horeca, evenementen, cultuur en sport) nadere betaalpauzes aan te bieden? Bent u bereid om op korte termijn in gesprek te gaan met de banken om te onderzoeken wat zij nodig hebben om dit mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen, buiten het steunpakket, worden nog meer gezet om ervoor te zorgen dat gezonde bedrijven ook deze tweede gedeeltelijke lockdown kunnen overleven?
Naast de maatregelen die het kabinet neemt met de steunpakketten, en de voornoemde individuele ondersteuning die banken bieden aan hun klanten, zijn er ook andere initiatieven die ondernemers helpen.
De verdere overheidsinzet, gericht op een bredere doelgroep dan de bancaire doelgroep, ziet op het deel van de markt waar een rol van de overheid ook nodig is. Deze doelgroep is dan ook vaak kwetsbaarder of heeft meer ondersteuning nodig dan reguliere ondernemers, zeker in deze onzekere tijd. Dit zorgt voor intensivering van de inzet op tal van beleidsonderwerpen zoals de ontwikkeling van flankerend beleid om ondernemers in zwaar weer te helpen bij de inzet van de Wet Homologatie onderhands akkoord (het Time out arrangement, TOA). De Wet Homologatie onderhands akkoord (WHOA) helpt ondernemers om een akkoord met schuldeisers tot stand te brengen waarbij de schulden worden gesaneerd en faillissementen worden voorkomen. De ondersteuning van ondernemers zal allereerst bestaan uit dienstverlening. Vorige maand is al het programma «Zwaar weer» gestart bij de Kamer van Koophandel. Dit programma bestaat uit dienstverlening voor ondernemers in zwaar weer, zoals informatie, doorverwijzing, advies en een routewijzer. Vanaf januari zal de dienstverlening van de Kamer van Koophandel en het Ondernemersklankbord verrijkt zijn met extra, op de WHOA toegespitste, ondersteuning. Bovendien zal volgende maand een platform met praktische informatie over (de aanstaande inwerkingtreding) van de WHOA (per 1 januari 2020) worden gelanceerd. Ondernemers vinden daar alvast informatie over welke stappen zij zelf nu al kunnen zetten met hun schuldeisers en hoe ze daarbij kunnen worden ondersteund. Daarnaast werkt het kabinet als onderdeel van het TOA verder uit hoe de totstandkoming van akkoorden met schuldeisers om een faillissement af te wenden verder kan worden bevorderd, zoals de bij de vorige vraag genoemde inzet op een soepelere behandeling van saneringsverzoeken door grote schuldeisers.
De intensivering van hulp aan ondernemers is ook merkbaar bij organisaties die de rijksoverheid steunt, bijvoorbeeld bij Qredits die coaching en krediet biedt, het Ondernemersklankbord of de ondersteuningsprogramma’s van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen zoals het Corona rebuild program van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij.
Naast deze specifieke ondersteuning van doelgroepen ondernemers is er generieke informatieverstrekking via onder meer het Coronaloket van de Kamer van Koophandel (KVK) en informatie op rijksoverheid.nl over de hiervoor genoemde garantieregelingen en andere financieringsregelingen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg Financiële markten/Financiële dienstverlening en consumentenbelangen op 28 oktober 2020?
Ja.