De dreigende ondergang van Evergrande |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de dreigende ondergang van Evergrande?1, 2
Ja
Klopt het dat Chinese bedrijf Evergrande zucht onder een schuldenlast van 250 tot 300 miljard euro en het de vraag is of deze vastgoedontwikkelaar nog wel aan zijn financiële verplichten kan voldoen?
Ik heb geen andere gegevens over Evergrande’s schuldhoogte dan waarover media berichten. Ook blijkt uit de berichtgeving dat, als gevolg van gemiste rentebetalingen, Evergrande in september niet aan haar financiële verplichtingen richting schuldeisers kon voldoen. Inmiddels heeft het bedrijf een openstaande renteverplichting van $ 83.5mn afbetaald op 22 oktober. Wel lopen er op moment van schrijven voor andere gemiste rentebetalingen respijtperioden.
Welke gevolgen zou een faillissement van Evergrande kunnen hebben voor de Chinese economie en voor de wereldeconomie?
Zoals ik reeds schreef in mijn antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Nijboer (PvdA), kan een ondergang van Evergrande potentieel leiden tot verdere vertraging van de Chinese vastgoedsector, met name in het scenario waar herstructurering en/of een ordelijk faillissement uitblijft. Dit kan op verschillende manieren doorwerken op de economie. Zo kan er een daling in bouwactiviteiten plaatsvinden als gevolg van lagere verkopen van grond en vastgoed. Daarnaast kan een vermindering van de inkomsten uit grondverkopen zorgen voor een daling in de lokale begrotingsuitgaven, aangezien inkomsten uit de verkoop van grond ook een belangrijke bron van financiering is voor lokale overheden. Tot slot kunnen dalende huizenprijzen leiden tot welvaartseffecten waardoor de particuliere consumptie afneemt.
De rol van China binnen de wereldeconomie is sterk toegenomen de laatste twintig jaar. Het is de grootste exporteur ter wereld en geld ook als belangrijke kredietverstrekker voor opkomende- en ontwikkelingslanden. In de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Nijboer heb ik aangegeven dat een studie van de ECB in 2018 stelt dat een geleidelijke groeivertraging van 3,3% over een periode van drie jaar leidt tot een daling van het bbp in de eurozone van 0,3%-punt. Volgens deze studie zijn de effecten voor andere grote ontwikkelde economieën, namelijk de Verenigde Staten, Japan en het VK vergelijkbaar met die van de eurozone. Olieproducerende landen zullen volgens het ECB-model door een daling van de grondstofprijzen hun bbp scherper zien dalen met circa 1%-punt. Voor de rest van de wereld verwacht de ECB-studie een bbp-daling van circa 0,5%-punt
Wat betreft de financiële kanalen, is de directe betrokkenheid van buitenlandse investeerders in de Chinese vastgoedmarkt en het financiële systeem klein. De totale financiële blootstelling van de rest van de wereld aan de Chinese economie betreft minder dan de helft van het Chinese BBP (ter vergelijking: Nederland heeft verplichtingen naar de rest van de wereld ter grootte van vijf keer het Nederlandse BBP). Een studie van de ECB uit 2018 stelt dat claims van Europese banken op China en Hong Kong ultimo 2016, na correctie voor interbancaire claims, slechts 1,5% van de totale uitzettingen bedroegen. Desondanks kan er sprake zijn van bredere gevolgen van een Chinese groeivertraging voor Europese financiële markten bijvoorbeeld als dit leidt tot i) een hogere onzekerheid over de mondiale groei, of ii) een algehele risk off binnen risicovolle effecten (zoals hefboomleningen).
Klopt het dat vooral Chinese bedrijven en particulieren last zouden hebben van een faillissement van Evergrande?
De mate waarin particulieren last krijgen van een faillissement van Evergrande hangt van verschillende factoren af. Problemen rondom Evergrande kunnen niet los gezien worden van grotere problematiek in een (voorheen) licht gereguleerde Chinese vastgoedmarkt. De meest directe impact zou dus plaatsvinden bij (aspirant) huizenbezitters die ofwel bij Evergrande dan wel elders in vastgoed hebben geïnvesteerd en blootstellingen hebben op de Chinese huizenmarkt. Daarnaast kan een algehele vastgoedcrisis gevolgen hebben voor de financiële stabiliteit, economische groei, werkloosheid en het consumentenvertrouwen. Dit raakt particulieren vervolgens via verminderd inkomen en een verminderd besteding- en consumptievermogen.
Voor bedrijven is er tevens het onderscheid tussen gevolgen voor de direct betrokken bedrijven, en de meer indirecte c.q. tweede orde effecten van algeheel verminderde economische groei. In het eerste geval worden bouwbedrijven, leveranciers, grondstofbedrijven en banken met directe betrekkingen geraakt als gevolg van orderuitval of wanbetalingen. Bij de tweede orde effecten zullen nagenoeg alle bedrijven die de normale economisch cycli volgen last hebben van een financiële crisis en/of verminderde economische groei in China, via vermindering van economische activiteit en een verminderde vraag.
Tot slot, of het vooral particulieren en bedrijven zijn die last zullen hebben van een faillissement van Evergrande hangt onder meer samen met de (financiële) hulp en beleids- of interventiekeuzes van de centrale overheid of op regionaal bestuursniveau.
Klopt de indruk bij veel analisten dat de Chinese overheid zal ingrijpen in de vorm van nationalisatie of redding van het bedrijf, of compensatie van de schuldeisers, teneinde de economie te stabiliseren en sociale onrust te voorkomen?
Uitspraken van analisten of andere partijen over het al dan niet ingrijpen van de Chinese overheid zijn hun eigen inschattingen. Derhalve doe ik hier geen uitspraken over.
Ziet u een analogie met de val van Lehman Brothers op 15 september 2008, die tot een wereldwijde economische recessie leidde?
De groei van (hypothecaire) kredietverstrekking in China en problemen in de vastgoedsector vormen in toenemende mate een risico voor de Chinese financiële stabiliteit (zoals ik schreef in mijn antwoord op lid Nijboer (PvdA)). Er zijn echter belangrijke verschillen tussen de val van Lehman Brothers in 2008 en de situatie rond Evergrande nu. In het geval van Evergrande zijn de risico’s voor wereldwijde financiële markten en de directe blootstelling van buitenlandse partijen beperkt. Slechts USD 20 miljard van Evergrande’s schulden is in handen van partijen buiten China. Bovendien is Evergrande een vastgoedconcern en kende Lehman Brothers als financiële instelling een centrale functie binnen het financiële stelsel in de Verenigde Staten en daarbuiten. Uitstraaleffecten van een potentieel faillissement van Evergrande zullen dan ook eerder plaatsvinden via hogere risicopremies op risicovollere effecten of via de reële economie. Plotselinge liquiditeitsproblemen waarmee banken als Lehman in 2008 kampten zijn momenteel minder relevant voor Evergrande, dat te maken heeft met problemen rondom solvabiliteit en crediteurverplichtingen.
In het algemeen is de betrokkenheid van buitenlandse investeerders in de Chinese vastgoedmarkt en het financiële systeem klein (zie ook beantwoording vragen Nijboer & Heinen en Brekelmans). Door deze beperkte financiële blootstelling zullen directe verliezen van buitenlandse partijen op Chinese uitzettingen beperkt zijn. Tot slot beoogt de Chinese centrale bank via liquiditeitsinjecties stabiliteit op de financiële markten te behouden en daarmee ervoor te zorgen dat de interbancaire condities stabiel blijven.
Klopt het dat de analogie met de val van Lehman Brothers niet helemaal opgaat, omdat de toenmalige regering van de VS niet ingreep en Lehman een wereldwijd negatief vertrouwenseffect veroorzaakte, mede omdat de risico’s van rommelhypotheken plotseling werden blootgelegd?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om de gang van zaken bij Evergrande nauwgezet te monitoren?
Zoals ik schreef in mijn antwoord op de schriftelijke vragen van lid Nijboer (PvdA), volgt het kabinet de economische situatie in China op de voet, onder andere via het Nederlandse diplomatieke netwerk in China en door het raadplegen van experts zoals DNB. Tevens verrichten diverse internationale organisaties, zoals het IMF, periodiek analyses van de Chinese economie en de belangrijkste financieel-economische risico’s. Onder meer binnen de FSB werkt Nederland samen met andere landen (waaronder China) om risico’s voor het internationale financiële stelsel te beheersen.
Indien toch een wereldwijde recessie zou ontstaan, bent u dan bereid met nieuwe steunpakketten de gevolgen van een recessie buiten de deur te houden?
Het hangt van de aard van de crisis af welk type maatregelen een recessie het beste kan verzachten en of een steunpakket daarbij het beste instrument is. Bij de coronacrisis wees alles erop dat de terugval in economische bedrijvigheid als gevolg van de lockdown van relatief korte duur zou zijn. Ook leek het erop dat een grote herstructurering van de economie daarna niet per se nodig zou zijn. Daarbij paste een snel en genereus stimuleringspakket, gericht op het draaiende houden van de economie.
Deelt u de mening dat steunpakketten (2020–2021) het tegenovergestelde zijn van bezuinigingspakketten (2010–2015) met toen ook het tegenovergestelde resultaat, namelijk het onnodig lang voortduren van de recessie en jarenlange trage groei?
In reactie op de vorige crisis voerde het kabinet net als nu stabiliserend begrotingsbeleid. Zo dempte het kabinet met discretionair crisisbeleid in 2009 en 2010 het effect van de crisis. Mede door de nationalisatie en herkapitalisatie van commerciële banken, wat nu niet aan de orde is, liep de staatsschuld snel op, van 44% van het bbp in 2008 tot 64% van het bbp in 2012.3 Door dreiging van oplopende rentes op staatsobligaties en aanblijvende economische, internationale en politieke onzekerheden zag de overheid zich genoodzaakt maatregelen te nemen om de gezondheid van de overheidsfinanciën te verbeteren. In tegenstelling tot het algemene beeld is er in de vorige crisis dus niet direct bezuinigd. Pas vanaf 2010 werden bezuinigingen aangekondigd en in 2012 en 2013 werd duidelijk ingegrepen. De situatie was op dat moment zeer onzeker, maar terugblikkend is de economie op dat moment mogelijk verder afgeremd.4
Deelt u de mening, later ook ondersteund door 150 economen, dat het grootschalige bezuinigingspakket van 51 miljard euro in 2010–2015 heeft geleid tot een onnodige verergering en verlenging van de economische krimp en stagnatie in de jaren 2010–2017?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat dit aansluit bij de Modern Monetary Theory (MMT), die zegt dat de overheid in ruime mate kan investeren, zolang de inflatie laag blijft? Kan de conclusie worden getrokken dat de MMT écht werkt?
De kern van Modern Monetary Theory (MMT) wordt gevormd door het idee dat landen met een eigen munt hun overheidsuitgaven onbeperkt kunnen financieren door de geldpers aan te zetten. MMT vertrouwt erop dat politici de geldcreatie op het juiste moment stopzetten: het moment waarop de beschikbare capaciteit in de economie volledig benut wordt en verdere geldschepping tot inflatie leidt omdat de productiegroei niet meer evenredig stijgt met de toename in de geldhoeveelheid.
Onder vooraanstaande economen en economische instituten is de kritiek op MMT echter groot. De geschiedenis leert dat monetaire financiering vaak tot grote financiële problemen leidt, zoals hyperinflatie en wisselkoerscrises. Dit komt onder andere doordat het ex-ante moeilijk te voorspellen is hoe, en binnen welk tijdsbestek, geldschepping de inflatie zal beïnvloeden. Bovendien is het nuttig om een politieke afweging tussen kosten op korte termijn (in de vorm van belastingverhogingen of stopzetten van de geldcreatie) en baten op lange termijn baten (in de vorm van prijsstabiliteit) zoveel mogelijk te vermijden. Dit is een van de redenen waarom de meeste landen prijsstabiliteit hebben toebedeeld aan een onafhankelijke centrale bank. Monetaire financiering van overheidsuitgaven is in de EMU dan ook bij Verdrag verboden (Artikel 123 VWEU).
De Arnhemse villamoord |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in de zaak van de Arnhemse villamoord, die plaatsvond op 2 september 1998, maar waarover nu steeds meer informatie naar buiten komt?1
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Kunt u deze 6 uitzendingen bekijken, en een uitgebreide reactie geven op de bevindingen van de programmamakers?
In recente uitzendingen van KRO-NCRV over de Arnhemse Villamoord zijn ernstige twijfels geuit over de juistheid van de veroordeling van negen mannen en de professionaliteit en integriteit van de destijds bij de zaak betrokken politiemedewerkers en de officier van justitie. In de documentaire is aangekondigd dat er een nieuw herzieningsverzoek zal worden ingediend bij de Hoge Raad. Zowel de politie als het openbaar ministerie heeft in een persbericht naar aanleiding van de uitzendingen aangegeven aan de uitvoering van dit herzieningsverzoek volledige medewerking te zullen geven. De Hoge Raad heeft op het moment van schrijven nog geen herzieningsverzoek ontvangen.
Gelet op het aangekondigde nieuwe herzieningsverzoek in deze zaak past mij als Minister terughoudendheid bij de beantwoording van de gestelde vragen die betrekking hebben op de inhoud van de Arnhemse Villamoord-zaak. Het is aan de Hoge Raad om aan de hand van het aangekondigde herzieningsverzoek te oordelen of herziening in deze zaak aangewezen is. Omdat ik als Minister niet op de uitkomst van deze nieuwe herzieningsprocedure kan vooruitlopen, kan ik mij ook niet uitlaten over de gevolgen die aan een eventueel gegrond verklaard herzieningsverzoek zouden moeten worden verbonden.
Waarom zijn er 9 onschuldige mensen veroordeeld tot zware gevangenisstraffen van 5 tot en met 12 jaar?
In februari en september 2002 zijn in de strafzaak die bekend staat als de Arnhemse Villamoord een eerste en een tweede herzieningsaanvraag ingediend bij de Hoge Raad. Deze beide herzieningsverzoeken zijn ongegrond verklaard. Een derde aanvraag is op 12 maart 2020 bij de Hoge Raad ingekomen. Ook dit herzieningsverzoek is ongegrond verklaard. Op het moment van schrijven is nog geen nieuw, dat wil zeggen vierde, herzieningsverzoek ingediend. Het is aan de Hoge Raad om naar aanleiding van het aangekondigde nieuwe herzieningsverzoek te oordelen of herziening in deze zaak aangewezen is.
Deelt u de mening dat dit «Waarschijnlijk de grootste gerechtelijke dwaling in Nederland» is, zoals de rechtspsycholoog Peter van Koppen het omschrijft? Zo nee, waarom niet?
In de documentaireserie de Villamoord, uitgezonden door de KRO NCRV, heeft de advocaat van enkele veroordeelden aangekondigd een (hernieuwd) herzieningsverzoek in te willen dienen. Dat betekent dat de Hoge Raad zich over dit verzoek zal buigen. Het past mij als Minister niet om op deze individuele zaak in te gaan.
Kunt u uitsluiten dat, gezien de migratieachtergrond van de meeste verdachten, racisme en discriminatie een rol hebben gespeeld, bij de manier waarop de Arnhemse politie te werk is gegaan? Zo ja, op grond waarvan kunt u dit uitsluiten?
Discriminatie is verboden. De politie dient onbevooroordeeld haar taken uit te voeren. Discriminatie is een venijnig probleem dat ook onbewust een rol kan spelen bij de afwegingen die politiemensen maken. De politie neemt daarom in het kader van de uitvoering van haar realisatieplan «Politie voor Iedereen» maatregelen om bewuste en onbewuste discriminatie te kunnen voorkomen.
Wat is uw oordeel over de extreme verhoormethode die werd toegepast, waarbij gebruik gemaakt werd van intimidatie, het zwaar onder druk zetten van mensen, voedsel- en slaapdeprivatie, uitputting, manipulatie, het valselijk aanreiken van zogenaamde alibi’s, het valselijk strafvermindering suggereren bij medewerking, liegen over wat andere verdachten gezegd zouden hebben en het tegen elkaar uitspelen van verdachten?2
Zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven, is in de zaak van de Arnhemse Villamoord een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd. In dat licht acht ik het niet gepast dat ik mij als Minister inhoudelijk over deze zaak, waaronder de toegepaste verhoormethode, uitlaat, nu dit een omstandigheid betreft die bij de beoordeling van het herzieningsverzoek mogelijk mede in ogenschouw wordt genomen. In algemene zin merk ik daarbij op dat de Hoge Raad zich in zijn arrest van 20 april 2021 eerder heeft uitgelaten over de stelling dat de bekennende verklaringen in de Arnhemse Villamoord-zaak niet voor het bewijs mochten worden gebruikt, omdat zij niet in vrijheid zijn afgelegd.3 In antwoord op eerdere schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) van juni 2021 is de Minister voor Rechtsbescherming ingegaan op de overwegingen van de Hoge Raad hieromtrent, kortheidshalve zij daarnaar verwezen.4
Komt deze verhoormethode, de «Alice in Wonderland-methode», nog steeds voor? Zo ja, kunt u deze per direct beëindigen? Zo nee, waarom kunt u deze verhoormethode niet beëindigen?
Voor zover bekend wordt die methode niet toegepast. Verder wil ik u graag verwijzen naar het antwoord dat de Minister voor Rechtsbescherming heeft gegeven in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) in september 2018. Daarin wordt aangegeven welke ontwikkeling er heeft plaatsgevonden bij politie voor wat betreft de verbeteringen ten aanzien van de werkinstructies en het onderwijs op het gebied van het afnemen van verhoren door de politie.5
Waarom zit er niet standaard een juridisch raadsman bij dit soort politieverhoren? Op deze manier hebben verdachten toch geen schijn van kans, met het levensgrote risico dat onschuldigen ten onrechte worden veroordeeld? Kunt u hierop ingaan?
Ten tijde van de verhoren in deze zaak had de verdachte geen recht op bijstand van een advocaat tijdens het politieverhoor. Tegenwoordig is dat anders. Naar aanleiding van de zogenaamde «Salduz» jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EVRM) is per 1 maart 2017 een tweetal wetten (Stb. 2016, 475 en Stb. 2016, 476) en een uitvoeringsbesluit (Stb. 2017, 29) in werking getreden waarmee het recht op bijstand van een advocaat tijdens verhoor en het recht op consultatie van een raadsman voorafgaand aan het verhoor is geformaliseerd. Dit betekent dat een aangehouden verdachte recht heeft op bijstand van een raadsman bij een politieverhoor. Inmiddels is de werkwijze omtrent de uitoefening van dit recht een vast onderdeel van de politieopleiding.
Deelt u de mening dat in dit politieonderzoek sprake was van een verkeerde tunnelvisie? Was sprake van het «creëren van feiten», zoals advocaat Paul Acda stelt, in plaats van het rechercheren naar feiten? Zo nee, waarom niet?
In de documentaireserie de Villamoord uitgezonden door de KRO-NCRV heeft advocaat Acda aangekondigd een nieuw herzieningsverzoek in te dienen. Dat betekent dat de Hoge Raad zich over dit verzoek zal buigen. Het past mij dan niet als Minister om op deze individuele zaak in te gaan.
Welke stappen zijn er inmiddels genomen bij politie en justitie om tunnelvisie te vermijden?
In 2005 verscheen het rapport van de Commissie Posthumus. Deze commissie was verantwoordelijk voor het evaluatieonderzoek van de Schiedammer Parkmoord. In deze zaak werd een man ten onrechte veroordeeld voor doodslag. Eén van de oorzaken hiervan was tunnelvisie. Te snel werden in deze zaak bepaalde conclusies getrokken, en de teams van de politie en het openbaar ministerie sloten zich daarna af voor alternatieve scenario’s. Het rapport leidde er onder andere toe dat in 2005 het Programma Versterking Opsporing en Vervolging (PVOV) werd gelanceerd om de kwaliteit van het opsporingsonderzoek te vergroten en tunnelvisie te voorkomen. Bijvoorbeeld door ook alternatieve scenario’s in kaart te brengen, meer aandacht te besteden aan ontlastend bewijs en te werken met reflectie en tegenspraak. Dit programma is opgevolgd door het Verbeterprogramma Permanent Professioneel dat aanvullende en verdiepende maatregelen introduceerde. Deze genomen maatregelen zijn inmiddels gemeengoed binnen het openbaar ministerie en de politie.
Welke rol heeft volgens u de teamleider A.B. gespeeld in dit politieonderzoek?
Gelet op het aangekondigde, nieuwe herzieningsverzoek in de Arnhemse Villamoord-zaak past mij als Minister terughoudendheid en kan ik niet inhoudelijk ingaan op deze individuele zaak.
Klopt het dat deze teamleider processen-verbaal heeft vervalst, en dus valsheid in geschrifte heeft gepleegd, evenals meineed en het achterhouden van informatie voor de rechter? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, hoe is de rol van deze teamleider dan te zien?
In de documentaireserie de Villamoord uitgezonden door de KRO-NCRV heeft advocaat Acda aangekondigd een nieuw herzieningsverzoek in te dienen. Dat betekent dat de Hoge Raad zich over dit verzoek zal buigen. Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik niet inhoudelijk ingaan op deze individuele zaak.
Kunt u zeker stellen dat de politie zal meewerken aan het opnemen van een aangifte tegen de teamleider?
In zijn algemeenheid geldt dat ingevolge artikel 163, negende lid, van het Wetboek van Strafvordering de politie verplicht is om een aangifte op te nemen. Tevens heeft de politie op haar website aangegeven volledig te zullen meewerken aan een herzieningsverzoek.
Kunt u zeker stellen dat het OM zal meewerken aan een strafrechtelijk onderzoek naar deze voormalige teamleider?
In het algemeen geldt het volgende. Het is niet aan mij, maar aan het openbaar ministerie om te beslissen of tot vervolging wordt overgegaan. Verder heeft het openbaar ministerie op haar website aangegeven volledig te zullen meewerken aan de uitvoering van een herzieningsverzoek.
Klopt het dat de zelfmoord van één van de 9 verdachten direct te relateren is aan het foutieve politieonderzoek? Is daarbij dus sprake van dood door schuld door de teamleider? Zo nee, waarom niet?
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd. Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over deze individuele zaak.
Is de «vrouw met de hond met de drie poten» samen met M. E. degene, die de zogenaamde «embargo-informatie» heeft aangeleverd, die de start vormde van het verkeerde spoor waarop de Politie is gaan zitten? Kunt u dit uitsluiten?
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd. Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over deze individuele zaak.
Deelt u de mening dat informanten die nadrukkelijk door de Politie zelf op pad zijn gestuurd in een bepaalde richting, niet per se betrouwbare informatie aanleveren?
Binnen de politie is het Team Criminele Inlichtingen (TCI) thans de enige afdeling die zich bezighoudt met het heimelijk inwinnen van informatie door gebruik te maken van zogenaamde informanten voor de opsporingstaak. De informatie die wordt ingewonnen via informanten wordt immer getoetst door het TCI. Daarbij wordt een oordeel gevormd over de betrouwbaarheid van de informant en de juistheid van de informatie. De bij het TCI bekende achtergrond van de informant, bezien in samenhang met de door de informant aangedragen gegevens wordt hierbij in combinatie beoordeeld. Dit oordeel wordt ook vermeld in de processen-verbaal die worden verstrekt door het TCI. Ook wordt vermeld dat de informatie die wordt verstrekt door het TCI niet bedoeld is om als bewijsmiddel te dienen in een strafzaak. Informanten komen alleen bij gebleken juistheid van de informatie in aanmerking voor tipgeld.
Het op deze wijze inwinnen van informatie via informanten is van groot belang voor de opsporing van ernstige strafbare feiten en de geoorloofdheid daarvan wordt in de jurisprudentie aanvaard.
Deelt u de mening dat dit in versterkte mate het geval is als deze informanten drugsverslaafden zijn, die door de politie betaald worden met bolletjes drugs of met geld?
In navolging van mijn antwoord op vraag 17 herhaal ik dat de betrouwbaarheid van de informant onderdeel is van de toetsing door het TCI.
Waarom werden dit soort betaalde verklaringen uiteindelijk opgevoerd als legitiem bewijs? Bestaat deze praktijk nog steeds? Kunt u dit per direct beëindigen? Zo nee, waarom niet?
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd. Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over deze individuele zaak.
Waarom is de gebrekkige «kwaliteit» van dit «bewijs» niet voldoende getoetst door het OM en de rechter?
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd. Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over deze individuele zaak.
Wat was de rol van de verantwoordelijke officier van justitie M.B. hierin?
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd. Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over deze individuele zaak.
Wie heeft er nog meer leiding en toestemming gegeven in dit strafrechtelijke onderzoek?
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd. Gelet hierop, past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over deze individuele zaak.
Kunt u een oordeel geven over de grote rol die de «drugsagent» H.E. blijkbaar gespeeld heeft bij het aanleveren van het (foutieve) «bewijs»?
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd. Gelet hierop, past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over deze individuele zaak.
Klopt het dat de teamleider A.B. de door H.E. aangeleverde (foutieve) informatie (de «junkenverklaringen»), heeft opgevoerd als getuigenverklaringen en dus als bewijs in de rechtszaak? Wat vindt u daarvan?
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd. Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over deze individuele zaak.
Klopt het dat H.E. beweert niet te weten, wat teamleider A.B. met de door hem aangeleverde informatie deed? Zo nee, hoe is het dan gegaan?
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd. Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over deze individuele zaak.
Kunt u ervoor zorg dragen dat er een nieuw onderzoek naar deze zaak gestart wordt, zoals zelfs door deze H.E., maar ook door anderen, bepleit wordt? Met name naar de rol van politie en justitie in de hele gang van zaken?
Nee, dat kan ik niet. Het is in de herzieningsprocedure niet aan mij als Minister, maar aan de Hoge Raad om te oordelen of dit verzoek aanleiding geeft de veroordeling(en) in deze zaak te herzien. Veroordeelden hebben de mogelijkheid om ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad te vragen een nader onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van een novum. De procureur-generaal kan vervolgens de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS) verzoeken hem te adviseren over de wenselijkheid van dit onderzoek. De ACAS beschikt daartoe over verschillende onderzoeksbevoegdheden, waaronder de mogelijkheid om medewerkers van politie en het openbaar ministerie te horen.
Indien de procureur-generaal het verzoek tot nader onderzoek honoreert, kan hij elk onderzoek laten verrichten dat hij noodzakelijk acht. Hij kan zich daarbij laten bijstaan door een onderzoeksteam en beschikt eveneens over verschillende onderzoeksbevoegdheden, waaronder de mogelijkheid om medewerkers van politie en het openbaar ministerie te horen. Op het moment dat het herzieningsverzoek is ingediend, kan ook de Hoge Raad zelf opdracht geven tot het verrichten van onderzoek of besluiten de ACAS in te schakelen. Aldus voorziet de herzieningsprocedure op verschillende wijzen in de mogelijkheid tot het verrichten van aanvullend onderzoek.
Ziet u de analogie met de kinderopvangtoeslagaffaire? Namelijk dat de staat verdrukt en vals speelt, en mensenlevens moedwillig kapot maakt, in een obsessieve poging een zaak op te lossen?
De bevindingen in het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) nopen tot het kritisch blijven kijken naar het functioneren van de hele overheid. In dit kader is en blijft de beste waarborg tegen onterechte veroordelingen een zorgvuldig opsporingsonderzoek en strafproces dat aan een definitieve rechterlijke uitspraak voorafgaat. Met het oog hierop is het van belang dat politie en openbaar ministerie voortdurend aandacht besteden aan de kwaliteit van het opsporingsonderzoek. Onterechte veroordelingen kunnen echter nooit helemaal worden uitgesloten; reden waarom een herzieningsprocedure onmisbaar is.
Bent u bereid om, ook buiten de herzieningscommissie om, adequate financiële compensatie te regelen voor de 8 direct gedupeerden en de nabestaanden van de 9e verdachte?
Indien een veroordeelde in herziening wordt vrijgesproken, kan diegene een verzoek tot schadevergoeding indienen (artikel 539 van het Wetboek van Strafvordering). Ik zie op dit moment geen aanleiding tot financiële compensatie in de zaak van de Arnhemse Villamoord, nu eerdere herzieningsverzoeken in deze zaak ongegrond zijn verklaard en de Hoge Raad zich nog niet heeft gebogen over het nieuw aangekondigde herzieningsverzoek.
Deelt u de mening dat deze gerechtelijke dwaling mogelijk maar het topje van de ijsberg is? Kunt u dit uitsluiten?
Het is niet aan mij als Minister, maar aan de Hoge Raad om in een herzieningsprocedure te oordelen of sprake is van een gegeven, waarmee de rechter niet bekend was en waardoor het ernstige vermoeden ontstaat dat, ware dit gegeven wel bekend geweest, een andere, specifiek omschreven einduitspraak zou zijn gevolgd. Op de uitkomst van deze mogelijk nieuwe procedure kan ik niet vooruitlopen.
Deelt u de mening dat de personele capaciteit van de herzieningscommissie opgevoerd dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Ik deel deze mening niet. Na een toename van het aantal zaken in de eerste periode na de invoering van de nieuwe wet herziening hervorming ten voordele is het aantal zaken gestabiliseerd. Uit de evaluatie van de wet is gebleken dat de werklast van de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS) geen grote problemen opleverde.6 Ook heeft de ACAS bij mijn departement aangegeven dat het mede gelet op het aantal herzieningsaanvragen op dit moment goed uit de voeten kan met de huidige bezetting.
Deelt u de mening dat dit soort onrecht in de vorm van gerechtelijke dwalingen een schandvlek is voor de rechtsstaat en niet in de rechtsstaat thuis hoort, en in het algemeen het rechtsgevoel van mensen schokt? Zo nee, hoe ziet u dit dan?
Het is in een democratische rechtsstaat van groot belang dat de opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten met de grootst mogelijke zorgvuldigheid plaatsvindt. Daartoe zijn in de wet verschillende waarborgen opgenomen. De inzet van alle in de strafrechtspleging betrokken actoren is er dan ook op gericht de kans op onterechte veroordelingen te minimaliseren. Onterechte veroordelingen hebben niet alleen zeer ingrijpende gevolgen voor de direct betrokken personen, maar zijn ook schadelijk voor het vertrouwen van burgers in de rechtsbescherming die een rechtstaat aan haar burgers wordt geacht bieden. Daarom is het in een democratische rechtsstaat van groot belang dat er een gedegen herzieningsprocedure bestaat waarmee onterechte veroordelingen ongedaan worden gemaakt.
Deelt u de mening dat waarheidsvinding altijd voorop moet staan in justitiële onderzoeken en niet de obsessieve wens om een zaak per se op te lossen, ten koste van alles? Zo nee, waarom niet?
Ja, daar ben ik het mee eens en daar wordt ook naar gehandeld.
Bent u bereid mee te werken aan een eventuele parlementaire enquete over deze en andere gerechtelijke dwalingen, mocht dit in de toekomst zover komen?
Op grond van artikel 14 van de Wet op de parlementaire enquête is elke Nederlander verplicht de enquêtecommissie binnen de door haar gestelde termijn alle medewerking te verlenen die deze vordert bij de uitoefening van de haar bij deze wet verleende bevoegdheden. Een Minister is daartoe ook gehouden. Een Minister kan zich wel in bepaalde gevallen beroepen op de in deze wet genoemde verschoningsgronden.
Kunt u deze vragen vraag voor vraag beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie hierboven.
Kunt er voor zorg dragen dat het informatierecht van de Kamer, zoals neergelegd in art. 68 van de Grondwet, in de beantwoording maximaal wordt gerespecteerd? Zo nee, waarom niet?
Ik onderschrijf het belang van artikel 68 Grondwet en ik streef er altijd naar Uw Kamer tijdig, juist en volledig te informeren. Verder is de beoordeling van strafzaken aan de (herzienings)rechter.
De gastekorten en het bericht dat het Russische Gazprom minder gas levert |
|
Raymond de Roon (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA), Stef Blok (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gazprom cuts gas to EU via Belarus by 70 percent»?1
Ja.
Wat betekent het gedeeltelijk dichtdraaien van de gaskraan door Gazprom, in kwantitatieve zin voor de Nederlandse gasimport?
Het is enkel mogelijk om de Europese gasimport vanuit Rusland te meten. Dit kan niet worden onderverdeeld in specifiek Nederlandse gasimport omdat dat inzicht zou vereisen in de portfolio’s van private bedrijven die gas op een Europese markt leveren. Wat betreft de levering van Gazprom naar de EU-lidstaten verwijs ik graag naar onderstaand diagram met recente cijfers van de Europese toezichthouder op de energiemarkt ACER.
In welke mate draagt dit bij aan de zeer explosief gestegen gasprijzen in Nederland?
In bijgevoegde Kamerbrief wordt onder andere verwezen naar internationale experts van bijvoorbeeld het Internationale Energieagentschap (IEA), nationale experts geraadpleegd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, alsmede de Europese toezichthouder op de gasmarkt ACER, die wijzen op een combinatie van vraag- en aanbodfactoren voor de hoge gasprijzen.
Klopt het wat EU-commissaris Kadri Simson zegt, dat Gazprom zich desondanks houdt aan de langetermijncontracten? Zo nee, waarom niet?
De opmerking dat Gazprom zich houdt aan de leveringscontracten wordt ondersteund door het Internationaal Energieagentschap.2 Ik heb geen reden om aan deze lezing te twijfelen.
Indien wat Simson zegt klopt, is dan de conclusie dat Nederland zelf de zaken gewoon totaal niet op orde heeft door het sluiten van korte termijncontracten en het hanteren van gevaarlijk lege gasvoorraden? Zo nee, waarom niet?
In de begeleidende Kamerbrief ga ik onder meer in op het vraagstuk van lange termijncontracten en gasbergingen.
Hoe verklaart u het verschil tussen de uitspraken van Simson en die van voorzitter van de Europese Commissie Von der Leyen, die juist stelt dat het optreden van Rusland de hoofdoorzaak is van de gestegen gasprijzen?
Zie het antwoord op vraag 3 voor de factoren die wat het kabinet betreft de oorzaken zijn van de gestegen gasprijzen.
Wanneer gaat Nederland nou eens investeren in kernenergie, zodat we minder afhankelijk worden van weersinvloeden, Gazprom of haperende EU-politiek zoals inzake Nord Stream 2?
Kernenergie wordt als onderdeel van de energiemix in Nederland niet uitgesloten. Dit is ook zo opgenomen in het Klimaatakkoord en is onderdeel van het beleid om technologieneutraal te sturen op CO2-reductie. Dit houdt in dat marktpartijen die aan de randvoorwaarden voldoen in aanmerking kunnen komen voor een vergunning voor de bouw van een kerncentrale. Verschillende studies laten ook zien dat voor 2050 kernenergie een kosteneffectieve mogelijkheid kan zijn en dat een positieve business case op lange termijn tot de mogelijkheden kan behoren. Op 7 juli 2021 stuurde ik een rapport met de marktconsultatie kernenergie naar uw Kamer. Hierin kondigde ik ook aan een scenariostudie voor de periode 2030-verder dan 2050 te laten opstellen (Kamerstuk 32 645, nr. 96).
Bent u bereid de Nederlandse olie- en gasmaatschappijen voortaan te verplichten bepaalde minimumvoorraden aan te leggen zoals ook enkele andere landen doen? Zo nee, waarom niet?2
De Nederlandse overheid heeft een publieke belang in het garanderen van de leveringszekerheid van de beschermde afnemers zoals huishoudens. De beschermde afnemers in Nederland gebruiken, in tegenstelling tot de beschermde afnemers in de andere landen, enkel laagcalorisch gas. In het kader van het zo snel mogelijk sluiten van het Groningenveld heeft de overheid afspraken gemaakt met de eigenaren Shell en Exxon over het vullen van de laagcalorische gasopslag te Norg in de komende jaren.
Zo is gegarandeerd dat het Groningenveld gesloten kan worden met behoud van de leveringszekerheid voor de beschermde afnemers. De opslagen in Nederland voor hoogcalorisch gas zijn in gebruik voor levering aan niet-beschermde industriële afnemers of leveren opslagcapaciteit aan vragers uit buurlanden. Ik zie nu geen noodzaak om voor deze doelgroepen extra eisen op te leggen aan energieleveranciers. De Europese Commissie heeft in haar «toolbox» op 13 oktober een onderzoek voor het najaar aangekondigd naar de mogelijkheden van meer strategisch gebruik van gasopslagen in Europa. Ik zie uit naar de resultaten hiervan.
Het bericht dat Nederland met China DNA-onderzoek doet |
|
Raymond de Roon (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
In hoeverre is op uw ministeries bekend dat drie Nederlandse toplaboratoria de afgelopen jaren met Chinese wetenschappers gevoelige DNA-technieken ontwikkelden?1
Zoals geschetst in de verzuimbrief van februari 20213 werk ik hard aan het bieden van ontwikkelkansen voor kinderen die al langer niet naar school gaan, die dreigen uit te vallen of al langere tijd zijn uitgevallen. Daarbij hanteer ik – samen met de Staatssecretaris van VWS – een integrale aanpak. Onderdeel daarvan is dat de registratie van verzuim op orde is en dat er een éénduidige definitie van verzuim wordt gehanteerd. Bij het beter in beeld brengen van die cijfers kan het voorkomen dat de aantallen oplopen, omdat een regio simpelweg beter zicht krijgt op de problematiek. Dit geldt ook voor de regio Holland Rijnland.
Naar aanleiding van het bericht in het Leidsch Dagblad en de vragen van het lid De Hoop (PvdA) heb ik contact laten opnemen met het Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland (hierna: RBL) en het jaarverslag opgevraagd.4
Het RBL geeft in dat jaarverslag zelf aan het vermoeden te hebben dat het toenemende aantal VWO-thuiszitters met name te maken heeft met een verbeterde samenwerking en als gevolg daarvan toenemende meldingsbereidheid. Het RBL denkt niet dat het aantal thuiszitters zoveel gestegen is, de omvang is wel beter in beeld. Het RBL is zich veel intensiever gaan richten op de registratie van langdurig geoorloofd verzuim en neemt deze cijfers nu mee in het jaarverslag. Het RBL wijst in zijn jaarverslag op het feit dat er in het land verschillende definities (waarbij sommige scholen/gemeentes alleen ongeoorloofd verzuim registreren terwijl anderen alle vormen van verzuim registreren) en manieren van tellingen worden gebruikt.
Indien u niet of nauwelijks bekend bent met deze praktijken, bent u dan bereid er nader onderzoek naar te doen om exact te achterhalen welke instellingen DNA-onderzoek doen en/of deden met Chinezen, en met welke doeleinden?
Volgens het jaarverslag wordt in de registratie van RBL de oorzaak van het verzuim gebaseerd op een subjectieve inschatting van de betrokken consulent op basis van de informatie die hij/zij heeft. Daaruit blijkt dat er bij de kinderen op het VWO psychische problemen vaker leiden tot verzuim, bijvoorbeeld in vergelijking tot kinderen in het V(S)O) of praktijkonderwijs waar externaliserende problemen – gericht op de omgeving, bijvoorbeeld agressief gedrag – vaker oorzaak zijn. Dat komt overeen met onderzoeken die afgelopen jaren zijn uitgevoerd naar de achtergrondkenmerken van kinderen en jongeren die uitvallen.5, 6, 7, 8 Deze onderzoeken laten stuk voor stuk zien dat de oorzaken van thuiszitten zeer divers zijn. In het ene onderzoek komt agressie sterk naar voren, terwijl in een eerder onderzoek juist internaliserende gedragsproblematiek sterk naar voren komt.
In alle gevallen is het – zoals ook in de vraag wordt gesteld – zaak om te voorkomen dat leerlingen langdurig thuis komen te zitten. Daarbij zal steeds gekeken moeten worden naar wat een leerling nodig heeft en wat er voor maatwerk nodig is. Voor jongeren met een complexe ondersteuningsbehoefte die daardoor soms tussen wal en schip vallen, wordt er gewerkt aan meer ruimte voor onderwijszorgarrangementen. Momenteel bereid ik een experimenteerbesluit voor dat initiatieven de ruimte biedt om in deze arrangementen op een aantal punten af te wijken van wet- en regelgeving.
Hoe vindt u dat DNA-onderzoek met dubieuze Chinese partners, onder wie politiemensen die bloed aftappen van Oeigoeren, past binnen uw streven om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te gaan?
Zoals het jaarverslag aangeeft is de wachtlijstproblematiek (voor zowel speciaal onderwijs als vormen van dagbesteding) voor een klein, maar toenemend aantal thuiszitters in deze regio aan de orde. Daarmee is het niet zo zeer representatief voor de hele thuiszitproblematiek in de regio, maar nadrukkelijk wel een probleem. Er wordt daarom gewerkt aan een monitor om de wachtlijsten voor het (v)so beter in beeld te krijgen.
Wachtlijsten kunnen ook ontstaan omdat er minder uitstroom is uit de zorg. Holland Rijnland geeft aan dat ze minder doorstroom zien van dagbesteding naar onderwijs. Kinderen die eigenlijk (gedeeltelijk) onderwijs zouden kunnen volgen houden daarmee de plek bezet voor kinderen waarvoor dagbesteding wel de beste plek is. Binnen Holland Rijnland wordt in kaart gebracht waar nog gaten zitten in het onderwijszorgcontinuüm en hoe het onderwijs (evt. gezamenlijk met zorg) hierop een aanbod kan organiseren.
Herinnert u zich onze vragen over de tientallen Chinese onderzoekers in Delft die banden hadden met het Chinese leger? Mogen we nu opmaken dat u destijds niets gedaan en geleerd heeft van die zorgwekkende berichtgeving? Zo nee, waarom niet?2
Een budgetplafond bij een aanbieder van dagbesteding is op zichzelf geen reden om een kind thuis te laten zitten. Als vastgesteld is dat een kind jeugdhulp nodig heeft zal de gemeente óf een uitzondering moeten maken op het budgetplafond bij deze aanbieder óf zal dagbesteding geleverd moeten worden door een andere aanbieder in de regio. Daarvoor is het uiteraard van belang dat er voldoende geld is om deze zorg in te kopen en dus wachtlijsten worden voorkomen. Vanuit het Rijk is hiervoor dit jaar extra geld beschikbaar gesteld.10
Waarom kiest u bij het tegengaan van ongewenste kennisoverdracht nog steeds voor een landenneutrale aanpak? Bent u in het geval van China – onder meer gezien de reeks van incidenten – bereid om te kiezen voor een scherpe gerichte aanpak?
De ontwikkeling in regio Holland Rijnland waarbij het RBL in samenwerking met partners werk gemaakt heeft van het steeds beter in beeld brengen van thuiszitten, past in een breder landelijk beeld. Het laat tegelijkertijd zien hoe ingewikkeld het aanpakken van verzuim is.
Ondanks dat scholen, samenwerkingsverbanden en gemeenten zich vaak samen met zorgpartijen hard inzetten om iedere leerling een passende plek te bieden, zijn er nog steeds te veel kinderen die niet naar school gaan en loopt het aantal uitgevallen leerlingen niet terug. Vaak is er sprake van zeer complexe situaties die om een intensieve aanpak en maatwerkoplossingen vragen. Het vraagstuk van uitval blijft daarmee urgent en ik blijf dan ook samen met het Ministerie van VWS en diverse betrokken partijen onverminderd doorwerken aan de integrale aanpak om het aantal thuiszittende leerlingen te verlagen, zoals ook beschreven in de laatste verzuimbrief van afgelopen februari.11 Dit doen we onder andere door de verbeteraanpak passend onderwijs, verbeterde samenwerking tussen onderwijs en zorg en het vergroten van de mogelijkheden voor maatwerk.
Bent u bereid de samenwerking tussen Nederland en China op het gebied van DNA-onderzoek per direct te stoppen, omdat DNA-techniek door China wordt ingezet om een ziekelijke Orwelliaanse maatschappij te creëren en minderheden te onderdrukken?
Het bericht dat 58 Afghanen via Pakistan naar Nederland worden gehaald. |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat 58 Afghanen die de grens met Pakistan zijn overgestoken binnenkort naar Nederland gehaald zullen worden, nadat dit in september eerder al met 50 Afghanen is gedaan?1
Ja. Het betreft hier personen waarvan het kabinet eerder heeft aangegeven zich in te blijven spannen voor hun overkomst. Op 7 oktober jl. zijn reeds 26 Afghanen van bovengenoemde groep met een Duitse chartervlucht naar Nederland overgebracht. De anderen bevinden zich in Islamabad en zijn in afwachting van hun overkomst naar Nederland.
Klopt het dat Nederland de personen in kwestie per mail en telefoon heeft begeleid bij hun oversteek van de Pakistaanse grens en dat hierbij overleg is geweest met de Pakistaanse autoriteiten, ondank het feit dat Nederland de vluchtroute over land als zeer gevaarlijk beschouwt en ten stelligste afraadt?
Nederland raadt reizen over land niet aan. De beslissing om over land naar Pakistan te reizen, is echter de eigen verantwoordelijkheid van betrokkenen. Als personen op basis van bij Nederland bekende informatie voor vertrek naar Nederland in aanmerking komen en besluiten over land naar een buurland te vertrekken, kan Nederland hen een brief verstrekken, indien dit van nut is bij het binnenkomen van -in dit geval- Pakistan. Daarin verklaart Nederland dat deze personen door ons land zullen worden opgenomen en dat Nederland hun doorreis zal faciliteren.
Zo ja, hoe geloofwaardig vindt u het om enerzijds dergelijke tochten af te raden, maar anderzijds het negeren van dat advies te belonen met een vlucht naar Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat het feit dat de Afghanen in kwestie nu tijdelijk worden opgevangen in Islamabad aantoont dat zij in Pakistan in veiligheid zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom worden deze personen dan alsnog naar Nederland overgebracht?
Zoals het kabinet in de Kamerbrief van 14 september jl. heeft aangegeven, blijft Nederland zich actief inspannen om mensen die daarvoor in aanmerking komen, vanuit Afghanistan zo nodig via derde landen naar Nederland over te brengen. Dat deze mensen zich in Islamabad bevinden doet daar niet aan af.
Deelt u de conclusie dat het overbrengen van Afghanen uit buurlanden zoals Pakistan naar Nederland aantoont dat het u niet uitsluitend om de veiligheid van deze personen gaat, maar dat u het als doel op zich ziet om hen naar Nederland te halen? Zo ja, waarom is dat?
Het kabinet wil een bijzondere inspanning leveren voor tolken en de personen die reeds opgeroepen waren voor evacuatie in het kader van de motie-Belhaj c.s., maar de laatste evacuatievlucht uit Kaboel helaas niet meer tijdig konden bereiken. Het kabinet wil daarnaast een speciale regeling treffen voor twee bijzondere groepen (medewerkers van BZ/BHOS-begroting gefinancierde projecten en mensen die voor Defensie of EUPOL werkzaam zijn geweest in een publieke, zichtbare functie) om overkomst naar Nederland te faciliteren. Het kabinet heeft – op verzoek van UNHCR – bovendien toegezegd zich flexibel op te willen stellen wat betreft urgente hervestigingsverzoeken voor individuele Afghanen die vanwege hun werk of achtergrond niet veilig zijn in buurlanden. Het gaat dan zowel om mensen die nieuw aankomen uit Afghanistan als om vluchtelingen die al in buurlanden verblijven. Voor nadere informatie hierover verwijzen wij u naar de brief die uw Kamer op 11 oktober jl. toegekomen is. Voor personen die niet tot deze specifieke groepen behoren, heeft het de voorkeur van het kabinet om bescherming te bieden in de regio van het thuis dat men noodgedwongen moet ontvluchten.
Zo nee, bent u bereid om alleen nog opvang in de regio te bieden en te stoppen met het overbrengen van Afghanen naar Nederland?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat op 13 oktober a.s. over Afghanistan?
Ja.
Het bericht 'High Tech Campus niet naar Amerikanen, maar in handen van Singaporese staat' |
|
Inge van Dijk (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Stef Blok (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «High Tech Campus niet naar Amerikanen, maar in handen van Singaporese staat»?1
Ja.
Wat zijn de beweegreden van de Singaporese staat om de High Tech Campus Eindhoven te willen kopen?
GIC is een beleggingsfonds dat in eigendom is van de Singaporese Staat. GIC belegt de deviezenreserves van de Singaporese Staat en hanteert een beleggingsbeleid gericht op langetermijninvesteringen met een stabiel rendement.2 De beweegredenen van GIC om te investeren in het vastgoed en het vastgoedmanagement van de High Tech Campus Eindhoven, zijn aan GIC om toe te lichten. Het is aannemelijk dat dit aansluit bij het openbare beleggingsbeleid en dat dit een commercieel gedreven fonds betreft. Het is niet aan de Nederlandse overheid om in te gaan op welke commerciële motieven ten grondslag liggen aan de investering. Wel heeft de Nederlandse overheid zich een beeld gevormd van eventuele risico’s voor de nationale veiligheid verbonden aan een dergelijke transactie. Deze zijn afwezig, gelet op de aard en inhoud van de transactie en de betrokken partijen.
Wat vindt u ervan dat de High Tech Campus Eindhoven in handen komt van een staatsbedrijf, een beleggingsfonds, uit Singapore? Vindt u dit een wenselijke ontwikkeling of had u liever een andere uitkomst gezien?
Ik hecht er waarde aan een duidelijk onderscheid te maken tussen de verkoop van het vastgoed en de bijbehorende vastgoedmanagementdiensten enerzijds en anderzijds het ecosysteem op en rondom de High Tech Campus waar veel hoogwaardig technologisch en innovatieve bedrijven gevestigd zijn. Het gaat hier om een vastgoedtransactie tussen twee marktpartijen, waarbij de koper een Amerikaanse asset manager is die onder andere fondsen van GIC beheert. Beide partijen zijn al langer in Nederland actief op het gebied van investeringen in commercieel vastgoed, waaronder zorgvastgoed en hotels.
Nederland is en blijft open voor buitenlandse investeringen, om ook op langere termijn onze economie en innovatiepositie te versterken. Open markten en vrij verkeer van kapitaal blijven hierbij van groot belang.
In hoeverre past deze overname in het strategisch industriebeleid van Nederland in Europa, zoals omschreven op pag. 17 en 18 van de memorie van toelichting bij de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor het jaar 2022, of staat deze verkoop daar in uw ogen juist haaks op?
Het Nederlandse industriebeleid richt zich op het realiseren van de groeistrategie voor Nederland, door het duurzame verdienvermogen op de lange termijn te versterken. Dat vergt onderwijs, onderzoek, innovatie, inzet op sleuteltechnologieën met bedrijvigheid daar weer omheen. Het verbinden van bedrijven, kennisinstellingen, overheid – zoals rond de High Tech Campus – is daarbij van groot belang. Hier ontstaan bij gevestigde bedrijven en innovatieve start-ups en scale-ups de technologische oplossingen die we nodig hebben om groeistrategie te realiseren. Samen met Brainport Eindhoven en alle verbonden publieke en private partijen zullen wij ons hiervoor blijven inzetten, zodat deze regio zijn internationale koploperspositie behoudt. De verandering van het eigendom van het vastgoed van de campus verandert daar niets aan.
Is de verkoop, via de Amerikaanse investeringsmaatschappij Oaktree, aan het Singaporese staatsbeleggingsfonds correct, transparant en volgens de geldende regels verlopen? Kan stap voor stap worden weergegeven hoe dit proces eruit heeft gezien?
De verkoop van het vastgoed en de beheersmaatschappij van dit vastgoed op de High Tech Campus Eindhoven door Ramphastos Investments aan het consortium van Oaktree en GIC (met GIC als grootste investeerder) is op grond van de mij beschikbare informatie correct en volgens de geldende juridische verplichtingen verlopen.
Er is sprake van een onderhandse verkoop door Ramphastos Investments, die met zich meebracht dat gedurende de onderhandelingen er sprake is geweest van een vertrouwelijk proces. Dit is juridisch toegestaan en gebruikelijk bij dergelijke transacties. Gedurende dit onderhandelingsproces is voor zover bekend ook contact geweest met enkele gebruikers van de High Tech Campus Eindhoven om hen te informeren over en nader te betrekken bij de voorgenomen transactie.
Zodra de onderhandelingen waren afgerond en tot een positief resultaat leidde tussen beide partijen, heeft GIC de rechtspersoon waarmee de investering werd verricht – Euro Petra Private Limited – overeenkomstig artikel 34 van de Mededingingswet op 3 september 2021 de voorgenomen concentratie tussen Euro Petra Private Limited en High Tech Campus Eindhoven gemeld bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Op 20 september 2021 heeft de ACM het besluit genomen dat een vergunning krachtens artikel 37 Mededingingswet niet nodig was en de concentratie doorgang kon vinden3.
De verkoop is zo vormgegeven dat de bestaande rechtspersonen HTCE Development B.V. en HTCE Site Management B.V., die verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling en het beheer van het vastgoed op de High Tech Campus Eindhoven, in huidige vorm blijven voortbestaan. Vergunningen afgegeven aan deze rechtspersonen blijven daarmee in beginsel onverkort gelden, omdat de vergunninghouder ongewijzigd blijft. De formele overdracht heeft op 1 oktober 2021 plaatsgevonden.
Tot slot is voorafgaand aan de afronding van de transactie door HTCE en door de advocaten van het consortium van Oaktree en GIC contact met mijn ministerie opgenomen om te toetsen of de voorgenomen investering gemeld diende te worden op grond van een wettelijke investeringstoets dan wel rekening gehouden diende te worden met het wetsvoorstel veiligheidstoets investeringen fusies en overnames. Op grond van alle relevante feiten en informatie is geconcludeerd dat er geen wettelijke verplichting tot melding en voorafgaande goedkeuring bestaat voor deze transactie. Ook werd geconcludeerd dat het wetsvoorstel ook niet van toepassing zou zijn, omdat er geen sprake is van een vitaal proces of onderneming die rechtstreeks betrokken is bij de exploitatie en ontwikkeling van sensitieve technologie.
Is voor deze overname toestemming vereist en gekregen van de Europese Commissie?
Nee, er is geen sprake van een concentratie die bij de Europese Commissie ter goedkeuring voorgelegd moest worden. Er is wel een melding gedaan bij de Autoriteit Consument & Markt.4
Wat is de rol van de overheid (Rijk, provincie en gemeente) geweest bij deze overname? Wanneer wist u dat de High Tech Campus Eindhoven in de verkoop ging en dat de Singaporese staat de campus wilde kopen? Hoe was u hierbij betrokken?
In de regel zijn investeringen en overnames een private en doorgaans commercieel-vertrouwelijke aangelegenheid, waarbij de overheid voornamelijk een rol heeft wanneer mogelijk zwaarwegende publieke belangen, zoals de nationale veiligheid, in het geding komen. De rijksoverheid is in april geïnformeerd door zowel de voormalig eigenaar, de huidige eigenaar en een gebruiker van de HTCE over de voorgenomen verkoop toen deze zich in een vroeg, en commercieel-vertrouwelijk, stadium bevond. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat staat voortdurend in contact met het bedrijfsleven over dit soort ontwikkelingen; in het bijzonder wanneer het bedrijven betreft die van groot belang zijn voor onze economie en innovatiepositie, zoals het geval is bij de HTCE.
Heeft u, met mogelijke private en publieke partijen, geprobeerd de High Tech Campus Eindhoven in Nederlandse en/of Europese handen te houden? Welke inspanningen zijn hierop gepleegd? Wat waren hiervan de resultaten?
In de contacten met relevante partijen zoals HTCE Site Management Beheer B.V. en gebruikers van de campus is de mogelijkheid van alternatieven voor deze transactie over tafel gegaan. Op basis van het door de verkoper gevolgde tijdpad en de belangstelling van potentiële investeerders, bleek een alternatief bod niet haalbaar.
Vindt u dat cruciaal vastgoed, zoals de High Tech Campus Eindhoven, eigenlijk niet beter in een bestendige, langjarige publiek-private samenwerking zou moeten worden gehouden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen rol voor de rijksoverheid op het gebied van bedrijfshuisvesting. De rijksoverheid bevordert innovatie in ecosystemen zonder zelf eigenaar te zijn van het onroerend goed. Ik wil ook niet in transacties van onroerend goed tussen marktpartijen treden, tenzij deze – vanwege risico’s voor de nationale veiligheid – vallen binnen wettelijk voorgeschreven investeringstoetsen.
Is het mogelijk de verkoop terug te draaien? Zo ja, ben u dit alsnog van plan? Zo nee, waarom niet?
De verkoop is definitief en kan niet worden teruggedraaid. De Autoriteit Consument & Markt heeft bij besluit van 20 september 2021 de concentratie toegestaan, omdat er geen negatieve effecten voor de mededinging te verwachten zijn.5 Naast het concentratietoezicht krachtens de Mededingingswet is er geen wettelijke grondslag beschikbaar om deze transactie vooraf te toetsen en eventueel terug te draaien. Deze verkoop van vastgoed terugdraaien acht ik ook inhoudelijk niet wenselijk, omdat dit niet past bij het investeringsklimaat en -behoefte van Nederland en ook geen risico’s verbonden aan deze transactie voor de nationale veiligheid zijn geconstateerd.
Had u anders geacteerd als niet een Singaporees, maar een Chinees staatsbedrijf c.q. beleggingsfonds de High Tech Campus Eindhoven wilde kopen? Welke instrumenten heeft u thans om dit te blokkeren of geen doorgang te laten vinden?
Bij deze vastgoedtransactie zijn geen risico’s voor de nationale veiligheid geconstateerd, daar alle betrokken partijen geen aanbieders van vitaal proces zijn, dan wel eigenaar zijn van of directe toegang hebben tot sensitieve technologie. Naast bestaande en aanstaande investeringstoetsen beschikt het kabinet over breder instrumentarium om publieke belangen te borgen bij overnames en investeringen, waarbij de identiteit van de verwerver in afwegingen kan worden meegenomen. Voorbeeld hiervan is de wettelijke bedenktijd door het bestuur van een vennootschap. Over dit instrumentarium is uw Kamer op 2 juli 2020 nader geïnformeerd met de brief Overzicht wet- en regelgeving ter borging van de economie, innovatie en werkgelegenheid bij ongewenste overnames en investeringen.
Deelt u de opvatting dat de High Tech Campus Eindhoven van vitaal belang is voor zowel de stad Eindhoven, de Brainport Regio als Nederland, bijvoorbeeld als het gaat om innovatie, de ontwikkeling van kennis en technologie, en werkgelegenheid?
Binnen de groeistrategie voor Nederland is het verbinden van bedrijven, kennisinstellingen en overheden in ecosystemen van groot belang. Op en rond de High Tech Campus ontstaan in een krachtig en groeiend ecosysteem de technologische oplossingen die we nodig hebben om de landelijke groeistrategie te realiseren. Samen met Brainport Eindhoven en alle daaraan verbonden publieke en private partijen blijven wij werken aan de internationale koploperspositie en groei van deze regio.
Deelt u de mening dat in het geval van de High Tech Campus Eindhoven er sprake is van een innovatie-ecosysteem met een dusdanig groot publiek belang voor stad, regio en land dat bij overnames of andere veranderingen in eigendom of zeggenschap regie door de overheid noodzakelijk is?
Ik deel de mening dat bij de High Tech Campus Eindhoven sprake is van een innovatie-ecosysteem met een groot publiek belang voor stad, regio en land, waarbij het Rijk, de regio en de gemeente altijd een vinger aan de pols moeten houden bij significante ontwikkelingen. Dit vertaalt zich in o.a. de groeistrategie voor Nederland en in het gegeven dat de doorontwikkeling van dit ecosysteem door zowel het Rijk, als de provincie en de gemeente gestimuleerd werd en wordt. De rol van de rijksoverheid richt zich hierbij op het creëren van de juiste randvoorwaarden voor innovatie binnen ecosystemen, wat losstaat van de eigendom of zeggenschap van het onroerend goed waarop dit ecosysteem gevestigd is.
Deelt u de mening dat Nederland zich minder naïef moet opstellen als het om dergelijke overnames gaat en beter op zijn kroonjuwelen, zoals de High Tech Campus Eindhoven, moet passen, willen we Nederlandse investeringen in de aanwezige onderzoeks- en innovatie-infrastructuur, start- en scale-upvoorzieningen, participatie in fieldlabs en incubators e.d. in deze kristallisatiepunten van innovatie-ecosystemen duurzaam en voor de lange termijn borgen? Ziet u het gevaar dat dit ten koste gaat van onze internationale concurrentiepositie, toekomstig verdienvermogen en de welvaart en het welzijn van volgende generaties?
Het kabinet zet zich in voor het creëren van de juiste randvoorwaarden om Nederlandse en buitenlandse investeringen in de aanwezige onderzoeks- en innovatie-infrastructuur duurzaam en op de lange termijn te borgen door een breed palet aan innovatie-instrumenten. Dit richt zich op het aanjagen van innovatie, onderzoek, onderwijs en de bedrijvigheid daaromheen. Dit is van belang voor onze internationale concurrentiepositie, toekomstig verdienvermogen en de welvaart en het welzijn van volgende generaties. Het kabinet is van mening dat zeggenschap over de vastgoedactiva en de vastgoedmanagementdiensten hierin gezien moet worden als een marktconforme vastgoedinvestering, waarbij maximalisatie van de opbrengsten kansen biedt voor de verdere ontplooiing van dit hoogwaardige kennis-ecosysteem. Philips heeft als – voormalige eigenaar van het vastgoed op de HTCE – in 2012 al aangegeven door de verkoop van het vastgoed zich beter te kunnen richten op zijn kerntaken nu de grond in handen is van een vastgoedontwikkelaar.
Hoe kan de Nederlandse (Rijks)overheid na de verkoop grip blijven houden op wat er op de High Tech Campus Eindhoven gebeurt?
De Nederlandse overheid houdt een vinger aan de pols bij de exploitatie en bedrijfsvoering van de High Tech Campus Eindhoven via de beheerder van het vastgoed. Dit ziet zowel op vlak van ICT, beveiliging van de campus en de betrouwbaarheid van medewerkers en dienstverleners die worden ingeschakeld ten behoeve van de campus. Daarvoor zijn de benodigde contacten gelegd en wordt informatie gedeeld. Ook heeft de Nederlandse overheid contacten met de gebruikers van de campus.
Welke mogelijkheden biedt het wetsvoorstel Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames, die momenteel in de Kamer behandeld wordt, om meer grip te houden op overnames als die van de High Tech Campus Eindhoven? Hadden, als deze wet reeds in werking zou zijn getreden, het proces en de uitkomst er anders uit gezien?
Het wetsvoorstel veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames, dat momenteel in de Kamer behandeld wordt, is van toepassing op investeringen in vitale aanbieders en ondernemingen die actief zijn op het gebied van sensitieve technologie en op het verwerven van een deel van de vermogensbestanddelen van ondernemingen, indien deze essentieel zijn voor het kunnen functioneren als vitale aanbieder of als onderneming op het gebied van sensitieve technologie. Op grond van de inhoud van de transactie die enkel betrekking heeft op het vastgoed (grond, gebouwen) en de beheerder van dit vastgoed, zou het wetsvoorstel zoals thans vormgegeven niet van toepassing zijn. Er is geen sprake van een vitale aanbieder, noch is er sprake van een onderneming die zelf actief is op het gebied van sensitieve technologie. Als het wetsvoorstel reeds in werking zou zijn getreden, zou het proces en de uitkomst er niet anders uit gezien.
Welke mogelijkheden biedt het wetsvoorstel Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames specifiek voor decentrale overheden, zoals gemeenten en provincies, om grip te houden op overnames als die van de High Tech Campus Eindhoven? Indien die mogelijkheden er niet zijn, zouden die alsnog gecreëerd kunnen worden?
Het wetsvoorstel Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames biedt geen mogelijkheden voor decentrale overheden, zoals gemeenten en provincies, om grip te houden op overnames als die van de High Tech Campus Eindhoven. Het wetsvoorstel is niet van toepassing op dergelijke vastgoedtransacties. Bovendien is het wetsvoorstel gericht op het borgen van de nationale veiligheid en niet op het waarborgen van andere belangen. Het borgen van de nationale veiligheid is een aangelegenheid die onder verantwoordelijkheid valt van de rijksoverheid. Ik zie geen reden om gemeenten of provincies een rol te geven bij het toetsen van investeringen, fusies en overnames op de risico’s voor de nationale veiligheid. Uiteraard kunnen gemeenten en provincies signalen en zorgen die zij zien met betrekking tot de nationale veiligheid bij investeringen, fusies en overnames onder aandacht te brengen van de rijksoverheid.
Wanneer slimme regio’s, gebieden of campussen als de High Tech Campus Eindhoven en de Brainport Industries Campus te koop zijn voor buitenlandse partijen, wat zal dan het volgende doelwit van groot publiek en/of strategisch belang zijn?
Dergelijke vastgoedlocaties en beheerders van vastgoed zijn interessant voor langetermijnbeleggers. Een goed voorbeeld hiervan was Kadans, waar Oaktree de investering heeft verkocht aan de verzekeraar Axa.6 Het is dus inderdaad niet uit te sluiten dat ook in de toekomst dergelijke transacties plaatsvinden.
De samenwerking tussen Nederland en China bij onderzoek naar DNA |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Habtamu de Hoop (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nederland doet samen met China DNA-onderzoek: «Fundamenteel fout»»?1
Ja.
Is het waar dat Nederlandse wetenschappers in samenwerking met Chinese wetenschappers gewerkt hebben aan het ontwikkelen van gevoelige DNA-technieken waarmee het mogelijk is om iemands kleur haar, ogen of de kleur van de huid te voorspellen? Zo ja, wat is uw mening over die samenwerking? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Op dit moment zijn nog niet alle details en feitelijkheden bekend. Daarom kan het kabinet hier nog geen uitspraken over doen. Ik heb al wel het Erasmus MC, het Leiden Universitair Medisch Centrum (LUMC) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) schriftelijk verzocht om een eerste duiding.
Daarin laten het Erasmus MC en LUMC weten dat er geen sprake is van samenwerking met Chinese wetenschappers bij de ontwikkeling van gevoelige DNA-technieken om de kleur van haar, ogen of huid te voorspellen.
Tevens meldt het Erasmus MC mij dat wat betreft de in de berichtgeving genoemde onderzoeken waarbij sprake was van samenwerking met het Chinese Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid om DNA van Oeigoeren te verzamelen, noch Erasmus MC, noch LUMC, NFI of een andere Nederlandse kennisinstelling betrokken was. Het Erasmus MC geeft aan dat deze drie onderzoeken zijn verricht door een onderzoeker van het Beijing Institute of Genomics Chinese Academy of Sciences. Deze onderzoeker heeft naast zijn hoofdaanstelling aan het Beijing Institute of Genomics óók een gedeeltelijke aanstelling bij Erasmus MC en heeft in zijn onderzoekspublicatie het Erasmus MC -zoals gangbaar in de academische wereld- genoemd als tweede affiliatie. Het Erasmus MC stelt dat de desbetreffende onderzoeken niet zijn uitgevoerd vanwege of vanuit zijn functie in het Erasmus MC. De kennisinstelling had geen enkele inhoudelijke of financiële betrokkenheid bij deze drie specifieke onderzoeken waarbij samenwerking plaatsvond met het Chinese Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid. Dat geldt ook voor het LUMC en NFI.
De kennisinstellingen geven tevens aan dat het LUMC, Erasmus MC en NFI bij een viertal andere in de berichtgeving genoemde onderzoeken, inderdaad wél (deels) betrokken waren. Dat betreft fundamenteel onderzoek naar de genetische basis van het menselijk uiterlijk. Deze onderzoeken vonden plaats binnen grote internationale samenwerkingsverbanden met vele kennisinstellingen. Het is niet mogelijk om met de uitkomsten van die onderzoeken uiterlijke kenmerken te voorspellen, noch om bepaalde groepen te herkennen of te selecteren op basis van DNA.
Dit najaar nog ga ik samen met deskundigen van de relevante ministeries met de betrokken kennisinstellingen in gesprek om de verdere details rond de onderzoeken te bespreken en alle feitelijkheden te achterhalen. Ik zal u begin 2022 informeren over de uitkomsten daarvan.
Kunt u uitsluiten dat de resultaten van de genoemde gezamenlijke onderzoeken tussen Nederlandse en Chinese wetenschappers misbruikt worden door de Chinese autoriteiten om ingezet te worden tegen onschuldige mensen waaronder Oeigoeren en Tibetanen? Zo ja, hoe kunt u dat uitsluiten? Zo nee, waarom kunt u dat niet?
In hun eerste schriftelijke duiding, laten het Erasmus MC en LUMC weten dat de onderzoeken waar de Nederlandse instellingen wél bij betrokken waren, niet bijdragen aan de onderdrukking van minderheden. Zij stellen namelijk dat deze onderzoeken niet kunnen leiden tot het voorspellen van uiterlijkheden, noch het herkennen of selecteren van minderheden door middel van DNA. In het onderzoek wordt niet onderzocht hoe uiterlijke kenmerken samenhangen met etniciteit.
Ik zal de betrokken instellingen in het aankomende gesprek vragen om hierover nadere uitleg te geven.
Deelt u de mening dat er bij samenwerking tussen Nederlandse en Chinese wetenschappelijke instituten altijd rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de uitkomsten van die samenwerking door de Chinese autoriteiten misbruikt kunnen worden tegen de eigen bevolking? Zo ja, wordt daar dan ook altijd rekening mee gehouden en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Bij alle vormen van internationale wetenschappelijke samenwerking, met China maar ook met andere landen, dient rekening te worden gehouden met de potentiële risico’s die hiermee gepaard gaan. Dit zou ook misbruik van de onderzoeksresultaten tegen de eigen bevolking kunnen omvatten. Om internationale samenwerking op een veilige manier te laten plaatsvinden, met oog voor zowel de kansen als de risico’s, heeft het kabinet in de brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap een pakket aan maatregelen gepresenteerd. De voorgestelde maatregelen beogen het bewustzijn over kennisveiligheid onder de betrokkenen te vergroten en te zorgen dat het veiligheidsbeleid binnen de instellingen nadrukkelijker vorm krijgt. Zo werkt het kabinet bijvoorbeeld aan een toetsingsmechanisme tegen ongewenste kennis- en technologieoverdracht voor vakgebieden met een verhoogd risico vanuit het oogpunt van de nationale veiligheid. De maatregelen zijn gericht op universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstituten, waaronder de TO2-instellingen voor toegepast onderzoek. Daarnaast wil ik benadrukken dat er vanuit de kennisinstellingen ook wordt gewerkt aan het vergroten van bewustzijn over kennisveiligheid en verder versterken van de weerbaarheid tegen dreigingen en misbruik, bijvoorbeeld de publicatie van het Kader Kennisveiligheid door de VSNU, een stuk dat bestuurders handvatten biedt bij het maken van risicoafwegingen.
Zijn de genoemde onderzoeken vooraf getoetst door een ethische commissie? Zo ja, kunt u dan de uitkomsten van die toetsen aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet en wat zegt dat over dat onderzoek?
Op grond van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek (WMO) geldt er alleen een wettelijke toetsingsplicht voor medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen. Onderzoek moet worden getoetst als, ten behoeve van het onderzoek, personen aan handelingen worden onderworpen of als hen gedragsregels worden opgelegd. Het Erasmus MC geeft aan dat de Medisch-Ethische Toetsingscommissie van het Erasmus MC van oordeel was, dat de aangemelde onderzoeken niet onder de reikwijdte van de WMO bleken te vallen, omdat er bij dit onderzoek aan proefpersonen geen handelingen of gedragsregels zijn opgelegd. Daarom was het oordeel dat toetsing in het kader van de WMO niet was vereist.
Er bestaat geen wettelijke toetsingsplicht voor het toetsen van de wijze waarop de uitkomsten van een onderzoek gebruikt kunnen worden en of dit maatschappelijk aanvaardbaar is. Deze inschatting dienen onderzoeksinstellingen zelf te maken. Zoals genoemd, heeft Erasmus MC in haar eerste duiding laten weten dat de genoemde onderzoeken niet kunnen bijdragen aan de onderdrukking van minderheden, omdat de onderzoeken niet leiden tot het herkennen of selecteren van minderheden door middel van DNA. In het onderzoek wordt namelijk niet onderzocht hoe uiterlijke kenmerken samenhangen met etniciteit.
Overigens wil ik in het aankomende gesprek met de instellingen nadrukkelijk meer te weten komen over de gemaakte afwegingen bij de betreffende onderzoeken, inclusief de medisch-ethische afwegingen.
Wordt in het geval van samenwerking met Chinese wetenschappers vooraf getoetst welke risico’s er kunnen zijn dat de uitkomsten van die samenwerking misbruikt kunnen worden door de Chinese autoriteiten? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van OCW ziet vanuit haar stelselverantwoordelijkheid toe op de kwaliteit, toegankelijkheid en de doelmatigheid van het stelsel en stelt de juridische en financiële kaders (wet- en regelgeving en bekostiging). Binnen deze kaders kennen de kennisinstellingen een grote mate van autonomie, zoals vastgelegd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Instellingen dienen zelf een gedegen inschatting te kunnen maken van de eventuele risico’s van de uitkomsten van internationale wetenschappelijke samenwerkingen. Veel instellingen maken hiervoor gebruik van een eigen ethische commissie.
Het kabinet merkt dat in sommige gevallen zelfregulering niet afdoende is en bindende voorschriften onvermijdelijk zijn. Daarom werkt het kabinet momenteel aan een toetsingskader om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te gaan, zoals aangekondigd in de brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap van 27 november 2020. Het toetsingskader zal niet alleen op personen van toepassing zijn maar ook op samenwerkingsverbanden. De Kamer zal begin 2022 een brief ontvangen over de voortgang van de maatregelen om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan, waaronder het toetsingskader.
Deelt u de mening dat Nederlandse onderzoekers niet met Chinese onderzoekers zouden moeten samenwerken als het risico bestaat dat de resultaten van onderzoek door de Chinese autoriteiten misbruikt zouden kunnen worden om hun eigen bevolking te volgen of te onderdrukken? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Nederlandse kennisinstellingen en/of onderzoekers dienen op geen enkele wijze betrokken te zijn bij de onderdrukking van de Chinese bevolking. Voor elke beoogd samenwerkingspartner, ongeacht nationaliteit, geldt dat vooraf goed in kaart moet worden gebracht welke kansen en risico’s de beoogd samenwerkingspartner met zich meebrengt. Dat betreft risico’s op ongewenste kennisoverdracht of beïnvloeding, maar ook risico’s voor de voor ons belangrijke academische waarden als openheid, gelijkwaardigheid en academische vrijheid. In die afweging moeten ook morele en ethische aspecten worden meegenomen.
Ik wil dan ook van de betrokken kennisinstellingen in het aankomende gesprek nadrukkelijk meer vernemen over de gemaakte afwegingen en keuzes.
Zoals in de brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap van 27 november 2020 staat beschreven, werkt het kabinet momenteel aan een set maatregelen om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan, onder meer door bewustwordingsgesprekken, een nationale leidraad, een expertise- en adviesloket en door het inrichten van een toetsingskader. De Kamer zal begin 2022 een brief ontvangen over de voortgang op deze maatregelen.
De export van dolfijnen naar een pretpark in China |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Klopt het dat, voordat de dolfijnen, walrussen en zeeleeuwen op transport gaan, er aan drie voorwaarden voldoen moet zijn, te weten de CITES-exportvergunning (Convention on International Trade in Endangered Species of wild fauna and flora), een veterinaire keuring (niet ouder dan 48 uur voor vertrek) en onderzoek in het kader van artikel 4.11 van het Besluit houders van dieren?1
Het klopt dat voor de voorgenomen overdracht van deze dieren veterinaire en CITES-regelgeving geldt en dat op grond van artikel 4.11 van het Besluit houders van dieren de dierentuin zich ervan moet verzekeren dat de ontvangende partij de dieren houdt, huisvest en verzorgt volgens de normen die voor (Nederlandse) dierentuinen gelden op grond van hoofdstuk 4.1 van dat Besluit.
Voor tuimelaar dolfijnen en walrussen is bij uitvoer een CITES-exportvergunning vereist. Deze CITES-vergunningen worden door de RVO uitgegeven. Californische zeeleeuwen worden niet beschermd onder het CITES-verdrag en voor die dieren geldt deze verplichting derhalve niet.
Voor alle drie de diersoorten geldt dat kort voor vertrek een veterinaire keuring plaatsvindt om te waarborgen dat de dieren gezond en fit voor transport zijn. Die wordt uitgevoerd door een dierenarts van het Dolfinarium. Of tevens een veterinair exportcertificaat vereist is, hangt af of het ontvangende land – in dit geval China – veterinaire importeisen stelt. Alleen in dat geval voert de NVWA ter controle een veterinaire keuring en exportcertificering uit. Het Dolfinarium heeft de NVWA vooralsnog niet op de hoogte gesteld van eventuele veterinaire importeisen van de Chinese autoriteiten.
Welke dierenarts voert de veterinaire keuring uit? Is deze dierenarts volledig onafhankelijk van het Dolfinarium, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en het Hainan Ocean Paradise? Zo ja, kunt u dit aantonen?
Hierbij verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1.
Hoe ziet het onderzoek dat het Dolfinarium moet doen in het kader van artikel 4.11 Besluit houders van dieren eruit? Is dat een onderzoek ter plaatse?
De in artikel 4.11 van het Besluit opgenomen verplichting legt de verantwoordelijkheid bij de overdragende dierentuin neer om dierentuindieren naar een geschikte bestemming over te dragen. Het artikel geeft niet aan op welke wijze de overdragende dierentuin onderzoek moet doen. Een onderzoek ter plaatse is derhalve geen verplichting, maar kan een manier zijn om zich ervan te verzekeren dat de dieren op die locatie worden gehouden, verzorgd en gehuisvest conform het Besluit Houders van dieren. De overdragende dierentuin zal dit in elk geval in voldoende concrete mate moeten kunnen aantonen, waarbij het moment van overdracht als beslissend peilmoment geldt.
Hoe toetst de RVO de uitvoering van dit onderzoek?
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) beoordeelt of uit de aangeleverde informatie door het Dolfinarium blijkt dat de dieren in Hainan Ocean Paradise worden gehouden, verzorgd en gehuisvest op een wijze conform de hierboven genoemde voorschriften van het Besluit Houders van dieren. Dat doet RVO onder meer door de aangeleverde informatie te vergelijken met de meest recente eisen die dierentuinorganisaties, zoals EAZA (European Association of Zoos and Aquaria), AZA (Association of Zoos and Aquariums) en EAAM (European Association for Aquatic Mammals) aan de huisvesting en verzorging van zeezoogdieren stellen. Wanneer er op basis van de beoordeling twijfel bestaat of de ontvangende dierentuin voldoet aan de voorschriften, kan RVO aanvullend onderzoek doen of schakelen met derde partijen om te beoordelen of de overdragende dierentuin aan artikel 4.11 van het Besluit houders van dieren voldoet. RVO kan ook gebruik maken van (externe) deskundigen. Tevens kan RVO aanvullende informatie opvragen bij de overdragende dierentuin.
Om te kunnen concluderen dat het Dolfinarium aan artikel 4.11 heeft voldaan is vereist dat op het moment van overdracht alle verstrekte informatie actueel is en overeenkomt met de feitelijke situatie in Hainan Ocean Paradise. Het Dolfinarium zal RVO daarover tijdig, maar kort voor het moment van overdracht van de dieren informeren, zodat een definitieve beoordeling kan plaatsvinden.
Maakt het volledige onderzoeksverslag deel uit van de onderliggende documenten van de exportvergunning? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek dat het Dolfinarium uitvoert vindt plaats op grond van de verplichting die volgt uit artikel 4.11 van het Besluit Houders van dieren. Van het uitgevoerde onderzoek in het kader van het Besluit wordt geen apart onderzoeksverslag gemaakt. Dolfinarium levert informatie aan en die wordt zorgvuldig beoordeeld door RVO.
Een CITES-exportvergunning heeft betrekking op de instandhouding van wilde diersoorten. Dierenwelzijn maakt daar geen onderdeel van uit. Het onderzoek staat hier derhalve los van.
Bent u bereid om het onderzoek dat het Dolfinarium moet doen in het kader van artikel 4.11 Besluit houders van dieren, met de Kamer delen, zodra het gereed is? Zo nee, waarom niet?
Ik zie op voorhand geen bezwaar om de desbetreffende stukken te zijner tijd met uw Kamer te delen.
Bent u het eens met de stelling dat het inzetten van de dieren als performers, zoals het doen van kunstjes op commando niet bijdraagt aan een goed dierenwelzijn en dat deze «dierpresentaties» daarom onderdeel zouden moeten zijn van de dierenwelzijnstoets? Bent u het eens met de stelling dat, indien het «niet in uw bevoegdheid ligt om de dierpresentaties in China te toetsen», de dierenwelzijnstoets met betrekking tot Hainan Ocean Paradise onvolledig en ontoereikend is? Zo nee, waarom niet?2
Ik deel de opvatting dat bij de overdracht het dierenwelzijn voorop moet staan.
Ten aanzien van het houden van dierpresentaties ben ik van mening dat die een educatief doel moeten dienen, zoals ook is bepaald in artikel 4.10, tweede lid, van het Besluit. Het educatieve doel van dierpresentaties wordt bij Nederlandse dierentuinen beoordeeld. Educatie maakt geen onderdeel uit van de toetsing op grond van 4.11 van het Besluit, omdat dit artikel specifiek ziet op het houden, huisvesten en verzorgen van dieren in de ontvangende dierentuinen, en niet op het tentoonstellen. Dat het niet in mijn bevoegdheid ligt om vanuit Nederland de dierpresentaties in China te inspecteren en daarop te handhaven, maakt niet dat de beoordeling op grond van 4.11 van het Besluit Houders van dieren ontoereikend is. Die wordt volledig uitgevoerd.
Hoeveel verdient het Dolfinarium aan de verkoop van de acht dolfijnen, twee walrussen en twee zeeleeuwen aan het Chinese pretpark Hainan Ocean Paradise? Kunt u de verkoopprijs van elk dier aangeven?
Het Dolfinarium ontvangt een onkostenvergoeding voor de overdracht van de twaalf dieren, onder meer voor de kosten van voer, verzorging, medicatie en het transport. De hoogte daarvan is onbekend en valt onder geheimhoudingsclausules in de afspraken tussen het Dolfinarium en Hainan Ocean Paradise.
Is het voor Hainan Ocean Paradise toegestaan de aangekochte dolfijnen, zeeleeuwen en walrussen door te verkopen aan een ander pretpark? Zo ja, erkent u dan dat hier een lacune in de Nederlandse wetgeving bestaat omdat alleen de dierenwelzijnsnormen bij de tussenhandelaar worden gecontroleerd?
Een eventuele overdracht van dieren van een Chinese dierentuin naar een derde partij in een ander land, is een aangelegenheid van die betrokken landen. Ik heb daarbij geen bevoegdheden en geen rechtsmacht en kan die evenmin met een wijziging van het Nederlands recht creëren. Ik ben enkel bevoegd om een Nederlandse dierentuin verplichtingen op te leggen en daarop te handhaven. Artikel 4.11 van het Besluit Houders ziet dan ook enkel op de huidige overdracht naar Hainan Ocean Paradise. Uit de gegevens die Dolfinarium heeft overgelegd blijkt overigens niet dat de Chinese dierentuin het voornemen heeft om de dieren door te verkopen.
Hoe kan het dat het Dolfinarium dieren verkoopt «om de resterende dieren meer bewegingsvrijheid te geven», terwijl de directeur van het Dolfinarium heeft aangegeven niet uit te sluiten om weer actief te gaan fokken?3 4 Waarom is het voor het Dolfinarium toegestaan om te fokken met dolfijnen als de dieren geen onderdeel zijn van het Europese instandhoudingsprogramma European Endangered Species Programme (EEP)?5
Zoals ik in mijn antwoorden op uw eerdere Kamervragen reeds heb ik aangegeven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 77), vind ik het onwenselijk als het Dolfinarium met de overgebleven dieren zou fokken. Daarnaast vind ik dat, wanneer Dolfinarium toch met dieren fokt, dit moet bijdragen aan de instandhouding van de diersoort. Zo draagt het Europees instandhoudingsprogramma EEP bij aan zorg voor een gezonde en genetisch gevarieerde populatie van verschillende diersoorten binnen Europese diersoorten en zorgt het ervoor dat er niet meer dieren geboren worden dan noodzakelijk voor het programma.
Het Dolfinarium fokt momenteel niet met de dieren in de dierentuin en daartoe bestaat ook de komende jaren niet het voornemen. De dierentuin heeft mij verzekerd dat, mochten zij in een later stadium toch opnieuw willen gaan fokken met de dieren, het Dolfinarium zich opnieuw aansluit bij het EEP.
Deelt u de mening dat het niet deel uit maken van het Europese instandhoudingsprogramma EEP, de verkoop van dieren (zogenaamd om leefruimte te maken) en de aankondiging van het weer actief willen fokken met dolfijnen de suggestie wekt dat het Dolfinarium dolfijnen wil gaan fokken voor de verkoop? Zo niet, waarom niet?
Hierbij verwijs ik naar het antwoord op de vorige vraag.
Kunt u deze vragen vóór 31 oktober beantwoorden, in verband met de rechtszaak tegen RVO, inzake het Dolfinarium aangespannen door House of Animals en Sea Shepherd?
Het is mij vanwege de vereiste zorgvuldigheid en afstemming niet gelukt uw vragen eerder dan heden te beantwoorden. Overigens wordt de door Sea Shepherd ingestelde beroepszaak op 6 januari 2022 door de rechtbank op zitting behandeld.
De kosten van het aardgasvrij maken van woningen. |
|
Frederik Jansen (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u de brief die de gemeente Hengelo namens 19 gemeenten (Brunssum, Den Haag, Eemsdelta, Eindhoven, Groningen, Hengelo, Middelburg, Nijmegen, Noordoostpolder, Oldambt, Pekela, Purmerend, Rotterdam, Sittard-Geleen, Sliedrecht, Tilburg, Tytsjerksteradiel, Vlieland en Zoetermeer) op 13 juli jongstleden aan mij heeft verzonden naar aanleiding van mijn brief aan alle 27 gemeenten, die deel hebben genomen aan de eerste proeftuinronde, om een overzicht toe te sturen van de door hen gemaakte kosten in het kader van het Programma Aardgasvrije Wijken?
Ja, ik heb deze ter kennisneming op 10 juli ontvangen via de gemeente Hengelo.
Is er contact geweest tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en één of meer van de gemeenten die ondertekend hebben in het kader van mijn verzoek?
Ja, enkele gemeenten hebben melding gemaakt van dit verzoek. Verder heb ik begrepen dat een aantal gemeenten met elkaar contact heeft gezocht. Ik ben hierbij niet betrokken geweest en heb niet geadviseerd over de inhoud van de brief omdat dit de verantwoordelijkheid is van de individuele gemeenten. Het Rijk heeft hierbij geen rol.
Kunt u alle communicatie tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en die gemeente(n) hieromtrent aan de Kamer toezenden?
Zie het antwoord op vraag 2. Het Ministerie van BZK is wel op de hoogte gesteld van de brief maar heeft geen bemoeienis gehad met de beantwoording van de vragen door de gemeenten.
Het bericht ‘Nederland doet samen met China DNA-onderzoek: 'Fundamenteel fout'’ |
|
Hatte van der Woude (VVD), René Peters (CDA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht Nederland doet samen met China DNA-onderzoek: «Fundamenteel fout»?1
Ja.
Is het correct dat door het Erasmus MC, Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en het NFI of aan deze instellingen verbonden wetenschappers is samengewerkt met Chinese onderzoekers die direct of indirecte banden hadden met de politie in China? Zo ja, sinds wanneer bent u bekend met dit feit?
Via de berichtgeving waarnaar u verwijst, ben ik geconfronteerd met de genoemde bevindingen waaraan wordt gerefereerd in vraag 2, 3 en 4. Op dit moment zijn nog niet alle details en feitelijkheden bekend rondom de onderzoeken die recent naar voren zijn gekomen in de berichtgeving waar u naar verwijst. Daarom kan ik hier nog geen uitspraken over doen. Ik heb al wel het Erasmus MC (EMC), Leiden Universitair Medisch Centrum (LUMC) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) schriftelijk verzocht om een eerste duiding.
Daarin laat het Erasmus MC weten dat wat betreft de in de berichtgeving genoemde onderzoeken waarbij sprake was van samenwerking met het Chinese Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid (oftewel, personen die banden hebben met de politie) om DNA van Oeigoeren te verzamelen, noch Erasmus MC, noch LUMC, NFI of een andere Nederlandse kennisinstelling betrokken was. Het Erasmus MC geeft aan dat deze drie onderzoeken zijn verricht door een onderzoeker van het Beijing Institute of Genomics Chinese Academy of Sciences. Deze onderzoeker heeft naast zijn hoofdaanstelling aan het Beijing Institute of Genomics óók een gedeeltelijke aanstelling bij Erasmus MC en heeft in zijn onderzoekspublicatie het Erasmus MC – zoals gangbaar in de academische wereld – genoemd als tweede affiliatie. Het Erasmus MC stelt dat de desbetreffende onderzoeken niet zijn uitgevoerd vanwege of vanuit zijn functie in het Erasmus MC. De kennisinstelling had geen enkele inhoudelijke of financiële betrokkenheid bij deze drie specifieke onderzoeken waarbij samenwerking plaatsvond met het Chinese Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid. Dat geldt ook voor het LUMC en NFI.
Het is goed om hier te verduidelijken dat het Erasmus MC, LUMC en NFI bij een viertal andere in de berichtgeving genoemde onderzoeken, inderdaad wél (deels) betrokken waren. Deze onderzoeken vonden plaats binnen grote internationale samenwerkingsverbanden met vele kennisinstellingen. Dat betreft fundamenteel onderzoek naar de genetische basis van het menselijk uiterlijk. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Dit najaar nog ga ik samen met deskundigen van de relevante ministeries met de betrokken kennisinstellingen in gesprek om de verdere details rond de onderzoeken te bespreken en alle feitelijkheden te achterhalen. Ik zal u begin 2022 informeren over de uitkomsten daarvan.
Is het correct dat, zoals gesteld in dit artikel, onderzoeken door deze instellingen zijn gedaan op materiaal dat door de Chinese politie bij de onderdrukte Oeigoeren is afgenomen? Zo ja, sinds wanneer bent u bekend met dit feit?
Het Erasmus MC en LUMC laten in hun eerste duiding weten dat de vier genoemde onderzoeken waar Erasmus MC, LUMC en NFI wél deel van uitmaakten, plaatsvonden binnen grote internationale samenwerkingsverbanden met vele kennisinstellingen. Daarbij werd gebruik gemaakt van datasets van tienduizenden mensen van over de hele wereld. Al deze datasets, waaronder datasets afkomstig van Oeigoeren, zijn verzameld door Shanghai Institutes of Biological Sciences, Max Planck Society, Partner Institute of Computational Biology van CAS en Fudan Unviversity in Shanghai. Deze gerenommeerde instituten hanteren de hiervoor geldende internationale standaarden op het gebied van dataverzameling.
Het LUMC meldde tevens dat het in twee van de vier in de berichtgeving genoemde studies eigen data beschikbaar heeft gesteld. Het LUMC stelt dat deze data anoniem en niet-herleidbaar zijn, en zijn verkregen op basis van informed consent.2 In een derde studie hebben LUMC-onderzoekers een test uitgevoerd op aangeleverde gecodeerde DNA-samples. Ook hiervan geeft het LUMC aan dat dit niet naar een individu herleidbaar is, vanwege de beperkte genetische informatie. De herkomst en samenstelling van deze samples is niet bekend: dat is bij dergelijke onderzoeken gebruikelijk. In de vierde studie was geen sprake van betrokkenheid.
In het aankomende gesprek met de betrokken kennisinstellingen wil ik meer te weten komen over de werkwijzen, gemaakte partnerkeuzen en de afwegingen bij de betreffende onderzoeken.
Is het correct dat in andere gevallen gewerkt is met «goedkeuringsverklaringen» voor het afstaan van materiaal door Oeigoeren? Zo ja, sinds wanneer bent u bekend met dit feit? Bent u daarnaast bekend met het feit dat goedkeuringsverklaringen in China niet altijd onder dezelfde ethisch verantwoorde en vrijwillige omstandigheden tot stand komen als in Nederland?
Het Erasmus MC meldt in de eerste duiding dat bij het verzamelen van data door academici van Shanghai Institutes of Biological Sciences, Max Planck Society, Partner Institute on computational Biology van CAS en Fudan University in Shanghai inderdaad gewerkt is met goedkeuringsverklaringen en toestemmingsformulieren.
Ik ben bekend met het feit dat goedkeuringsverklaringen in China niet altijd onder dezelfde ethisch verantwoorde en vrijwillige omstandigheden tot stand komen als in Nederland. Dit is precies waarom kennisinstellingen in Nederland bij het aangaan van elke internationale wetenschappelijke samenwerking alert dienen te zijn op mogelijke veiligheidsrisico’s én ethische en morele overwegingen dienen te maken.
Zoals genoemd, ken ik nog niet alle details en feitelijkheden rondom deze onderzoeken. In het gesprek dat dit najaar met de betrokken partijen plaats zal vinden, ga ik ook graag de diepte in over het gebruik van de goedkeuringsverklaringen. Ik verneem graag welke overwegingen de instellingen gehanteerd hebben en welke morele en ethische aspecten zij daarin hebben meegenomen.
Hoe verklaart u dat deze samenwerking tot stand heeft kunnen komen en in stand is gebleven, terwijl al jaren signalen zijn dat Chinese autoriteiten biometrische data (zoals irisscans, DNA, vingerafdrukken) van inwoners tussen 12 en 65 jaar oud verzamelen, met name in regio’s waar veel Oeigoeren wonen, een zwaar onderdrukte minderheid in China?
Het Ministerie van OCW ziet vanuit haar stelselverantwoordelijkheid toe op de kwaliteit, toegankelijkheid en de doelmatigheid van het onderwijsstelsel. Het Ministerie van OCW bepaalt de juridische en financiële kaders (wet- en regelgeving en bekostiging). Binnen deze kaders kennen de kennisinstellingen een grote mate van autonomie, zoals geborgd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Het Ministerie van OCW wordt niet inhoudelijk op de hoogte gesteld van alle afzonderlijke onderzoeksprojecten die in Nederland of in samenwerking met Nederlandse wetenschappers worden uitgevoerd, of het verloop daarvan. Kennisinstellingen dienen een gedegen inschatting te maken van de mogelijke risico’s die gepaard gaan met internationale wetenschappelijke samenwerking. Om te kunnen verklaren hoe deze samenwerking tot stand is gekomen en in stand is gebleven, en welke afwegingen hierbij zijn gemaakt, ga ik nog dit najaar met de betrokken partijen in gesprek.
Overigens meldde het Erasmus MC in haar eerste duiding dat het wereldwijde onderzoekssamenwerkingsverband waar de Nederlandse kennisinstellingen wél bij betrokken zijn, omwille van de gevoeligheid in 2020 heeft besloten te stoppen met het gebruik van de dataset met DNA-gegevens afkomstig van Oeigoeren.
Op welke manier heeft u opvolging gegeven op uw beschreven acties, zoals beschreven in de brief kennisveiligheid van 27 november 2020, «kennisveiligheidsdialoog», «richtsnoeren kennisveiligheid», «bestuurlijke afspraken kennisveiligheid» en «expertise- en adviesloket kennisveiligheid»? Kunt u deze toelichten per beschreven actie?2
In desbetreffende brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap van november 2020 is aangekondigd dat het kabinet werkt aan een pakket maatregelen dat handelingsperspectief biedt aan zowel de kennisinstellingen als de rijksoverheid. Het doel is ongewenste kennis- en technologie overdracht tegen te gaan en ongewenste beïnvloeding te voorkomen.
Eind 2020 is een kennisveiligheidsdialoog gestart met besturen van alle kennisinstellingen om het bewustzijn te verhogen van de risico’s die internationale academische samenwerking met zich mee kan brengen. De eerste ronde gesprekken met universiteiten, NWO- en KNAW-instituten, TO-2 instellingen, VSNU, VH, NWO en KNAW is afgerond. Er vinden momenteel nog gesprekken plaats met hogescholen en de universitair medisch centra. De opbrengsten van de kennisveiligheidsdialoog zijn tweeledig. Enerzijds draagt de dialoog bij aan het vergroten van het bewustzijn van statelijke dreigingen, evenals aan de bekendheid met bestaande instrumenten om op een verantwoorde manier een afweging te maken tussen kansen en de risico’s. Anderzijds levert de gesprekkenreeks voor het kabinet waardevolle inzichten op, die meegenomen worden in de verdere ontwikkeling van het beleid.
De Nationale Leidraad Kennisveiligheid wordt samen met de kennissector en betrokken departementen opgesteld. Deze is bedoeld als referentiekader voor bestuurders en eenieder die binnen een kennisinstelling te maken heeft met internationale wetenschappelijke samenwerking. De Leidraad is in een vergevorderd stadium en zal naar verwachting uiterlijk in het eerste kwartaal van 2022 gepubliceerd worden.
In aansluiting op de kennisveiligheidsdialoog en de leidraad zal het kabinet samen met de koepels, kennisinstellingen en onderzoeksinstituten bestuurlijke afspraken opstellen. Het doel hiervan is om commitment te organiseren om het veiligheidsbeleid binnen de instellingen nadrukkelijk te verankeren en de verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokkenen te verduidelijken. Binnenkort starten de eerste gesprekken hierover, met als streven deze in het voorjaar van 2022 af te ronden.
Tot slot verlopen de voorbereidingen van het expertise- en adviesloket kennisveiligheid voorspoedig. In het loket kan elke medewerker van een kennisinstelling terecht met (advies)vragen over risico’s en andere kwesties die samenhangen met wetenschappelijke internationale samenwerking. Tevens biedt het loket informatievoorziening door middel van o.a. een website en fungeert het als een platform voor kennisdeling. Het doel is dat kennisinstellingen terecht kunnen bij één punt en dat we achter de schermen de juiste overheidspartijen en andere experts betrekken voor de beantwoording. Bij de opzet en inrichting van het loket zijn verschillende departementen en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) betrokken. Het doel is om het loket in januari 2022 operationeel te hebben.
Uw Kamer zal begin 2022 opnieuw worden geïnformeerd over de voortgang op de bovenstaande maatregelen.
Wat is de stand van zaken van het toetsingskader ongewenste kennis- en technologieoverdracht?
Onderdeel van het in vraag 6 genoemde pakket aan maatregelen, betreft het ontwikkelen van een juridisch bindend toetsingskader. Daarbij zullen academici die toegang willen tot een van de – nog vast te stellen – risicovakgebieden, worden getoetst.
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft samen met alle betrokken partijen de juridische mogelijkheden en opties in kaart gebracht voor de invulling van dit toetsingskader. Eén van deze opties zal nader worden uitgewerkt. Het toetsingskader wordt thans verder uitgewerkt, in samenhang met andere maatregelen als de investeringstoets en het lopende traject omtrent de kennismigrantenregeling.4 Bij deze uitwerking wordt ook nadrukkelijk rekening gehouden met het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren. De Kamer ontvangt begin 2022 een update van de maatregelen om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan, waaronder het toetsingskader.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het afwegingskader waarbij Nederland deze binnen EU-verband gaat vormgeven met betrekking tot kennisveiligheid, zoals beschreven in de brief kennisveiligheid van 27 november 2020? Met welke EU-landen is Nederland hierover in gesprek en wanneer kunnen we hier concreet uitkomsten van verwachten?
Met het afwegingskader wordt in de brief Kennisveiligheid bedoeld, het geheel aan maatregelen waarmee kennisinstellingen in staat worden gesteld een gedegen afweging te maken bij het aangaan van een internationale samenwerking. Door instellingen te stimuleren om in de overweging kansen en risico’s mee te nemen, maar ook ethische en morele aspecten én het belang van de academische waarden. Voor wat betreft de stand van zaken hieromtrent, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6 en vraag 7.
Nederland is met een aantal landen in gesprek, zowel over het kennisveiligheidsbeleid in den brede, als specifiek over het toetsen van personen. Er is bilateraal onder meer gesproken met vertegenwoordigers uit de EU-lidstaten Frankrijk, Duitsland en Denemarken. Ook is gesproken met het Verenigd Koninkrijk. Nederland maakt tevens deel uit van een Europees netwerk over de academische samenwerking met China. In dat kader is ook sprake van uitwisseling van ervaringen en kennis. Tot slot is via de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan Europese immigratiediensten gevraagd of, en zo ja, hoe, zij een toetsingskader hebben ingericht binnen toelatingsprocedures. De – voorlopige – resultaten laten een wisselend beeld zien. Op basis van de resultaten van de uitvraag zullen vervolggesprekken met verschillende lidstaten worden gevoerd. In de aankomende Kamerbrief over de voortgang van de inzet op kennisveiligheid, zal ik ook specifieker ingaan op de voortgang binnen de EU en op internationaal terrein.
Klopt het dat het Erasmus MC geen bezwaar ziet in het samenwerken met Chinezen voor het verzamelen en onderzoeken van DNA en het verder ontwikkelen van technieken om iemands uiterlijk te voorspellen, als deze geen directe banden hebben met de Chinese Politie?
Nog niet alle details en feitelijkheden zijn bekend. Daarom kan ik hier geen uitspraak over doen. Het Erasmus MC laat in de genoemde eerste schriftelijke duiding weten dat zij (net als het LUMC en NFI) nooit gebruik heeft gemaakt van datasets met DNA-gegevens afkomstig van Oeigoeren die verzameld zijn door instellingen gelieerd aan het Chinese Ministerie van Veiligheid of de Chinese politie. Het Erasmus MC keurt het gebruik daarvan af.
Bent u het eens met de aanname van het Erasmus dat als er maar geen directe banden met de politie zijn, de onderzoeken puur voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt zullen worden? Zo nee, wat gaat u dan doen richting Erasmus MC?
Voor elke beoogd samenwerkingspartner geldt, dat vooraf goed in kaart moet worden gebracht welke kansen en risico’s de partner met zich meebrengt. Ook als er geen directe banden zijn met de politie, kunnen andere dreigingen of risico’s verbonden zijn aan internationale wetenschappelijke samenwerking. Op ongewenste kennisoverdracht, beïnvloeding, maar ook risico’s voor onze belangrijke academische waarden als openheid, gelijkwaardigheid en academische vrijheid. In die afweging moeten ook morele en ethische aspecten worden meegenomen. Dat geldt niet alleen voor Chinese partners, maar ook voor partners uit andere landen.
Ik ga ervanuit dat de betrokken kennisinstellingen, waaronder Erasmus MC, hierin destijds een zorgvuldige afweging hebben gemaakt. Om meer te weten te komen over de afwegingen en afspraken uit deze onderzoekssamenwerkingen, komt dit nadrukkelijk aan bod tijdens het aankomende gesprek met de betrokken kennisinstellingen en deskundigen van de departementen. Ik zal u begin 2022 over de uitkomsten informeren.
De stijgende energierekening |
|
Tom van der Lee (GL), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (staatssecretaris economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Opnieuw sterke stijging gasprijs, nu al acht keer zo hoog als een jaar geleden»?1
Ja.
Hoeveel hoger zal de gemiddelde jaarlijkse energierekening uitvallen ten opzichte van eerdere schattingen van 500 tot 600 euro?
Op dit moment is er sprake van een sterke stijging van de wereldwijde energieprijzen door onder andere een aantrekkende wereldeconomie en uitgelopen onderhoudswerkzaamheden. De exacte invloed die hogere gas- en elektriciteitsprijzen hebben op de energierekening van een huishouden hangt af van het type contract met de energieleverancier. Om tegemoet te komen voor de stijgende energierekening op de korte termijn doet het kabinet incidenteel en alleen voor 2022 een tweetal aanpassingen in de energiebelastingen. Op deze manier is het mogelijk om op korte termijn een lastenverlichting te realiseren. De stijgende gasprijs verhoogt de energierekening, daarom verhoogt het kabinet ten eerste in 2022 incidenteel de belastingvermindering met 230 euro (inclusief btw). De belastingvermindering is een vaste korting op het belastingdeel van de energierekening en geldt voor iedereen. De stijgende gasprijs vertaalt zich eveneens in een stijgende elektriciteitsprijs.
Daarom wordt ten tweede in de energiebelasting in 2022 incidenteel het tarief op de eerste schijf elektriciteit verlaagd. Dit staat voor een huishouden met een gemiddeld verbruik ongeveer gelijk aan een verlaging van 200 euro (inclusief btw). Een huishouden met een gemiddeld verbruik ontvangt dus in totaal een tegemoetkoming van 430 euro (inclusief btw) ten opzichte van waarvan is uitgegaan bij het Belastingplan.
Aanvullend stelt het kabinet 150 miljoen euro extra beschikbaar om kwetsbare huishoudens met een hoge energierekening en een slecht geïsoleerde woning via de gemeenten te helpen met de verduurzaming van hun (huur)woning. Voor verdere toelichting verwijs ik naar brief die ik uw Kamer heb gestuurd op vrijdag 15 oktober jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 272). De middelen voor isolatie komen bovenop de door het kabinet bij de Miljoenennota beschikbaar gestelde middelen van cumulatief 514 miljoen euro voor de start van een Nationaal Isolatieprogramma voor huur- en koopwoningen.
De ontwikkeling van de prijzen is onzeker en het kabinet monitort de energierekening nauwgezet. Het CBS en het PBL komen in het voorjaar van 2022 met een nieuw actueel beeld van de ontwikkeling van de hele energierekening op basis van de prijzen in januari 2022.
Kunt u een indicatie geven van de stijging van de energierekening voor een slecht geïsoleerd huis zonder zonnepanelen?
Het CBS publiceert samen met het PBL jaarlijks een actueel beeld van de energierekening. Het CBS brengt daarbij ook de spreiding in kaart door middel van een tiental huishoudprofielen met elk een bijbehorend gas- en elektriciteitsverbruik. Deze huishoudprofielen houden rekening met verschillende typen woningen, zowel oud als nieuw, en gezinsgroottes. Daarbij is geen specifiek verbruik van een goed geïsoleerd huis met zonnepanelen en een slecht geïsoleerd huis zonder zonnepanelen beschikbaar.
In onderstaande tabel is de energierekening op jaarbasis voor de verschillende profielen geschetst op basis van de prijzen van CBS cijfers voor januari 2020, januari 2021 en september 2021 en het gemiddelde jaarlijkse energieverbruik per profiel. Hier wordt uitgegaan van het gemiddelde variabele leveringstarief dat de consument per eenheid betaalt voor de levering van gas en elektriciteit. Energiecontracten worden per type geaggregeerd tot een gemiddelde prijs en gewogen op basis van het aantal aansluitingen aan het begin van het jaar. Bij een huishouden met gemiddeld energieverbruik in 2022 leidt de stijging in de leveringstarieven van januari tot september van dit jaar al tot een stijging van de energierekening van circa 250 euro op jaarbasis. Het is de verwachting dat dit bedrag de komende maanden verder op zal lopen omdat steeds meer huishoudens te maken krijgen met hogere tarieven. De tabel maakt onder andere inzichtelijk dat er een significant verschil is in de energierekening van oude woningen ten opzichte van nieuwere woningen.
Prijzen jan ’20
Prijzen jan ’21
Prijzen sep ’21
Gemiddeld verbruik
1.573
1.513
1.774
Een bewoner in nieuw, klein appartement
855
820
969
Een bewoner in oud, klein appartement
990
950
1.124
Een bewoner in oude, kleine rijwoning
1.220
1.170
1.396
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning
1.440
1.385
1.599
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement
1.285
1.235
1.488
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning
1.575
1.515
1.792
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning
1.555
1.495
1.769
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning
1.790
1.720
2.035
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning
2.360
2.270
2.686
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning
2.835
2.730
3.232
* Bij de prijzen van januari 2020 en januari 2021 is de PBL raming voor het gemiddelde energieverbruik in 2021 gehanteerd, bij de september 2021 prijzen de PBL raming voor het gemiddelde energieverbruik in 2022.
** Voor de huishoudprofielen is de meest recente CBS raming voor het gemiddelde verbruik gebaseerd op 2019.
Kunt u een indicatie geven van de stijging van de energierekening voor een goed geïsoleerd huis met zonnepanelen?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u het ook onacceptabel dat de 550.000 huishoudens die in energie-armoede leven zo’n enorm extra bedrag moeten betalen voor energie? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen?
TNO heeft recent in samenwerking met het CBS een onderzoeksrapport uitgebracht waarin energiearmoede in Nederland in kaart is gebracht. Hierin wordt niet alleen naar de betaalbaarheid van de energierekening gekeken maar ook naar de kwaliteit van de woningen en in welke mate bewoners (financieel) in staat zijn deze te verduurzamen. Het onderzoek van TNO bevestigt het beeld dat het verduurzamen van woningen zowel kan leiden tot een lagere energierekening, meer comfort en minder gezondheidsklachten voor huishoudens als dat het resulteert in klimaatwinst. Het kabinet vindt het daarom van belang hier stappen in te blijven zetten.
Om op de korte termijn tegemoet te komen voor de stijgende energierekening als gevolg van de hoge gasprijzen heeft het kabinet besloten tot incidentele aanpassingen in de energiebelasting voor 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 272). Op deze manier is het mogelijk om op korte termijn een lastenverlichting te realiseren. De stijgende gasprijs verhoogt de energierekening, daarom verhoogt het kabinet ten eerste in 2022 incidenteel de belastingvermindering met 230 euro (inclusief btw). De belastingvermindering is een vaste korting op het belastingdeel van de energierekening en geldt voor iedereen. De stijgende gasprijs vertaalt zich eveneens in een stijgende elektriciteitsprijs.
Daarom wordt ten tweede in de energiebelasting in 2022 incidenteel het tarief op de eerste schijf elektriciteit met 8,389 cent (inclusief btw) verlaagd. Dit staat voor een huishouden met een gemiddeld verbruik ongeveer gelijk aan een verlaging van 200 euro (inclusief btw). Een huishouden met een gemiddeld verbruik ontvangt dus in totaal een tegemoetkoming van ongeveer 430 euro (inclusief btw) ten opzichte van waarvan is uitgegaan bij het Belastingplan 2022. Voor verdere toelichting verwijs ik naar brief die ik uw Kamer heb gestuurd op vrijdag 15 oktober jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 272).
Om huishoudens te helpen bij het verduurzamen van hun woning heeft het kabinet bijvoorbeeld het Nationaal Warmtefonds opgericht en worden subsidies voor eigenaar-bewoners (ISDE) en VvE’s (SEEH) beschikbaar gesteld waarmee huishoudens ondersteund worden bij het isoleren van hun woning. Ook heeft het kabinet bij de Miljoenennota cumulatief 514 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de start van een Nationaal Isolatieprogramma voor huur- en koopwoningen. Daarnaast stelt het kabinet 150 miljoen euro beschikbaar om kwetsbare huishoudens met een hoge energierekening en/of een slecht geïsoleerde woning te ondersteunen met isolatiemaatregelen via hun gemeente. Dat kan bijvoorbeeld met het aanbieden van energiebesparende maatregelen of een uitgebreid energiebespaaradvies. De maatregelen verzachten de gevolgen van de stijgende energieprijzen met extra aandacht voor huishoudens met een laag inkomen en uitkering.
Het kabinet deelt de zorgen rondom de hogere energieprijzen en blijft de ontwikkelingen rond de energieprijzen en de gevolgen voor de energierekening nauwlettend in de gaten houden. Het CBS en het PBL publiceren vanaf 2020 jaarlijks een update van de energierekening van huishoudens. Daarnaast komt PBL eind oktober bij de publicatie van de Klimaat- en Energieverkenning met een raming van de ontwikkeling van de energierekening op de lange termijn.
Bent u het ermee eens dat de tientjes korting op de energierekening naar aanleiding van de motie Hermans veel te weinig zijn om serieus tegemoet te komen in de extra honderden euro’s op de energierekening?
Zoals ik hierboven al aangeef heeft het kabinet besloten om een tweetal aanpassingen in de energiebelasting voor 2022 door te voeren (Kamerstuk 29 023, nr. 272). Deze aanpassingen zorgen voor dat een tegemoetkoming van in totaal ongeveer 430 euro (inclusief btw) huishouden met een gemiddeld verbruik ten opzichte van waarvan is uitgegaan bij het Belastingplan 2022.
Hoeveel extra huishoudens zullen er naar uw verwachting in energie-armoede moeten leven bij de huidige energieprijzen?
Er bestaat geen eenduidige definitie van energiearmoede en daarom geen eenduidig antwoord op deze vraag. Het aantal huishoudens in energiearmoede hangt af van de definitie die gehanteerd wordt. Het PBL heeft in het rapport «Meten met Twee Maten» de kosten van de energierekening voor huishoudens in verschillende inkomensgroepen in kaart gebracht. Dit doet het PBL op basis van betaalrisico en een hoge energiequote, het aandeel van het besteedbaar inkomen dat uitgegeven wordt aan energie. Het onderzoek geeft aan dat Nederland ongeveer 528.000 huishoudens met een betaalrisico telde in 2014–2015. Ongeveer de helft van deze huishoudens (269.000) heeft ook een hoge energiequote.
TNO stelt in het recente rapport «de feiten over energiearmoede in Nederland» voor een breed begrip van energiearmoede te hanteren, waarin niet alleen naar de betaalbaarheid van de energierekening wordt gekeken maar ook de kwaliteit van de woningen en in welke mate bewoners (financieel) in staat zijn deze te verduurzamen. TNO benoemt een getal van ongeveer 550.000 huishoudens, zo’n zeven procent van het totaal, dat volgens hen in energiearmoede leeft.2
Daarnaast is de impact van de huidige energieprijzen per huishouden afhankelijk van onder andere het type contract met de energieleverancier en het specifieke verbruik van een huishouden.
Welke maatregelen kunnen er genomen worden om de mensen te helpen die financieel het meest in het nauw komen? Hoe kijkt u aan tegen maatregelen in onder andere Frankrijk en België om energiecheques te verstrekken aan de allerlaagste inkomens?
Zoals ook in de Kamerbrief (Kamerstuk 29 023, nr. 272) aangegeven heeft het kabinet heeft ervoor gekozen om op korte termijn compensatie te bieden. De aanpassingen in de energiebelastingen zijn maatregelen die direct aangrijpen op de hoogte van de energierekening van huishoudens en mkb.
In aanvulling op de aanpassingen in de energiebelasting, en meer vergelijkbaar met de bovengenoemde vouchers, heeft het kabinet 150 miljoen euro beschikbaar gesteld om kwetsbare huishoudens met een hoge energierekening en/of een slecht geïsoleerde woning te ondersteunen met isolatiemaatregelen via hun gemeente. Dat kan bijvoorbeeld met het aanbieden van energiebesparende maatregelen of een uitgebreid energiebespaaradvies. Deze exacte invulling van deze maatregel wordt de komende tijd verder uitgewerkt. De maatregelen verzachten de gevolgen van de stijgende energieprijzen met extra aandacht voor huishoudens met een laag inkomen en uitkering.
Welke rol ziet u voor isolatie van woningen in het verkleinen van de effecten van fluctuerende gasprijzen en het tegengaan van energie-armoede?
Een belangrijk element in de energietransitie in de gebouwde omgeving is het isoleren van woningen en gebouwen. De huidige situatie met de hoge energieprijzen toont het belang van het besparen op het gebruik van energie. Energiebesparende maatregelen zoals isolatie van woningen kunnen hieraan bijdragen. Dit stimuleert het kabinet door onder andere het Nationaal Isolatieprogramma voor huur- en koopwoningen, waarvoor het kabinet bij de Miljoenennota cumulatief 514 miljoen euro beschikbaar gesteld. Ook heeft het kabinet 150 miljoen euro beschikbaar gesteld om kwetsbare huishoudens met een hoge energierekening en/of een slecht geïsoleerde woning te ondersteunen met isolatiemaatregelen via hun gemeente.
Waarom bevat de subsidieregeling Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) de voorwaarde om minimaal twee energiebesparende maatregelen te nemen? Deelt u de zorg dat huishoudens met een laag inkomen hierdoor minder in staat zijn om te isoleren?
De 2-maatregelen eis voor isolatiemaatregelen in de ISDE is overgenomen uit de vroegere SEEH-regeling van BZK. Met een brief van 15 oktober 2021 heeft mijn collega van BZK u geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie van de SEEH. Eén van de in deze evaluatie opgenomen aanbevelingen betrof de aanbeveling om de 2-maatregelen eis te handhaven teneinde het aantal free-riders te beperken en het additionele effect van de subsidie zo groot mogelijk te maken. Zoals ook aangegeven in de reactie van mijn collega op deze aanbeveling zorgt de 2-maatregelen eis er voor dat de regeling een groter stimulerend effect heeft.
Ieder jaar nemen veel mensen, ook zonder subsidie, al één maatregel. Bijvoorbeeld om te besparen op de energierekening, bij regulier onderhoud (nieuwe kozijnen met dubbel glas) of voor het milieu. De ISDE is erop gericht om woningeigenaren te stimuleren een stap extra te zetten en twee of meer maatregelen tegelijk te nemen. Daarbij zorgt de 2-maatregelen eis ook voor een focus op woningen met een slechter energielabel, omdat in dergelijke woningen meer maatregelen genomen kunnen worden.
Ik teken hierbij aan dat het in de ISDE ook mogelijk is om een isolatiemaatregel te combineren met een investering in een warmtepomp, zonneboiler of warmtenetaansluiting als tweede maatregel. Deze maatregelen dragen ook bij aan de verduurzaming van de gebouwde omgeving.
Voor wat betreft beleid specifiek gericht op lage inkomens merk ik allereerst dat veel huishoudens met een laag inkomen niet in een koopwoning wonen. De ISDE richt zich op eigenaar-bewoners van koopwoningen. Daarnaast geldt dat het in een generieke subsidieregeling als de ISDE niet goed mogelijk is om onderscheid te maken tussen lage en hogere inkomens. Mijn collega van BZK zal u binnenkort informeren over de invulling van een nationaal isolatie programma en de aandacht daarin voor lagere inkomens.
Welke maatregelen gaat u nemen om prijsstijgingen van gas in de toekomst te beperken?
De gasmarkt is een wereldmarkt en gasprijzen komen tot stand door mondiale ontwikkelingen in vraag en aanbod. Het kabinet heeft dan ook geen invloed op die prijsontwikkelingen. Het kabinetsbeleid voor leveringszekerheid is onder meer gericht op diversificatie van bronnen en routes. Daarmee neemt de kwetsbaarheid van de economie en de huishoudens voor de ontwikkelingen op de gasmarkt af. Het intensiveren van het klimaatbeleid met nadruk op groei hernieuwbare bronnen en energie-efficiëntie is ook onderdeel van dit beleid.
Waarom heeft u er niet voor gekozen om langetermijncontracten voor gasimport af te sluiten, ondanks adviezen van GasUnie hierover en ondanks dat een deel van de Kamer hier in 2018 al op aandrong?
De Europese gasmarkt is een open markt, waar private bedrijven gas inkopen en verkopen. Overheden sluiten geen gascontracten met andere overheden. In (Noordwest-)Europa zijn bedrijven actief die in meerdere landen gas leveren. In steeds mindere mate zijn er specifiek Nederlandse en op Nederland gerichte importeurs actief.
Verder geldt dat langetermijncontracten geen garantie bieden voor lage of stabiele prijzen. Dit omdat prijzen die moeten worden betaald onder langetermijncontracten veelal zijn gekoppeld aan de vigerende prijzen die op handelsplaatsen, met name de TTF, tot stand komen.
In algemene zin hebben bedrijven naast spotinkopen (inkopen tegen de dag-, dag vooruit- en maand vooruitprijs) en kortlopende contracten, ook langetermijncontracten. Dit voor hun gehele portfolio, waar ook hun Nederlandse activiteiten onder vallen. Dergelijke bedrijven verplichten langetermijncontracten voor alleen Nederland te sluiten kan als gevolg hebben dat zij hun Nederlandse activiteiten afbouwen. Daarnaast staat dit op gespannen voet met EU-regelgeving voor de interne markt voor gas.
Wat is de actuele stand van zaken rondom het afschakelplan gas die in 2018 per motie is afgedwongen?2 Hoe staat het specifiek met het regelen van de juiste juridisch afgedekte mandaten om gericht in te grijpen op het niveau van individuele gebruikers, bedrijven en/of sectoren?
Hoewel er bij grootschalige gastekorten die leiden tot een gascrisis voor het uitvoeren van het bescherm en herstelplan gas een beroep kan worden gedaan op noodwetten, zoals bijvoorbeeld de Distributiewet, is voor een deel van de daarin genoemde maatregelen een wijziging van regelgeving vereist, oa ten behoeve van de juiste mandaten. Ik bereid daarom een wijziging van de Gaswet voor om hierin te voorzien en verwacht dit voorstel volgend jaar aan de kamer te kunnen aanbieden.
Deelt u de analyse van de Europese Commissie en het Internationaal Energieagentschap dat de verhoogde gasprijzen geen gevolg zijn van de verduurzaming van het energiesysteem?
De huidige hoge gasprijzen zijn een gevolg van een aanbodkrapte op een mondiale markt. Deze krapte kent een aantal verschillende oorzaken, zoals de snelle economische herstel na de eerdere lockdownfase waarin veel economieën ten tijde van de Coronapandemie zich bevonden. Veel grondstofmarkten zijn daardoor nog niet in balans met hogere prijzen als gevolg. In de begeleidende Kamerbrief ga ik nader in op een aantal factoren die de hoge prijzen verklaren.
Kunt u deze vragen, gezien de urgentie, voor de begrotingsbehandeling van Economische Zaken en Klimaat beantwoorden?
Ik deel de urgentie en heb gestreefd naar zo spoedig mogelijke beantwoording van de vragen.
Verdubbeling van het aantal thuiszitters op het vwo in de regio Holland Rijnland |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Hoe verklaart u dat in de regio rondom Leiden het aantal thuiszitters op het vwo in een jaar tijd bijna is verdubbeld van 21 in het schooljaar 2019/2020 naar 39 in 2020/2021?1
Zoals geschetst in de verzuimbrief van februari 20212 werk ik hard aan het bieden van ontwikkelkansen voor kinderen die al langer niet naar school gaan, die dreigen uit te vallen of al langere tijd zijn uitgevallen. Daarbij hanteer ik – samen met de staatsecretaris van VWS – een integrale aanpak. Onderdeel daarvan is dat de registratie van verzuim op orde is en dat er een éénduidige definitie van verzuim wordt gehanteerd. Bij het beter in beeld brengen van die cijfers kan het voorkomen dat de aantallen oplopen, omdat een regio simpelweg beter zicht krijgt op de problematiek. Dit geldt ook voor de regio Holland Rijnland.
Naar aanleiding van het bericht in het Leidsch Dagblad en de vragen van het lid De Hoop (PvdA) heb ik contact laten opnemen met het Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland (hierna: RBL) en het jaarverslag opgevraagd.3
Het RBL geeft in dat jaarverslag zelf aan het vermoeden te hebben dat het toenemende aantal VWO-thuiszitters met name te maken heeft met een verbeterde samenwerking en als gevolg daarvan toenemende meldingsbereidheid. Het RBL denkt niet dat het aantal thuiszitters zoveel gestegen is, de omvang is wel beter in beeld. Het RBL is zich veel intensiever gaan richten op de registratie van langdurig geoorloofd verzuim en neemt deze cijfers nu mee in het jaarverslag. Het RBL wijst in zijn jaarverslag op het feit dat er in het land verschillende definities (waarbij sommige scholen/gemeentes alleen ongeoorloofd verzuim registreren terwijl anderen alle vormen van verzuim registreren) en manieren van tellingen worden gebruikt.
Hoe beoordeelt u dat het overgrote deel van de betreffende vwo’ers, die voor lange tijd niet naar school gaan, kampt met psychische problemen, zoals angsten, depressies, anorexia nervosa of autisme? Deelt u de mening dat ook bij psychische problemen alles in het werk moet worden gesteld om te voorkomen dat zulke leerlingen thuis zitten en zo verstoken blijven van onderwijs?
Volgens het jaarverslag wordt in de registratie van RBL de oorzaak van het verzuim gebaseerd op een subjectieve inschatting van de betrokken consulent op basis van de informatie die hij/zij heeft. Daaruit blijkt dat er bij de kinderen op het VWO psychische problemen vaker leiden tot verzuim, bijvoorbeeld in vergelijking tot kinderen in het V(S)O) of praktijkonderwijs waar externaliserende problemen – gericht op de omgeving, bijvoorbeeld agressief gedrag – vaker oorzaak zijn. Dat komt overeen met onderzoeken die afgelopen jaren zijn uitgevoerd naar de achtergrondkenmerken van kinderen en jongeren die uitvallen.4 5 6 7 Deze onderzoeken laten stuk voor stuk zien dat de oorzaken van thuiszitten zeer divers zijn. In het ene onderzoek komt agressie sterk naar voren, terwijl in een eerder onderzoek juist internaliserende gedragsproblematiek sterk naar voren komt.
In alle gevallen is het – zoals ook in de vraag wordt gesteld – zaak om te voorkomen dat leerlingen langdurig thuis komen te zitten. Daarbij zal steeds gekeken moeten worden naar wat een leerling nodig heeft en wat er voor maatwerk nodig is. Voor jongeren met een complexe ondersteuningsbehoefte die daardoor soms tussen wal en schip vallen, wordt er gewerkt aan meer ruimte voor onderwijszorgarrangementen. Momenteel bereid ik een experimenteerbesluit voor dat initiatieven de ruimte biedt om in deze arrangementen op een aantal punten af te wijken van wet- en regelgeving.
In hoeverre zijn de twee voorbeelden van leerlingen die slachtoffer worden van wachtlijsten, die het jaarverslag van het regionaal bureau leerplicht uitlicht, representatief voor de thuiszitproblematiek in deze regio?
Zoals het jaarverslag aangeeft is de wachtlijstproblematiek (voor zowel speciaal onderwijs als vormen van dagbesteding) voor een klein, maar toenemend aantal thuiszitters in deze regio aan de orde. Daarmee is het niet zo zeer representatief voor de hele thuiszitproblematiek in de regio, maar nadrukkelijk wel een probleem. Er wordt daarom gewerkt aan een monitor om de wachtlijsten voor het (v)so beter in beeld te krijgen.
Wachtlijsten kunnen ook ontstaan omdat er minder uitstroom is uit de zorg. Holland Rijnland geeft aan dat ze minder doorstroom zien van dagbesteding naar onderwijs. Kinderen die eigenlijk (gedeeltelijk) onderwijs zouden kunnen volgen houden daarmee de plek bezet voor kinderen waarvoor dagbesteding wel de beste plek is. Binnen Holland Rijnland wordt in kaart gebracht waar nog gaten zitten in het onderwijszorgcontinuüm en hoe het onderwijs (evt. gezamenlijk met zorg) hierop een aanbod kan organiseren.
Vindt u een budgetplafond bij regionale aanbieders van dagbesteding een geldig excuus om een kind maar te laten thuis zitten? Zo nee, welke mogelijkheden gaat u aangrijpen om hiertegen op te treden?
Een budgetplafond bij een aanbieder van dagbesteding is op zichzelf geen reden om een kind thuis te laten zitten. Als vastgesteld is dat een kind jeugdhulp nodig heeft zal de gemeente óf een uitzondering moeten maken op het budgetplafond bij deze aanbieder óf zal dagbesteding geleverd moeten worden door een andere aanbieder in de regio. Daarvoor is het uiteraard van belang dat er voldoende geld is om deze zorg in te kopen en dus wachtlijsten worden voorkomen. Vanuit het Rijk is hiervoor dit jaar extra geld beschikbaar gesteld.8
Wat zegt de ontwikkeling in de regio Holland Rijnland over de thuiszittersproblematiek elders in het land en over het succes van de aanpak van thuiszitterproblematiek in het algemeen?
De ontwikkeling in regio Holland Rijnland waarbij het RBL in samenwerking met partners werk gemaakt heeft van het steeds beter in beeld brengen van thuiszitten, past in een breder landelijk beeld. Het laat tegelijkertijd zien hoe ingewikkeld het aanpakken van verzuim is.
Ondanks dat scholen, samenwerkingsverbanden en gemeenten zich vaak samen met zorgpartijen hard inzetten om iedere leerling een passende plek te bieden, zijn er nog steeds te veel kinderen die niet naar school gaan en loopt het aantal uitgevallen leerlingen niet terug. Vaak is er sprake van zeer complexe situaties die om een intensieve aanpak en maatwerkoplossingen vragen. Het vraagstuk van uitval blijft daarmee urgent en ik blijf dan ook samen met het Ministerie van VWS en diverse betrokken partijen onverminderd doorwerken aan de integrale aanpak om het aantal thuiszittende leerlingen te verlagen, zoals ook beschreven in de laatste verzuimbrief van afgelopen februari.9 Dit doen we onder andere door de verbeteraanpak passend onderwijs, verbeterde samenwerking tussen onderwijs en zorg en het vergroten van de mogelijkheden voor maatwerk.
De asielinstroom en de uitspraken van staatssecretaris Broekers-Knol |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «COA slaat alarm: asielzoekerscentra zitten vol, we zitten tegen de crisisnoodopvang aan»1?
Ja.
Erkent u dat het feit dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) zich voor het eerst sinds 2015 genoodzaakt ziet het crisisdraaiboek uit de kast te halen en een instroom van bijna 6.000 asielzoekers in september aantonen dat we ons in een asielcrisis bevinden? Zo nee, waarom niet?
Ik wil niet spreken van een asielcrisis, wel is er om verschillende redenen sprake van een tekort aan opvangplekken.
Anders dan in 2015, wordt het COA momenteel geconfronteerd met meerdere omstandigheden die maken dat de reguliere opvangcapaciteit onvoldoende toereikend is. De reisrestricties rondom het voorkomen van de verspreiding van COVID-19 zijn deels verlicht. Dit heeft als resultaat dat niet alleen de asielinstroom wederom opgestart is, dan wel toeneemt, maar ook dat familieleden van vergunninghouders die in het kader van nareis naar Nederland zouden komen nu kunnen inreizen. Ook hebben de evacuaties uit Afghanistan en daarop volgende asielaanvragen, veelal ingediend in september, eraan bijgedragen dat 2.000 opvangplekken moesten worden georganiseerd in een kort tijdsbestek. Verder verblijven ruim 11.000 vergunninghouders in de opvang, waarvan meer dan de helft langer dan de afgesproken veertien weken na vergunningverlening, vanwege achterblijvende uitstroom naar de gemeente. Ten slotte is (gedwongen) vertrek door geldende COVID-maatregelen in derde landen nu ook lastiger te realiseren. Er is nu dus niet alleen sprake van een verhoogde asielinstroom maar ook van een beperkte uitstroom uit de COA-opvang.
De inzet van gemeenten, provincies en Rijk op het uitbreiden van de opvangcapaciteit en het huisvesten van vergunninghouders heeft voor de korte termijn op dit moment voldoende tijdelijk inzetbare plekken opgeleverd om iedereen die daar recht op heeft een opvangplek te bieden. Om iedereen daarin te kunnen blijven voorzien wordt de zoektocht naar extra opvangplekken richting het einde van het jaar voortgezet. Daarnaast worden gemeenten ondersteund om vergunninghouders sneller in de gemeente te kunnen huisvesten.
Ziet u in dat het voortzetten van de huidige asielinstroom de situatie iedere dag onbeheersbaarder maakt? Zo nee, hoe kunt u dat ontkennen gelet op het bovenstaande?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is concreet het verschil tussen een noodsituatie, waarover u spreekt in het Algemeen Dagblad van 2 oktober, en een crisissituatie?
In het Algemeen Dagblad van 2 oktober jl. heb ik aangegeven dat we ons momenteel in een noodsituatie bevinden, nu het COA is overgegaan tot het organiseren van zogeheten noodopvang omdat de reguliere opvangcapaciteit onvoldoende toereikend is. Het gaat daarbij om opvang in bijvoorbeeld evenementenhallen, zoals nu op verschillende locaties in Nederland is georganiseerd. In hetzelfde artikel heb ik eveneens aangegeven dat mijn schrikbeeld het in moeten zetten van crisisnoodopvang betreft. Crisisnoodopvang moet worden ingezet nadat ook het organiseren van noodopvanglocaties niet langer toereikend is om diegene met het recht daarop een opvangplek aan te kunnen bieden. Het gaat dan, zoals in 2015 en 2016, om het organiseren van kortstondige opvang (van 72 uur) in bijvoorbeeld lokale sporthallen onder coördinatie van de Veiligheidsregio’s. Zoals in mijn antwoord op vragen 2 en 3 beschreven, zetten alle overheden zich momenteel in om de crisisnoodopvang te voorkomen.
Wat is uw inschatting van de totale instroom die Nederland in 2021 te verwerken zal krijgen?
Op basis van gemaakte prognoses is de verwachting dat de totale asielinstroom2 in Nederland voor het jaar 2021 tussen de 29.350 en 37.350 ligt. Hierbij is een brede bandbreedte gehanteerd, passend bij de hoge mate van onzekerheid rondom de ontwikkelingen rondom o.a. de COVID-19 pandemie en de situatie in Afghanistan.
Deelt u de mening dat nieuwe Asielzoekerscentra (AZC’s) en noodopvanglocaties symptoombestrijding zijn, aangezien niet het beschikbare aantal bedden, maar het absorptievermogen van de Nederlandse samenleving de kern van dit vraagstuk is? Zo nee, waarom niet?
In antwoord op de vragen 2 en 3 heb ik de redenen genoemd die ten grondslag liggen aan het huidig tekort aan opvangplekken.
Door middel van een integrale benadering van het migratievraagstuk streeft het kabinet na dat migratiebewegingen aansluiten op de draagkracht en behoefte van de Nederlandse samenleving. Ik acht het van belang om nader te onderzoeken hoe, indachtig dit streven, het migratiebeleid kan worden vormgegeven. Uitgangspunt van het Nederlandse migratiebeleid is en blijft dat Nederland veiligheid en bescherming biedt aan mensen die vluchten voor oorlog, vervolging en geweld.
Ik heb de ACVZ gevraagd om breed in kaart te brengen welke mogelijkheden bestaan voor het gebruik van beleidsmatige richtgetallen bij sturing van verschillende vormen van migratie, die zowel aan efficiëntie als draagvlak kunnen bijdragen. Hierbij zal ik in het bijzonder aandacht vragen voor het incorporatievermogen van de samenleving. Ik verwijs naar de brief «Adviesvraag ACVZ beleidsmatige richtgetallen» aan uw Kamer van 8 november jl.3
Deelt u de mening dat de grens van wat Nederland qua asiel aankan bereikt is? Zo nee, waar ligt voor u concreet de grens?
Het kabinet respecteert de internationale verdragen en afspraken waaraan Nederland zich heeft verbonden. Mensen die vluchten voor oorlog, vervolging en geweld hebben recht op bescherming. Dat betekent dat personen die in Nederland om asielbescherming verzoeken in dat licht worden opgevangen en de asielaanvragen in behandeling worden genomen. Een absolute bovengrens op het aantal asielzoekers dat in Nederland kan worden opgevangen past niet bij dit uitgangspunt. Het zou op meerdere vlakken indruisen tegen internationale en Europese wet- en regelgeving. Daarnaast stuit een dergelijke bovengrens op grote praktische bezwaren.
Hoe staat het in dat kader met de voortgang van de aangenomen motie-Stoffer/Eerdmans (Kamerstuk 32 824, nr. 330) over een onderzoek naar het instellen van een migratiequotum met asiel als prioriteit?
De mogelijkheid, de verschillende varianten en voor- en nadelen van een migratiequotum heb ik betrokken in mijn verzoek aan de ACVZ. Ik verwijs naar vorengenoemde brief van 8 november jl. aan uw Kamer.
Op welke termijn kunnen aanvullende maatregelen worden verwacht om de druk op te voeren op tegenwerkende veilige herkomstlanden, waaronder Marokko, naar aanleiding van de aangenomen motie-Eerdmans (Kamerstuk 35 925, nr. 44)?
Bij brief van 16 november jl. is uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van motie Eerdmans.
Kunt u toelichten wat u bedoelt met uw opmerking in het AD van 2 oktober jl. dat u gemeenten gaat verplichten asielzoekers op te nemen «wanneer er morgen ineens 10.000 mensen de grens overkomen»? Betekent dit dat het kabinet zelfs zal doorgaan met het toelaten van asielzoekers wanneer de instroom nog veel grotere proporties aanneemt?
Met deze opmerking in het AD van 2 oktober jl. wilde ik uitleggen dat in de situatie waarin zich plotseling in één keer 10.000 mensen met een recht op opvang melden bij het COA, er onvoldoende opvangcapaciteit bestaat om die opvang te bieden. In dat geval zal ik binnen de bestaande structuren een acute oproep doen aan gemeenten om die capaciteit te leveren. Overigens hebben de inspanningen van de achterliggende weken laten zien dat veel gemeenten in zo’n situatie veelal bereid zijn opvangplekken te realiseren. Voor het tweede gedeelte van de vraag verwijs ik naar het vorengenoemde antwoord op de vragen 7 en 18.
Klopt het dat het aantal van 100.000 Afghaanse asielzoekers en nareizigers als gevolg van de 23.000 mails met betrekking tot de motie-Belhaj (Kamerstuk 27 925, nr. 788) een hypothetisch aantal is, zoals u aangaf in de schriftelijke verklaring in reactie op de ophef over het interview in het Algemeen Dagblad?
In zowel het commissiedebat van 6 oktober jl. in het kader de JBZ-raad als tijdens het commissiedebat van 13 oktober jl. over Afghanistan heb ik uitgebreid stilgestaan bij mijn uitspraken in het Algemeen Dagblad van 2 oktober jl. Ik betreur het dat ik mij op een vraag van de journalist heb laten verleiden tot het geven van een alsdan-antwoord. Ik heb aangegeven dat ik dat niet had moeten doen, evenmin had ik de term braindrain in deze context moeten gebruiken.
Indien het totale aantal hypothetisch is, houdt dat in dat u uitsluit dat het aantal Afghaanse asielzoekers en nareizigers rond de 100.000 gaat uitkomen en dat de vervijfvoudiging,waar u naar eigen zeggen altijd van uitgaat bij dergelijke inschattingen, compleet uit de lucht gegrepen is?
Zie antwoord vraag 11.
Hoe is het in dat geval mogelijk dat u nog altijd geen idee heeft van de werkelijke omvang van het aantal Afghanen dat zich naar aanleiding van de motie-Belhaj bij uw ministerie gemeld heeft?
In de brief van het kabinet van 11 oktober jl. is aangegeven dat ongeveer 35.000 e-mails op kabul@minbuza.nl zijn ontvangen die na eerste lezing betrekking bleken te hebben op de motie-Belhaj c.s. Teruggebracht naar unieke e-mailadressen gaat het om circa 20.000 adressen. Veel e-mails hebben betrekking op meerdere personen, vaak gaat het om gezinnen. De informatie in de e-mails is in veel gevallen dermate onvolledig dat het onmogelijk is het hulpverzoek op zijn merites te beoordelen of zelfs maar de identiteit van de afzender vast te stellen.
Voor de afwikkeling van de motie-Belhaj cs. verwijs ik u kortheidshalve verder naar de genoemde brief van 11 oktober jl. en de brief inzake Afghanistan die ik uw Kamer op 16 november jl. heb verstuurd.
Hoeveel gezinsleden liet de gemiddelde Afghaanse asielzoeker de afgelopen tien jaar overkomen?
De vraag ziet op het aantal gezinsleden dat per Afghaanse of Syrische ingewilligde asielzoeker is overgekomen. Dat kan betekenen in het kader van zowel nareis als in de reguliere procedure voor gezinshereniging en gezinsvorming. Voor een nareisaanvraag geldt dat deze door de vreemdeling moet worden ingediend binnen drie maanden na verlening van diens verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarna komt het recht op nareis te vervallen. Wel kan de asielstatushouder later nog een reguliere procedure voor gezinshereniging of gezinsvorming starten. Dit kan ook na enige jaren nog plaatsvinden nadat een vreemdeling een status voor (on)bepaalde tijd heeft gekregen of de Nederlandse nationaliteit. Vanwege de complexiteit kunnen hierover geen betrouwbare cijfers worden geleverd.
Wel kan een jaargemiddelde geleverd worden voor het aantal ingediende nareisaanvragen per asielstatushouder met de Afghaanse nationaliteit.4 5
0,7
1,0
1,1
1,3
0,8
0,7
0,6
2,3
1,9
0,7
0,1
Gemiddeld aantal ingediende nareisaanvragen per asielstatushouder met de Syrische nationaliteit.
1,5
0,3
0,8
1,0
1,4
1,4
1,1
1,6
1,6
1,4
2,3
Hoeveel gezinsleden liet de gemiddelde Syrische asielzoeker de afgelopen tien jaar overkomen?
Zie antwoord vraag 14.
Indien het aantal van 100.000 niet volledig hypothetisch is, erkent u daarmee dan dat het aantal Afghaanse asielzoekers en nareizigers rond de 100.000 kan uitkomen?
Zie antwoord vraag 11.
Waarom vindt u dat u het hypothetische aantal van 100.000 niet had moeten noemen?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u voornemens om, ongeacht het aantal, alle Afghaanse asielzoekers die asiel aanvragen in Nederland daadwerkelijk in Nederland op te vangen?
Zie antwoord vraag 7.
Betreurt u uw uitspraken over het aantal van 100.000 Afghaanse asielzoekers en de «braindrain» uitsluitend vanwege de context waarbinnen deze gedaan zijn? Of meende u de uitspraken ook inhoudelijk niet?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid per direct, in navolging van onder andere de Oostenrijkse bondskanselier Kurz, af te kondigen dat Nederland vanaf nu geen Afghaanse asielzoekers meer opvangt en dat opvang in de regio dient plaats te vinden?
Het heeft de voorkeur van het kabinet om vluchtelingen bescherming te bieden in de regio van het thuis dat men noodgedwongen moet ontvluchten. Tegelijk respecteert het kabinet de internationale verdragen en afspraken waaraan Nederland zich heeft verbonden. Personen die in Nederland een asielvergunning aanvragen worden in Nederland opgevangen in afwachting van een beslissing op de asielaanvraag.
In de brieven van 11 oktober jl. en 16 november jl. inzake Afghanistan is uitgebreid ingegaan op de verdere uitvoering van de motie Belhaj c.s. Kortheidshalve verwijs ik u voor verdere informatie hiernaar.
Zo nee, waarom blijft u vasthouden aan een koers die, gelet op de ruim 23.000 mails met asielverzoeken die betrekking hebben op de motie-Belhaj, onvermijdelijk gaat leiden tot een ongecontroleerde stroom van Afghaanse asielzoekers naar Nederland waarvoor u nota bene zelf waarschuwde?
Zie antwoord vraag 20.
Vindt u de motie-Belhaj uitvoerbaar? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 20.
Bent u, gelet op het onhoudbare karakter van de instroomcijfers voor de Nederlandse samenleving, bereid gebruik te maken van de mogelijkheden die onder andere de artikelen 25 t/m 35 van het Schengenverdrag u bieden om de grens te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de
Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke
oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het vrije verkeer van personen is een groot goed in Europa en de inzet is dat te behouden. Het kabinet is voorstander van een versterkt Schengen. De Nederlandse inzet is gericht op de versterking van de buitengrenzen en een effectiever Europees asiel en migratie managementsysteem en de screening- en grensprocedure. Het kabinet kiest ervoor met een groot pakket aan realistische maatregelen, risico’s zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.
Gaat u verder maatregelen treffen de asielstroom naar Nederland in te dammen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Alhoewel ik de term indammen in dit kader niet passend vind, kan ik wel aangeven dat het beheersen van de migratiestromen een belangrijk onderdeel is van de migratieagenda van dit kabinet. Deze kan uw Kamer terugvinden in de integrale migratieagenda (en de verschillende voortgangsrapportages daarbij) waarin de beleidsvoornemens op migratieterrein aan elkaar verbonden zijn in een agenda met zes pijlers. Die pijlers zijn onder meer het voorkomen van irreguliere migratie, versterking van opvang in de regio, het tegengaan van illegaliteit en meer terugkeer. Tegelijkertijd kunnen vreemdelingen die naar Nederland vluchten voor oorlog, vervolging en geweld en hier een aanvraag indienen in aanmerking komen voor bescherming in Nederland. Daarbij is het goed te benoemen dat de nationale asielprocedure zo is ingericht dat kansarme asielaanvragen versneld worden behandeld en de betreffende personen in sobere opvang verblijven gedurende hun procedure.
Wilt u iedere vraag afzonderlijk beantwoorden?
Daar is zoveel mogelijk rekening mee gehouden. Vanwege de leesbaarheid en gelet op de samenhang is er voor gekozen de beantwoording op meerdere vragen samen te pakken.
De urenlange storing bij Facebook en Instagram op 4 oktober 2021 |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Stef Blok (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft de grootschalige storing impact gehad op de bedrijfsvoering van de Nederlandse overheid (op de verschillende lagen)? Zo ja, op welke manier? Heeft de Nederlandse overheid daarbij schade geleden?
Facebook, Whatsapp en Instagram zijn voornamelijk berichtenplatforms. Voor de rijksoverheid is de Gedragsregeling Digitale Werkomgeving van toepassing, waarin staat dat dergelijke berichtenapps alleen gebruikt mogen worden voor informele zaken, zoals een interessant artikel delen, een hulpvraag stellen of sparren met collega’s. Er is geen standaard voor berichtenapps vastgesteld, waardoor een dergelijke storing niet direct leidt tot een belemmering in de bedrijfsvoering.
Voor zover mij bekend heeft de storing niet geleid tot belemmering van de bedrijfsvoering bij gemeenten, waterschappen en provincies. Overheidsorganisaties zijn zelf verantwoordelijk voor hun bedrijfsvoering en de beveiliging van informatie en informatiesystemen, zij hanteren daarbij vergelijkbare gedragsregelingen als bij de rijksoverheid.
Heeft het demissionaire kabinet berichten van Nederlandse burgers, bedrijven en organisaties gehad, die last hebben ervaren van de storing? Zo ja, hoeveel? Wat was de inhoud van deze berichten? Welk algemeen beeld kan hieruit worden afgeleid?
Er zijn op dit moment geen signalen bekend over dergelijke aan het kabinet gerichte berichten. In algemene zin kan worden gesteld dat Nederlandse burgers, bedrijven en organisaties hinder en/of ongemak zullen hebben ervaren als gevolg van deze storing, die optrad als gevolg van een menselijke fout. Het betrof immers uitval van diensten die door Nederlandse burgers en bedrijven veel gebruikt worden, waaronder sociale-media platforms Facebook en Instagram en berichtendiensten WhatsApp en Facebook Messenger.
Hoewel het een grote communicatiestoring betrof in termen van gebruikersuren (duur uitval * getroffen gebruikers), lijkt in dit geval de maatschappelijke en economische schade in Nederland mee te vallen.
Het betrof uitval van diensten die door Nederlandse burgers en bedrijven veel gebruikt worden, waaronder sociale-media platforms Facebook en Instagram en berichtendiensten WhatsApp en Facebook Messenger. Vanzelfsprekend zullen burgers en organisaties die meer gebruik maken van Facebook-diensten meer hinder hebben ondervonden.
Zo lijkt een deel van de gebruikers zonder grote problemen te zijn uitgeweken naar alternatieve diensten. Diverse andere sociale-media platforms en berichtendiensten gaven aan dat het gebruik van hun diensten tijdens en na de storing is toegenomen. Voor zover organisaties en bedrijven tijdelijk verminderd bereikbaar waren, is de verwachting dat dienstverlening over het algemeen op een later moment alsnog heeft kunnen plaatsvinden.
Hoe is het demissionaire kabinet voornemens in de (recente) toekomst om te gaan met zulke grootschalige digitale storingen?
Het is in eerste instantie primair aan Facebook zelf om de benodigde technische en organisatorische maatregelen te treffen om een storing als deze te voorkomen, of wanneer deze zich toch voordoet, zo snel mogelijk te verhelpen.
Parallel daaraan hebben gebruikers een eigen verantwoordelijkheid om voor zichzelf na te gaan in hoeverre het voor hen verantwoord is om van één dienst of één bedrijf afhankelijk te zijn en zo nodig alternatieven te verkennen en te gebruiken.
Voor zover het de storing van de berichtendiensten WhatsApp en Facebook Messenger betreft: deze diensten zijn zogeheten nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten. Zij vallen daarmee onder de verbrede definitie van een elektronische communicatiedienst zoals gedefinieerd in het wetsvoorstel tot wijziging van de telecommunicatiewet ter implementatie van Richtlijn 2018/1972 (de Telecomcode) (Kamerstuk 35 865, nr. 2) zoals deze op dit moment bij uw Kamer voorligt. Dat betekent dat na inwerkingtreding van bovenvermelde wijziging van de telecommunicatiewet (TW) de aanbieders van deze diensten straks ook een meldplicht van incidenten (TW art. 11.a2) en een zorgplicht (treffen van passende beveiligingsmaatregelen onder meer om, als het gaat om dergelijke storingen, in bepaalde mate bestand te zijn tegen acties die de beschikbaarheid van de dienst in gevaar brengen, (TW art. 11.a1) opgelegd krijgen, zoals dat nu al geldt voor aanbieders van traditionele elektronische communicatiediensten als spraaktelefonie en berichtenverkeer (SMS). Agentschap Telecom is hiervoor de aangewezen toezichthouder.
Op Europees niveau wordt gewerkt aan een herziening van de richtlijn (2016/1148) ter bevordering van de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen, NIB2. De huidige richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni). Op grond van de huidige NIB-richtlijn is de Ierse toezichthouder exclusief bevoegd om toe te zien op Facebook-clouddiensten daar de Europese vestiging van het bedrijf in Ierland is gevestigd. Met betrekking tot het herzieningsvoorstel1 heeft de Europese Commissie voorgesteld om in deze herziening ook sociale media op te nemen. Over deze richtlijn wordt momenteel onderhandeld.
In het ECASEC2-overleg van ENISA3 en de Europese toezichthouders die toezien op de telecomveiligheid worden ook incidenten en te nemen maatregelen besproken. Dit gebeurt nu voor de meer traditionele elektronische communicatiediensten en zal naar verwachting straks ook gaan gelden voor de interpersoonlijke communicatiediensten. Hierdoor kunnen vroegtijdig trends en ontwikkelingen in incidenten worden gesignaleerd. Dat kan er bijvoorbeeld toe leiden dat de toezichthouders bij het uitoefenen van het toezicht op de zorgplicht extra aandacht gaan besteden aan de bepaalde oorzaken van incidenten. ENISA publiceert jaarlijks4 de grote incidenten die nationale toezichthouders doormelden aan ENISA.
Ter voorbereiding op een digitale crisis is er het Nationaal Crisisplan Digitaal.5 Het plan is een leidraad om op hoofdlijnen snel inzicht en overzicht te krijgen in de bestaande afspraken op nationaal niveau over de beheersing van incidenten in het digitale domein met aanzienlijke maatschappelijke gevolgen. Het plan sluit daarmee aan op het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming. In dit geval is er geen aanleiding geweest om op te schalen binnen de nationale crisisstructuur.
Is het demissionaire kabinet voornemens tijdens de Europese wetgevingsonderhandelingen inzake de Digital Services Act, de Digital Markets Act en de Artificial-Intelligence-verordeningen, en direct al bij de komende Europese top, het belang van het vernieuwen en updaten van de Border Gateway Protocol aan te kaarten? Zo ja, hoe gaat het demissionaire kabinet dit aanpakken? Zo niet, waarom niet?
Deze casus heeft geen invloed op de Nederlandse positie in de onderhandelingen aangaande de Europese wetsvoorstellen voor een Digital Services Act, een Digital Markets Act en een AI Act, omdat de casus buiten de reikwijdtes van deze voorstellen valt. Wel ziet het kabinet het belang van het doorontwikkelen van internetstandaarden zoals het Border Gateway Protocol (BGP).
Facebook heeft na afloop van de storing verklaard dat deze veroorzaakt is door een menselijke fout in de BGP-configuratie van het Facebook-netwerk die niet tijdig is opgemerkt.6 Het BGP is het belangrijkste routeringsprotocol van het internet. Het zorgt ervoor dat zogenaamde Autonome Systemen (AS) elkaar kunnen vinden op het internet. Het BGP zorgt voor de koppeling tussen verschillende AS-netwerken. In dit geval heeft Facebook, door een interne (menselijke) fout, abusievelijk alle routes tussen haar netwerk en de rest van het wereldwijde Internet opgeheven, waardoor de Facebook-servers voor de rest van het Internet niet meer bereikbaar waren. Het BGP-protocol heeft in deze correct gefunctioneerd.
Het BGP wordt ontwikkeld onder de vlag van de Internet Engineering Task Force (IETF). De doorontwikkeling van een dergelijke essentiële standaard is complex en vereist een wereldwijde consensus tussen betrokken en deskundige partijen. De IETF is een grote, open, internationale gemeenschap van netwerkontwerpers, -operators, -leveranciers en -onderzoekers die zich bezighoudt met de evolutie van de internetarchitectuur en de soepele werking van het internet. Om bij deze casus te blijven, ook Facebook neemt deel aan de IETF. Nederland staat voor het multi-stakeholder model van internet governance, waarvan de IETF een goed voorbeeld is. Het kabinet ziet naar aanleiding van deze casus geen noodzaak de werkwijze van de IETF ter discussie stellen.
Wel laat ik de ontwikkelingen rond dergelijke standaardisatievraagstukken volgen en duiden. Agentschap Telecom voert daartoe op dit moment een onderzoek uit naar de belangrijkste vraagstukken rond technische internetstandaardisatie.
Deelt het demissionaire kabinet de mening dat dit incident wederom aantoont hoe groot de afhankelijkheid van slechts enkele tech-grootmachten op dit moment is en dat deze buitenproportionele afhankelijkheid, middels Europese wetgeving, noodzakelijkerwijs en spoedig ingeperkt dient te worden ter bescherming van Europese burgers en bedrijfsleven? Zo ja, hoe gaat het demissionaire kabinet dit aanpakken? Zo niet, waarom deelt het demissionaire kabinet deze mening niet?
Het kabinet heeft al een tijd zorgen over de afhankelijkheid van een aantal grote platforms waar ondernemers en consumenten nauwelijks meer omheen kunnen. Vandaar dat het kabinet sinds 2019 pleit voor aanvullende regelgeving om met de macht van deze poortwachters om te gaan (Kamerstuk 27 879, nr. 71 en Kamerstuk 35 134, nr. 13). Dit heeft zijn vruchten afgeworpen. De Europese Commissie heeft in december 2020 een voorstel gedaan voor de Digital Markets Act (DMA) waarmee zij dit soort problematiek wil aanpakken. Dit voorstel is voor een groot deel in lijn met de Nederlandse inzet voor de DMA, die in februari per BNC-fiche naar uw Kamer is verzonden (Kamerstuk 22 112, nr. 3049). Ook is deze inzet tijdens de Technische Briefing over de DMA met de Commissie Digitale Zaken van eind september toegelicht. De onderhandelingen in de Raad over het voorstel lopen in een ambitieus tempo door. Er wordt gestreefd naar het aannemen van een algemene oriëntatie in de Raad voor Concurrentievermogen eind november.
Welke maatregelen gaat het demissionaire kabinet treffen naar aanleiding van de grootschalige storing?
In de beantwoording van vragen 3, 4 en 5 is de inzet van het kabinet uiteengezet.
Het stikstofbeleid |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met eerdere schriftelijke vragen over de aanpak van de stikstofproblematiek en uw eerdere antwoorden over de aanpak van de stikstofproblematiek?1, 2
Ja.
Kunt u ook de onzekerheid aangeven van de depositieberekening op hexagoonniveau, aangezien u in antwoord op vraag 6 alleen de onzekerheid aangeeft met betrekking tot depositie op een grid van één vierkante kilometer?
Voor de onzekerheid van de depositieberekening op het niveau van hexagonen wordt dezelfde inschatting aangehouden als die geldt voor het eenvierkantekilometerniveau. Aangezien stikstofdepositie (op lokaal niveau) sterk afhankelijk is van ruwheid en landbedekking, zijn deze mede bepalend voor de onzekerheid. Voor de berekeningen op hexagoonniveau in AERIUS zijn deze gegevens op dat hogere detailniveau beschikbaar en daarmee wordt in principe een nauwkeurigere depositie uitgerekend dan in het geval van het grid-niveau van één vierkante kilometer. Om te komen tot een volledige analyse van de onzekerheid op hexagoonniveau waarin deze effecten zijn ingeschat, wordt in het kader van het Nationaal Kennisprogramma Stikstof in de komende jaren nader onderzoek gedaan naar onzekerheden in de stikstofberekeningen.
Zijn er door de overheid of in opdracht van een overheidsinstelling na 2015 nog depositiemetingen gedaan ter validatie van het AERIUS-model?
Door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) wordt al sinds enkele decennia de natte depositie van stikstof (ammonium en nitraat) gemeten op meerdere locaties van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit. Daarnaast vinden op drie locaties in Nederland (Hoge Veluwe, Oostelijke Vechtplassen en Bargerveen) sinds 2012 metingen plaats van de droge depositie van ammoniak. Deze laatste metingen worden in de komende periode uitgebreid met zeven locaties. Zowel de resultaten van de natte als de droge depositiemetingen worden jaarlijks gebruikt voor het valideren van het OPS-model, het «rekenhart» van het AERIUS-model. Terwijl over de validatie van het model op basis van concentratiemetingen wel regelmatig gerapporteerd is, is dit voor de depositiemetingen tot op heden nog niet gedaan. Dit wordt echter in het komende jaar opgepakt, waarna ook een rapportage over de validatie op basis van de depositiemetingen beschikbaar zal zijn.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden alvorens het commissiedebat Natuur op 7 oktober?
De beantwoording is niet voor 7 oktober jl. gelukt, maar het commissiedebat is tot nader orde uitgesteld.
Het bericht ‘Psychische problemen HAN-studenten ook op straat na grote hack’. |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Hatte van der Woude (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Psychische problemen HAN-studenten ook op straat na grote hack»?1
Ja.
Is het waar dat de hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) vorige maand is aangevallen met gijzelsoftware? Zo ja, kunt u een chronologisch feitenrelaas schetsen van deze gebeurtenis en kunt u hierbij specifiek ingaan op de oorzaak van de cyberaanval? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat het wenselijk is om de kennis over het ontstaan van hack te delen met andere onderwijsinstellingen zodat zij hier lering uit kunnen trekken?
De HAN University of Applied Sciences (HAN) is geconfronteerd met een hack. De HAN heeft mij laten weten dat een hacker via een webformulier toegang heeft gekregen tot een server van de HAN waarop veel gegevens stonden. Van gijzelsoftware is in dit geval géén sprake. Voor een chronologisch feitenrelaas verwijs ik naar de website van de HAN, www.han.nl/datalek waar via een liveblog de ontwikkelingen in de tijd te volgen zijn. Het is van groot belang om de kennis over het ontstaan van hacks te delen met andere onderwijsinstellingen, aangezien voor een effectieve bestrijding van cyberrisico’s samenwerking en continue kennis-en informatiedeling cruciaal is. Dat is ook in dit geval gebeurd. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Is het waar dat bij deze hack zeer gevoelige gegevens zoals medische en persoonsgegevens van studenten van de HAN buit zijn gemaakt als gevolg van de cyberaanval? Zo ja, kunt u een overzicht geven van de omvang van deze gegevens en welke gegevens precies buit zijn gemaakt? Zo nee, waarom niet?
De HAN heeft mij laten weten dat de hacker toegang heeft gehad tot een omgeving waar veel persoonsgegevens beschikbaar waren en heeft op 5 oktober een overzicht van de gelekte data gepubliceerd op haar website han.nl/datalek. Dit overzicht is als bijlage toegevoegd aan een persbericht dat op dezelfde dag is verschenen. Uit het overzicht blijkt dat het in 95% van de gevallen gaat om algemene persoonsgegevens zoals adresgegevens of telefoonnummers. Van een klein percentage van de mogelijk getroffen gegevens (3%) gaat het om meer persoonlijke gegevens waaronder informatie over de reden van studievertraging of bijzondere omstandigheden waar de hogeschool rekening mee wil houden.
Is de datadiefstal reeds gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)? Zo ja, is er verder contact geweest tussen de HAN en de AP? Zo nee, waarom niet?
Ja. De HAN heeft zodra zij weet had van het datalek direct de AP geïnformeerd. Deze (voorlopige) melding is op 1 september door de Functionaris Gegevensbescherming van de HAN gedaan. Zodra er nieuwe ontwikkelingen waren en de voorlopige melding kon worden aangevuld is de AP daarvan steeds op de hoogte gebracht.
Heeft de HAN ten tijde van de aanval met gijzelsoftware in contact gestaan met het sectorale computer emergency response team SURFcert ter (technische) ondersteuning? Zo ja, heeft de HAN dit contact geïnitieerd? Zo ja, wat is er uit dit contact gekomen qua ondersteuning vanuit SURFcert?
De HAN heeft mij laten weten dat er van gijzelsoftware géén sprake is geweest (zie vraag 2). Zodra de HAN weet had van het datalek heeft de HAN op 1 september contact gezocht met SURFcert. SURFcert heeft de HAN ondersteund met het analyseren van het incident. De Indicators of Compromise (IOCs) zijn daarbij gedeeld met het SURFcert en de daarbij aangesloten instellingen.
Is er een dialoog geweest tussen de HAN en de hacker in kwestie over het wel of niet betalen van het geëiste losgeld bedrag? Zo ja, heeft de HAN de politie ingeschakeld bij het voeren van deze dialoog? Zo nee, waarom niet?
De HAN heeft mij laten weten dat er contact is geweest met de hacker. De HAN is niet ingegaan op de eisen van het losgeld. Zodra de HAN kennis had van het datalek heeft zij direct contact gezocht met de politie en ook aangifte gedaan.
Is het waar dat de gestolen data zijn gepubliceerd? Zo ja, waar en zijn de studenten en medewerkers hiervan op de hoogte gesteld? Zo nee, waarom niet?
Voor zover bekend zijn er geen data gepubliceerd. Omdat niet bekend is welke data er exact zijn buitgemaakt heeft de HAN vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid en voorzorg besloten om iedereen van wie mogelijk persoonsgegevens zijn buitgemaakt te informeren.
Kunt u een inschatting maken van de (immateriële) schade en kosten die deze cyberaanval tot nu heeft veroorzaakt?
Deze inschatting is vooralsnog niet te geven. De werkzaamheden bij de HAN lopen nog door. Hier zijn naast eigen medewerkers ook externe deskundigen bij betrokken.
Is het waar dat de HAN een «makkelijk doelwit» is genoemd door de hacker in kwestie? Zo ja, hoe beoordeelt u deze uitspraak? Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat een Nederlandse hoger onderwijsinstelling op deze wijze wordt bestempeld door cybercriminelen?
De uitspraak van de hacker is opgetekend door een journalist. Ik kan daarover niet oordelen. De HAN heeft in haar bedrijfsvoering veel aandacht voor IT veiligheid. Dat blijkt onder andere uit de aanwezigheid van diverse preventieve, detectieve, responsieve en correctieve maatregelen. Voorbeelden daarvan zijn de regelmatige uitvoering van penetratietesten o.a. door ethical hackers, de aansluiting op de Security Operations Center oplossing geboden door het SURFsoc en de aanwezigheid van offline back-up faciliteiten. Daarnaast wordt met enige regelmaat het bewustzijn van medewerkers en studenten rond informatiebeveiliging verhoogd middels campagnes. Ook is deelgenomen aan de landelijke OZON-oefening van SURF op 18 maart jl. Middels de planning & control cyclus wordt invulling gegeven aan de verdere groei in volwassenheid op het gebied van informatiebeveiliging, om zo in te kunnen spelen op het continu veranderde cyberdreigingslandschap waar de onderwijssector mee te maken heeft.
Deelt u de mening dat deze cyberaanval en in het bijzonder het buit maken van gevoelige medische gegevens van ruim 2000 studenten een zeer grote inbreuk maakt op de privacy van de studenten in kwestie? Deelt u de mening dat het voor studenten die slachtoffer zijn geworden, wenselijk is om ondersteuning te krijgen over eventuele gevaren met betrekking tot identiteitsfraude en hoe om te gaan met een eventuele psychische impact die bij het prijsgegeven van dit type gevoelige gegevens komt kijken, bijvoorbeeld van de Fraudehelpdesk? Zo ja, kunt u dit meegeven aan het bestuur van de HAN? Zo nee, waarom niet?
Persoonsgegevens en bijzondere persoonsgegevens worden beschermd via de daarvoor geldende wetgeving (AVG). Dat er gegevens van medische aard betrokken zijn bij het datalek is uiteraard bijzonder te betreuren. De HAN heeft alle mogelijk getroffen personen van het datalek geïnformeerd, waarbij de personen van wie mogelijk gevoelige gegevens zijn betrokken als eerste zijn geïnformeerd. Een team van professionals heeft vanaf het moment van informeren klaargestaan om eventuele vragen te beantwoorden. Wanneer op basis van reacties het vermoeden bestaat dat er extra nazorg nodig is, worden mensen gewezen op de diverse voorzieningen die de HAN heeft op dit gebied zoals studentpsychologen. Ook monitort de HAN of de verdere opvolging wellicht bijsturing behoeft.
Deelt u de mening dat onderwijsinstellingen meer moeten doen om dergelijke cyberaanvallen te voorkomen? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat bijvoorbeeld moet worden gekeken naar minimale beveiligeisen om de digitale hygiëne op orde te krijgen? Zo ja, hoe komt dit overeen met uw eerdere uitspraken dat de verantwoordelijkheid van goede bedrijfsvoering bij de instelling zelf ligt en ze in beginsel dus zelf verantwoordelijkheid zijn om de eigen kwetsbaarheden in de cyberveiligheid te mitigeren? Zo nee, waarom niet?
Hogescholen hebben afgelopen jaren op grond van toenemende dreiging hun aanpak geïntensiveerd. De hack bij de Universiteit Maastricht, maar ook andere incidenten, heeft de sector doen beseffen hoe belangrijk digitale veiligheid en een goede voorbereiding is. In mijn brief van 28 september jl. heb ik uiteengezet welke maatregelen de sector en ik reeds getroffen hebben en welke op stapel staan. 2
Kunt u bovenstaande vragen voor het nog in te plannen commissiedebat «Digitalisering in het onderwijs» beantwoorden?
Ja.
De problematiek in de metaalsector als gevolg van de hoge elektriciteitsprijzen. |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Stef Blok (minister economische zaken) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (staatssecretaris economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de noodkreet die wordt geslagen in de metaalsector vanwege de hoge elektriciteitsprijzen? Hoe kijkt u naar de situatie waar deze bedrijven zich nu in bevinden?
Ja. Er is op dit moment sprake van een unieke situatie op de gasmarkt en de hoge energieprijzen hebben de volle aandacht van het kabinet. De situatie heeft ook gevolgen voor bedrijven, met name bedrijven die veel energie gebruiken. In principe is het beheersen van de kosten, waaronder ook de energiekosten via lange(re)termijnleveringscontracten, een taak van het bedrijfsleven zelf.
Kunt u toelichten waarom er in Nederland wordt gerekend met een CO2-emissiefactor van 0,5 bij de bepaling van de Indirecte Kostencompensatie, terwijl er in Duitsland een factor van 0,75 wordt gebruikt?
Compensatie voor indirecte ETS-kosten is een vorm van staatssteun die is toegestaan onder de Richtsnoeren betreffende bepaalde staatssteunmaatregelen in het kader van het systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten na 2021.1 In het impact assessment van de Europese Commissie van deze nieuwe richtsnoeren zijn voorlopige getallen voor de emissiefactor opgenomen, gebaseerd op cijfers uit 2018.2 De grootte van de emissiefactor wordt door de Europese Commissie vastgesteld en is afhankelijk van de CO2-intensiteit van de fossiele energie-opwek in een lidstaat; deze intensiteit is in Duitsland groter dan in Nederland. CE Delft doet in opdracht van RVO onderzoek naar de emissiefactor voor Nederland. De eerste resultaten wijzen op een emissiefactor die niet hoger ligt dan de factor die de Commissie hanteerde in genoemd impact assessment. Zodra het onderzoek is afgerond, zal ik het rapport met de Kamer delen.
Kunt u toelichten of er in de Indirecte-Kostencompensatie-regeling rekening wordt gehouden met het risico op koolstoflekkage van individuele bedrijven die aanspraak maken?
De IKC-ETS regeling is een generieke regeling voor bedrijven in enkele specifieke sectoren ter voorkoming van koolstoflekkage als gevolg van het emissiehandelssysteem. Immers, niet-Europese concurrenten van deze bedrijven worden bij hun energierekening niet geconfronteerd met CO2-beprijzing en zouden daarom oneerlijk concurrentievoordeel hebben op onze bedrijven. Dat betekent overigens niet dat de IKC-ETS-regeling als doel heeft of gebruikt kan worden om algehele verschillen in energieprijzen uit te vlakken. Vanwege dit generieke karakter van de regeling en het verbod uit hoofde van artikel 10 van genoemde Richtsnoeren deze regeling aan te wenden voor noodlijdende bedrijven, kan deze niet aangepast worden aan de hand van de omstandigheden van een individueel bedrijf.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als Nederlandse bedrijven die al hebben verduurzaamd failliet gaan en daardoor grondstoffen zoals aluminium voortaan geïmporteerd moeten worden uit minder efficiënte en minder duurzame productielocaties?
Voor het kabinet is het voorkomen van weglek van CO2-uitstoot en werkgelegenheidsverslies belangrijk, te meer omdat verplaatsing van CO2-uitstoot uit Nederland eerder een negatieve dan een positieve bijdrage aan het klimaatvraagstuk levert. Zoals u weet, voert de overheid daar actief beleid op, inclusief het ter beschikking stellen van financiering via diverse regelingen. Elk bedrijf maakt zijn eigen keuzes over welke verduurzamings- en andere investeringen te doen en over de beheersing van alle bedrijfsrisico’s in het licht van de rentabiliteit op zowel de korte als lange termijn. Dat laat onverlet dat het betreurenswaardig is wanneer een bedrijf failliet gaat en daarmee banen verloren gaan. Dit brengt voor alle betrokkenen en hun omgeving onzekerheid over de toekomst met zich mee.
Kunt u aangeven hoeveel bedrijven in de metaalsector risico lopen op faillissement als gevolg van de hoge elektriciteitsprijzen? Om hoeveel banen gaat het daarbij?
Dit hangt sterk af van de mate waarin individuele bedrijven hun energieposities hebben afgedekt door bijvoorbeeld energiecontracten voor de lange termijn aan te gaan. Vooralsnog is mij één bedrijf bekend dat zelf heeft aangegeven dat het voortbestaan in acuut gevaar zou zijn. Met dat bedrijf zijn ongeveer 325 voltijds arbeidsplaatsen gemoeid.
Welke stappen heeft het kabinet ondernomen om er voor te zorgen dat deze bedrijven overeind blijven? Wat bent u bereid daarvoor nog te doen op korte termijn?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 hebben de huidige situatie op de gasmarkt en de hoge energieprijzen de volle aandacht van het kabinet. Eventuele steunverzoeken van individuele bedrijven in nood worden beoordeeld aan de hand van het Afwegingskader Steun Individuele Bedrijven.3
Bent u bereid om, vanwege de urgentie van het onderwerp, de antwoorden op deze vragen uiterlijk 18 oktober 2021 te delen met de Kamer?
Vanwege de elkaar snel opvolgende ontwikkelingen met betrekking tot de stijging van de energieprijzen, de IKC-ETS regeling en zijn belanghebbenden is het mij niet mogelijk gebleken uiterlijk die dag mijn antwoorden te sturen.
Het bericht dat honderden studenten corona-compensatie mislopen, vaak buiten eigen schuld |
|
Peter Kwint |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Honderden studenten lopen corona-compensatie mis, vaak buiten eigen schuld»?1
In juni 2020, een aantal maanden na het uitbreken van de pandemie, heeft het kabinet besloten een tegemoetkomingsregeling voor extra kosten in verband met studievertraging in het leven te roepen. Studenten die in de laatste fase van hun studie zaten, konden hun studievertraging niet inlopen. Daarom kregen alle afstudeerders tussen 1 september 2020 en 31 januari 2021 in het mbo, hbo en in de wo-master die vertraging hadden opgelopen, automatisch een tegemoetkoming van DUO. In januari is besloten de periode waarin diploma’s meetelden uit te breiden tot en met 31 augustus 2021. Zo gaven we de studenten die in 2019/2020 in de afrondende fase van hun studie waren extra ruimte om af te studeren en een tegemoetkoming te ontvangen. Inmiddels hebben 130.000 studenten deze tegemoetkoming ontvangen.
Vindt u het, net als de Landelijke Studentenvakbond (LSVb), ook niet oneerlijk dat studenten die na 31 augustus afstuderen, omdat hun scriptie te laat is nagekeken of omdat ze vorig jaar geen stage konden lopen, nu een maand of meer collegegeld moeten betalen, terwijl studenten die voor die datum zijn afgestudeerd recht hebben op 535 euro? Op welke wijze kunt u deze groep studenten tegemoet komen?
Het voelt voor de studenten misschien onrechtvaardig als zij na 1 september 2021 afstuderen en slechts een aantal maanden tegen een gehalveerd collegegeld studeren. De oorspronkelijke groep afstudeerders waar de regeling op gericht was, heeft dan een jaar in aanmerking voor de tegemoetkoming kunnen komen. Studenten die in het huidige studiejaar (door)studeren kunnen dit tegen een gehalveerd tarief voor het wettelijk collegegeld doen. De studenten die hier maar beperkt gebruik van maken, zal ik, ook vanwege de financiële kaders voor deze regeling, niet op een andere manier nog aanvullend tegemoet komen.
Vindt u het eerlijk dat studenten die in dezelfde mate te maken hebben gekregen met de beperkingen van de coronamaatregelen een ander bedrag ter compensatie krijgen?
Na het uitbreken van de pandemie, medio maart 2020, heeft dit kabinet verschillende maatregelen genomen om studenten tegemoet te komen en onderwijsinstellingen te steunen in hun inspanningen om studievertraging in de brede zin van het woord te voorkomen of in elk geval te beperken. Bij het treffen van maatregelen is steeds de balans gezocht tussen gerichtheid van de maatregelen enerzijds en de uitvoerbaarheid anderzijds.
Alles overziend vind ik dat er een eerlijk pakket aan maatregelen voor het mbo en hoger onderwijs is getroffen, ondanks dat daarmee niet alle studenten maatwerk hebben ontvangen.
Naast het uitbreiden van de periode waarin studenten aanspraak maken op het studentenreisproduct en de aanvullende beurs, is dat onder andere gebeurd door het instellen van de tijdelijke tegemoetkoming voor studenten die tijdens de laatste fase van hun studie te maken kregen met de coronamaatregelen. Studenten die inmiddels nog niet afgestudeerd zijn, betalen in het huidige studiejaar een gehalveerd collegegeld.
Bent u bereid om de compensatieregeling te verruimen en tegemoet te komen aan het voorstel van de LSVb om studenten die voor 31 januari 2022 afstuderen ook te compenseren?
Het kabinet heeft in 2020 besloten € 200 miljoen uit te trekken voor het verlengen van het recht op studiefinanciering en de tegemoetkoming voor studenten die tijdens de pandemie in de afrondende fase van hun opleiding waren. De oorspronkelijke groep afstudeerders waar de regeling op gericht was, heeft dan een jaar in aanmerking voor de tegemoetkoming kunnen komen. Studenten die in het huidige studiejaar (door)studeren kunnen dit tegen een gehalveerd tarief voor het wettelijk collegegeld doen. De studenten die hier maar beperkt gebruik van maken, zal ik, ook vanwege de financiële kaders voor deze regeling, niet op een andere manier nog aanvullend tegemoet komen.
Het voorstel van de LSVb houdt in dat studenten in de periode tot 31 januari 2022 twee tegemoetkomingen zouden ontvangen, dat vind ik onwenselijk. Daarnaast bevat het een einddatum, daardoor zullen studenten die vanaf 1 februari 2022 afstuderen een vergelijkbare teleurstelling te verwerken krijgen als de studenten die vanaf 1 september 2021 afstuderen.
Wat vindt u er van dat om in aanmerking te komen voor compensatie je in 2019–2020 en 2020–2021 ingeschreven moet hebben gestaan bij een bekostigde opleiding, en dit dus niet geldt voor premasters, aangezien zij niet bekostigd zijn? Bent u bereid om studenten die tijdens hun premaster en daardoor ook tijdens hun master vertraging hebben opgelopen ook te compenseren?
De tijdelijke regeling tegemoetkoming studenten in verband met de uitbraak van COVID-19 verwijst naar artikel 7.3a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De «pre-master» is hier niet in opgenomen. Studenten die tussen 1 september 2020 en 31 augustus 2021 een masteropleiding af hebben gerond en voor die opleiding ook in studiejaar 2019/2020 ingeschreven stonden, ontvangen de tegemoetkoming. Wanneer een student tussen 1 september 2020 en 31 augustus 2021 een masteropleiding begint en afrondt, is er feitelijk geen sprake van studievertraging in die masteropleiding en wordt geen tegemoetkoming verstrekt. Studenten die vertraging hebben opgelopen tijdens hun pre-master en inmiddels hun masteropleiding volgen, studeren dit studiejaar tegen een gehalveerd collegegeld.
Het bedreigen en intimideren van een raadslid |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Wat vindt u van het feit dat de burgemeester van Noardeast-Fryslân een raadslid heeft bedreigd vanwege een hem onwelgevallige post op Facebook?1
De burgemeester van Noardeast-Fryslân, Johannes Kramer, en het desbetreffende raadslid, Johan Talsma (BVNL), hebben desgevraagd laten weten dat zij een open gesprek met elkaar hebben gevoerd naar aanleiding van de berichtgeving.2 In dat gesprek heeft de burgemeester aangegeven dat hij het raadslid er op heeft gewezen dat uitingen zoals die in het betreffende Facebook-bericht consequenties kunnen hebben, maar dat hij dit niet bedreigend heeft bedoeld. Het raadslid in kwestie heeft kenbaar gemaakt tevreden te zijn met deze uitleg. Gelet op deze berichtgeving deel ik de conclusie dat de burgemeester van Noardeast-Fryslân een raadslid heeft bedreigd of geïntimideerd niet.
Deelt u de mening dat raadsleden de vrijheid hebben om hun mening te ventileren, ook op Facebook, en dat het daarbij als burgemeester niet past om raadsleden te bellen met de eis om berichten te verwijderen, met daarbij de opmerking dat er «consequenties» aan vastzitten als dat niet gebeurt? Zo ja, wat gaat u doen om een einde te maken aan zulke dreigementen?
Net als ieder ander in Nederland hebben raadsleden het recht om vrijuit hun mening te uiten, ook op sociale media. Als de inhoud van een bericht mogelijk schadelijk is, kan een burgemeester een raadslid hierop wijzen, maar dreigementen of intimidatie zijn uiteraard ontoelaatbaar. Zoals burgemeester Kramer en raadslid Talsma hebben aangegeven na hun gesprek, is voor beide partijen duidelijk dat de burgemeester zijn opmerking over mogelijke consequenties van het Facebook-bericht nooit bedreigend of intimiderend heeft bedoeld.
Deelt u de mening dat burgemeesters hun macht niet moeten misbruiken door raadsleden te bedreigen en te intimideren? Zo ja, wilt u de burgemeester tot de orde roepen?2
Zoals hierboven aangegeven deel ik de conclusie dat in dit geval sprake is geweest van bedreiging of intimidatie niet. Derhalve zie ik geen aanleiding om de burgemeester van Noardeast-Fryslân tot de orde te roepen. Zie voorts het antwoord op vraag 2.
De inzet van de Europese Commissie op het verduurzamen van de industrie door middel van groene waterstof |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (staatssecretaris economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «PBL: Verduurzaming Nederlandse industrie valt duurder uit door Europese plannen»?1
Ja.
Klopt het dat de Europese koers voor verduurzaming van de Nederlandse industrie middels groene waterstof, duurder is dan de ingezette Nederlandse koers met CO2-opslag en blauwe waterstof?
Groene waterstof blijft op de korte termijn zeer waarschijnlijk duurder dan CO2-opslag en blauwe waterstof. De 50% hernieuwbare waterstofverplichting vanuit het RED-voorstel (Renewable Energy Directive) van de Europese Commissie voor het jaar 2030 kan daarmee de verduurzaming van de industrie op de korte termijn duurder maken. Het kabinet laat momenteel onderzoek doen naar de consequenties én de kansen van het voorgestelde doel voor de Nederlandse industrie. Over de uitkomsten van dit lopende onderzoek informeer ik u eind dit jaar met de toegezegde Kamerbrief over waterstof.
Kunt u aangeven wat de additionele kosten zouden zijn voor de overheid en voor onze bedrijven bij deze voorgestelde Europese norm omtrent het gebruik van groene waterstof in 2030?
Nee, de exacte additionele kosten van de verplichting uit het RED-voorstel zijn nog lastig te bepalen. Dit hangt af van meerdere factoren waaronder de uiteindelijke precieze hoogte en definitie van de verplichting en kostenreducties van hernieuwbare waterstofproductie de komende jaren.
Kunt u toelichten welke aanvullende stappen er door Nederland gezet moeten worden om te kunnen voldoen aan de Europese norm die voorstelt dat 50 procent van het waterstof gebruik in de industrie groene waterstof moet zijn?
Naar verwachting kan er een vergelijkbare normeringssystematiek worden ontwikkeld zoals nu vanuit de huidige RED voor het wegvervoer geldt. Het regelgevend kader zal hiervoor ontwikkeld moeten worden zodat deze verplichting naar verwachting vanaf 2025 een afzetmarkt voor groene waterstof toepassing in de industrie kan creëren. Deze marktvraag is nodig om de binnenlandse productie en import van hernieuwbare waterstof op te schalen. Om het doel volledig met binnenlandse productie te behalen zou naar schatting een verdubbeling nodig zijn ten opzichte van de huidige elektrolysedoelen voor 2030 (3–4 Gigawatt, GW) en een minstens evenredige uitbreiding van de productiecapaciteit voor hernieuwbare elektriciteit. Voor de stimulering van hernieuwbare waterstofproductie in Nederland wordt een waterstof opschalingsinstrument ontwikkeld om de onrendabele top te overbruggen. Groene waterstof kan ook (deels) geïmporteerd worden. Geïmporteerde groene waterstof mag worden meegeteld voor het doel van de importerende lidstaat, zolang deze waterstof voldoet aan alle voorwaarden uit de richtlijn voor hernieuwbare energie (RED) en onderliggende gedelegeerde handelingen. Om import mogelijk te maken werkt het Kabinet aan een importstrategie van hernieuwbare waterstof vanuit locaties waar de productiekosten laag zijn. Nederland heeft al met een aantal landen een verklaring over samenwerking ondertekend, zoals Portugal, Chili, Uruguay, en zeer recentelijk ook aangegeven met Namibië en Canada op dit vlak te gaan samenwerken.
Hoe sluit deze verplichting aan op de afspraken in het Klimaatakkoord? Hoe past dit bij de investeringen die het kabinet bekend heeft gemaakt voor technieken zoals Carbon Capture and Storage (CCS)?
Het klimaatakkoord en de kabinetsvisie waterstof voorzien een belangrijke rol voor duurzame waterstof in de industrie en het behalen van de klimaatdoelstellingen voor 2030. Het waterstofbeleid is gericht op het vergroten van het aanbod hernieuwbare waterstof en het ondersteunen van blauwe waterstof waar dat bijdraagt aan kosteneffectieve CO2-reductie. Met betrekking tot hernieuwbare waterstof is in het klimaatakkoord en de kabinetsvisie waterstof de ambitie aangegeven van 500 Megawatt (MW) elektrolysecapaciteit in 2025 en 3–4 GW in 2030. Het PBL schat in dat het dubbele van de beoogde capaciteit in 2030 nodig is voor het voorgestelde RED-doel al laat het daarbij import buiten beschouwing. Naar verwachting zal het groene waterstof doel beperkt effect hebben op de hoeveelheid toegepaste CCS in 2030. Dit omdat de hoeveelheid groene waterstof in 2030 zelfs met dit nieuwe doel nog steeds beperkt is ten opzichte van de totale noodzakelijke reductie in 2030 en de nationale klimaatopgave aangescherpt wordt naar aanleiding van het Fit-for-55-pakket wat extra inzet van CCS vraagt.
In hoeverre blijft er bij de voorgestelde norm ruimte voor de huidige Nederlandse inzet op blauwe waterstof, nu en na 2030? In hoeverre kan blauwe waterstof, binnen en buiten de industrie, worden toegepast voor verduurzaming?
Vaak zijn hernieuwbare en blauwe waterstof alternatieven voor verduurzaming van industriële processen, daar zal het voorgestelde RED-doel de ruimte voor alternatieven beperken. In sommige gevallen is hernieuwbare waterstof geen oplossing voor verduurzaming en blijven alternatieven als CCS voorlopig nodig, zoals bij het gebruik van industriële restgassen voor de productie van waterstof. In welke mate het voorgestelde doel de ruimte voor blauwe waterstof beperkt hangt sterk af van de uiteindelijke hoogte van het doel en de nationale invulling van het gehele EU-klimaatpakket. Buiten de industrie blijft blauwe waterstof ook een optie voor verduurzaming, zolang deze bijdraagt aan kosteneffectieve CO2-reductie.
Kunt u toelichten hoe het importeren en exporteren van verscheidene vormen van waterstof zich verhoudt tot de voorgestelde norm van de Europese Commissie?
Voor het voorgestelde doel beoogt de Commissie alle hernieuwbare waterstof mee te tellen in de sector en lidstaat waar het gebruikt wordt. Geïmporteerde waterstof mag worden meegeteld voor het doel van de importerende lidstaat, zolang deze waterstof voldoet aan alle voorwaarden uit de richtlijn voor hernieuwbare energie (RED) en onderliggende gedelegeerde handelingen.
Deelt u de mening dat deze norm tot hogere kosten zal leiden en dat de uitvoerbaarheid ervan twijfelachtig is gezien de huidige (beperkte) productie van groene waterstof?
Dat een hoger gebruik van hernieuwbare waterstof leidt tot hogere kosten voor de verduurzaming van de industrie op korte termijn acht ik zeer waarschijnlijk. Naar de technische haalbaarheid wordt nu onderzoek gedaan. De mate van uitdaging zal afhangen van de precieze hoogte en definitie van het RED-doel, alsmede de het toekomstige aanbod van waterstof dat geïmporteerd kan worden.