De benoeming van de heer Meijdam door de provincie Noord-Holland in de gebiedscommissie Amstel, Gooi en Vecht |
|
Henk van Gerven |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Is het waar dat de heer Meijdam is benoemd in de gebiedscommissie Amstel, Gooi en Vecht?1
Ja. Dit betreft een commissie die tot taak heeft de provincie te adviseren over de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur.
Deelt u de conclusie uit het rapport «Ondernemend bestuur» van de Commissie Operatie Schoon Schip dat duidelijk is dat er onder verantwoordelijkheid van de heer Meijdam een rapport over het KNSF-terrein bij Muiden geheim is gehouden voor gemeenteraadsleden van Muiden en voor leden van de Provinciale Staten van Noord-Holland?2
De commissie Schoon Schip heeft de gang van zaken rondom de ontwikkeling van het gebied rondom de KNSF gebruikt als één van de casus in het licht van het thema geheimhouding. Geconcludeerd wordt dat Gedeputeerde Staten «onvoldoende duidelijk hebben gemaakt welke belangen op welke wijze zijn afgewogen en ook niet dat geheimhouding van het Akro-rapport noodzakelijk was.» Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland geven in de reactie op het rapport van de commissie aan de conclusies en aanbevelingen te onderschrijven.
Welke redenen had de heer Meijdam eerder dit jaar om terug te treden als vertegenwoordiger van het provinciebestuur in SADC? Waarom zouden dergelijke redenen geen opgeld doen voor de functie in de gebiedscommissie Amstel, Gooi en Vecht?
De redenen voor (voormalig) bestuurders om namens de provincie zitting te hebben in een commissie is een zaak van de betreffende provincie en de betreffende (voormalig) bestuurder. Gezien de benoeming van de heer Meijdam tot voorzitter van deze gebiedscommissie stel ik vast dat de provincie daarvoor geen belemmeringen heeft gezien.
Acht u de benoeming van de heer Meijdam verstandig in het licht van de hierboven genoemde voorvallen? Zo ja, waarom acht u de schijn van belangenverstrengeling in deze geen probleem?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Indien u de benoeming van de heer Meijdam niet verstandig vindt in het licht van eerdere voorvallen, hoe gaat u die benoeming ongedaan maken?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
De verwerking van teerhoudend asfalt |
|
Farshad Bashir |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat het beleid niet werkt en er nog altijd tonnen teerhoudend asfaltgranulaat de grens over gaat?1 Zo ja, wat is uw oordeel over het marktverstorende effect van wegbeheerders en reinigers die ten koste van volksgezondheid en milieu kiezen voor de goedkoopste manier van verwerken? Zo nee, waarom niet en waar blijft het teerhoudend asfalt dan?
Het Nederlands beleid voor teerhoudend asfaltgranulaat (TAG) voorziet in thermische reiniging van het vrijkomende TAG, gevolgd door nuttige toepassing van het gereinigd materiaal.
Dat beleid werkt wel degelijk, want er is inmiddels in Nederland voldoende capaciteit voor de thermische verwerking van al het Nederlandse TAG en daarmee wordt ongeveer de helft van het Nederlandse TAG daadwerkelijk thermisch gereinigd. Het gereinigde materiaal wordt vervolgens nuttig toegepast. Zo laat bijvoorbeeld Rijkwaterstaat al het TAG dat vrijkomt bij het beheer van de Nederlandse rijkswegen, in Nederland thermisch reinigen en nuttig toepassen.
Helaas werkt het beleid nog niet voor de totale stroom, want vorig jaar is ongeveer de helft van het vrijkomende TAG uitgevoerd en in het buitenland nuttig toegepast.
Zoals in het artikel in Cobouw wordt aangegeven, is de bedoelde uitvoer (TAG met maximaal 50 mg/kg benzo(a)pyreen) niet illegaal. De uitvoer is namelijk toegestaan volgens de internationale regelgeving en ik kan die uitvoer dan ook niet verbieden.
Het betreffende bedrijfsleven is er voor verantwoordelijk dat het uitgevoerde TAG in het buitenland daadwerkelijk nuttig wordt toegepast. Die nuttige toepassing vindt helaas niet plaats volgens de in Nederland gekozen manier, maar het staat landen in de Europese Unie nu eenmaal vrij om eigen criteria te verbinden aan de nuttige toepassing van afvalstoffen.
Wat heeft de regering sinds het aannemen van de motie-Bashir cs. door de Tweede Kamer ondernomen om export van teerhoudend asfaltgranulaat te voorkomen?2
Ik wil dat al het in Nederland vrijkomende TAG volgens het Nederlands beleid wordt verwerkt. Daarom ben ik aan de slag gegaan met de acties die mijn ambtsvoorganger heeft opgenomen in bijlage 4 van zijn brief van 6 juni 2012 (30 872, nr. 112) over de uitvoering van de brief «Meer waarde uit afval».
Zo heb ik eind 2012 aan het CROW (het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) extra budget beschikbaar gesteld en opdracht verstrekt om publicatie 210 «Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt» zo optimaal mogelijk te herzien. Die herziening wordt in de tweede helft van 2013 afgerond.
Daarna start ik samen met het betrokken bedrijfsleven een communicatietraject en zal ik uniforme besteksbepalingen laten opstellen die andere overheden daarna in hun bestekken kunnen opnemen.
Verder zullen de Minister van Infrastructuur en Milieu en ik in onze eerstvolgende bestuurlijke (koepel)overleggen met de andere overheden dit onderwerp aan de orde stellen. Wij zullen de andere overheden erop wijzen dat zij ervoor verantwoordelijk zijn dat het TAG dat vrijkomt bij het beheer van wegen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, volgens het Nederlands beleid wordt verwerkt.
Ook de medewerkers van het ministerie van Infrastructuur en Milieu wijzen in van toepassing zijnde overlegstructuren op de problematiek en de gewenste wijze van verwerking in Nederland. Zo is het onderwerp al aan de orde geweest in de begeleidingscommissie LAP (Landelijk afvalbeheerplan), waarin overheden en bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd.
Voor de volledigheid merk ik nog op dat het opvolgen van de Nederlandse minimumstandaard voor TAG een criterium is in duurzaam inkopen.
Kunt u aangeven hoeveel ton asfalt sinds het aannemen van de motie is geëxporteerd, waarheen en door wie?
TAG met maximaal 50 mg/kg benzo(a)pyreen is volgens de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) een groene lijst afvalstof en er hoeft daarom bij uitvoer voor nuttige toepassing geen kennisgevingsprocedure te worden gevolgd. Dat wil zeggen dat iemand die TAG wil uitvoeren voor nuttige toepassing, hiervoor geen vergunning hoeft aan te vragen bij het bevoegd gezag. Gevolg daarvan is dat een bedrijf bij uitvoer van tevoren niet hoeft aan te gegeven hoeveel TAG men voornemens is om uit te voeren en dat men achteraf in EVOA kader niet hoeft te rapporteren hoeveel TAG daadwerkelijk is uitgevoerd.
Bedrijven dienen wel aan het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA) te melden hoeveel groene lijst afvalstoffen ze uitvoeren en in het buitenland nuttig laten toepassen. Volgens het LMA is er in 2012 bijna 660.000 ton TAG uitgevoerd. 49% daarvan is in Letland terecht gekomen, 44% in Estland en 7% in Duitsland.
Waarom wordt nog altijd niet door alle wegbeheerders in het bestek opgenomen dat teerhoudend asfaltgranulaat thermisch gereinigd moet worden zodat het geen gevaar meer oplevert voor gezondheid en milieu? Welke wegbeheerders liggen dwars?
In het artikel in Cobouw geven de verwerkers aan dat onbekendheid met de materie het belangrijkste probleem is. Dat resulteert er in dat nog veel wegbeheerders niet weten wat het beleid voor verwerking van TAG is en in hun bestekken niet opnemen dat het vrijkomende TAG in Nederland thermisch moet worden gereinigd, gevolgd door nuttige toepassing van het gereinigde materiaal. In mijn antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven wat ik daaraan doe.
Wat gaat u vanaf nu ondernemen om de motie-Bashir cs. wel uit te voeren zodat wegbeheerders de minimumstandaard thermisch reinigen van teerhoudend asfaltgranulaat in hun bestekken opnemen?
In het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven wat ik ter uitvoering van de motie al in gang heb gezet en nog ga doen.
Bijdrage aan Culturele Hoofdstad 2018 |
|
Machiel de Graaf (PVV), Martin Bosma (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Rijksgeld culturele hoofdstad komt er»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
In acht nemende de uitlatingen van de Eindhovense wethouder, welke toezeggingen heeft u aan de Eindhovense wethouder gedaan? Welke toezeggingen aangaande een rijksbijdrage aan de kandidatuur van Europese Cultuurhoofdstad 2018 heeft u aan andere kandidaten gedaan?
Er zijn geen toezeggingen aan de Eindhovense wethouder gedaan. In algemene zin is aan de drie overgebleven steden gemeld dat voordat men het definitieve bidbook moet indienen (12 juli 2013) er duidelijkheid zal zijn over de hoogte van een rijksbijdrage.
Is het waar dat, indien een Nederlandse stad als Culturele Hoofdstad wordt aangewezen, men in dat geval kan rekenen op 20 miljoen euro van het Rijk, zoals de Eindhovense cultuurwethouder beweert?
De hoogte van een mogelijke rijksbijdrage is op dit moment nog niet bekend.
Vindt u het verantwoord dat zoveel belastinggeld wordt verspild ter meerdere eer en glorie van de Europese Unie en bent u bereid de bedragen, die door provincies en gemeenten zijn uitgegeven aan de kandidatuur voor 2018, te korten op de bijdrage uit het provinciefonds en gemeentefonds? Zo nee, waarom niet?
Het doel van de Europese Culturele Hoofdstad is dat onder andere met een breed cultureel programma veranderingen tot stand worden gebracht in de stad en de omliggende regio. Daarbij valt te denken aan het betrekken van de gehele bevolking bij het culturele leven of herbestemming van industriële gebieden die in onbruik zijn geraakt. Dat daarbij de verbondenheid met andere culturen uit de Europese Unie (en daarbuiten) aan de orde komt acht ik positief.
Provincies en gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de keuze waarvoor zij de middelen uit de provincie- en gemeentefondsen aanwenden.
Deelt u de mening dat het kabinet zich onmiddellijk moet distantiëren van deze Europese zelfverheerlijking, dat het belastinggeld beter besteed kan worden en dat de kandidatuur vanuit Nederland dan ook onmiddellijk moet worden afgeblazen?
Nederland heeft in 1999 (en 2006 bij de herziening) met het besluit van de EU ingestemd. Daarbij is besloten dat in 2018 een Nederlandse stad zich Europese Culturele Hoofdstad mag noemen. Uiteindelijk hebben 5 steden zich kandidaat gesteld, waarvan 3 naar de tweede ronde door zijn. Deze steden streven naar de titel, met instemming van de gemeenteraden.
De grondverliezen van gemeenten |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Echte problemen grondverliezen komen pas na de verkiezingen»?1
Het is mij bekend dat gemeenten de negatieve financiële gevolgen merken van de financiële- en bouwcrisis in hun grondexploitatie. De minister van I&M heeft mede namens mijn ambtsvoorganger in oktober 2012 uw Kamer de derde vervolgrapportage naar de financiële effecten van de crisis bij gemeentelijke grondbedrijven toegestuurd (TK 27 581, nr 43).
Eén van de belangrijkste conclusies van de onderzoekers van Deloitte was dat het cumulatief genomen verlies van gemeenten tot en met 2011 was opgelopen tot ca. € 2,9 miljard en dat nog een verwacht verlies te nemen valt van ca € 1 tot € 1, 5 miljard. Van dat totaal hebben gemeenten in 2011 voor € 2 miljard aan verliezen genomen. Dat is een flinke toename ten opzichte van de
€ 900 miljoen over 2010. De minister van I&M en ik gaan ervan uit dat gemeenten, ondersteund door de VNG de komende jaren hun verantwoordelijkheid zullen blijven nemen en door gaan met afwaarderen, voorzieningen treffen, de grondprijs aanpassen aan de residuele waarde en plannen te herprioriteren.
In de rapportage werd – in tegenstelling tot de voorgaande rapportages – geen uitspraak meer gedaan over het aantal gemeenten dat mogelijkerwijs als gevolg van deze ontwikkelingen een beroep gaat doen op artikel 12 van de Financiële verhoudingswet. Deloitte heeft geconstateerd dat gemeenten in de praktijk op tijd reageren en – al dan niet met ondersteuning van de provinciaal toezichthouder – zelf oplossingen vinden ter voorkoming van preventief toezicht en een mogelijk daarop volgend beroep op artikel 12.
Dit laatste komt overeen met het beeld dat ik heb, mede gebaseerd op het feitelijk – geringe – beroep op artikel 12 en de informatie van de provinciale toezichthouders.
Net als vorige jaren let ook de accountant er op dat de boekwaarde van gronden tegen een reële waarde door de gemeente in de jaarrekening wordt verantwoord. Accountants houden daarbij geen rekening met gemeenteraadsverkiezingen.
De informatie dat het rijk en de provincies de voorwaarden voor artikel 12 hebben aangescherpt, en dat gemeenten (genoemde voorbeeld Apeldoorn) er daardoor geen beroep op hebben kunnen doen, klopt niet.
In 2011 heeft BZK, in overleg en overeenstemming met de VNG, IPO en de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv), de norm om toegelaten te worden tot artikel 12, v.w.b. het OZB tarief weer hersteld op minimaal 120% van het feitelijk landelijk gemiddelde. Door rekentechnische redenen was die al jaren geldende drempel, lager komen te liggen. Daardoor konden gemeenten al een beroep doen op artikel 12, terwijl hun eigen aandeel in het oplossen van het probleem middels bijvoorbeeld een hogere OZB dan gemiddeld, niet nodig was.
Vorig jaar is eveneens in overeenstemming met de koepels en de Rfv, de handleiding artikel 12 vervolgens verduidelijkt op het punt van hoe om te gaan met de negatieve algemene reserve veroorzaakt door grondexploitatietekorten.
Overigens wordt van de zijde van beide Ministeries ook al enige jaren bepleit dat gemeenten de afweging tussen het voeren van een actief grondbeleid (met de nodige risico’s) en faciliterend grondbeleid bewuster moeten maken. De handreiking voor raadsleden wordt geactualiseerd om gemeenteraden meer inzicht te geven in het grondbeleid, zodat ze beter kunnen sturen op prestaties en risico’s daarbij.
Deelt u de zorgen dat de uitvoeringskracht van gemeenten verder in het geding komt als gevolg van mogelijke grondverliezen – bovenop de door u geconstateerde «forse eisen» die de komende decentralisaties reeds aan de uitvoeringskracht stellen?2 Zo ja, ziet u aanleiding om maatregelen te treffen? Zo ja, welke maatregelen betreft het? Zo nee, waarom niet?
De decentralisaties stellen forse eisen aan de uitvoeringskracht van gemeenten. Zoals ik u reeds berichte in mijn brief van 19 februari jl. over aanpak decentralisaties, is het kabinet van mening dat de uitvoeringskracht van gemeenten op korte termijn moet worden versterkt via het aangaan van samenwerkingsverbanden tussen gemeenten. In genoemde brief heb ik u ook geschreven dat het Rijk na de decentralisaties verantwoordelijk blijft voor de werking van het stelsel. Hiertoe zal het Rijk met gemeenten afspraken maken over een intensieve monitoring van de bereikte resultaten en de gemeentelijke uitgaven over het geheel van het brede sociaal domein door te meten en te benchmarken.
Ook de ontwikkelingen op het gebied van de financiële gevolgen van de vastgoedcrisis voor gemeenten blijf ik nauwlettend volgen. Het voornemen bestaat om ook dit jaar en in overleg met de provinciale toezichthouders, weer een vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.
Hoe beoordeelt u de relatie van deze problematiek tot de huidige marginale toetsing van de provincie op de gemeentefinanciën en de beperkte invulling van de RO-taak van de provincies? Ziet u aanleiding maatregelen te treffen? Zo ja, welke maatregelen betreft het? Zo nee, waarom niet?
Naar mijn mening is er geen sprake van een marginale toetsing door de provincie van de gemeentefinanciën, noch van een beperkte invulling van de RO taak.
De provincie beoordeelt de mate waarin de begroting van de gemeenten sluitend is. Een en ander is vastgelegd in wet- en nadere regelgeving. Bovendien hebben de provincies als toezichthouders op de gemeenten – en ik als toezichthouder op de provincie – in de afgelopen twee jaar volgens afspraak in de toezichtcyclus extra aandacht besteed aan de beoordeling van de resultaten van grondexploitaties.
Uitgangspunt van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is dat samenwerkende gemeenten verantwoordelijk zijn voor de regionale verdeling van woningen, bedrijfsruimte en andere ruimtelijke functies. Dat is ook de basis van de ladder duurzame verstedelijking. De provincie kan echter vanuit provinciale belangen een actieve rol vervullen. Provincies stellen integrale ontwikkelingsvisies op waarmee gemeenten rekening houden bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. Provincies kunnen ook een stimulerende rol vervullen bij de totstandkoming van regionale samenwerking tussen gemeenten. Het is van belang dat alle betrokken partijen deze opgave rondom regionale samenwerking en programmering oppakken. Zo vinden op dit moment al in de regio’s Amersfoort en Arnhem-Nijmegen pilots plaats met regionale programmering. Het Ministerie van BZK ondersteunt deze pilots. Voor zover nodig, sturen provincies tot slot via de provinciale verordening. De provincies hebben daarmee een sterke positie doordat zij niet alleen verantwoordelijk zijn voor het financieel toezicht op gemeenten, maar ook fungeren als gebiedsregisseur.
Ziet u aanleiding om in het licht van de grondverliezen en het effect hiervan op de uitvoeringskracht van gemeenten vooruit te lopen op het aangekondigde nieuwe Beleidskader gemeentelijke herindelingen? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening, gezien de terugkerende problematiek rondom negatieve grondexploitaties, dat het geheel aan plannen en grondexploitaties al geruime tijd niet op realistische aannames gestoeld is? Zo nee, waarom niet?
Ziet u in het voorgaande aanleiding om nadere aanwijzingen aan gemeentelijke accountants te geven, aanvullend op het bet Besluit accountantscontrole decentrale overheden? Zo ja, op welke wijze gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Daar is op dit moment geen aanleiding voor. De ontwikkelingen op het gebied van grondexploitatie heeft in februari 2012 geleid tot bijstelling van de notitie grondexploitatie van de commissie Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). De taak van deze commissie is om een eenduidige toepassing van het BBV te bevorderen. De commissie heeft door middel van deze aangepaste notitie een nadere verduidelijking gegeven op het verwerken van de financiële consequenties in begroting en jaarrekening. Ten opzichte van de vorige versie van deze notitie van januari 2008 zijn een aantal verduidelijkingen / aanscherpingen doorgevoerd. De commissie BBV schrijft onder meer voor dat bij een geprognosticeerd verlies op een grondexploitatie direct een afboeking plaats vindt of een voorziening wordt getroffen ter grootte van dit volledige verlies.
Mede op basis van deze uitspraken van de cie BBV is vorig jaar ook de handleiding artikel 12 van de Financiële verhoudingswet verduidelijkt op het punt hoe om gegaan dient te worden met het wegwerken van een negatieve algemene reserve in geval dit veroorzaakt wordt door grondexploitatieproblematiek (zie ook mijn antwoord bij vraag 1).
De aanbesteding van het nieuwe politiepistool |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat bij de aanbesteding van het nieuwe politiepistool niet alles vlekkeloos is verlopen?
Ja.
Deelt u de mening dat hier lering uit te trekken is voor volgende aanbestedingstrajecten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de aanbesteding en de Kamer te informeren over de uitkomsten en een eventueel vervolgtraject? Zo nee, waarom niet?
Als gevolg van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Den Haag op 24 januari 2012 moest de aanbestedende dienst, de voorziening tot samenwerking Politie Nederland (vtsPN), een nieuwe aanbestedingsprocedure voeren voor de verwerving van het nieuwe dienspistool. Om de risico’s op nieuwe juridische procedures en technische problemen zoveel als mogelijk te beperken is de aansturing van de nieuw uit te voeren aanbesteding volledig herzien. Daarnaast is de volledige aanbestedingsdocumentatie kritisch geanalyseerd en waar nodig vereenvoudigd en/of verbeterd met gebruikmaking van de ervaringen die zijn opgedaan tijdens de eerste aanbesteding. Voorts is een aantal juridische waarborgen (de zogenaamde «wachtkamerconstructie») ingebouwd waardoor, indien noodzakelijk, kan worden teruggevallen op de nummer twee uit de aanbesteding voor het geval wederom de situatie zich zou voordoen dat de winnaar van de aanbesteding onverhoopt niet aan zijn contractuele verplichtingen kan voldoen.
De kennis en ervaring die is opgedaan tijdens de eerste aanbesteding, is derhalve volledig gebruikt voor het optimaliseren van de nieuwe aanbestedingsprocedure. Dit heeft er toe geleid dat deze aanbesteding zeer voorspoedig is verlopen waardoor op 16 november 2012 het contract kon worden getekend met de leverancier van het nieuwe dienstpistool, de firma Carl Walther GmbH uit Duitsland. Ik zie dan ook geen reden voor het laten uitvoeren van een onafhankelijk onderzoek naar deze aanbestedingen.
Zijn de functionele eisen die bij de projectstart opgesteld zijn, niet vergeleken met functionele eisen in de ons omringende landen, waardoor eventuele commerciële en logistieke voordelen misgelopen zijn? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd?1
De functionele en technische eisen voor het nieuwe dienstpistool zijn tot stand gekomen aan de hand van de eisen zoals die zijn opgenomen in de ons omringende landen. Met name de Duitse «Technische Richtlinie Pistolen im kaliber 9 mm x 19» heeft hierbij als uitgangspunt gediend.
Er zijn hierdoor dan ook geen commerciële of logistieke voordelen misgelopen.
Waarom kon in de testfase niet geschoten worden met de vereiste Nederlandse politiemunitie?
Zoals ik in mijn brief van 8 november 20112 heb aangegeven was de nieuwe politiemunitie van het type Action NP bij de start van de eerste aanbesteding nog niet beschikbaar. Daarom is bij de eerste aanbesteding gebruik gemaakt van munitie van het type Action 4, die slecht minimaal verschilt van het type Action NP. Dit was ook duidelijk kenbaar gemaakt in de aanbestedingsprocedure en was dus voor geen van de inschrijvers een verrassing.
Deelt u de mening dat hierdoor in de eerste aanbestedingsprocedure onmogelijk afdoende vastgesteld kon worden of een politiepistool voldeed aan de eisen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft dit gevolgen gehad voor het uiteindelijke falen van de firma SIG-Sauer bij de duurproef met de nieuwe politiemunitie?
De ontbinding van de overeenkomst met de firma SIG-Sauer was niet te wijten aan het gebruik van de nieuwe politiemunitie, maar het gevolg van het feit dat de firma SIG-Sauer op dat moment niet in staat was om de vereiste kwaliteit voor het politiepistool in serieproductie te kunnen leveren.
Had dit voorkomen kunnen worden als direct getest kon worden met de juiste munitie? Had daarmee voorkomen kunnen worden dat er een nieuw aanbestedingstraject ingegaan moest worden?
Zie antwoord vraag 6.
Wat bedroegen de totale juridische kosten in beide aanbestedingstrajecten? Om hoeveel procent van de totale projectkosten gaat het?
De totale juridische kosten van het eerste aanbestedingstraject (project NPNP), over de looptijd van 2008 tot en met 2011, bedroegen € 250.362
De totale juridische kosten van het tweede aanbestedingstraject (project APP), over de looptijd 2012 tot heden (maart 2013) bedroegen € 88.879. Deze bedragen vormen tezamen 7,5% van de totale projectbegroting.
Deelt u de analyse dat deze veroorzaakt zijn door onduidelijkheid rondom de procedure bij de aanbieders in de aanbestedingsprocedure?
Nee. Europese aanbestedingen vragen in algemene zin een hoge juridische nauwkeurigheid waardoor veel afstemming en overleg met juridische adviseurs noodzakelijk is.
De aanbestedingsprocedures waren helder en duidelijk beschreven in het programma van eisen en wensen en voor alle aanbieders kenbaar. Alle aanbieders zijn ook in de gelegenheid gesteld om voor de start van de aanbesteding vragen te stellen over de procedure en de wijze van testen. Deze vragen zijn allemaal schriftelijk beantwoord in de zogenaamde «nota van inlichtingen».
Hadden deze extra kosten met een zorgvuldiger aanbestedingstraject voorkomen kunnen worden? Bent u bereid dit bij uw onderzoek naar de aanbesteding te betrekken? Zo nee, waarom niet?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 9 en 2.
Waarom is er na het beëindigen van de overeenkomst met SIG-Sauer niet voor gekozen te onderhandelen met de overige deelnemers in de aanbesteding, om zo een nieuw aanbestedingstraject en extra vertraging te voorkomen?
Na de ontbinding van de overeenkomst met de firma SIG-Sauer heb ik alle (juridische) mogelijkheden in kaart laten brengen om zo snel mogelijk te komen tot een nieuw dienstwapen voor de politie. Het teruggaan naar het aanbestedingsresultaat van de eerder afgesloten aanbestedingsprocedure en naar de als nummer twee geëindigde inschrijver bleek de snelste optie en leek op basis van de jurisprudentie goed verdedigbaar. De voorzieningenrechter heeft echter een andere afweging gemaakt en geoordeeld dat er sprake was van een nieuwe overheidsopdracht die opnieuw moet worden aanbesteed.
Zijn de specificaties voor het nieuwe politiepistool in de tweede aanbestedingsprocedure aangepast? Zo ja, waarom en waaruit bestonden deze aanpassingen?
Ja, de technische eisen zijn kritisch bekeken op afwijkingen van standaard pistolen en beoordeeld in hoeverre deze afwijkende eisen noodzakelijk zijn. Uitgangspunt hierbij was dat een standaardpistool moet kunnen worden aangeboden zodat zoveel mogelijk fabrikanten aan deze aanbesteding konden deel nemen. Als gevolg hiervan is een aantal eisen komen te vervallen of aangepast. Zo is ondermeer de eis dat het wapen niet voorzien mag zijn van een trekkerblokkeerinrichting komen te vervallen, evenals de eis dat de binnenkant van de loop voorzien moet zijn van trekken en velden. Omdat uit de eerste aanbestedingsprocedure is gebleken dat richtmiddelen voorzien van tritium in de duisternis beter zichtbaar zijn dan lichtvasthoudende richtmiddelen, zoals superluminova, is besloten om dit als nieuwe eis op te nemen in het programma van eisen en wensen.
Was het pistool PPQ niet valveilig?
De pistolen die hebben deelgenomen aan de operationele test zijn vooraf getest op de valveiligheid en hebben alle valproeven zonder problemen doorstaan.
De pistolen waarmee de technische duurtesten zijn uitgevoerd zijn na afloop van deze testen, waarbij met elk pistool 10.000 patronen zijn verschoten, nogmaals onderworpen aan de verschillende valproeven. De pistolen laat men hierbij op 36 verschillende manieren vallen. Bij één van de drie geteste pistolen van het type Walther PPQ-NL is hierbij – bij 1 van de 36 manieren – onverwacht een schot afgegaan. Als gevolg hiervan heeft de Walther PPQ-NL de technische test niet doorstaan en is de keuze uiteindelijk gevallen op de Walther P99Q-NL die als tweede in de rangorde was geëindigd bij de operationele test en wel alle valproeven heeft doorstaan.
Is het veiligheidsmechanisme van het gekozen pistool, te weten de P99Q, vergelijkbaar met het veiligheidsmechanisme van de PPQ?
De interne mechanismen van de Walther P99Q-NL zijn in beginsel vergelijkbaar met die van de Walther PPQ-NL. Uit gesprekken met de fabrikant blijkt dat niet uit te sluiten valt dat de wijzigingen van de Walther PPQ-NL ten opzicht van de Walther P99Q-NL invloed kunnen hebben gehad op de werking van de interne mechanismen.
Kunt u garanderen dat de P99Q aan alle eisen van valveiligheid en overige veiligheidseisen voldoet en dat gebruikers dus geen onnodig risico lopen?
Ja, de Walther P99Q-NL heeft alle technische testen, waaronder de valproeven, zonder problemen doorstaan. De fabrikant garandeert maximaal – opnieuw en nog steeds – de valveiligheid van de Walther P99Q-NL. De gebruikers lopen dan ook geen onnodige risico’s.
Hoogopgeleide arbeidsgehandicapten die noodgedwongen in de Wajong terecht komen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een blinde jurist na drieënhalf jaar topadvocatuur weer thuis en in de Wajong zit?1
Ik heb het artikel gelezen en betreur het dat betrokkene tot dusver geen nieuwe baan heeft kunnen vinden.
Deelt u de mening dat het een gemiste kans is wanneer getalenteerde mensen door hun arbeidshandicap gedwongen zijn om thuis te blijven, omdat werkgevers het uiteindelijk toch niet aandurven om hen een baan aan te bieden?
Ja.
Wat is uw reactie op de ervaringen, die in het in vraag 1 vermelde artikel naar voren worden gebracht, waarbij de kans om met een arbeidshandicap bij de overheid te worden aangenomen niet veel groter is dan bij reguliere werkgevers?
Het artikel illustreert dat er nog veel werk aan de winkel is, ook bij de overheid. Het beleid is daarop ook gericht, zie ook antwoord 5 en 7.
Wat is op dit moment het percentage arbeidsgehandicapten van het totaal aantal werknemers bij de overheid?
De telling voor 2012 loopt op dit moment nog. De resultaten worden gemeld in het Jaarverslag Bedrijfsvoering Rijk 2012 dat u in mei zult ontvangen.
In 2011 werkten 994 mensen met een WSW-, Wajong- of WIA-indicatie bij het Rijk. Hiermee voldeed het Rijk nog niet aan de 1% norm (110.006 FTE in 2011), zoals bij brief van 28 april 2011 met de Tweede Kamer is afgesproken (TK, 2010–2011, 32 501, nr.13).
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in wiens portefeuille dit toen viel, heeft hierover in de aanbiedingsbrief van het Jaarverslag Bedrijfsvoering 2011 gerapporteerd (TK, 2011–2012, 31 490, nr. 88).
Deelt u de mening dat uiterlijk bij de invoering van het quotum, dat u voornemens bent op vanaf 2015 stapsgewijs te introduceren, de overheid het goede voorbeeld dient te hebben gegeven en minimaal 5% van het werknemersbestand bij de overheid zou moeten bestaan uit arbeidsgehandicapten? Zo ja, wat bent u van plan daartoe te ondernemen? Welke maatregelen gaat u specifiek inzetten op het creëren van banen voor hogeropgeleide arbeidsgehandicapten? Zo nee, waarom niet?
Vanzelfsprekend geldt het kabinetsbeleid ook voor de werkgever Rijk. Binnenkort ontvangt u van de minister voor Wonen & Rijksdienst een brief over het strategisch personeelsbeleid van het Rijk.
Daaruit zal blijken dat de rijksoverheid nu reeds initiatieven onderneemt om het aantal arbeidsgehandicapten te verhogen.
Hierbij past niet één type maatregel, maar een scala aan maatregelen. Nu en straks wordt er ook gekeken naar de mogelijkheden voor hogeropgeleide arbeidsgehandicapten.
Herkent u het beeld dat het voor hoogopgeleiden moeilijker is om met een arbeidsgehandicapte samen te werken?
Nee, dat beeld herken ik niet. Voor zover mij bekend is er geen onderzoek waaruit zou blijken dat het voor hoogopgeleiden moeilijker is om samen te werken met een arbeidsgehandicapte dan voor laagopgeleiden.
Welke maatregelen kunt en wilt u nemen om werkgevers te stimuleren hun werkprocessen meer aan te passen op arbeidsgehandicapten?
Het kabinet wil er met de Participatiewet, een uitgebreid ondersteuningsinstrumentarium en de voorgenomen quotumregeling voor zorgen dat de kansen en prikkels, zowel voor mensen met een uitkering, als voor werkgevers, maximaal zijn om aan de slag te gaan.
Deelt u de mening dat het beleid van de overheid en de werkwijze van het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen (UWV) nu vooral gericht is op een arbeidsgehandicapte in zijn algemeenheid en weinig is gericht op specifieke doelgroepen?
Het beleid en de uitvoering is niet gericht op «one size fits all», noch op doelgroepen. Het beleid is gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot arbeidsdeelname van mensen met een handicap. Daarbij wordt aan de uitvoerders maximale ruimte geboden om maatwerk te leveren, dus op de persoon toegesneden. In de nieuwe wajong is dat verankerd doordat met betrokkene een participatieplan wordt opgesteld. Dit is nodig om de ondersteuning optimaal af te stemmen op de mogelijkheden en beperkingen van het individu. In de praktijk wordt door het UWV en, waar van toepassing, het betreffende re-integratiebedrijf maatwerk verricht, waarbij aandacht uitgaat naar de specifieke kenmerken van betrokken cliënt. Naast de inkoop van dienstverlening van re-integratiebedrijven is het UWV ook zelf actief bezig met bemiddelen van met name de doelgroep Wajongers.
Deelt u de mening dat het voor het bepalen van de juiste aanpak voor het vinden van een passende functie niet beter zou zijn om een onderscheid te maken naar het soort handicap en het opleidingsniveau van de arbeidsgehandicapte?
Zie antwoord vraag 8.
Op dit moment worden door het UWV vaak re-integratiebureaus ingezet voor de begeleiding van arbeidsgehandicapte werkzoekenden; bent u van mening dat het inzetten van een re-integratiebureau het juiste middel is om hoog opgeleide arbeidsgehandicapte personen te begeleiden naar werk?
Het is primair aan de professionals van het UWV om binnen de grenzen van de wet te bepalen op welke wijze de dienstverlening het beste kan plaatsvinden. Wanneer iemand niet op eigen kracht aan het werk kan komen, kan het UWV ondersteuning bieden door basisdienstverlening, directe bemiddeling of door het inschakelen van een re-integratiebedrijf. Het UWV sluit contracten af met re-integratiebedrijven, waarbij het UWV expliciet rekening houdt met verschillende doelgroepen en de benodigde deskundigheid. Zo koopt het UWV zo nodig aparte trajecten in voor Wajongers met auditieve en/of visuele beperkingen.
Deelt u de mening dat re-integratiebureaus niet altijd de juiste organisaties zijn om hoog opgeleide arbeidsgehandicapten te begeleiden?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat het beter zou zijn om specialisten op het vakgebied van de desbetreffende arbeidsgehandicapten in te zetten?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat arbeidsgehandicapten zoveel mogelijk bij reguliere werkgevers aan het werk moeten komen op het niveau dat aansluit bij de eigen capaciteiten?
Het is zeer begrijpelijk dat mensen het liefst werken op een functie die het meest aansluit bij hun capaciteiten. Het algemeen belang is er ook mee gediend dat arbeid daar wordt ingezet waar deze het best past en rendeert. Werknemers zijn daardoor productiever en meer tevreden. Dit laat onverlet dat vraag en aanbod niet altijd goed aansluiten en dat, zeker in economisch zware tijden, lager geschoolden kunnen worden verdrongen. Voor evidente mismatches op de arbeidsmarkt wordt specifieke actie genomen (bijvoorbeeld techniekpact).
Wat is uw reactie op de angst van de blinde jurist dat hoog opgeleide arbeidsgehandicapten via sociale werkvoorzieningsprojecten op werk gezet zouden kunnen worden, dat niet aansluit bij hun capaciteiten?
Zie antwoord vraag 13.
Op welke manier gaat u zich ervoor inzetten dat hoger opgeleide arbeidsgehandicapten op een bij hen passend niveau bij reguliere werkgevers aan de slag kunnen, zodat er ook geen verdringing van lager geschoolde arbeidsgehandicapten plaatsvindt?
Zie antwoord vraag 13.
Wat vindt u van de constatering in het genoemde artikel dat vanwege de lage inkomsten de blinde jurist uit noodzaak thuis bij zijn ouders inwoont?
De Wajong is gebaseerd op 75% van het minimumloon. De uitkering ligt daarmee iets boven het sociaal minimum. Mijn hoop is dat betrokkene snel passend werk zal vinden.
Bent u het eens met de constatering dat het voor groepen arbeidsgehandicapten, die (buiten hun eigen schuld) langdurig in de Wajong zitten, de beperkte inkomsten een te grote impact op de inrichting van hun (sociale) leven hebben? Zo ja, erkent u dat een verdere verlaging van de Wajong-uitkering in dit licht bezien onwenselijk zou zijn?
Een verlaging van de Wajong-uitkering is niet aan de orde.
De berichten ‘Goedkope Filippijnen op truck’ en Filippijn rijdt voor € 650,-' |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Goedkope Filippijnen op truck» en «Filippijn rijdt voor € 650,–?»1
Ja.
Deelt u de mening dat Nederlandse truckers tot de best opgeleide truckers ter wereld behoren? Zo neen, waarom niet?
Nederlandse chauffeurs zijn inderdaad goed opgeleid. Zij voldoen aan de eisen van de Europese richtlijn 2003/59. Daarin zijn regels opgenomen met betrekking tot de eisen, die gesteld worden aan chauffeurs op het gebied van vakbekwaamheid.
Hoe beoordeelt u de constructie waarbij Filippijnse vrachtwagenchauffeurs als kenniswerkers worden binnengehaald en vervolgens de banen van Nederlandse truckers bedreigen?
In het bedoelde artikel in de Telegraaf gaat het om een in Letland gevestigd bedrijf, dat Filippijnse chauffeurs ingehuurd zou hebben. Het gaat hier dus niet om een in Nederland gevestigd bedrijf.
Om oneerlijke concurrentie te voorkomen zijn er regels die er voor zorgen dat, als chauffeurs voor een Nederlands bedrijf werken, er een minimumniveau van arbeidsvoorwaarden geldt.
Wat gaat u doen om de toevloed van Oost-Europese en Filippijnse truckers op de Nederlandse markt terug te dringen of te voorkomen? Wat gaat u doen om de Nederlandse trucker te beschermen tegen deze schandalige constructie?
Wanneer een werknemer in dienst treedt van een Nederlands bedrijf is de Nederlandse wet- en regelgeving van toepassing (zoals het wettelijk minimumloon) en de van toepassing zijnde cao. Een buitenlandse werknemer kan ook tijdelijk in Nederland werken. In dat geval gelden op basis van de Europese Detacheringsrichtlijn de wettelijke minimumbepalingen of de kernbepalingen van de algemeen verbindend verklaarde cao.
Zolang de chauffeurs werken volgens de Nederlandse wet- en regelgeving is er geen sprake van een probleem. Gaat het om constructies om regels te omzeilen dan is het van belang om te bekijken wat er aan kan worden gedaan. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal uw Kamer voor 1 mei per brief informeren over de aanpak van schijnconstructies.
Het bericht dat een Afghaanse vreemdeling die in Nederland een 1F-status heeft toch een vergunning krijgt in België |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een Afghaanse asielzoeker die verdacht wordt van oorlogsmisdaden na vijftien jaar een verblijfsvergunning in België heeft gekregen?2
Ik hanteer het uitgangspunt dat ik niet in ga op individuele zaken. Echter, omdat uw vragen betrekking hebben op een vreemdeling die eerder zelf de openbaarheid heeft gezocht, er een onjuist beeld is geschetst van zijn situatie en er rondom zijn persoon maatschappelijke onrust is onstaan, zal ik toch – zij het kort – ingaan op uw vragen over deze vreemdeling.
Ik heb kennis genomen dat betrokkene in België een verblijfskaart heeft gekregen. Betrokkene is vanwege zijn familiebanden met een in België verblijvende EU-burger, op grond van de richtlijn 2004/38/EG3 door de Belgische autoriteiten eind augustus 2011 in het bezit gesteld van deze verblijfskaart.
Hoe komt het dat deze asielzoeker wel een vergunning heeft gekregen in België, terwijl dit na jarenlang procederen in Nederland nog steeds niet is gelukt omdat hem artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag werd tegengeworpen?
Nederland heeft rechtmatig verblijf aan betrokkene onthouden vanwege het feit dat hij in verband wordt gebracht met het begaan van ernstige misdrijven in zijn land van herkomst. De afgifte van verblijfskaarten door België valt niet onder mijn verantwoordelijkheid. Ik kan u overigens melden dat mijn diensten inmiddels nauwe contacten onderhouden met de Belgische autoriteiten over deze zaak.
Deelt u de constatering dat het Nederlandse 1F-beleid ten aanzien van Afghaanse asielzoekers niet deugt als deze vluchtelingen wel een vergunning kunnen krijgen in andere lidstaten van de Europese Unie?
Nee.
Welke waarde hecht u nu nog aan het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van 29 februari 2000 inzake veiligheidsdiensten in communistisch Afghanistan (KhAD/WAD)?
De verblijfsverlening door de Belgische autoriteiten houdt geen enkel verband met het Nederlandse 1F-beleid betreffende onderofficieren en officieren van de KhAD/WAD ten tijde van het communistische bewind in Afghanistan. Ik zie in de verblijfsverlening door België dan ook geen aanleiding om genoemd beleid aan te passen.
Welke conclusies trekt u voorts uit dit voorval? Gaat u het Nederlandse 1F-beleid ten aanzien van voormalige medewerkers van veiligheidsdiensten onder Afghaanse vluchtelingen herzien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven hoeveel Afghaanse vluchtelingen, aan wie in eerste instantie 1F van het Vluchtelingenverdrag werd tegengeworpen, de afgelopen dertien jaar toch hun onschuld hebben kunnen bewijzen en dus een vergunning hebben gekregen?
Vreemdelingen ten aanzien van wie er indicaties zijn dat artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is, hebben meerdere mogelijkheden om die indicaties te weerleggen. De belangrijkste mogelijkheid is gedurende het 1F onderzoek dat door de IND wordt uitgevoerd. De vreemdeling heeft gedurende dit onderzoek de mogelijkheid om ontlastende informatie in te brengen. Om u een beeld te geven: in de Rapportagebrief Internationale Misdrijven 2011 die mijn voorganger aan u stuurde, staat vermeld dat in 2011 circa 125 1F onderzoeken werden uitgevoerd en dat dit tot 30 1F tegenwerpingen heeft geleid. Voorts, indien de IND voldoende aanleiding ziet om tot een tegenwerping van artikel 1F over te gaan, heeft de vreemdeling de mogelijkheid hiertegen beroep en eventueel hoger beroep aan te tekenen. Het niet stand houden van het 1F voornemen of de 1F beschikking, leidt niet per definitie tot vergunningverlening. De aanvraag zal vervolgens op inwilliginggronden worden beoordeeld en eveneens zal worden bezien of er geen andere afwijzingsgronden van toepassing zijn. Tot slot komt het sporadisch voor dat een 1F tegenwerping wordt teruggedraaid nadat deze in rechte vast is komen te staan. Dit kan komen door het achteraf bekend raken van belangrijke ontlastende informatie. Er zijn mij twee van dergelijke Afghaanse zaken bekend.
De sluiting van Jellinek Retreat Curaçao |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Pierre Heijnen (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u bericht «Jellinek Retreat Curaçao sluit haar deuren»?1
Ja
Herinnert u zich de eerdere vragen die sinds 2008 gesteld zijn over Jellinek Curaçao en de door Nederland verstrekte subsidie aan deze kliniek?2
Ja
Hoe kijkt u in het licht van de sluiting van Jellinek Curaçao aan tegen uw stelling van 24 september 2012 dat de kliniek een «positieve bijdrage» zou leveren aan het bereiken van de doelstellingen van het Plan Samenwerking Nederlandse Antillen, namelijk om economische ontwikkeling te stimuleren, werkgelegenheid te creëren en te investeren in duurzame handelsrelaties? Waarom blijkt uit de beantwoording van de herhaaldelijke eerdere vragen nergens dat Jellinek Curaçao in zwaar weer verkeerde?
Jellinek Retreat heeft per 1 januari 2013 een opnamestop ingesteld. Het is niet zo dat het bedrijf op dit moment heeft besloten definitief te stoppen met haar activiteiten. Elke onderneming die onder het Programma Samenwerking Nederlandse Antillen (PSNA) een subsidie heeft ontvangen voldeed gedurende het subsidietraject aan de voorwaarden van het programma en levert vanaf het moment van de opstart een bijdrage aan de economische ontwikkeling, werkgelegenheid en handelsrelaties op Curaçao. De mate van duurzaamheid hangt af van het al dan niet voortzetten van de betreffende bedrijfsactiviteiten gedurende een langere periode. Op het moment dat een subsidietraject is afgesloten beëindigt de relatie tussen de overheid en de ontvanger van de subsidie. Omdat het PSNA als programma in 2011 is afgesloten worden bedrijven die onder het PSNA subsidie hebben ontvangen sinds die tijd niet meer door de Nederlandse overheid gevolgd. Voor verdere achtergrond bij PSNA en onderbouwing van het antwoord van mijn voorganger van 24 september 2012 verwijs ik u naar de brief aan de Tweede Kamer van 11 juli 2012 met de eindrapportage van PSNA en van 5 juli 2010 met de evaluatie van PSNA naar aanleiding van de motie Leerdam van 2 december 2009 (kamerstukken II 2009–2010, 32 123 IV, nr. 13).
Is het waar dat de sluiting van Jellinek Curaçao samenhangt met de beslissing van Nederlandse verzekeringsmaatschappijen om de behandelingen daar niet meer te vergoeden? In hoeverre kan hieruit geconcludeerd worden dat de levensvatbaarheid van de kliniek gebaseerd is geweest op een onzekere factor? Deelt u de mening dat het onverstandig was om een project, waarvan het succes grotendeels gebaseerd was op een dergelijke onzekere factor, in aanmerking te laten komen voor Nederlandse subsidie?
Zoals reeds eerder aan uw Kamer is aangegeven geldt voor een restitutiepolis dat de kosten die hoger zijn dan in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend is op basis van de Zorgverzekeringswet niet mogen worden vergoed en dus voor eigen rekening van de patiënt komen. In het ondernemersvoorstel ten behoeve van de aanvraag van de PSNA subsidie zijn de mogelijkheden voor Nederlandse cliënten om via hun zorgverzekering in aanmerking te komen voor een gedeeltelijke vergoeding van de gemaakte kosten meegenomen. Ik leid daaruit af dat dit geen onzekere factor is geweest. Meer in het algemeen voldeed de subsidieaanvraag aan de gestelde voorwaarden van PSNA en is op grond daarvan toegekend.
Gaat u, nu vast is komen te staan dat Jellinek Curaçao duidelijk niet heeft bijgedragen aan het bereiken van de doelstellingen van het Plan Samenwerking Nederlandse Antillen, actie ondernemen om de door Nederland verstrekte subsidie terug te vorderen? Zo nee, waarom niet?
Vooropgesteld moet worden dat Jellinek Retreat nog geen definitieve beslissing heeft genomen over het voortzetten van haar activiteiten. Mocht Jellinek Retreat uiteindelijk besluiten de deuren definitief te sluiten dan heeft het gedurende de actieve periode een bijdrage geleverd aan de doelstellingen van het PSNA. Het subsidietraject met Jellinek Retreat is in april 2011 definitief afgesloten. Zoals ik reeds aangaf is op dat moment de relatie tussen Jellinek Retreat en de Nederlandse overheid beëindigd. Het is na definitieve vaststelling niet mogelijk de subsidie terug te vorderen. Terugvordering na vaststelling strookt niet met de voorwaarden waaronder de subsidieverlening is verstrekt en is dus juridisch niet mogelijk. Er zijn vergelijkbare subsidieprogramma’s die dezelfde systematiek als PSNA hanteren. Programma’s als het PSI (Private Sector Investeringsprogramma) en het inmiddels beëindigde PSOM (Programma Samenwerking Opkomende Markten) richten zich op lokale economische ontwikkeling in Afrika, Azië en Latijns Amerika. In deze programma’s gebeurt het in ongeveer een derde van de gevallen dat het bedrijf na succesvolle afronding van de projectfase haar activiteiten definitief moet staken. Ook in die gevallen wordt de subsidie niet teruggevorderd. Dat is een ingecalculeerd risico dat de Staat loopt bij dergelijke subsidieprogramma’s. De ondernemingsvoorstellen herbergen per definitie een verhoogd risico. De subsidie is erop gericht om ondernemers te stimuleren om onder moeilijke marktomstandigheden te investeren.
Deelt u de mening dat het beter zou zijn geweest om een kliniek op te zetten waar behandelingen ook betaalbaar zouden zijn geweest voor de lokale Curaçaose bevolking in plaats van alleen voor Nederlandse elite? Was een kliniek, die tegemoet was gekomen aan lokale vraag in plaats van aan een kleine groep Nederlanders, niet beter in staat geweest om overeind te blijven?
Er is bij mij gerede twijfel of dit achteraf gezien een verstandige subsidie was. Een andere aanwending van deze middelen, bijvoorbeeld ten behoeve van sociale projecten, had naar mijn inschatting waarschijnlijk een groter direct nut gehad voor de lokale Curaçaose bevolking. Het is voor mij niet mogelijk om te beoordelen of het opzetten van een kliniek voor verslavingszorg die tegemoet komt aan de lokale vraag beter in staat is om overeind te blijven dan een kliniek die zich richt op een vraag van buiten Curaçao. Dit hangt namelijk van tal van factoren af op zowel Curaçao als daarbuiten, zoals marktomstandigheden, concurrentieverhoudingen en zorgvergoedingsystemen.
Welke lessen trekt u uit de sluiting van Jellinek Curaçao? Op welke wijze heeft deze ervaring invloed op de vormgeving van het samenwerkingsbeleid en de projecten die nog lopen of nog opgezet moeten worden? Deelt u de mening dat die meer gericht moeten zijn op de behoeften van de lokale bevolking? Zo ja, op welke wijze gaat u dit bewerkstelligen?
De belangrijkste les die ik trek uit de (vooralsnog tijdelijke) opnamestop van Jellinek Retreat is dat bij het samenwerkingsbeleid het aspect van duurzaamheid nog meer aandacht dient te krijgen. Dit komt ook naar voren uit de tussenevaluaties van de thans nog in uitvoering zijnde samenwerkingsprogramma’s die naar uw Kamer zijn gestuurd. De behoeften van de lokale bevolking staan bij de opzet van de samenwerkingsprogramma’s, in nauw overleg met de eilandsbesturen, altijd voorop. Op die behoefte wordt ingezet zowel door middel van sociale projecten als door in te zetten op verbetering van onder andere het bestuur, het onderwijs, de veiligheid, de economie en de overheidsfinanciën.
Welke negatieve gevolgen heeft de sluiting van Jellinek Curaçao op de lokale economie en werkgelegenheid? Op welke wijze gaat u voorkomen dat er kennis en expertise met betrekking tot verslavingszorg van Curaçao verdwijnt met de sluiting van Jellinek Curaçao? In hoeverre ziet u mogelijkheden om personeel dat werkzaam was bij Jellinek Curaçao onder te brengen bij lokale organisaties en instanties die zich richten op verslavingszorg?
Het is mogelijk dat Jellinek Retreat op Curaçao uiteindelijk definitief stopt met haar activiteiten. In dat geval gaan er hoogstwaarschijnlijk arbeidsplaatsen verloren. Het is mij niet bekend hoeveel personeel exact op dit moment in dienst is van Jellinek Retreat. Bij het afsluiten van het PSNA programma waren er 10 locale medewerkers in dienst. Vanaf het moment dat Jellinek Retreat actief is op Curaçao heeft er kennisoverdracht naar organisaties en instanties zoals verslavingspreventie organisaties en scholen op Curaçao plaatsgevonden. De Nederlandse overheid is te allen tijde bereid Curaçao desgevraagd bij te staan met kennis en advies op alle gebieden, waaronder verslavingszorg. Arbeidsbeleid en verslavingszorg is verder een verantwoordelijkheid van de regering van Curaçao.
Een gelekte lijst met 1000 medische fouten |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de lijst van 1000 meldingen over medische missers en ongelukken in de zorg?1
Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie blijkt dat de IGZ in november 2012 per abuis een lijst met meldingen aan RTL heeft verstrekt. Hierbij is geen sprake geweest van opzettelijk handelen. Dat neemt niet weg dat dit nooit had mogen gebeuren. Zoals ik eerder heb aangegeven, vind ik het onacceptabel dat vertrouwelijke informatie van de IGZ bij RTL bekend is geworden. Een garantie dat dit nooit meer zal gebeuren, kan ik niet geven. Waar mensen werken, kunnen dergelijke fouten worden gemaakt. De IGZ gaat echter alles in het werk stellen om te voorkomen dat nogmaals vertrouwelijke informatie abusievelijk wordt doorgegeven en dat zo het vertrouwen van burgers en zorginstellingen in de IGZ wordt geschaad. In het kader van het lopende verbetertraject wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Ik zal u hierover in het kader van het lopende verbetertraject informeren.
Wat is uw reactie op het feit dat deze lijst met vertrouwelijke informatie in handen van de media is gekomen?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u dat de veiligheid en privacybewaking van medische gegevens bij de Inspectie in veilige handen is?
Ja. De IGZ beveiligt deze gegevens conform de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en zij heeft hiervoor technische en organisatorische maatregelen genomen.Meldingen van zorgaanbieders en burgers komen via een beveiligde lijn binnen bij de inspectie en worden vervolgens geregistreerd. Ambtenaren hebben een geheimhoudingsplicht. Het registratiesysteem is alleen toegankelijk voor de ambtenaren die de informatie uit het systeem nodig hebben om hun werk te kunnen doen. In het kader van het lopende verbetertraject van de IGZ wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Hierbij zal aansluiting worden gezocht bij de «Richtsnoeren beveiliging van persoonsgegevens» van het CBP.
Gaat u maatregelen nemen om de veiligheid van medische gegevens bij de Inspectie beter te waarborgen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de Inspectie overtrokken reageert door meteen aangifte te doen tegen RTL Nieuws?
De Inspectie heeft geen aangifte gedaan tegen RTL Nieuws. Het OM is gevraagd onderzoek te doen naar mogelijke schending van het ambtsgeheim.
Is het niet zo dat juist de Inspectie in gebreke is gebleven door de medische gegevens niet voldoende te beveiligen?
Zie mijn antwoord op vraag 1, 2, 3 en 4.
Wat zegt dit over de Inspectie die als toezichthouder moet toezien op de veiligheid van medische dossiers?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat feiten over medische gegevens (geanonimiseerd) openbaar gemaakt moeten worden, zodat iedereen ervan kan leren?
Zoals ik op 14 maart jl. met uw Kamer heb besproken, vind ik het belangrijk dat er meer transparantie en openbaarheid van informatie in de zorg komt. Ik wil de transparantie over (vermeende) medische missers in de zorg op verschillende vlakken vergroten:
Heeft het lekken van deze gegevens een relatie met het LSP/EPD (Landelijk Schakelpunt/Elektronisch Patiëntendossier)?
Nee.
Gaat u deze zaak tot op de bodem uitzoeken?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Het bericht “Lijst met 1000 medische zaken uitgelekt” |
|
Michiel van Veen (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving1 dat een lijst met 1000 medische zaken uitgelekt zou zijn?
Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie blijkt dat de IGZ in november 2012 per abuis een lijst met meldingen aan RTL heeft verstrekt. Hierbij is geen sprake geweest van opzettelijk handelen. Dat neemt niet weg dat dit nooit had mogen gebeuren. Zoals ik eerder heb aangegeven, vind ik het onacceptabel dat vertrouwelijke informatie van de IGZ bij RTL bekend is geworden. Een garantie dat dit nooit meer zal gebeuren, kan ik niet geven. Waar mensen werken, kunnen dergelijke fouten worden gemaakt. De IGZ gaat echter alles in het werk stellen om te voorkomen dat nogmaals vertrouwelijke informatie abusievelijk wordt doorgegeven en dat zo het vertrouwen van burgers en zorginstellingen in de IGZ wordt geschaad. In het kader van het lopende verbetertraject wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Ik zal u hierover in het kader van het lopende verbetertraject informeren.
Bent u op de hoogte van de inhoud van de lijst die in het bezit van RTL4 is?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat privacygevoelige gegevens op straat zijn komen te liggen en dat dit een schokkende en beangstigende situatie is?
Zie antwoord vraag 1.
Weet u of de lijst in handen is van andere personen en/of organisaties?
RTL Nieuws gaf in haar uitzending van 19 februari jl. aan dat zij weliswaar over de medische persoonsgegevens beschikt, maar dat zij deze informatie – vanwege het privacygevoelige karakter ervan – verder niet gebruikt. Navraag bij RTL leert dat zij de informatie niet verder hebben verspreid.
Hoe zijn de gegevens van de IGZ beschermd? Wie heeft er toegang tot dit soort uitgebreide bestanden?
Iedereen moet er op kunnen vertrouwen dat zijn persoonsgegevens voldoende worden beveiligd. Derhalve beveiligt de IGZ deze gegevens conform de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en heeft zij hiervoor technische en organisatorische maatregelen genomen.Meldingen van zorgaanbieders en burgers komen via een beveiligde lijn binnen bij de inspectie en worden vervolgens geregistreerd. Ambtenaren hebben een geheimhoudingsplicht. Het registratiesysteem is alleen toegankelijk voor de ambtenaren die de informatie uit het systeem nodig hebben om hun werk te kunnen doen.
Waar wordt de lijst door de IGZ voor gebruikt?
De informatie betreft meldingen van (vermeende) calamiteiten, gedaan door zorginstellingen, fabrikanten en burgers. Op basis van meldingen besluit de IGZ om al dan niet nader onderzoek in te (laten) stellen naar de (vermeende) calamiteit. Afhankelijk van het onderzoek treedt de inspectie handhavend op.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat de uitgelekte gegevens verder worden verspreid?
Zie mijn antwoord op vraag 4. Mocht RTL Nieuws de privacygevoelige informatie toch voor verdere berichtgeving en/of onderzoek gebruiken, dan handelen zij in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens en is er mogelijk tevens sprake van een strafbaar feit.
Wat gaat u doen om herhaling te voorkomen? Welke afspraken heeft u hierover met de IGZ gemaakt?
Zie mijn antwoord op vraag 1, 2 en 3.
De nieuwe salafistische moskee van imam Fawaz |
|
Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Radicale imam begint opnieuw»?1
Ja.
Op welke wijze wordt imam Fawaz, ook nu hij los is van de As Soenna-moskee, door de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) gemonitord?
Over onderzoek van de AIVD in individuele zaken worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.
In hoeverre deelt u de mening dat er al meer dan genoeg moskeeën in Nederland staan en dat de komst van deze salafistische moskee ons land niets dan negativiteit zal brengen?
Deze visie deel ik niet. De vrijheid van godsdienst, vastgelegd in artikel 6 van de Nederlandse Grondwet, betekent onder andere dat gelovigen de mogelijkheid hebben om hun geloof uit te oefenen in een gebedshuis. Het beschermen van deze grondrechtelijke vrijheid is één van de kernwaarden van onze Nederlandse democratische rechtsstaat.
Deelt u de visie dat imam Fawaz, die onder andere opriep tot geweld tegen vrouwen en daarmee een gevaar voor de openbare orde en veiligheid vormt, waar mogelijk, na denaturalisatie ons land uitgezet dient te worden en dat elke moskee waar geweld gepredikt wordt of werd, zo spoedig mogelijk gesloten dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Ik keur elke oproep tot geweld streng af. Iedereen in Nederland dient zich aan de wet te houden. Waar er aanwijzingen zijn dat de wet wordt overtreden, is het aan het Openbaar Ministerie om strafbare uitingen te vervolgen en aan de rechter om daarover een oordeel te vellen.
Wat betreft personen met de Nederlandse nationaliteit geldt dat «het oproepen tot geweld» op zichzelf niet een grond is voor het verlies van het Nederlanderschap. Het verlies van Nederlanderschap is bijvoorbeeld wel mogelijk na onherroepelijke veroordeling wegens staatsondermijnende activiteiten, die strafbaar zijn gesteld in Boek II Strafrecht, en waarop een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld. Hieronder vallen ook strafbare feiten gepleegd met een «terroristisch oogmerk» (art. 83 SR). Betrokkene mag door de intrekking van de Nederlandse nationaliteit echter niet staatloos worden.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om de opening van deze moskee te voorkomen?
Geen. De opening of sluiting van een gebedshuis is een vraagstuk van ruimtelijke ordening, dat valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten, in dit geval Den Haag.
De overtijdbehandeling door een huisarts |
|
Ockje Tellegen (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Overtijdbehandeling bij de huisarts vermindert aantal abortussen en bespaart leed»?1
Ja.
Is bekend hoeveel vrouwen in de eerste 16 dagen van hun zwangerschap een overtijdbehandeling (OTB) laten uitvoeren in een abortuskliniek of ziekenhuis?
Dit zijn ruim 16.000 behandelingen per jaar.
Is bekend hoeveel van deze vrouwen gebruik maken van de mogelijkheid een medicamenteuze OTB te ondergaan?
Hier zijn geen officiële cijfers over, maar de schatting is dat zo’n 30% van deze vrouwen gebruik maakt van de abortuspil.
Wat is de gemiddelde leeftijd van de groep vrouwen die gebruik maakt van OTB? Welke andere kenmerken zijn bekend van deze vrouwen?
Deze gegevens zijn niet bekend. In het kader van de anonimiteit van de vrouw worden dergelijke vragen niet gesteld tijdens de intake en ook niet geregistreerd.
Wat is uw inschatting van de afname van het aantal abortussen wanneer huisartsen een OTB zouden mogen uitvoeren?
In Nederland worden nu jaarlijks ongeveer 32.000 zwangerschappen afgebroken. Dit varieert van zeer vroege zwangerschappen (overtijdbehandeling) tot latere zwangerschappen (abortus). Het aantal afbrekingen zal door het verstrekken van de abortuspil door de huisarts naar verwachting niet dalen.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Miltenburg uit 20112 over op internet beschikbare abortuspillen, waarin u aangeeft dat de veiligheid van het gebruik van de abortuspil in de thuissituatie niet ter discussie staat, mits het gebruik plaatsvindt onder professionele begeleiding? Zou huisartsenbegeleiding daar onder kunnen vallen?
Nederland heeft een zorgvuldige abortuspraktijk, mede door eisen die hieraan gesteld worden in de Wet afbreking zwangerschap (Waz). Het is zeker denkbaar dat een huisartsenpraktijk kan voldoen aan deze eisen uit de Waz.
Zou de mogelijkheid tot het uitvoeren van een medicamenteuze OTB door huisartsen de afname van illegale abortuspillen op internet kunnen tegengaan?
In Nederland is de abortuspil gratis verkrijgbaar bij een abortuskliniek. Dat vrouwen dan toch illegale medicamenten via internet kopen, kan helaas niet worden voorkomen. Ook niet als de abortuspil via de huisarts zou worden verstrekt.
Zou de mogelijkheid tot het uitvoeren van een medicamenteuze OTB door huisartsen een mogelijke oplossing kunnen zijn voor het dreigende tekort aan abortusartsen?
Een tekort aan abortusartsen voor het eerste trimester waar de overtijdbehandeling onder valt, doet zich op dit moment niet voor.
Het bericht dat een lijst met duizend medische zaken van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ ) is uitgelekt |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een lijst met duizend medische zaken is uitgelekt?1
Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie blijkt dat de IGZ in november 2012 per abuis een lijst met meldingen aan RTL heeft verstrekt. Hierbij is geen sprake geweest van opzettelijk handelen. Dat neemt niet weg dat dit nooit had mogen gebeuren. Zoals ik eerder heb aangegeven, vind ik het onacceptabel dat vertrouwelijke informatie van de IGZ bij RTL bekend is geworden. Een garantie dat dit nooit meer zal gebeuren, kan ik niet geven. Waar mensen werken, kunnen dergelijke fouten worden gemaakt. De IGZ gaat echter alles in het werk stellen om te voorkomen dat nogmaals vertrouwelijke informatie abusievelijk wordt doorgegeven en dat zo het vertrouwen van burgers en zorginstellingen in de IGZ wordt geschaad. In het kader van het lopende verbetertraject wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Ik zal u hierover in het kader van het lopende verbetertraject informeren.
Hoe is het mogelijk dat duizend medische zaken lekken bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Is privacygevoelige informatie naar uw mening veilig bij de IGZ? Wat zegt dit over het functioneren van de Inspectie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de aard van de gelekte privacygevoelige informatie? Op welke manier kan of heeft dit mensen geschaad? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
De informatie betreft meldingen van (vermeende) calamiteiten, gedaan door zorginstellingen, fabrikanten en burgers. De lijst van gegevens die RTL van de inspectie ontving, bestaat alleen uit de beschrijving van de melding en bevat geen correspondentie, rapport of oordeel. Voor zover bekend heeft het feit dat deze informatie bij RTL bekend is geworden, niet tot directe schade voor mensen geleid.
Hoe is de beveiliging van privacygevoelige informatie geregeld bij de IGZ? Is dit naar uw oordeel voldoende? Kunt u uw antwoord toelichten?
Iedereen moet er op kunnen vertrouwen dat zijn persoonsgegevens voldoende worden beveiligd. Derhalve beveiligt de IGZ deze gegevens conform de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en heeft zij hiervoor technische en organisatorische maatregelen genomen. Meldingen van zorgaanbieders en burgers komen via een beveiligde lijn binnen bij de inspectie en worden vervolgens geregistreerd. Ambtenaren hebben een geheimhoudingsplicht. Het registratiesysteem is alleen toegankelijk voor de ambtenaren die de informatie uit het systeem nodig hebben om hun werk te kunnen doen. Zie voorts mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Deelt u de mening dat het lekken van privacygevoelige informatie het vertrouwen in de IGZ ondermijnt? Zo ja, wat gaat u doen om dat vertrouwen te herstellen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat door het lekken van privacygevoelige informatie de bereidheid om incidenten te melden afneemt? Deelt u voorts de mening dat dit ernstig is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit het aantal meldingen dat de IGZ van zorgaanbieders ontvangt, blijkt dat er op dit moment een vergelijkbaar aantal meldingen binnenkomt met het aantal in de periode vóórdat bekend werd dat de RTL een lijst met meldingen tot haar beschikking had. Ik vind het erg belangrijk dat zorgaanbieders bij de IGZ melding doen van calamiteiten, omdat deze meldingen belangrijk zijn voor het houden van toezicht op de veiligheid en kwaliteit van zorg. Zorgaanbieders zijn wettelijk verplicht om calamiteiten bij de IGZ te melden en zoals ik in het debat van 14 maart 2013 al aangaf, zal de inspectie eerder en daadkrachtiger haar handhavingsinstrumentarium inzetten, wanneer zorgaanbieders deze meldingsplicht niet naleven en er sprake is van «ondermelding». De IGZ moet op haar beurt het maximale doen om de veiligheid van de melding te kunnen waarmaken.
Wat gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat het nooit meer kan gebeuren dat privacygevoelige informatie lekt bij de IGZ? Garandeert u dat er in de toekomst niet weer vertrouwelijke informatie lekt bij de IGZ? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Welke conclusie trekt u uit de lijst van 1000 gevallen met betrekking tot de kwaliteit van de geboden zorg, en de mogelijkheden om medische missers te voorkomen? Is de lijst voor u aanleiding tot het nemen van preventieve maatregelen op het medisch-inhoudelijke vlak? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
De lijst met meldingen die in handen van RTL is gekomen, bevat meldingen die eerder bij de IGZ zijn gedaan. De IGZ heeft toen deze meldingen werden gedaan reeds onderzocht of verdere actie nodig was of niet. Het feit dat RTL deze lijst nu in handen heeft betekent niet dat ik extra acties ga ondernemen op het medisch-inhoudelijke vlak, naast de acties die de IGZ reeds op basis van deze meldingen in gang heeft gezet.
Vindt u niet dat volledige openbaarheid in deze is geboden? Bent u bereid de volledige lijst in geanonimiseerde vorm openbaar te maken, en aan te geven welke actie door de IGZ daarop is ondernomen, zodat iedereen ervan kan leren? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik op 14 maart jl. met uw Kamer heb besproken, vind ik het belangrijk dat er meer transparantie en openbaarheid van informatie in de zorg komt. Ik wil de transparantie over (vermeende) medische missers in de zorg op verschillende vlakken vergroten:
Turkse pleegkinderen |
|
Vera Bergkamp (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Turkije: red onze pleegkinderen in de EU»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitlatingen van de voorzitter van de Turkse parlementaire onderzoekscommissie voor de mensenrechten, en de onrust die er kennelijk in Turkije bestaat over de Nederlandse pleegzorg?
In Nederland is de plaatsing van kinderen in pleeggezinnen zorgvuldig geregeld. Voor bureau Jeugdzorg en pleegzorgaanbieders is wettelijk geregeld dat zij uit dienen te gaan van de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van het kind en zijn biologische ouders. Bij elke pleegzorgplaatsing worden waar mogelijk de ouders betrokken bij het vinden van een passend pleeggezin. Wanneer er in het netwerk geen pleegouders gevonden kunnen worden, wordt gezocht in het pleegouderbestand.
Wanneer de Turkse overheid de Nederlandse regering benadert met vragen over de werkwijze in de Nederlandse pleegzorg, zijn wij bereid hen toe te lichten dat er zorgvuldige afwegingen worden gemaakt bij het plaatsen van kinderen in pleeggezinnen. Ik ben bereid hierover verslag te doen aan de Kamer.
Bent u bereid met de Turkse instanties in gesprek te gaan? Zo ja, kunt u hierover verslag doen aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 2.
Welke zeggenschap heeft de Turkse regering over pleegkinderen in Nederland met de Turkse nationaliteit?
De Turkse regering heeft geen zeggenschap over pleegkinderen in Nederland met de Turkse nationaliteit.
Mogen pleegouders in Nederland worden uitgesloten op basis van religieuze overtuiging en/of seksuele geaardheid?
Nee.
Gevolgen van de sancties tegen Iran |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het rapport «Sanctions and medical supply shortages in Iran», dat is gebaseerd op interviews met Iraanse producenten en distributeurs in de farmaceutische en medische industrie en Amerikaanse en Europese exporteurs van medische producten?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de gevolgen van sancties tegen Iran, waarin u aangeeft geen causaal verband te zien tussen de sancties en het gebrek aan medicijnen in Iran?2
Ja.
Bent u ermee bekend dat de conclusie van het rapport hier regelrecht tegen ingaat? Deelt u de conclusie van het rapport dat «the pronounced role of sanctions in creating shortages of life-saving medical supplies and drugs in Iran may have been unintentional, but it is also irrefutable. Iran’s own mismanagement of the situation aggravated the problem, but it is not the root cause of it. While the list of issues leading to the supply crunch is long and complicated, at the heart of it all are the obstacles that sanctions have created in the way of humanitarian trade, namely in denying Iran of the needed banking operations and limiting its access to hard currency»? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik constateer dat de auteurs van het rapport tot een andere conclusie komen over de relatie tussen sancties en het medicijngebrek in Iran dan ik in mijn bovengenoemde antwoorden. Zoals genoemd in deze antwoorden is het effect van de sancties niet zodanig dat het betalingsverkeer van en naar Iran onmogelijk wordt. Voorts bestaan er uitzonderingsmogelijkheden op de sancties voor humanitaire doeleinden. Indien een Nederlands bedrijf in een concrete situatie tegen moeilijkheden bij het verkopen van medicijnen aan Iran aanloopt, is de Nederlandse regering graag bereid samen met dit bedrijf, binnen de mogelijkheden die het sanctieregime daartoe biedt, deze moeilijkheden aan te pakken om de levering mogelijk te maken. Van zowel andere EU-lidstaten als van de Verenigde Staten heb ik gehoord dat ook zij bereid zijn dit te doen.
Deelt u de opvatting dat de sancties wel degelijk een belangrijke oorzaak zijn van tekorten van medische producten in Iran en dat maatregelen nodig zijn tegen deze zeer onwenselijke situatie? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om in EU-verband te pleiten voor effectieve maatregelen om de huidige obstakels voor de export door de EU en de import door Iran van medische producten tegen te gaan? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten en daarbij ingaan op de drie aanbevelingen die in het rapport hierover zijn opgenomen (blz. 8)?
De huidige maatregelen zijn voldoende effectief om de export van medicijnen vanuit de EU naar Iran mogelijk te blijven maken. Zoals in de hiervoor bedoelde eerdere antwoorden vermeld, ben ik in het algemeen van mening dat het huidige EU-sanctieregime tegen Iran in de huidige situatie voldoende waarborgen bevat om de Iraanse bevolking zo veel mogelijk te ontzien.
Ik onderschrijf de conclusie van het rapport niet dat de Europese sanctiewetgeving tegen Iran contradicties zou bevatten. De aanbeveling om actief aan financiële instellingen te communiceren dat humanitaire transacties met Iran mogelijk zijn en niet tot strafrechtelijke vervolging zullen leiden, lijkt gericht aan de Verenigde Staten. In EU-verband wordt reeds besproken hoe uitzonderingen op het sanctieregime nog beter en pro-actiever aan de bankensector en het bedrijfsleven gecommuniceerd kunnen worden. Ik zie geen noodzaak voor een door het rapport aanbevolen «olie-voor-medicijnen» programma. De Iraanse autoriteiten beschikken over valuta om de noodzakelijke medicijnaankopen mogelijk te kunnen maken. De verantwoordelijkheid om deze valuta al of niet daarvoor beschikbaar te stellen ligt bij de Iraanse autoriteiten.
De absurde Turkse inmenging in aangelegenheden van pleegzorg in Nederland |
|
Fleur Agema (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht: «Turkije: Red onze pleegkinderen in de EU», waarin wordt vermeld dat de Turkse regering een onderzoekscommissie heeft ingesteld die ervoor moet zorgen dat Turkse pleegkinderen niet in christelijke of homoseksuele gezinnen worden geplaatst?1
Ja.
Deelt u de mening dat er in de Nederlandse wetgeving voldoende waarborgen zijn om kinderen met wat voor achtergrond dan ook op een verantwoorde wijze te plaatsen in pleeggezinnen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat Turkije Nederland niet moet vertellen waar pleegkinderen wel of niet geplaatst moeten worden? Zo ja, bent u bereid Turkije aan te spreken op ongewenste inmenging in binnenlandse aangelegenheden? Zo nee, waarom niet?
In Nederland is de plaatsing van kinderen in pleeggezinnen zorgvuldig geregeld. Voor bureau Jeugdzorg en pleegzorgaanbieders is wettelijk geregeld dat zij uit dienen te gaan van godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van het kind en zijn biologische ouders. Bij elke pleegzorgplaatsing worden waar mogelijk de ouders betrokken bij het vinden van een passend pleeggezin. Wanneer er in het netwerk geen pleegouders gevonden kunnen worden, wordt gezocht in het pleegouderbestand. Plaatsing in een moskee-internaat is daarbij niet aan de orde.
De Turkse regering heeft geen zeggenschap over pleegkinderen in Nederland met de Turkse nationaliteit.
Wanneer de Turkse overheid de Nederlandse regering benadert met vragen over de werkwijze in de Nederlandse pleegzorg, zijn wij bereid hen toe te lichten dat er zorgvuldige afwegingen worden gemaakt bij het plaatsen van kinderen in pleeggezinnen.
Deelt u de conclusie dat plaatsing van (Turkse) pleegkinderen in door pleegzorgorganisaties goedgekeurde christelijke of homoseksuele gezinnen verre te prefereren is boven hun verblijf in de verfoeilijke islamitische moskee-internaten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om Bureau Jeugdzorg de opdracht te geven geen contacten te onderhouden met deze Turkse onzincommissie?
Zie het antwoord op vraag 4: Nederland zal in contacten met Turkse autoriteiten toelichten hoe de procedures werken en dat er zorgvuldige afwegingen worden gemaakt.
Belastingparadijzerij |
|
Arnold Merkies |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Kunt u aangeven hoe u de motie Van Vliet met betrekking tot het verwerpen van de kwalificatie belastingparadijs ten uitvoer wil gaan brengen?1
Ik leg de aangenomen motie zo uit, dat een meerderheid in uw Kamer van mening is dat het feit dat Nederland mede om fiscale redenen een aantrekkelijke vestigingsplaats is voor onderdelen van internationale concerns niet rechtvaardigt Nederland als belastingparadijs te kwalificeren.
Indien diegenen waarmee u in debat gaat Nederland een belastingparadijs vinden vanwege de rol die Nederland speelt in het faciliteren van belastingontwijking voor multinationals, welke kwalificatie moeten ze daar dan op plakken?
Wie van oordeel is dat Nederland een rol speelt bij het faciliteren van belastingontwijking zou duidelijk moeten maken welke criteria hij gebruikt om een land als belastingparadijs aan te merken en uitleggen welke onderdelen van het Nederlandse verdragennetwerk, van de Nederlandse regelgeving of van de Nederlandse uitvoeringspraktijk in zijn ogen zo’n kwalificatie verdient. De enige organisatie die de moeite heeft genomen heldere criteria aan te leggen om landen als belastingparadijs aan te merken is de OESO en volgens deze criteria is Nederland geen belastingparadijs.
Ontkent u dat Nederland een rol speelt in het faciliteren van belastingontwijking door multinationals?
In mijn brief van 17 januari 2013 aan uw Kamer heb ik duidelijk gemaakt dat ik op de hoogte ben van het feit dat internationaal opererende ondernemingen meer mogelijkheden hebben hun belastingdruk te beïnvloeden dan nationaal opererende ondernemingen. Ik ben er eveneens van op de hoogte dat dit ook gebeurt met structuren waarin in Nederland gevestigde vennootschappen zijn opgenomen. Dat wil niet zeggen dat Nederland belastingontwijking faciliteert.
Mogen mensen volgens u zeggen dat Nederland een belastingparadijs is?
Ja, maar ik ben het er niet mee eens en, zo blijkt uit de aangenomen motie, een meerderheid in de Tweede Kamer ook niet.
Vindt u dat belastingparadijzen moeten worden bestreden? Zo ja, hoe?
Het gaat er niet om dat belastingparadijzen moeten worden bestreden maar dat, als vervolg op hetgeen al bereikt is op het gebied van de internationale uitwisseling van inlichtingen, in multilateraal verband wordt gekeken naar de mogelijkheden voor internationaal opererende bedrijven om hun belastingdruk te beïnvloeden en dat daar waar nodig gecoördineerd actie wordt ondernomen.
Bestaan er volgens u belastingparadijzen? Kunt u er minimaal één noemen?
Zoals ik in antwoord op vraag 2 heb aangegeven heeft alleen de OESO de moeite genomen criteria te ontwikkelen voor het begrip belastingparadijs. Daarom heeft het weinig zin andere criteria te gebruiken. Het Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes heeft verschillende landen aan deze criteria getoetst en dat heeft geen aanleiding gegeven landen weer op een zogenoemde zwarte lijst te plaatsen of ze aan te merken als belastingparadijs. Er is voor mij geen reden een ander oordeel te hebben.
Wat is volgens u de definitie van een belastingparadijs?
Zoals gezegd is het in mijn ogen niet zinvol een andere omschrijving te gebruiken dan de omschrijving die de OESO heeft ontwikkeld en die vooral aansluit bij transparantie en uitwisseling van inlichtingen. Ieder land kan dan autonoom blijven bij het inrichten van zijn eigen belastingstelsel en dankzij die transparantie kunnen (andere) landen maatregelen treffen tegen ongewenste situaties.
Deelt u de constatering dat de OESO er een definitie van belastingparadijzen op nahoudt, die er toe leidt dat er geen enkel land op de zwarte lijst van de OESO staat?
Zoals uit mijn antwoord op vraag 6 blijkt is die constatering op zich juist. Dat wil niet zeggen dat de criteria die de OESO heeft ontwikkeld en de benadering door het Global Forum zinloos zijn geweest. De druk die daarmee op landen is gelegd om de transparantie van hun beleid en hun bereidheid tot het uitwisselen van informatie te vergroten heeft er toe geleid dat minder vermogen en inkomsten buiten het zicht van de belastingautoriteiten blijft.
Waarom verwijst u steeds naar de lege lijst van de OESO om aan te tonen dat een land geen belastingparadijs is?
Omdat het niet zinvol is een andere definitie dan die van de OESO te gebruiken en omdat het Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes geen aanleiding heeft gezien landen weer op een zogenoemde zwarte lijst te plaatsen of ze aan te merken als belastingparadijs.
De criteria die de OESO en het genoemde Global Forum hebben gebruikt gaan uit van het beginsel dat ieder land autonoom is bij het bepalen van zijn fiscale regelgeving, maar daarin wel transparant moet zijn. Bovendien moet het land meewerken aan de uitwisseling van informatie die voor andere landen relevant is. Zodoende kan dat andere land zijn grondslag verdedigen tegen ongewenste uitholling.
Indien u vindt dat de definitie van belastingparadijzen moet worden aangescherpt, bent u dan bereid daar zelf voorstellen voor te doen of wacht u af waarmee de OESO zelf komt?
Er is geen reden om de definitie van belastingparadijzen aan te scherpen.
Wellicht zijn er goede gronden om andere maatregelen te nemen om de mogelijkheden te beperken voor internationaal opererende onderneming om hun belastingdruk te beïnvloeden. Zoals ik meerdere keren heb gezegd is dat een internationaal vraagstuk dat alleen in internationaal verband opgelost kan worden. Het heeft in dat kader geen zin dat landen ieder voor zich eigen criteria gaan ontwikkelen.
Wacht u als het gaat om belastingontwijking in alles de voorstellen van de OESO af of bent u ook zelf bereid proactief aan de slag te gaan? Zo ja, hoe?
Nee. Ik neem, wanneer dat zinvol is, ook maatregelen om belastingontwijking te bestrijden zonder dat hierover internationaal afspraken zijn gemaakt. De Nederlandse belastingwetten kennen verschillende bepalingen die op het voorkomen van belastingontwijking zijn gericht en bovendien geldt in het Nederlandse belastingrecht het algemene fraus legis beginsel. In dat kader is met ingang van 2013 bijvoorbeeld de onevenwichtigheid gerepareerd dat enerzijds op voordelen uit deelnemingen de deelnemingsvrijstelling gold, terwijl rentelasten terzake van die deelnemingen onbeperkt aftrekbaar waren (de zogenoemde bovenmatige deelnemingsrente).
Bij de uitvoering van die regelingen werkt de Belastingdienst met gespecialiseerde coördinatiegroepen die ongewenst gebruik opsporen, analyseren en bestrijden. Daarbij merk ik op dat ik eind vorig jaar in mijn brief van 10 december 2012 aan uw Kamer een intensivering van het toezicht en invordering heb aangekondigd. Met een extra investering van structureel € 157 miljoen zal de Belastingdienst op termijn structureel € 663 miljoen meer belastinggeld kunnen ophalen. De Belastingdienst zal ruim 1000 mensen extra kunnen inzetten voor het toezicht en de invordering.
In internationaal verband is relevant dat Nederland mede-ondertekenaar is van het internationale Verdrag inzake wederzijdse bijstand in belastingzaken, dat, zoals ik bij meerdere gelegenheden heb duidelijk gemaakt, Nederland bereid is in bilaterale verdragen gerichte anti-misbruikbepalingen op te nemen en dat Nederland dat ook regelmatig gedaan heeft, zoals in de recente verdragen met het VK, Duitsland en Japan. Daarnaast draagt Nederland bij aan het bestrijden van ongewenste belastingontwijking door actief informatie uit te wisselen met andere staten.
Wanneer u aangeeft dat preferentiële regimes moeten worden aangepakt, wat bedoelt u daar dan mee? Hoe moeten ze worden aangepakt?
Wanneer ik spreek van preferentiële regimes refereer ik aan het rapport dat de OESO op 12 februari 2013 aan de G20 heeft aangeboden en waarin wordt opgemerkt dat een van de aspecten die in het kader van de problematiek van Base Erosion en Profit Shifting beoordeeld moet worden is het belang en effect van preferentiële regimes.
Hoe definieert u preferentiële regimes?
Ik hanteer geen definitie van preferentiële regimes.
Hoe verschilt een preferentieel regime van een belastingparadijs?
Hoewel ik dus geen definitie van preferentiële regimes hanteer is een belangrijk verschil dat het begrip »preferentiële regimes» ziet op maatregelen terwijl de kwalificatie belastingparadijs eerder op landen of jurisdicties van toepassing zou kunnen zijn.
Wat verstaat u onder het door u gebezigde «belastingparadijzerij»?
Het heeft naar mijn mening weinig zin uit te wijden over de betekenis van een begrip dat in een mondeling debat is gebruikt en dat verder in het beleidsmatige debat geen rol speelt. Tijdens het debat waarin ik het woord gebruikte doelde ik op het aanmerken van Nederland als belastingparadijs zonder een duidelijke betekenis van dat begrip te geven en zonder nadere onderbouwing van die kwalificatie.
Welke landen doen er aan belastingparadijzerij? Doet Nederland aan belastingparadijzerij?
Zie mijn antwoord op vraag 15.
Bent u bereid de bovenstaande vragen apart te beantwoorden en niet bij de beantwoording te bundelen, om te voorkomen dat vragen onbeantwoord blijven?
Ja.
Een lijst van 1000 medische missers |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de lijst van 1000 medische missers?1
Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie blijkt dat de IGZ in november 2012 per abuis een lijst met meldingen aan RTL heeft verstrekt. Hierbij is geen sprake geweest van opzettelijk handelen. Dat neemt niet weg dat dit nooit had mogen gebeuren. Zoals ik eerder heb aangegeven, vind ik het onacceptabel dat vertrouwelijke informatie van de IGZ bij RTL bekend is geworden. Een garantie dat dit nooit meer zal gebeuren, kan ik niet geven. Waar mensen werken, kunnen dergelijke fouten worden gemaakt. De IGZ gaat echter alles in het werk stellen om te voorkomen dat nogmaals vertrouwelijke informatie abusievelijk wordt doorgegeven en dat zo het vertrouwen van burgers en zorginstellingen in de IGZ wordt geschaad. In het kader van het lopende verbetertraject wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Ik zal u hierover in het kader van het lopende verbetertraject informeren.
Deelt u de mening dat deze privacygevoelige informatie niet bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) had moeten kunnen verdwijnen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid, naast onderzoek naar het lek door de rijksrecherche, ook het College Bescherming Persoonsgegevens te vragen te onderzoeken of de IGZ op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens voldoende waarborgen voor een veilige opslag van medische gegevens heeft gemaakt en te duiden welke maatregelen genomen moeten worden om dit te voorkomen?
In het kader van het lopende verbetertraject van de IGZ wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Hierbij zal aansluiting worden gezocht bij de «Richtsnoeren beveiliging van persoonsgegevens» van het CBP. Wanneer blijkt dat advies van het College Bescherming Persoonsgegevens geboden is, zal hierom worden gevraagd.
Vindt u het ook onwenselijk dat zorgverleners wel melding over calamiteiten doen, maar niet met de betrokken patiënten en familieleden hierover een gesprek voeren?
Ja. Wanneer tijdens een behandeling iets niet goed is gegaan en de zorgverlener dit als een(vermeende) calamiteit meldt bij de inspectie, moet de zorgverlener dit ook aan de patiënt of zijn familie laten weten. Dit zal ik wettelijk vastleggen. De inspectie gaat er systematisch op toezien dat zorgverleners daadwerkelijk patiënten informeren over een calamiteitenmelding. Daar waar dat niet gebeurt, zal zij handhavend optreden.
Welke actie horen zorgverleners en bestuurders naar uw mening te nemen als er een calamiteitenmelding wordt gedaan? Vindt er naar uw mening voldoende follow up plaats in de zorginstellingen naar aanleiding van een calamiteitenmelding? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Op grond van artikel 4a van de Kwaliteitswet zorginstellingen zijn zorginstellingen verplicht om calamiteiten te melden bij de inspectie en gedegen onderzoek te doen. Om te waarborgen dat zorgaanbieders een gedegen onderzoek doen, toetst de IGZ altijd de onderzoeksopzet van de zorgaanbieder. Als de IGZ er op basis van deze toets geen vertrouwen in heeft dat de zorgaanbieder zelf een gedegen onderzoek uitvoert of heeft uitgevoerd, voert de IGZ zelf een onderzoek uit.
Met de calamiteitenrapportage die op een dergelijk onderzoek volgt geven zorgaanbieders inzicht in wat er is gebeurd, hoe dit heeft kunnen gebeuren en wat er veranderd moet worden om herhaling te voorkomen en de patiëntveiligheid te waarborgen (zie ook mijn antwoord op vraag 4). De inspectie beoordeelt de rapportage en informeert de zorgaanbieder binnen vier weken over haar oordeel en de wijze van afhandeling. Zorgaanbieders zijn verplicht om de inspectie na het aflopen van de implementatietermijn te informeren over de afronding en implementatie van de verbetermaatregelen. De IGZ houdt hier toezicht op.
Herkent u het beeld dat in de spoedzorg nogal eens een verkeerde inschatting wordt gemaakt door triagisten op de 112-meldkamer en de huisartsenposten bij patiënten die bellen met hartklachten en een hersenbloeding/CVA? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit beeld herken ik niet. Er is geen reden om aan te nemen dat er sprake is van een structureel probleem bij de triage bij 112-meldkamers en huisartsenposten. Huisartsenposten en 112-meldkamers zijn verplicht om calamiteiten te melden bij de inspectie. Uit calamiteitenmeldingen blijkt dat triage een potentieel risicovol onderdeel van het zorgproces is. Dit is daarom voor de inspectie een permanent aandachtspunt bij jaargesprekken en beoordeling van calamiteiten. Momenteel focust de inspectie in haar toezicht op de toepassing van door veldpartijen ontwikkelde normen en op de scholing van triagisten. Bij afwijking van deze normen treedt de inspectie handhavend op.
Welke maatregelen wil of heeft de IGZ genomen om verbeteringen aan te brengen in de kwaliteit van de triage in de spoedhulp?
Zie antwoord vraag 6.
Welke mogelijkheden ziet u dat de IGZ in haar jaarverslag trends van calamiteitenmeldingen signaleert en daarbij de interventie door de IGZ wordt vermeld? Wanneer wordt dit in het jaarverslag van de IGZ opgenomen, zoals eerder door de minister toegezegd?
Zoals op 14 maart jl. met uw Kamer is besproken, wil ik de transparantie in de zorg vergroten door periodiek informatie over meldingen en klachten openbaar te laten maken. Het Zorgloket gaat de IGZ dagelijks informeren over de meldingen en klachten van de dag en periodiek over haar belangrijkste bevindingen, bijvoorbeeld ten aanzien van het aantal klachten, de aard van de klachten en de doorlooptijd van de behandeling. Op basis daarvan zal een trendmatige analyse worden gemaakt van actuele ontwikkelingen. Die analyse wordt opgenomen in de jaarlijkse rapportage die ik uw Kamer heb toegezegd.
Op welke manier kan binnen de zorg een cultuurverandering worden gestimuleerd, waardoor er openheid ontstaat over fouten, met het doel ervan te leren? Welke rol heeft de IGZ hierin?
Zowel de verbeteringen die ik ga doorvoeren in het klachtrecht in de zorg als de oprichting van het Zorgloket, dragen bij aan de gewenste cultuurverandering naar meer openheid en transparantie over fouten.
Iedere patiënt moet terecht kunnen bij een klachtenfunctionaris of een vertrouwenspersoon van een zorgaanbieder. Deze helpt de patiënt met vraagverheldering en advies. Daarnaast kan hij ondersteunen en bemiddelen in het gesprek tussen patiënt en zorgverlener over wat er is gebeurd. Als de patiënt desondanks het gevoel heeft dat er zaken niet kloppen en de zorgaanbieder niet transparant reageert op zijn klacht, kan hij dit voorleggen aan de geschilleninstantie die bindende uitspraken doet. De uitspraken van de geschilleninstantie zijn openbaar en worden herleidbaar naar de zorgaanbieder die dit betreft. De openbare uitspraken zullen zorgaanbieders stimuleren om klachten zo goed mogelijk af te handelen en er aan bijdragen dat ook andere aanbieders van de gemaakte fout kunnen leren.
Het Zorgloket helpt mensen met klachten over de zorg de weg te vinden, onder meer naar de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder. De afhandeling van de klacht wordt met het klachtmonitorsysteem gevolgd. Het Zorgloket krijgt hiermee informatie over de wijze waarop klachten door zorgaanbieders worden afgehandeld en dat levert informatie waarmee de IGZ toezicht kan houden op de klachtafhandeling door zorgaanbieders. Naast dagelijkse rapportages aan de IGZ verstrekt het Zorgloket de IGZ ook periodiek rapportages over het aantal klachten, de aard van de klachten en de doorlooptijd van de behandeling. Op basis van deze informatie zal een trendmatige analyse worden gemaakt. Zo is voor iedereen na te gaan welk type klachten er over de zorg gemeld worden en hoe de afhandeling van deze klachten verloopt.
Hoe draagt de door u voorgestelde nieuwe werkwijze bij aan een cultuur, waarbij wordt ingegrepen en openheid over fouten ontstaat, om ervan te leren? Welke concrete resultaten verwacht u?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht dat het ministerie van Veiligheid en Justitie slecht samenwerkt met de Nationale ombudsman |
|
Jan de Wit , Nine Kooiman , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de kritiek van de Nationale ombudsman dat met de bewindspersonen van het ministerie van Veiligheid en Justitie nauwelijks valt samen te werken, dat u immuun bent voor kritiek, het recht aan uw zijde denkt te hebben en altijd gelijk meent te hebben, ook als dat niet het geval is?1
Ik heb kennis genomen van de uitlatingen van de ombudsman. Ik geef op alle verzoeken van de ombudsman antwoord. Als het gaat om aanbevelingen van de ombudsman volg ik de meeste daarvan op. Bij het niet overnemen van een aanbeveling vindt ambtelijk overleg plaats tussen mijn ministerie en de ombudsman. Mijn ervaring leert dat dit overleg bijdraagt aan het begrip voor elkaars standpunten. Echter, er zijn zaken waarin ik van mening verschil met de ombudsman. In het jaarverslag van de ombudsman staan die genoemd. Dat jaarverslag wordt besproken in uw Kamer.
Herkent u zich in deze kritiek? Zo ja, trekt u zich deze kritiek aan en zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, kunt u beargumenteerd weerspreken waarom de Nationale ombudsman er naar uw mening naast zit?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de afzonderlijke voorbeelden die de Nationale ombudsman geeft en waarmee uw houding ten opzichte van de Nationale ombudsman wordt geïllustreerd?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom wordt u de moeilijkste samenwerkingspartner genoemd? Waar ligt dit aan?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid er in ieder geval voor te zorgen dat u tijdig reageert op de rapporten van de Nationale ombudsman? Kunt u toezeggen dat dit voortaan altijd gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Mijn doelstelling is om op alle rapporten van de ombudsman tijdig te reageren. Niet valt te voorkomen dat complexe zaken meer tijd vergen. Wanneer niet binnen de door de ombudsman gestelde termijn kan worden geantwoord wordt dit gemeld aan de ombudsman.
Hoe gaat u de samenwerking met de Nationale ombudsman verbeteren?
Er vindt reeds ambtelijk overleg plaats met de ombudsman als het gaat om het niet-overnemen van aanbevelingen. Gezien de positieve werking van dit soort overleggen en om het open karakter van mijn ministerie naar de ombudsman toe te vergroten zal de ombudsman frequenter worden geraadpleegd voor openbaarmaking van mijn officiële reactie. Voorts heb ik binnen mijn Ministerie maatregelen genomen ten behoeve van het verbeteren van de termijnbewaking.