Het artikel 'Husa stapt uit spoorvervoer' |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «husa stapt uit spoorvervoer»?1
Ja.
Klopt het dat het Nederlandse spoorgoederenvervoer – met een jaar verlenging tot 2014 – nog steeds gesubsidieerd wordt? Zo ja, kunt u een nadere toelichting geven op de aard en omvang van deze regeling en het gebruik ervan in de afgelopen jaren?
In 2008 is de overgangsregeling spoorgoederenvervoer overeengekomen. Deze regeling liep tot en met 2011 en is in 2012 en 2013 verlengd. Bij de verlenging voor 2013 is duidelijk gecommuniceerd dat de overgangsregeling na 2013 zou eindigen. De subsidie is via ProRail als vermindering op de gebruiksvergoeding uitgekeerd. Tussen 2008 en 2013 bedroeg de subsidie in totaal € 42,2 mln.2 Deze subsidieregeling was bedoeld om de concurrentiepositie van het spoorgoederenvervoer te verbeteren.
Hoe is het beëindigen van de activiteiten op het terrein van spoorgoederenvervoer door Husa in dit geval te verklaren?
Husa heeft een eigen bedrijfsmatige afweging gemaakt om haar activiteiten op het terrein van spoorvervoer te beëindigen. In hoeverre de beëindiging van de subsidie hierop van invloed is geweest is niet vast te stellen.
Hoe zit het met het level playing field van het Nederlandse spoorgoederenvervoer ten opzichte van de omringende landen en in Europees verband?
Het level playing field wordt gereguleerd door Europese regelgeving. Die geldt zowel voor Nederland als de haar omringende landen.
De Europese Commissie ziet toe op het implementeren van de Europese regelgeving. Met de recast wordt beoogd om één Europese spoorwegruimte in te stellen en daarmee de spoorgoederenvervoerders verder te faciliteren. Als het om de hoogte van de gebruiksvergoeding gaat, bevindt Nederland zich in vergelijking met andere Europese landen in de middenmoot.
Wat zeggen Europese regels over de kostendekkendheid van spoorgoederenvervoer?
Volgens de Europese regels moeten kosten die rechtstreeks voortvloeien uit exploitatie van de treindienst in rekening worden gebracht bij de goederenvervoerder. De Europese Commissie heeft een zogenaamde uitvoeringshandeling in voorbereiding waarin wordt uitgewerkt wat die kosten precies inhouden.
Hoe concurrerend is spoorgoederenvervoer ten opzichte van het wegtransport?
Wegtransport is met name attractief voor tijdkritische lading, bijvoorbeeld bederfelijke waar. Voor andere ladingen en bij vergelijkbare volumes zijn spoor en binnenvaart een concurrerend alternatief. Hierbij speelt uiteraard ook mee dat er niet overal spoorlijnen en vaarwegen liggen.
Met het aanvalsplan Spoorgoederenvervoer, dat wordt opgesteld in het kader van de Lange Termijn Spooragenda, komt de sector in samenwerking met IenM met maatregelen om de concurrentiepositie van het spoorgoederenvervoer verder te verbeteren.
Kunt de Kamer de antwoorden op deze vragen vóór het Algemeen overleg spoor voorzien op 22 januari 2014 doen toekomen?
Ja.
Rondslingerende munitie in de natuur |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Jagers verliezen munitie»?1
Ja.
Hoeveel loodhoudende munitie wordt in Nederland gebruikt? Welk deel daarvan komt in het milieu en in de natuur terecht?
Dergelijke gegevens zijn niet voorhanden en het zou een forse inspanning vergen om deze te verkrijgen.
In welke EU-lidstaten is het gebruik van loodhoudende (jacht)munitie op dit moment verboden en in welke lidstaten is het gebruik toegestaan?
In het kader van het Euro-Afrikaans Watervogelverdrag (AEWA) hebben partijen afgesproken om het gebruik van loodhoudende hagel voor de jacht uit te faseren. Uit de rapportages van het secretariaat bij dit verdrag blijkt dat 14 lidstaten van de EU een verbod op het gebruik van loodhoudende hagel hebben vastgesteld, waaronder Nederland, Frankrijk, Spanje en delen van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Er zijn geen gegevens beschikbaar over regels met betrekking tot het gebruik van loodhoudende kogelpatronen in de verschillende EU-lidstaten.
Wat is de stand van zaken op Europees niveau ten aanzien van de discussie over de schadelijkheid van loodhoudende munitie voor het milieu en voor de volksgezondheid in gevallen dat in het wild levende dieren met lood afgeschoten en vervolgens geconsumeerd worden?2
De discussie over het gebruik van loodhoudende munitie in de jacht vindt op Europees niveau plaats in de intergroup duurzame jacht van het Europees Parlement. De aandacht van de lidstaten gaat momenteel vooral uit naar de uitvoering van de afspraken, genoemd in het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat het in de natuur achterlaten van munitie zeer onwenselijk is en dat dit daarom een hoge strafmaat verdient? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw opvattingen ten aanzien van de strafmaat? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het achterlaten van munitie in het buitengebied zeer onwenselijk. Buiten het gevaar dat dit kan opleveren voor passanten, wordt ook schade aan het milieu toegebracht. Van jagers wordt verwacht dat zij zorgvuldig met hun wapen en munitie omgaan. Dit is wettelijk verankerd in de regelgeving met betrekking tot wapens en munitie.
Het incident, genoemd in het aangehaalde mediabericht, geeft mij onvoldoende aanleiding om het geldende verbod op het gebruik van loodhoudende hagel uit te breiden met een verbod op het gebruik van loodhoudende kogelpatronen voor jacht en schadebestrijding.
Bent u bereid in Nederland een totaalverbod op het gebruik van loodhoudende hagel uit te breiden naar loodhoudende kogels voor jacht en schadebestrijding? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De artikelen “Stichting verrijkt zich ten koste van bewoners serviceflats” en “Oud CDA-politicus verrijkt zich ten koste van bewoners seniorenflats” |
|
Martine Baay-Timmerman (50PLUS), Norbert Klein (50PLUS) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Bent u bekend met de artikelen «Stichting verrijkt zich ten koste van bewoners serviceflats»1 en «Oud CDA-politicus verrijkt zich ten koste van bewoners seniorenflats»?2
Ja.
Wat vindt u van het onderzoeksresultaat van onderzoeksbureau Follow the Money dat de Stichting Dienstverlening Serviceflats (SDS) de meeste diensten in serviceflats wegsnijdt, maar voor het overblijvende pakket zeer hoge prijzen in rekening brengt, bijvoorbeeld op de gasrekening?
Wat vindt u van het onderzoeksresultaat dat bestuurders van serviceflats die aangebracht zijn door SDS, vaak aantoonbaar banden hebben met deze stichting en in het voordeel hiervan handelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat vindt u van het onderzoeksresultaat dat door SDS aangestelde bestuurders van serviceflats, waarvan gezegd wordt dat ze onafhankelijk zijn, betaald worden als zij erin slagen SDS meer diensten te laten verrichten voor de betreffende serviceflats? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat vindt u van het onderzoeksresultaat dat bewoners die kritische vragen stellen aan bestuurders van de serviceflats die op advies van SDS zijn aangesteld, zich geïntimideerd voelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe beoordeelt u het feit dat een bestuurder van een serviceflat (op initiatief van de bestuursvoorzitter van SDS) € 5.000 gestort zou krijgen na het inhuren van SDS? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat vindt u van het feit dat er door Follow the Money banden zijn geconstateerd tussen SDS en de vastgoedinvesteerder De Boer, tevens gemeenteraadslid voor het CDA? Wat vindt u van het feit dat bewoners in veel gevallen verleid zijn hun woning te verkopen, vaak ver onder de kostprijs? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe beoordeelt u de omgang van SDS met ouderen die zorg of ondersteuning nodig hebben maar op deze manier financieel worden uitgebuit?
Kunt u maatregelen nemen om SDS en dergelijke organisaties te beletten deze praktijken in de toekomst uit te voeren? Zo ja, welke en bent u voornemens deze maatregelen te nemen?
Zoals hierboven aangegeven zijn er organisaties die voor de VvE taken in de sfeer van het beheer en onderhoud uitvoeren. Dit gebeurt op contractbasis, doordat het bestuur van een VvE een beheerovereenkomst voor een bepaalde periode aangaat met een dergelijke beheerder. Dit gebeurt zowel bij reguliere appartementscomplexen, als bij serviceflats. Er is op zich niets tegen het feit dat er (commerciële) organisaties zijn die dergelijke diensten aanbieden. Sterker nog, voor veel VvE’s is dit een uitkomst omdat de bestuursleden zelf niet de tijd of kennis hebben om het VvE-beheer adequaat uit te voeren. Veelal is de VvE ook tevreden over de dienstverlening van zijn VvE-beheerder.
Tegelijkertijd hebben zich, ook in het verleden al, gevallen voorgedaan waarbij de VvE-beheerder steken heeft laten vallen. Daardoor zijn er in de branche initiatieven ontstaan die er op gericht zijn VvE-beheerders te kunnen onderscheiden en waarmee in wezen «het kaf van het koren» gescheiden kan worden. Ik doel dan op de ontwikkeling van het SKW-keurmerk voor VvE-beheerders (wordt verstrekt aan de organisatie) en het in ontwikkeling zijnde persoonsgebonden beheerdercertificaat (wordt verstrekt aan een natuurlijk persoon). Om betreffend keurmerk te behalen, moet men voldoen aan bepaalde deskundigheidseisen, waarbij periodiek wordt getoetst of nog steeds wordt voldaan aan de gestelde eisen. Ik juich deze ontwikkelingen toe en ondersteun die ook waar nodig en mogelijk. Daarnaast bestaat er de beroepscode van Vastgoedmanagement Nederland (VMG), die ook geldt voor de bij VMG aangesloten VvE-beheerders. Ik ben ook gelukkig met de gerichte voorlichtingsactiviteiten van de Vereniging Eigen Huis en VvE-Belang.
Het staat in Nederland een ieder vrij om VvE beheerdiensten aan te bieden. Met eerder genoemde branche-initiatieven wordt naar mijn mening een gedegen inspanning gedaan om frauduleuze handelingen te onderscheiden van welgemeende inzet en diensten. Andere kwaliteitsbevorderende maatregelen dan de bovenstaande zijn volgens mij dan ook niet nodig. Daarbij zij aangetekend dat ik een voorstander ben van transparante dienstverlening aan zowel VvE’s als serviceflats en dat het bij mogelijke individuele gevallen van frauduleus handelen aan de rechter is hier een oordeel over te vellen.
Het verstrekken van het burgerservicenummer |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Brussel rekent op Asscher»?1
Ja.
Wat vindt u van het idee van de gemeente Rotterdam om in bepaalde gevallen de aanvraag van het burgerservicenummer (BSN) aan te houden?
Inmiddels is verkend of het op grond van Europese regelgeving mogelijk is om de uitgifte van een BSN aan te houden in verband met controle van het adres in verband met eisen die aan huisvesting worden gesteld. Gebleken is dat Europese regelgeving geen ruimte biedt voor deze werkwijze. Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
Het kabinet heeft samen met gemeenten een groot aantal maatregelen genomen om EU-arbeidsmigratie in goede banen te leiden, waaronder ook maatregelen om overlast en huisvestingsproblemen tegen te gaan. Voor een overzicht van deze maatregelen verwijs ik naar de recente brieven die hierover naar uw Kamer zijn gestuurd.2 De gemeente Rotterdam is een van de gemeenten waar het kabinet intensief en naar wederzijdse tevredenheid mee samenwerkt. Het kabinet begrijpt de wens van de gemeente Rotterdam om overlast en huisvestingsproblemen aan te pakken. Gemeenten hebben met de wijziging van de Woningwet en de Huisvestingswet een aantal instrumenten in handen om overbewoning en overlast aan te pakken, zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 3 en 6.
Het kabinet heeft met de betrokken wethouders van de gemeenten Rotterdam, Westland en Den Haag afspraken gemaakt over verbetering van de registratie van EU-burgers in relatie tot het tegengaan van misstanden met huisvesting en overlast. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd in mijn brief van 11 februari jl.3
Het kabinet en de betrokken wethouders hebben geconcludeerd dat we allemaal aan hetzelfde doel werken, namelijk het beheersbaar maken van EU-arbeidsmigratie en waar nodig het aanpakken van problemen, zoals bij huisvesting. We hebben afgesproken om zo snel mogelijk de Registratie van het Eerste Verblijfadres (REVA) te optimaliseren en de kinderziektes eruit te halen. Overigens zijn de eerste ervaringen daarmee positief. De pilot REVA is onlangs met 2 gemeenten uitgebreid en zal op korte termijn met nog meer gemeenten worden uitgebreid, waaronder één of meer RNI-loketgemeenten. Invoering van de pilot in alle RNI-loketgemeenten per 1 juli bleek niet haalbaar te zijn maar wel een verdere uitbreiding dan de huidige 3 gemeenten. Over een grotere uitrol vindt overleg plaats met de VNG, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken en de andere loketgemeenten. Tevens is afgesproken dat er in de pilot REVA wordt nagegaan welke informatie beschikbaar en nodig is om gemeenten te ondersteunen bij de vraag waar de arbeidsmigrant verblijft. Daarnaast is het kabinet bereid te bezien hoe verplichte registratie van het (eerste) verblijfadres structureel kan worden geregeld.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is, voor zowel de mensen zelf als voor omwonenden, dat arbeidsmigranten in groten getale in een huis wonen? Zo ja, wat gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom niet?
Overlast en overbewoning ontstaan doordat er teveel arbeidsmigranten in panden worden gehuisvest die daar niet geschikt voor zijn. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk als het gaat om de handhaving van overlast en overbewoning en als het gaat om het maken van afspraken voor goede alternatieve huisvesting. Sinds de ondertekening van de nationale verklaring in 2012 voeren de Minister voor Wonen en Rijksdienst en zijn voorgangers regie op het maken van afspraken voor meer en betere huisvesting. De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft hierover op 1 oktober jl. uw Kamer geïnformeerd.4 In de afgelopen periode heeft dit geleid tot afspraken in 9 regio´s.
De gemeenten worden op verschillende manieren gefaciliteerd om hun verantwoordelijkheid te nemen:
Voor het bestrijden van (woon)overlast en de verloedering die daarmee gepaard kan gaan, zijn er diverse instrumenten voor gemeenten:
Deze maatregelen staan genoemd in de «Handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering» uit 2011. Naast deze maatregelen zijn er ook aanvullende wetsvoorstellen aan de Tweede Kamer aangeboden die in 2014 en begin 2015 in werking zullen treden, te weten:
Daarnaast wordt een wetsvoorstel voorbereid dat het mogelijk maakt om woningzoekenden te screenen op overlastgevend gedrag. Dit wetsvoorstel zal de Minister voor Wonen en Rijksdienst nog dit jaar aanhangig maken bij Uw Kamer.
Deelt u de opvatting dat het niet meer verstrekken van het BSN, wanneer er sprake is van overbewoning, kan bijdragen aan het voorkomen van het samenwonen van enorm veel arbeidsmigranten in een zeer kleine en soms mensonterende ruimte, dat in bepaalde gevallen ook tot overlast leidt?
Hoewel ik dit een interessante gedachte vind, biedt de Europese regelgeving geen ruimte voor het niet meer verstrekken of het tijdelijk aanhouden van het BSN wanneer er sprake is van overbewoning. Ik verwijs kortheidshalve naar de antwoorden op de vragen 2, 3 en 6.
Kunt u aangeven welke Europese regels het op dit moment onmogelijk maken om het BSN helemaal niet meer te verlenen bij overbewoning? Welke Europese regels verzetten zich tegen het aanhouden van de aanvraag ter beoordeling van geschikte woonruimte? Bent u bereid hier wat aan te veranderen? Zo ja, hoe en wanneer gaat u concreet actie ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Het hebben van een BSN is niet wettelijk verplicht. Een niet-ingezetene kan en mag ook zonder BSN in Nederland verblijven, werken of studeren. Het (al dan niet tijdelijk) ontbreken van een BSN kan echter grote gevolgen hebben en niet-ingezetenen kunnen veel hinder ondervinden van het ontbreken van een BSN in hun contacten met verschillende instanties (niet alleen overheidsinstanties, maar bv. ook onderwijsinstellingen en zorgaanbieders) die onder omstandigheden gebruik kunnen maken van het BSN. Zo worden uit de basisregistratie personen geen gegevens over niet-ingezetenen verstrekt aan overheidsorganen en derden op grond van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) zolang geen BSN is toegekend.5 Ook is het BSN bijvoorbeeld nodig voor inschrijving als werkzoekende bij het UWV. Gelet op het voorgaande is het risico reëel dat de Europese Commissie het aanhouden van toekenning van het BSN, en zeker het weigeren van toekenning van een BSN, zal aanmerken als een beperking van het vrij verkeer van Unieburgers dan wel het vrij verkeer van werknemers, zoals neergelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.6 Bovendien zou sprake zijn van een ongeoorloofd onderscheid tussen ingezetenen en niet-ingezetenen, nu voor ingezetenen in de huidige wetgeving ook geen mogelijkheid bestaat om toekenning van het BSN aan te houden in verband met controle van de huisvestingseisen.
Maatregelen die het vrij verkeer (en verblijf) beperken zijn volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie toelaatbaar indien zij een doel van algemeen belang nastreven, geschikt zijn om de verwezenlijking daarvan te waarborgen en niet verder gaan dan noodzakelijk om het gestelde doel te bereiken. De doelstelling van de aanhouding van toekenning van het BSN – controle op huisvestingseisen in verband met misstanden op dat terrein – kan op zich vallen onder de bescherming van de openbare orde, mits sprake is van een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel maatschappelijk belang. De om redenen van openbare orde genomen maatregelen moeten echter wel in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel. Of daaraan is voldaan is zeer de vraag; het aanpakken van misstanden op het gebied van huisvesting kan namelijk ook op andere manieren geschieden dan door het aanhouden van toekenning van het BSN; controle van de huisvestingseisen kan bijvoorbeeld ook plaatsvinden ná toekenning van het BSN. Dat is een minder vergaande methode. Verder staat het niet opgeven van een verblijfadres dat voldoet aan de huisvestingseisen niet zonder meer in verhouding tot de maatregel van aanhouding van toekenning van het BSN. Naar de mening van het kabinet is, gelet op het voorgaande, aanhouding van toekenning van het BSN niet geschikt en ook niet noodzakelijk om het doel te bereiken. Daar komt nog bij dat niet zozeer het gedrag van de niet-ingezetene zelf leidt tot misstanden op het gebied van huisvesting, maar het gedrag van degene die de huisvesting aanbiedt. Dat maakt de maatregel nog minder geschikt en evenredig.
Het kabinet is gelet op het voorgaande van mening dat aanhouding (en eventueel weigering) van toekenning van een BSN gelet op het Europees recht niet mogelijk is. Op het gebied van het vrij verkeer van Unieburgers heeft het vorige kabinet gepoogd de Richtlijn vrij verkeer van personen aan te passen. Hier bleek nauwelijks steun voor te zijn bij de Europese Commissie en de andere lidstaten. Mijn inzet is er daarom nu op gericht om Europees tot een coalitie van gelijkgezinde landen te komen die zich sterk maakt voor het bestrijden van uitwassen van het vrij verkeer, zoals uitbuiting en schijnconstructies. Door die negatieve effecten tegen te gaan, beoog ik draagvlak te behouden voor het vrij verkeer van werknemers in Europa.
Herinnert u zich uw uitspraak: «Bulgaren en Roemenen moeten worden ondersteund als ze uitgebuit worden en bestraft als ze overlast veroorzaken»? Zo ja, wat gaat u concreet doen aan overlast door overbewoning?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat Stichting Dienstverlening Serviceflats (SDS) ouderen uit serviceflats jaagt |
|
Farshad Bashir , Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Frans Weekers (VVD) |
|
Hoe reageert u op het artikel dat ouderen door Stichting Dienstverlening Serviceflats (SDS) worden gedupeerd en geïntimideerd?1
Een serviceflat is een gebouw of een complex van gebouwen met zelfstandige appartementen. Het verschil met een reguliere flat is dat bij een serviceflat verschillende diensten en voorzieningen worden aangeboden die betrekking hebben op wooncomfort, veiligheid, service, zorg, welzijn en ontspanning. Serviceflats zijn een initiatief vanuit de markt waarvoor naast de reguliere wettelijke eisen, geen aanvullende, specifieke wet- en regelgeving voor bestaat behalve de mogelijkheid om bij verhuur vanwege de additionele voorzieningen een extra opslag van 35% op de huur te vragen. Door de koop van een appartement in een (service-)flat is men van rechtswege verplicht lid van de Vereniging van Eigenaren(VvE). De VvE heeft de zorg voor het onderhoud van het complex tot doel en stelt in de VvE-vergadering, met meerderheid van stemmen, het bedrag voor de servicekosten vast. Een nieuwe appartementseigenaar is hieraan gebonden. Vanuit de markt bestaan er beheerorganisaties die VvE’s kunnen inhuren om hen te ondersteunen bij de uitvoering van hun taken. Hierbij zijn ook organisaties die zich hebben gespecialiseerd in de dienstverlening aan VvE’s van serviceflats. Bij de huur van woonruimte in een serviceflat geldt het reguliere huursysteem, inclusief de mogelijkheid van genoemde serviceflattoeslag.
Uit het artikel komt naar voren dat een aantal bewoners van serviceflats klachten heeft over de uitvoering van de taken van de door hen ingehuurde diensten van de beheerorganisatie Stichting Dienstverlening Serviceflats (SDS). Ik begrijp dat dit voor bewoners een erg vervelende situatie is, waarbij ik er op voorhand van uit ga dat een beheerder de prestaties levert die contractueel overeengekomen zijn. Indien bewoners en een beheersorganisatie in een dergelijke situatie niet tot een vergelijk komen, kunnen de bewoners naar de rechterlijke macht stappen. Uit de berichtgeving maak ik op dat een aantal bewoners een dergelijke stap gezet hebben. Het is uiteindelijk aan de rechterlijke macht om een oordeel te vellen en niet aan mij om hier inhoudelijk op in te gaan.
Hoe lang bent u al op de hoogte van het misbruik en intimidatie van ouderen door SDS? Kunt u uw antwoord toelichten?
Over de berichtgeving uit Trouw was ik op de hoogte op de dag van verschijning, 7 januari 2014.
Leidt dit misbruik naar uw oordeel tot financiële uitbuiting van ouderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat is uw opvatting over de methode die SDS gebruikt? Deelt u de mening dat dit een methode is die niet in het belang handelt van bewoners, maar van beleggers? Bent u van plan deze methode een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet?
Vindt u het wenselijk dat hoogbejaarde ouderen moeten procederen om in hun bestaande woning te kunnen blijven wonen? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Is het waar dat de leegstand in serviceflats wordt doorgerekend in de hoge servicekosten die SDS in rekening brengt? Is het waar dat hierdoor de flats goedkoop kunnen worden opgekocht en dat bewoners de prijs betalen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoeveel en welke diensten heeft SDS wegbezuinigd in de serviceflats? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw reactie op de uitspraak van twee voormalige SDS medewerkers die in het artikel aangeven dat bewoners willens en wetens zijn «bedonderd»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat bestuurders van serviceflats onder één hoedje met SDS spelen? Zo nee, hoe verklaart u dan dat zij betaald worden als zij erin slagen SDS meer diensten te laten verrichten in de serviceflats?
Wat vindt u ervan dat één van de bestuurders van een serviceflat maar liefst 5.000 euro ontving, nadat SDS als dienstverlener aan de slag kon bij een serviceflat? Is deze werkwijze geoorloofd? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Hoe oordeelt u over de onafhankelijkheid van bestuurders van serviceflats en SDS, nu blijkt dat de voorzitter van de Raad van Bestuur van SDS zelf werkzaam is als een bestuurder van een serviceflat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat is uw reactie op de uitspraak van verscheidene bewoners die stellen dat de «onafhankelijke» bestuurders zich vaak intimiderend opstellen tegenover hoogbejaarde ouderen? Wat gaat u hieraan doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
In hoeveel situaties heeft SDS bewoners ervan overtuigd, al dan niet gedwongen, hun woning te verkopen? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u ervan dat verschillende bewoners melding maken van een uiterst geraffineerd samenspel, doordat SDS en een vastgoedinvesteerder elkaar bevoordelen ten koste van de bewoners? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wilt u de rapporten, waaruit blijkt dat woningen onder de taxatiekosten worden aangekocht zodat het voordeel voor de investeerder per seniorencomplex in de miljoenen kan lopen, naar de Kamer (laten) sturen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid te onderzoeken in hoeverre bewoners van serviceflats, die door SDS zijn overtuigd om tot verkoop van hun woning over te gaan, een lager bedrag voor hun woning hebben gekregen dan de marktwaarde? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel bewoners van serviceflats zijn met een restschuld blijven zitten, nadat zij door SDS zijn bewogen om hun woning te verkopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid uit te zoeken hoe groot het financiële nadeel is voor oud bewoners die, onder druk van SDS, hun woning hebben verkocht? Zo nee, waarom niet?
Bent u tevens bereid uit te zoeken hoe groot het financiële nadeel is voor de schatkist, nu oud bewoners door SDS zijn bewogen om hun woning te verkopen en deze bewoners nu met een restschuld blijven zitten die fiscaal aftrekbaar is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de handelwijze door SDS onmiddellijk stopgezet dient te worden en dat deze handelswijze uitgebreid onderzocht dient te worden? Zo ja, bent u bereid een onafhankelijk onderzoek te doen naar de handelswijze van SDS in deze serviceflats? Zo nee, waarom niet?
Vindt u het wenselijk dat hoogbejaarde ouderen zich moeten verweren tegen dergelijke machtige instanties die niet handelen in het belang van deze ouderen, maar enkel handelen voor hun winstmarge? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u doen voor de gedupeerde ouderen?
Erkent u uw verantwoordelijkheid ter bescherming van (kwetsbare) ouderen omdat ze meer en meer afhankelijk worden van serviceflats nu ze niet meer in verzorgingshuizen terecht kunnen door uw beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Al lang is een trend van langer zelfstandig wonen gaande. Uit onderzoek blijkt dat de meeste ouderen zo lang mogelijk zelfstandig thuis willen blijven wonen. Zij kunnen daarbij ook voor een woonvorm kiezen waarbij extra diensten worden verleend, zoals in een serviceflat. Dit zijn private contracten, waar geen toezicht vanuit de overheid bij past. Zoals hierboven aangegeven, zijn er organisaties die voor de VvE taken in de sfeer van het beheer en onderhoud uitvoeren. Dit gebeurt op contractbasis, doordat het bestuur van een VvE een beheerovereenkomst voor een bepaalde periode aangaat met een dergelijke beheerder. Dit gebeurt zowel bij reguliere appartementscomplexen, als bij serviceflats.
Er is op zich niets tegen het feit dat er (commerciële) organisaties zijn die dergelijke diensten aanbieden. Sterker nog, voor veel VvE’s is dit een uitkomst omdat de bestuursleden zelf niet de tijd of kennis hebben om het VvE-beheer adequaat uit te voeren. Veelal is de VvE ook tevreden over de dienstverlening van zijn VvE-beheerder.
Tegelijkertijd hebben zich, ook in het verleden al, gevallen voorgedaan waarbij de VvE-beheerder steken heeft laten vallen. Daardoor zijn er in de branche initiatieven ontstaan die er op gericht zijn VvE-beheerders te kunnen onderscheiden en waarmee in wezen «het kaf van het koren» gescheiden kan worden. Ik doel dan op de ontwikkeling van het SKW-keurmerk voor VvE-beheerders (wordt verstrekt aan de organisatie) en het in ontwikkeling zijnde persoonsgebonden beheerdercertificaat (wordt verstrekt aan een natuurlijk persoon). Om betreffend keurmerk te behalen, moet men voldoen aan bepaalde deskundigheidseisen, waarbij periodiek wordt getoetst of nog steeds wordt voldaan aan de gestelde eisen. Ik juich deze ontwikkelingen toe en ondersteun die ook waar nodig en mogelijk. Daarnaast bestaat er de beroepscode van Vastgoedmanagement Nederland (VMG), die ook geldt voor de bij VMG aangesloten VvE-beheerders. Ik ben ook gelukkig met de gerichte voorlichtingsactiviteiten van de Vereniging Eigen Huis en VvE-Belang.
Het staat in Nederland een ieder vrij om VvE beheerdiensten aan te bieden. Met eerder genoemde branche-initiatieven wordt naar mijn mening een gedegen inspanning gedaan om frauduleuze handelingen te onderscheiden van welgemeende inzet en diensten. Andere kwaliteitsbevorderende maatregelen dan de bovenstaande zijn volgens mij dan ook niet nodig. Daarbij zij aangetekend dat ik een voorstander ben van transparante dienstverlening aan zowel VvE’s als serviceflats en dat het bij mogelijke individuele gevallen van frauduleus handelen aan de rechter is hier een oordeel over te vellen.
Hoe gaat u voorkomen dat SDS een «voorbeeld» wordt voor andere organisaties die denken kwetsbare ouderen te kunnen misbruiken en intimideren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 22.
De berichten dat er opnieuw sprake lijkt te zijn van grootschalige fraude door een wetenschapper |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over de berichten dat er opnieuw sprake lijkt te zijn van grootschalige fraude door een wetenschapper, die meerdere keren plagiaat pleegde?1
Ik vind het voorbarig om te spreken van fraude. Anders dan bij manipulatie of fabricatie van onderzoeksgegevens of zuiver plagiaat, ligt de essentie nu in de (on)toelaatbaarheid van zelfcitaties. De KNAW heeft geconstateerd dat de regels over citateren verduidelijking behoeven en komt naar verwachting in maart van dit jaar met een advies. De Vrije Universiteit (VU) heeft een commissie benoemd die onderzoek zal doen naar de wijze waarop in het werk van de wetenschapper gebruik wordt gemaakt van eerder gepubliceerd werk van hemzelf, van hemzelf samen met co-auteurs en van anderen. De uitkomst van dat onderzoek – dat geruime tijd zal duren – wacht ik af.
Deelt u de mening dat er direct een einde moet komen aan de opeenstapeling van dit soort zaken, dat de wetenschap in een slecht daglicht stelt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat integriteit een groot goed is in de wetenschap en een inbreuk hierop schaadt het vertrouwen in wetenschappers. Onderzoekers zijn gebonden aan de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Terecht laat de VU uitzoeken of de betrokken wetenschapper zich aan de gedragscode heeft gehouden.
Deelt u de mening dat de toenemende publicatiedruk een kwalijke rol speelt in deze zaken? Zo ja, wat gaat u doen om deze druk te verminderen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan geen oplossing bieden voor het vraagstuk van de publicatiedruk. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vragen van Van Meenen en Mei Li Vos over perverse prikkels in de wetenschap (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 608). Ik heb wel een opvatting over de attitude die ik van wetenschappers verwacht en die is dat alle wetenschappers zich de vraag dienen te stellen wat het doel van een publicatie is. Ik constateer dat deze vraag actueel is in de wetenschappelijke gemeenschap en ik zie dat veel wetenschappelijke tijdschriften steeds kritischer worden op wat zij publiceren. Dat zijn goede ontwikkelingen en ik laat ook niet na dit uit te dragen.
Deelt u de mening dat het vreemd is dat een wetenschapper meerdere artikelen per week kan publiceren zonder dat daar alarmbellen over afgaan bij de betrokken instelling?
Ik ben van mening dat publiceren om het publiceren de wetenschap niet verder brengt. Publicaties dienen tot doel te hebben nieuwe inzichten voort te brengen of inzicht te bieden in de reproduceerbaarheid van reeds gedaan onderzoek. Elke wetenschapper die met dat motief en met inachtneming van de gedragscode wetenschapsbeoefening een groot aantal artikelen gepubliceerd weet te krijgen, verdient erkenning.
Bent u van mening dat het huidige systeem van «zelfreiniging» door de universiteiten voldoende functioneert? Zo ja, waarop baseert u die aanname? Zo nee, wat gaat u doen om dit te verbeteren?
Ja, het systeem werkt naar mijn mening voldoende. De VU heeft een anonieme klacht over plagiaat door een promovendus in een nog niet verdedigd proefschrift voorgelegd aan een wetenschappelijke integriteitscommissie. Daarbij is de promotie opgeschort. De aanbevelingen van de commissie zijn door alle betrokkenen overgenomen. Zoals te doen gebruikelijk, is de geanonimiseerde samenvatting op de website van de VSNU geplaatst, in dit geval direct na het verstrijken van de beroepstermijn. Na de berichten over (zelf)plagiaat door de promotor, heeft de VU een breed onderzoek ingesteld naar al het werk van de betrokkene, van de betrokkene samen met co-auteurs en van anderen. De KNAW heeft geconstateerd dat de regels over citeren verduidelijking behoeven en komt hierover met een advies. Dat toont aan dat het systeem voldoende werkt.
Hoe gaat u er zorg voor dragen dat de gedragscode voor wetenschap en onderzoek daadwerkelijk wordt nageleefd?
Naleving van de gedragscode behoort tot de verantwoordelijkheid van de instellingen en de onderzoekers. Ik merk dat de instellingen meer aandacht zijn gaan besteden aan integere wetenschapsbeoefening. Daarbij ligt de focus niet alleen op de huidige onderzoekers. Juist ook in de opleiding van toekomstige onderzoekers is steeds meer aandacht voor het bewust omgaan met integriteitsnormen. Verder constateer ik dat het aantoonbaar schenden van de integriteitsnormen grote gevolgen heeft gehad voor de betrokken wetenschappers. Verwacht mag worden dat hier een afschrikwekkend effect vanuit gaat, al kan helaas niet worden voorkomen dat er nieuwe gevallen van schending kunnen optreden.
De voortgaande islamisering van het universitaire onderwijs |
|
Joram van Klaveren (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de uitnodiging «Multiculturele ontmoeting voor geneeskundestudentes en hun moeder»?1
Ja. Het VU medisch centrum (VUmc) heeft op 11 januari jl. een bijeenkomst georganiseerd voor vrouwelijke geneeskundestudenten en hun moeders. Ook andere vrouwelijke geïnteresseerden waren welkom.
VUmc geeft aan dat de doorstroom van studentes van niet Nederlandse afkomst naar de vervolgopleiding voor medisch specialisten gering is. Dat is jammer, omdat het vaak om goede studentes gaat, met de potentie een goed medisch specialist te worden. Het doel van de ontmoetingsdag was om deze studentes te laten kennismaken met twee vrouwelijke rolmodellen en ze tijdig te informeren over de mogelijkheden voor specialisatie in een vervolgopleiding. Daarnaast stond een aantal workshops op het programma over professionele en culturele vraagstukken. Goede zorg heeft een belangrijk cultureel aspect: in Amsterdam wordt zorg gegeven aan circa 40% patiënten van niet-Nederlandse origine, uit zeer diverse culturen en met 175 nationaliteiten. VUmc wil al zijn studenten besef van diverse culturele achtergronden meegeven, zodat ze later in de beroepspraktijk de patiënt centraal kunnen stellen, op medisch en cultureel vlak. Dit helpt studenten om te gaan met lastige dilemma’s in hun toekomstige beroepspraktijk.
Deelt u de visie dat het meer dan triest is dat we geneeskundeworkshops in een Nederlandse universiteit hebben waar de vraag centraal staat of mensen van het andere geslacht wel behandeld kunnen worden? Zo neen, hoe duidt u deze islamitische vraag met betrekking tot sekse-apartheid dan?
In de geneeskunde in Nederland, en dus ook in VUmc, helpen artsen eenieder, zonder aanzien des persoons. Dat is ook in overeenstemming met de eed c.q. gelofte die artsen afleggen. Net als praktiserende artsen, houden de geneeskundestudenten zich hier aan. Zowel artsen als geneeskundestudenten mogen dus geen onderscheid maken naar de sekse van patiënten. Ik vind het goed dat VUmc deze onderwerpen niet uit de weg gaat, maar ze bespreekbaar maakt.
Bent u het ermee eens dat in Nederland anno 2014 het onderzoeken van een persoon van de andere sekse door geneeskundestudenten binnen de beroepsgroep algemeen aanvaard is en bovendien een essentieel onderdeel van de beroepsvoorbereiding is? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre erkent u de toenemende invloed van de islam op onder andere de Vrije Universiteit, met haar islamitische gebedsruimte, halalvoedsel, islamitische geestelijk verzorger, uitnodigingen in onder meer het Arabisch en workshops over islamitische sekse-apartheid binnen de geneeskunde?
Een groeiende groep studenten in het Nederlands hoger onderwijs is moslim. Ik vind het terecht dat de Vrije Universiteit en VUmc zich hiervan rekenschap geven. VUmc leidt geneeskundestudenten op die verantwoordelijkheid willen dragen in onze pluriforme samenleving. VUmc vindt het een profielkenmerk dat binnen zijn academische gemeenschap ruimte bestaat om met elkaar in gesprek te gaan over de invloed van uiteenlopende levensbeschouwingen op de uitoefening van de geneeskunde.
Deelt u de mening dat er geen cent belastinggeld dient te worden verspild aan dit soort multiculprojecten? Zo neen, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Om studenten voor te bereiden op hun rol en verantwoordelijkheid in onze pluriforme samenleving, organiseert VUmc op menig terrein activiteiten die aanvullend zijn op de reguliere onderwijsactiviteiten. VUmc is vrij de middelen die zij van de overheid krijgt in te zetten voor verdiepingsactiviteiten. Het past bij de autonomie van onderwijsinstellingen om hierin een eigen afweging te maken, de instelling heeft bestedingsvrijheid. Hierbij geldt als voorwaarde dat de uitgaven doelmatig en rechtmatig zijn en dat zij gecontroleerd en goedgekeurd worden door een accountant.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen tegen de voortgaande islamisering van ons (universitaire) onderwijs?
Ik ben niet voornemens maatregelen te treffen. Als minister sta ik voor de kwaliteit en de toegankelijkheid van het Nederlandse (hoger) onderwijs. Als de kwaliteit of de toegankelijkheid van het onderwijs in het geding zijn, heb ik de mogelijkheid om in te grijpen. In dit geval is er geen sprake van dat de kwaliteit of toegankelijkheid van het onderwijs in het geding zijn. Het onderwijs is en blijft toegankelijk voor mannelijke en vrouwelijke studenten en daarom niet in strijd met de wet. Het staat VUmc vrij om op deze wijze invulling te geven aan een bijeenkomst, met respect voor de culturele diversiteit van de studentenpopulatie. De eerbiediging van de vrijheid van godsdienst en het respecteren van ieders geloofsovertuiging zijn fundamentele waarden van onze samenleving.
Het bericht ‘Alcohol taboe voor ouders’ |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Alcohol taboe voor ouders»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht? Wat vindt u ervan dat ouders, omdat zij samen met hun nog niet achttienjarige kind zijn, in sommige winkels geen alcoholhoudende dranken meer kunnen aanschaffen?
In het artikel «alcohol taboe voor ouders» staat dat de in dit artikel genoemde supermarkt inmiddels heeft laten weten dat ze het personeel hebben geïnstrueerd om te voorkomen dat dit in de toekomst nogmaals gebeurt.
Kunt u toelichten hoe een winkelmedewerker kan vaststellen of de alcoholhoudende drank die wordt aangeschaft door iemand van boven de 18, wel of niet «bestemd is voor een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt», zoals omschreven in artikel 20 van de Drank- en Horecawet?
Supermarkten en slijters mogen gewoon alcohol verkopen aan ouders die boodschappen doen met hun kinderen. Het is bijzonder dat hier verwarring of onduidelijkheid over is ontstaan, want aan de regels hierover is niets veranderd. Alleen de leeftijdsgrens is per 1 januari 2014 verhoogd van 16 naar 18 jaar. Al sinds 2000 staat in artikel 20 van de Drank- en Horecawet dat caissières of horecamedewerkers de verkoop moeten weigeren als een volwassene alcohol wil kopen die «kennelijk» bestemd is voor een jongere. Met de term «kennelijk» wordt hier bedoeld: voor iedereen overduidelijk.
Dan gaat het bijvoorbeeld om een groepje jongeren waarvan er een boven de 18 is. Of iemand die in de rij bij de kassa staat en aanbiedt drank of tabak te kopen voor een minderjarige, als de verkoop is geweigerd aan deze minderjarige. Dergelijke situaties hebben weinig te maken met ouders die samen met hun kinderen boodschappen doen en die alcohol voor zichzelf kopen.
Gezien bovenstaande uitleg zie ik dan ook geen aanleiding de Drank- en Horecawet op dit punt aan te passen.
Bent u, net als het Centraal Bureau voor Levensmiddelenhandel, van mening dat de wet onduidelijk is over verkoop van alcohol aan volwassenen in het bijzijn van jongeren onder de achttien jaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u voornemens om de wet aan te passen met als doel duidelijkheid voor winkeliers te scheppen, of ziet u andere oplossingen?
Zie antwoord vraag 3.
Het Europese initiatief voor het opstellen van nieuwe duurzame energiedoelstellingen voor 2030 |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Staat het kabinet nog altijd achter de ambitie uit het regeerakkoord1, dat Nederland voortrekker dient te zijn in de internationale samenwerking op het gebied van duurzaam energiegebruik?
Ja.
Heeft het kabinet kennisgenomen van de brief2, uitgevaardigd op 23 december jl., waarin acht EU-ministers pleiten voor een duidelijke Europese doelstelling op het gebied van duurzame energie in 2030?
Ja.
Hoe verhoudt deze brief zich tot de Europese Green Growth Group3, waarvan Nederland deel uit maakt?
Nederland heeft in de Green Growth Group conform de kabinetsreactie op het Europese Groenboek gepleit voor een CO2-reductiedoel van ten minste 40% ten opzichte van 1990. Binnen de Green Growth Group is over een dergelijk reductiedoel een redelijke mate van consensus ontstaan. In een brief van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje, Italië, Duitsland en Nederland van 10 januari 2014 is dit ook schriftelijk aan de Commissie overgebracht.
Dat ligt anders bij de formulering van aparte doelen voor energiebesparing en hernieuwbare energie. Het Verenigd Koninkrijk is tegen aparte doelen naast het CO2-reductiedoel, terwijl Duitsland daar juist voorstander van is.
In de kabinetsreactie op het Europese Groenboek heeft Nederland destijds geen expliciete houding ten aanzien van een hernieuwbare doelstelling ingenomen om die reden zal NL niet zijn gevraagd om de brief van 23 december jl. waarnaar in vraag 2 verwezen wordt mede te ondertekenen.
Het kabinet zal uw Kamer op korte termijn een reactie geven op het Europese Witboek, dat op 22 januari jl. is verschenen.
Heeft Nederland deelgenomen aan het opstellen van deze brief? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Betekent de Nederlandse afwezigheid bij het opstellen van deze brief dat het kabinet het Europese initiatief voor harde doelstellingen in 2030 niet steunt?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat de Europese samenwerking op het gebied van duurzame energie uw volle aandacht heeft, zodat in het vervolg Nederland een centrale speler blijft in de Europese overlegstructuur naar een duurzame toekomst?
Ja. Overleg op Europees niveau zal steeds belangrijker worden om de Europese vraag en het aanbod van met name elektriciteit in een steeds verder integrerende elektriciteitsmarkt in goede banen te leiden waardoor de algehele voorzieningszekerheid kan worden geborgd.
Het bericht dat zeemansgraven worden geschonden |
|
Wassila Hachchi (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Schending zeemansgraven aangepakt»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het hier gaat om feitelijke grafschennis, dan wel om ontoelaatbare verstoring van de grafrust, aangezien de bemanning van Hr.Ms. O-16 in het scheepswrak haar laatste rustplaats heeft gevonden?
Op 21 oktober 2013 zou een Cambodjaans vaartuig met hijskraan gesignaleerd zijn boven de positie van een wrak van een Nederlandse onderzeeboot in de Zuid-Chinese Zee. Vanwege de ligging van twee in het gebied gezonken onderzeeboten, kan het gaan om het wrak van de O-16 of de K-17. Vermoedelijk betreft het de O-16. Men heeft de hijskraan van het vaartuig niet in bedrijf gezien. Wel is uit eerdere meldingen bekend dat (in de Zuid-Chinese Zee) wrakken worden gelicht om (schroot-)metalen van de zeebodem op te halen. Nadat in december jl. bekend werd dat er sprake was van een mogelijke schending van Nederlandse wrakken, zijn de Cambodjaanse autoriteiten verzocht opheldering te verschaffen over de activiteiten van het Cambodjaans schip in het betrokken gebied. Een reactie hierop is nog niet ontvangen.
Indien er door het vaartuig delen van de O-16 naar boven zijn gehaald, is dat een onrechtmatige verstoring van de laatste rustplaats van de bemanning van de Nederlandse onderzeeboot. Staatsschepen, waaronder oorlogsschepen, genieten te allen tijde soevereine immuniteit. Die immuniteit blijft ook na het zinken van kracht, zolang het schip door de vlagstaat als staats- of oorlogsschip wordt beschouwd. Dat is voor Nederlandse staats- en oorlogsschepen het geval. Het vernietigen of weghalen van (delen van) een gezonken oorlogsschip is daarom, naast het verstoren van de laatste rustplaats van de bemanning, tevens het vernietigen of stelen van eigendommen van de staat. Het spreekt vanzelf dat het verstoren van de laatste rustplaats eveneens ontoelaatbaar is in het geval van koopvaardijschepen.
Kunt u aangeven of u weet wat er met de stoffelijke resten van de opvarenden is gebeurd? Zo nee, bent u bereid stappen te ondernemen om dit te achterhalen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, gelet op het feit dat er verschillende Nederlandse marine- en koopvaardijschepen tijdens de Tweede Wereldoorlog tot zinken zijn gebracht en het gevaar bestaat dat deze zeelieden-oorlogsgraven (ook) worden geschonden, om gezamenlijk met landen als Australië, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, die eveneens met deze problematiek kampen, de nodige stappen te ondernemen om deze schendingen op zo kort mogelijke termijn internationaal rechtelijk strafbaar te stellen en naar vermogen te voorkomen? Zo ja, welke concrete maatregelen stelt u voor? Zo nee, waarom niet?
Van strafbaarstelling is reeds sprake. Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3. Dit bekent dat in voorkomende gevallen via internationale strafrechtelijke rechtshulpprocedures kan worden samengewerkt met buitenlandse autoriteiten. Een specifiek verdrag is voor het in de praktijk kunnen bieden en vragen van internationale rechtshulp niet noodzakelijk.
Via de ambassades in Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten is de vraag uitgezet welke acties deze landen hebben ondernomen bij vlagstaten van de bergingsvaartuigen en/of kuststaten na de constatering van een (mogelijke) schending van een scheepswrak met de status van een oorlogsgraf.
Dit is een eerste stap om in overleg te treden met andere betrokken landen, waaronder Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, over de bescherming van scheepswrakken van oorlogsschepen in de Zuid-Chinese Zee, ongeacht of die tevens de laatste rustplaats zijn van de opvarenden. Voor een effectieve bescherming is het echter van belang dat niet alleen de betrokken vlagstaten (zowel de vlagstaten van de wrakken als die van de plunderaars) daarbij betrokken worden, maar ook de betrokken kuststaten (in de Zuid-Chinese Zee).
De problematiek omtrent het verschroten van dergelijke scheepswrakken beperkt zich overigens niet tot de Zuid-Chinese Zee; ook op de Noordzee hebben zich incidenten voorgedaan.
Kunt u een overzicht geven van in de Tweede Wereldoorlog door vijandelijke handelingen gezonken Nederlandse marine- en koopvaardijschepen met, voor zover bekend, hun locaties?
Een dergelijk overzicht is niet als zodanig beschikbaar. Wel bestaan er verschillende overzichten van de in de Tweede Wereldoorlog gezonken marineschepen en van wrakken van koopvaardijschepen. Deze overzichten bevatten doorgaans globale aanwijzingen over de posities van de wrakken. Het zal een zeer tijdrovende en arbeidsintensieve inspanning vergen om de bestaande informatie te aggregeren tot een overkoepelend overzicht. Daarbij is het openbaar maken van een dergelijk overzicht niet opportuun, omdat daarmee juist meer incidenten zouden kunnen worden uitgelokt. Het feit dat zich de afgelopen jaren voor zover bekend nauwelijks of geen schendingen van Nederlandse WOII-koopvaardijwrakken hebben voorgedaan, hangt wellicht samen met het ontbreken van een dergelijk overzicht.
Het bericht dat er vanaf 1 januari 2014 in Lelystad ’s nachts geen apotheker meer geopend is |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat er vanaf 1 januari 2014 in Lelystad ’s nachts geen apotheker meer geopend is?1
Ik heb kennis genomen van het bericht.
Het feit dat er ’s nachts geen apotheek geopend is in Lelystad betekent niet dat er ’s nachts geen spoedmedicatie beschikbaar is in Lelystad. Ten algemene geldt dat op zorgverzekeraars de plicht rust om voldoende verantwoorde zorg te contracteren voor hun verzekerden. Daaronder valt ook de farmaceutische zorg die in de avond, nacht en op zondag (ANZ) wordt geleverd. Zoals al eerder in antwoorden op Kamervragen van het lid Van Gerven (SP) is aangegeven, rust op apothekers de plicht om 7 dagen per week en 24 uur per dag toegang tot adequate farmaceutische zorg voor patiënten te organiseren. De vorm waarin apothekers de toegang tot farmaceutisch zorg in de avond, nacht en op zondagen organiseren, is vrij. Apothekers kunnen deze diensten zelf leveren dan wel in samenwerking met andere apotheken (rouleren) of uitbesteden aan een, al dan niet gezamenlijke, dienstapotheek.2 Of zorgverzekeraars zich aan hun zorgplicht houden staat ter beoordeling van de specifieke toezichthouder de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht of er verantwoorde zorg wordt geleverd.
Wat is de reden dat apothekers in Lelystad hebben besloten om de nachtelijke opening te schrappen?
Blijkens het nieuwsbericht van omroep Flevoland (zie onderstaande link) hebben de apothekers aangegeven dat zo weinig mensen gebruik maken van de nachtapotheek dat de nachtapotheek daardoor onbetaalbaar is geworden. In een interview met omroep Flevoland geeft zorgverzekeraar Achmea aan dat de nachtapotheek in Lelystad een erg dure voorziening is (300 keer zo duur als de gewone apotheek). Achmea geeft verder aan dat spoedmedicatie voor het beperkte aantal patiënten zal worden betrokken van de apotheek van het Flevoziekenhuis in Almere waarbij de spoedmedicatie ook zal worden thuisbezorgd per taxi: http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1386317 .
Volledigheidshalve merk ik op dat het ook de taak van zorgverzekeraars is om de zorg betaalbaar te houden en zo nodig om betaalbare zorg te organiseren.
Is het wat u betreft acceptabel dat inwoners van Lelystad en omgeving ’s nachts voortaan naar Almere moeten reizen voor geneesmiddelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het verstrekken van spoedmedicatie betekent niet per definitie dat er door de patiënt of zijn vertegenwoordiger zal moeten worden gereisd. Enerzijds omdat spoedmedicatie veelal door de (huis)arts wordt verstrekt. Anderzijds omdat verstrekken van spoedmedicatie ook op een andere, meer klantvriendelijke, snellere en goedkoper manier kan worden georganiseerd waarbij de medicatie wordt thuisbezorgd zoals zorgverzekeraar Achmea aangeeft. Zie verder de antwoorden op vragen 2 en 6.
Deelt u de mening dat de zorg voor patiënten door deze nachtelijke sluiting onder een acceptabel niveau terechtkomt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat zorgverzekeraars en individuele apothekers hiermee voldoen aan hun plicht om toegang tot adequate farmaceutische zorg voor patiënten zeven dagen per week en 24 uur per dag te organiseren? Vindt u niet dat zorgverzekeraars bij de apothekers of ziekenhuisapotheker moeten afdwingen dat ook ‘s nachts in nood medicijnen kunnen worden verkregen in Lelystad?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Of wordt voldaan aan de plicht om toegang tot adequate farmaceutische zorg voor patiënten zeven dagen per week 24 uur per dag te organiseren, staat ter beoordeling van de specifieke toezichthouders NZA en IGZ.
Wat is wat u betreft de maximale afstand die patiënten mogen reizen om in de nachtelijke uren aan noodzakelijke geneesmiddelen te kunnen komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals in het antwoord op vragen 3 en 4 is aangegeven, is het niet altijd noodzakelijk dat moet worden gereisd om spoedmedicatie te ontvangen.
Er zijn geen concrete wettelijke normen ten aanzien van een maximale afstand die patiënten of hun vertegenwoordigers mogen reizen om in de nachtelijke uren (of overdag) aan noodzakelijke geneesmiddelen te komen. Overigens speelt de afstand een minder grote rol dan de tijd die verstrijkt tussen de afgifte van het recept van de arts en de daadwerkelijke ontvangst en toediening van de geneesmiddelen. Nogmaals merk ik op dat een en ander ter beoordeling staat van de hiervoor al genoemde specifieke toezichthouders.
Zijn er meer gemeenten waar deze ontwikkeling zich voordoet? Zo ja, welke gemeenten betreft dit? Wat vindt u van deze ontwikkeling?
Het is mij niet bekend of er meer gemeenten zijn waarbij deze ontwikkeling zich voordoet.
Teneinde zorg te dragen dat farmaceutische spoedzorg voor alle Nederlandse ingezetenen beschikbaar en betaalbaar blijft, ook in minder bevolkte gebieden, kopen zorgverzekeraars vanaf dit jaar de farmaceutische spoedzorg gezamenlijk in op basis van een representatiemodel. Dit is een uitvloeisel van de kwaliteitsagenda die is vastgesteld in het kader van het Bestuurlijk overleg farmacie naar aanleiding van de bevindingen van de verkenners extramurale farmacie, de heren Rinnooy Kan en Reibestein. Achterliggende gedachte hierbij is om een volledige spreiding en dekking van farmaceutische spoedzorg te bewerkstellingen en daarbij aansluiting te zoeken bij de reguliere acute zorgstructuur.
Wat gaat u doen om te bewerkstelligen dat apothekers in Lelystad zorg dragen voor een nachtelijke opening?
Zie antwoord vraag 7.
De gevolgen van de sluiting van verzorgingshuizen |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Vindt u het ook zo schrijnend dat minimaal 15.000 ouderen «opeens» te goed zijn geworden voor het verzorgingshuis?1
Ik bestrijd dit beeld. In het begrotingsakkoord 2013 is afgesproken dat nieuwe cliënten – die voorheen een indicatie zouden hebben gekregen voor ZZP 1 t/m 3 – gefaseerd langer thuis blijven wonen. Het langer thuis wonen, sluit aan bij de veranderende wensen van veel mensen en een trend die al langer zichtbaar is. In plaats van een licht zorgzwaartepakket krijgen mensen extramurale zorg en ondersteuning. Zowel mijn voorganger als ik hebben over dit onderwerp regelmatig met uw Kamer een debat gevoerd.
Waarom denkt u dat hulpverleners en deskundigen hun hart vasthouden? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het artikel spreekt vooral de vrees of er «thuis wel genoeg hulp is». Als gevolg van het extramuraliseren van de lichtere ZZP’s ontvangen nieuwe cliënten in plaats van een indicatie voor een licht ZZP een indicatie voor extramurale zorg en ondersteuning. De stijging van het beroep op extramurale zorg die hieruit voorvloeit, wordt binnen de beschikbare middelen van de contracteerruimte opgevangen door een geleidelijke verschuiving van intramurale zorg naar extramurale zorg. In 2014 is de extramurale zorg nog een onderdeel van de AWBZ. Vanaf 2015 wordt de extramurale zorg gedecentraliseerd naar de Wmo en de Zvw. Bij de bepaling van de hoogte van de te decentraliseren budgetten wordt rekening gehouden met dit groeiend aantal mensen dat thuis blijft wonen en via de Wmo en de Zvw wordt geholpen.
Erkent u dat het ontzeggen van de toegang tot een verzorgingshuis in combinatie met de bezuinigingen op de thuiszorg een giftige cocktail is? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid uw beleid aan te passen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u voorkomen dat de angst van Unie KBO dat «duizenden ouderen met zzp3 onzichtbaar» worden, werkelijkheid wordt? Kunt u uw maatregelen uitgebreid toelichten?
Nieuwe cliënten – die voorheen een indicatie zouden hebben gekregen voor ZZP 3 – houden recht op zorg en ondersteuning, maar krijgen deze zorg en ondersteuning thuis. Zij krijgen in 2014 een indicatie voor extramurale zorg en ondersteuning vanuit de AWBZ. Daarmee blijven ze naar mijn mening zichtbaar.
Schaamt u zich ook als u leest dat mevrouw Van S. op 92-jarige leeftijd tegen haar wil moet verhuizen? Hoe reageert u op het feit dat zij het verschrikkelijk vindt dat ze zomaar wordt overgeplaatst?2
In het geval een zorginstelling tot de conclusie komt dat een locatie niet toekomstbestendig is en niet voldoet aan de wensen van huidige en toekomstige bewoners, dan kan een instelling goed besluiten om tot sluiting over te gaan. Dat kan vooral vervelend zijn voor die cliënten voor wie de huidige locatie (nog) wel voldoet aan hun wensen en die vinden dat hun persoonlijke voordelen van de verhuizing niet opwegen tegen de persoonlijke nadelen daarvan. Ik zie dat veel organisaties in het geval van een verhuizing tijdig communiceren en zorgvuldig in gesprek gaan met de cliënten over de redenen voor het besluit en over een passende nieuwe plek. Qua woonomgeving is dat vaak een verbetering, maar ik besef dat het zeer emotioneel kan zijn om te moeten verhuizen.
Is het waar dat er in de komende jaren – door de groei van 85-plussers – de woonplekken (bedden) in verzorgingshuizen weer hard nodig zijn? Kunt u de Kamer een reactie sturen op deze uitspraak van ActiZ en het eerdere onderzoek van Berenschot?3
In de komende jaren zal de behoefte aan intramurale capaciteit voor de lichtere doelgroepen afnemen als gevolg van de extramuraliseren van ZZP VV 1 t/m 3 en een deel van ZZP VV4. Voor de zwaardere doelgroepen zijn middelen beschikbaar voor de demografisch bepaalde groei.
In de transitieplannen zal ik niet alleen aandacht besteden aan de afbouw van capaciteit voor de lichtere doelgroepen, maar ook aan behoefte aan capaciteit voor de zwaardere doelgroepen.
Bent u het eens met deze uitspraak van de onderzoeker van Berenschot: «Op korte termijn leidt het beleid tot grote onrust in de ouderenzorg, op de lange termijn dreigt er een tekort aan verpleeghuisplaatsen»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe reageert u op de uitkomsten van onderzoek onder huisartsen waaruit blijkt dat van de huisartsen die merken dat er verminderde toegang tot verzorgingshuizen is (73 procent) 80 procent meent dat in die gevallen niet voldoende thuiszorg wordt ingezet?4
Ik herken niet het beeld dat de thuiszorg voor de lichtere cliëntgroepen te kort zou schieten. De cliënten die voorheen ZZP 1 en 2 ontvingen, ontvingen in een instelling gemiddeld 4 tot 6 uur zorg in de week. Deze omvang van zorg en ondersteuning moet naar mijn mening goed in de eigen omgeving samen met professionele zorg vanuit de thuiszorg kunnen worden opgevangen. Ik besef dat het risico op eenzaamheid, verwaarlozing en ondervoeding vraagt om alertheid bij de thuiszorg. Dat gevaar bestaat overigens ook terdege in een intramurale setting. In de toekomst zullen wijkverpleegkundigen en de sociale wijkteams de zorg en ondersteuning van mensen in hun eigen omgeving verder vorm kunnen geven.
Wat doet u met de waarschuwing van de huisartsen voor eenzaamheid, verwaarlozing en ondervoeding?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u de Kamer informeren over de verdeling van de totale korting van € 626,5 miljoen op de AWBZ in 2014?5 Hoeveel wordt er gekort op de intramurale zorg, hoeveel op extramurale zorg?
In 2014 is sprake van een groot aantal mutaties die het uitgavenniveau AWBZ beïnvloeden. Deze zijn weergegeven in de begroting VWS 2014 en tellen op tot € 626 mln. Deze mutaties zijn niet allemaal kortingen op het AWBZ-budget maar ook wijzigingen ten opzichte van de begroting van vorig jaar.
Onderdeel van deze mutaties is een aantal gerichte maatregelen om de uitgaven te beperken. Dit zijn de vermindering van de AWBZ-uitgaven ter compensatie van de maatregelen uit het regeerakkoord op dagbesteding en persoonlijke verzorging (€ 330 mln.), de maatregelen uit het zorgakkoord om de loonkosten te verlagen (ILO: € 60 mln.), de verlaging van de ZZP-tarieven (€ 160 mln.) en de verlaging van de contracteerruimte (€ 21 mln.). In totaal € 571 mln. Hiervan heeft € 330 mln. betrekking op extramurale zorg; € 160 mln. op intramurale zorg en € 81 mln. op beide zorgcomponenten.
Kunt u aangeven waar precies de groeiruimte van de AWBZ zit in de komende jaren, terwijl er in de komende jaren respectievelijk € 626,5 miljoen (2014), € 3,5 miljard (2015), € 4,6 miljard (2016) en € 5,8 miljard (2017) bezuinigd wordt?6
Overigens geldt, vergelijkbaar met de beantwoording van vraag 10, dat de mutaties zoals weergegeven in tabel 9 op bladzijde 183 niet gelijk zijn aan de ombuigingen.
Vanaf 2015 is bijvoorbeeld in tabel 9 ook € 1,6 mld. opgenomen in het kader van overheveling van uitgaven van AWBZ naar Zvw (‘overige mutaties’) en bevat tabel 9 ook bijstellingen van de loon- en prijsontwikkelingen van het CPB (‘macrobijstellingen’).
Zoals aangegeven in mijn brieven aan de Kamer over de herziening van de langdurige zorg, is de omvang van de ombuiging op de uitgaven van de langdurige zorg € 3,4 mld. in 2017 (inclusief huishoudelijke verzorging).
Het bericht 'accijnzen nekslag pomphouders' |
|
Reinette Klever (PVV), Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Bent u bekend met het artikel «accijnzen nekslag pomphouders»?1
Ja.
Is dit een voldoende signaal om u in te laten zien dat met dit destructieve, door Brussel verordonneerde beleid van lastenverhogingen ondernemers massaal het faillissement en de werkloosheid worden injaagd? Zo neen, waarom niet?
Het is evident dat pomphouders in de grensstreek gevolgen ondervinden van de accijnsmaatregelen. Ik heb begrip voor hun situatie en het in kaart brengen van de gevolgen voor de grensstreek staat dan ook hoog op mijn agenda. Mijn ambtsvoorganger heeft toegezegd voor de zomer een rapportage aan de Kamer te zullen zenden. Ik heb inmiddels langs verschillende lijnen onderzoek uitgezet. Met de gevonden versnellingen in het proces kan naar verwachting een beeld worden opgeleverd per half mei 2014, van de eerste uitkomsten van een evaluatie van de effecten van de accijnsverhogingen van diesel en LPG. Het is nu echter nog te vroeg om te kunnen vaststellen wat de uiteindelijke gevolgen van de accijnsmaatregelen voor de totale belastinginkomsten en voor het tankgedrag langs de grens zullen zijn.
Wat is uw boodschap aan al die pomphouders in de grensstreek?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de accijnzen te verlagen tot 1 cent onder het niveau van de omringende landen, zodat er juist meer automobilisten bij de Nederlandse pomphouders komen tanken, zodat de belastinginkomsten juist toe zullen nemen in plaats van afnemen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Fiscale tip-en toongelden, samenwerking door de fiscus met criminelen en het opvolgen van de aanbevelingen van de commissie-van Traa |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (VVD) |
|
Kunt u omschrijven waaruit het nieuwe project Vierde categorie over tipgeversbeleid bestaat?1
Bij dit in 2012 gestarte project gaat het om via een tipgever ontvangen informatie over ongeveer 150 Nederlanders, die via een Belgische constructie geld hebben overgemaakt naar een Zwitserse vennootschap, die vervolgens zorg zou dragen voor belegging. Deze informatie is door de Belastingdienst in behandeling genomen en gebleken is dat de meeste betrokken belastingplichtigen hierover aangifte hebben gedaan.
«Het handelen van de Belastingdienst en de FIOD zal worden bepaald en beperkt door het hierna genoemd kader, welke voortvloeit uit de reeds bestaande tipgeldregeling van 1985» schreef de toenmalige Staatssecretaris van Financiën in 2010 (Kamerstuk 31 066, nr. 85); is het beleid sindsdien onveranderd of zijn er in de tussentijd criteria bijgekomen of geschrapt?2 Waarom is aan de Kamer nooit melding gemaakt van de memo van 20 september 1994 en komt die eerst bij een WOB-verzoek naar boven? Welke nieuwe criteria zijn aan het beleid toegevoegd?
Het door de toenmalige Staatssecretaris van Financiën in de door u genoemde brief geschetste beleidskader voor het handelen van de Belastingdienst in gevallen waarin informatie over fiscale fraude tegen betaling wordt aangeboden, is sindsdien niet gewijzigd en nog steeds een toereikend kader.
Is dit document een beleidsdocument, is het een informatief memo of heeft het een andere status?
Het memo van 20 september 1994 is een intern informatief memo van de toenmalige plv. directeur Algemene Fiscale Zaken aan de toenmalige Directeur-generaal der Belastingen om laatstgenoemde op de hoogte te stellen van het geldende beleid en de stand van zaken op dat moment. Dit memo bevat dan ook geen nieuwe beleidscriteria. Het was en is geen gebruik om dergelijke interne memo’s actief aan de Kamer te verstrekken. Aangezien het memo geen nieuwe beleidscriteria bevat, is het ook niet de basis geweest voor concrete besluitvorming.
Is de inhoud of strekking van het document betrokken geweest bij concrete besluitvorming? Zo ja, wanneer en op welke wijze?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze en wanneer is opvolging gegeven aan de aanbevelingen van de commissie-Van Traa (enquête opsporingsmethoden) bij tip- en toongeldregelingen in de fiscaliteit? Welke precieze maatregelen zijn genomen op welke precieze aanbevelingen en kunt u onder andere ingaan op verslaglegging en deals met criminelen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is op dit moment het fiscale beleid voor tipgevers van fiscale fraude? Zijn er (interne) richtlijnen waarin is opgenomen hoe FIOD-ambtenaren moeten handelen in hun contacten met tipgevers/informanten en kunt u die richtlijnen openbaar maken?
De aanbevelingen van de Commissie Van Traa hebben betrekking op opsporingsmethoden in de strafrechtelijke sfeer. Dat is bij het door de Belastingdienst gebruikmaken van fiscale tipgevers niet aan de orde. Om die reden was het niet nodig op dat terrein aan bedoelde aanbevelingen gevolg te geven.
Wanneer komt een tip of informatie over fiscale fraude in aanmerking voor een (opbrengstafhankelijke) beloning en wie maakt die afweging?
Zoals in het antwoord op vraag 2 verwoord, is het fiscale beleid voor tipgevers weergegeven in de brief van de toenmalige Staatssecretaris van Financiën aan uw Kamer d.d. 2 februari 2010 en is dat nog steeds van kracht. Graag mag ik u daarnaar verwijzen. Er gelden geen bijzondere interne richtlijnen ter zake. Als een tip binnenkomt, wordt een afweging gemaakt op basis van de in genoemde brief vermelde criteria en wordt de beslissing over het al dan niet maken van afspraken met een tipgever uiteindelijk door mij genomen of namens mij door de Directeur-generaal Belastingdienst.
Voor het Team Criminele Inlichtingen (TCI) (voorheen: Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE)) van de FIOD gelden andere regels. Dit team is gelet op het zuiver strafrechtelijke karakter van de werkzaamheden gehouden aan de Regeling bijzondere opsporingsgelden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Welk protocol geldt voor degenen die bij het Ministerie van Financiën, de Belastingdienst of de FIOD een klikbrief, een tip of anderszins informatie verstrekken over fiscale fraude?
Zie antwoord vraag 7.
Vindt er verslaglegging plaats in de precontractuele fase, dat is na melding, maar voordat er een contract wordt opgesteld, met een (potentiële) tipgever?
Er geldt binnen het ministerie en de Belastingdienst (incl. de FIOD) geen apart protocol voor dit soort aangelegenheden. Klikbrieven en tips komen op verschillende plaatsen in de organisatie binnen, die deze vervolgens beoordelen op relevantie voor behandeling door de Belastingdienst.
Hoe zijn de administratieve organisatie en interne controle, de vastleggingen en audits geregeld? Hoe worden de regels en voorwaarden zoals die door de Commissie-Van Traa zijn geformuleerd, gewaarborgd?
In de precontractuele fase worden de onderhandelingen met een potentiële tipgever gevoerd door een medewerker van de FIOD en – in daartoe aanleiding gevende gevallen – mede door de landsadvocaat. Zij doen daarvan uiteraard verslag, voordat een overeenkomst wordt aangegaan.
Op welke wijze wordt gewaarborgd en verzekerd dat geen sprake is van door de overheid geïnitieerde en gefaciliteerde onrechtmatige bewijsgaring?
Naast de reguliere regels voor de administratieve organisatie, interne controle, vastleggingen en audits binnen het ministerie en de Belastingdienst gelden op dit terrein geen bijzondere regels. Zoals hiervoor vermeld, zijn de regels en voorwaarden van de Commissie Van Traa hier niet van toepassing, omdat het hier niet gaat om strafrechtelijke aangelegenheden maar om door tipgevers verstrekte informatie die door de Belastingdienst in beginsel in de bestuursrechtelijke sfeer wordt gebruikt.
Waarom bestaat er naast de Regeling bijzondere opsporingsgelden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie terzake van de aanpak van vermogensdelicten (die ook geldt voor de FIOD, zie circulaire 5679199/10 van 30 december 2010) een apart fiscaal tipgeversbeleid? Waarom is het fiscale tipgeversbeleid niet aangepast na de aanbevelingen van de Commissie-Van Traa?
Dit wordt gewaarborgd door – zoals verwoord in meergenoemde brief van de toenmalige Staatssecretaris – zo terughoudend mogelijk om te gaan met de mogelijkheid van het aangaan van tipgeversovereenkomsten. Om die reden is ook door hem voorgesteld niet tot een nadere detaillering van de tipgeldregeling over te gaan, om daarmee te voorkomen dat daarvan een stimulans zou kunnen uitgaan voor de zogenoemde fiscale premiejager. Er mag geen crimineel gedrag worden uitgelokt. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat onrechtmatig verkregen bewijs door de belastinginspecteur voor de belastingheffing mag worden gebruikt tenzij hij, vrij vertaald, de onrechtmatigheid heeft geïnitieerd of gefaciliteerd. Dit laatste wil de Belastingdienst uiteraard voorkomen.
Bestaat er een FIOD-document genaamd «Wenken en Mededelingen» van 6 juni 1990, waarin richtlijnen staan vermeld over het handelen van FIOD-ambtenaren ten opzichte van tipgevers/informanten? Zo ja, kunt u dat openbaar maken?
Zoals ik hiervoor reeds heb aangegeven, gaat het bij het fiscaal tipgeversbeleid om het door de Belastingdienst gebruikmaken van een tipgever voor de belastingheffing, dus in de bestuursrechtelijke sfeer. De regeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft betrekking op de opsporing in de strafrechtelijke sfeer. Dat is de reden waarom er een aparte regeling is voor fiscale tipgevers en deze niet hoeft te worden aangepast aan de aanbevelingen van de Commissie Van Traa.
Bestaan er naast eerder genoemde «Wenken en Mededelingen» van 6 juni 1990 nog andere instructies c.q. richtlijnen voor FIOD-medewerkers in hun contacten met (potentiele) tipgevers? Zo ja, kunt u die openbaar maken?
Zoals in de beslissing op een Wob-verzoek van 20 november 2013, kenmerk DGB/2013/5756, is aangegeven zijn de door u bedoelde wenken en mededelingen niet in de archieven aangetroffen en konden deze dus ook niet worden verstrekt.
Klopt het dat een ex-FIOD ambtenaar, die eerder als bedenker en later als projectleider bij de FIOD betrokken was bij het Rekeningenproject (verzwegen buitenlands vermogen, inkeerregeling), na zijn dienstbetrekking actief richting de Belastingdienst optrad als financieel adviseur van een landelijk bekende, veroordeelde drugscrimineel?3
Zie hiervoor het antwoord op de vragen 7 en 8.
Hoe wordt voorkomen dat een premiejagerscultuur ontstaat en crimineel gedrag wordt uitgelokt en aan crimineel gedrag (zoals witwassen) wordt meegewerkt?
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik hierover geen mededelingen doen.
Kunt u aangeven hoeveel potentiële tipgevers zich vanaf 2001 hebben gemeld bij respectievelijk de FIOD, het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst? Met hoeveel van deze tipgevers zijn contractuele afspraken gemaakt en hoeveel tipgevers zijn beloond en welke bedragen zijn daarmee gemoeid (geweest)?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 12.
Het bericht ‘Hundreds of thousands from outside EU could head for UK in passport loophole |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Hundreds of thousands from outside EU could head for UK in passport loophole»?1
Ja
Is het waar dat Bulgarije en Roemenië kennelijk zomaar een paspoort verstrekken aan mensen uit Moldavië, Macedonië, Servië, Oekraïne en Turkije, die vervolgens direct naar Noord-Europa kunnen komen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
De Nederlandse regering is ervan op de hoogte dat Moldaviёrs gebruikmaken van de mogelijkheid een Roemeens paspoort te verwerven op grond van historische banden met Roemenië. Nationaliteitswetgeving is geen bevoegdheid van de Europese Unie en iedere lidstaat heeft derhalve eigen wetgeving op basis waarvan vastgesteld wordt wie recht heeft op de betreffende nationaliteit. Het kabinet gaat ervan uit dat andere lidstaten dezelfde zorgvuldigheid betrachten als Nederland en dat nationaliteitswetgeving in andere lidstaten in lijn is met internationale verdragen.
Voor de laatste vraag onder 3 verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Wat vindt het kabinet ervan dat 4 miljoen mensen die momenteel in Moldavië wonen binnen twee weken na aanvraag een Roemeens paspoort kunnen krijgen? Hoeveel van deze mensen komen volgens dit kabinet naar Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u exact aangeven hoeveel arbeidsmigranten u verwacht vanuit Roemenië en Bulgarije naar Nederland?
Er valt niet te zeggen hoeveel mensen uit Moldavië die een Roemeens paspoort hebben gekregen naar Nederland komen. Evenmin valt precies te voorspellen hoeveel arbeidsmigranten er uit Roemenië en Bulgarije naar Nederland zullen gaan. Ondanks deze onzekerheden is het kabinet op alles voorbereid en ik heb samen met de gemeenten maatregelen genomen om de komst van Roemenen en Bulgaren in goede banen te leiden.
Tot nu toe is het aantal nieuwkomers uit Roemenië en Bulgarije dat zich heeft ingeschreven bij gemeenten beperkt: het betreft 81 Bulgaren en 143 Roemenen.
Hoe lang gaat het nog duren voordat dit kabinet beseft dat het vrij verkeer van werknemers binnen de EU een fiasco is?
Met zijn open en internationaal georiënteerde economie profiteert Nederland van de Europese Unie en de bijbehorende verworvenheden. We moeten echter ook oog hebben voor de schaduwkanten van het vrij verkeer van personen. De vaak slechtere sociaaleconomische positie van migranten uit Midden- en Oost-Europa kan leiden tot onwenselijke sociale situaties en maatschappelijke overlast. De arbeidsmigratie uit Roemenië en Bulgarije mag niet leiden tot oneerlijke concurrentie en een race naar de bodem voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden.
Daarom zijn er in de afgelopen jaren veel acties in gang gezet. Kabinet en gemeenten werken aan verbetering van de registratie van EU-burgers, aan voorlichting aan EU-arbeidsmigranten, aan de aanpak van malafide uitzendbureaus en aan het stimuleren van het leren van de Nederlandse taal. Ook ben ik afgelopen jaar een project gestart om schijnconstructies te bestrijden.
De toepassing van arsenicum in de kippen- en kalkoenindustrie in de Verenigde Staten |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek «Roxarsone, Inorganic Arsenic, and Other Arsenic Species in Chicken: A U.S.-Based Market Basket Sample »,? waaruit blijkt dat arsenicum in de Verenigde Staten nog steeds in de kippen- en kalkoenindustrie wordt gebruikt?1 Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Ja. Ik beoordeel het als positief dat er ook in de Verenigde Staten aandacht is voor dit onderwerp.
Kunt u bevestigen dat arsenicum door de Europese Commissie verboden is?
Ja. Het gebruik van arseen in diervoeders is binnen Europa verboden. Aangezien de stof ook van nature voorkomt, zijn er op Europees niveau maximale limieten voor deze ongewenste stof in diervoeders vastgesteld. Deze limieten mogen niet worden overschreden.
Kunt u bevestigen dat arseen en arseenverbindingen verdacht kankerverwekkend zijn, zeer toxisch voor de mens en op lange termijn schadelijke effecten kunnen veroorzaken in het milieu?
Arseen kan in verschillende vormen voorkomen. Vanuit toxicologisch oogpunt verdient blootstelling van de mens aan anorganisch arseen met name aandacht. Langdurige inname van anorganisch arseen via de voeding of het drinkwater kan bepaalde vormen van kanker veroorzaken. Daarnaast kan langdurige inname ook tot andere effecten dan kanker leiden, waaronder schadelijke effecten op de huid, het hart, het zenuwstelsel en de ontwikkeling. Arseen en arseenverbindingen zijn toxisch voor de mens, maar de mate van giftigheid is beperkt in vergelijking tot veel andere stoffen.
Het is tevens bekend dat arseen schadelijke effecten kan hebben in het milieu. In het kader van het bodembeleid zijn er normen voor arseen afgeleid die schadelijke effecten moeten voorkomen.
Kunt u aangeven in welke landen arsenicum nog meer verwerkt wordt in veevoer? Zo ja, in welke landen? Is de aanwezigheid van arsenicum op de etiketten van de verwerkte producten vermeld?
Ik heb geen overzicht in welke landen arseen wel mag worden verwerkt in veevoer en welke eisen in de betreffende landen aan etikettering worden gesteld. In Europa mag alleen diervoeder worden geproduceerd of geïmporteerd dat aan de geldende Europese regelgeving voldoet. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het gebruik van arseen in diervoeders binnen Europa verboden.
Kunt u aangeven wat het standpunt van de Europese Unie is, in de onderhandelingen met de Verenigde Staten over een Vrijhandelsakkoord, betreffende groeimiddelen en gentechnologie en de risico’s hiervan voor de volksgezondheid en het milieu?
Verlaging van het hoge beschermingsniveau in Europa voor de gezondheid van mens, dier, plant en milieu door een vrijhandelsakkoord met de VS is niet aan de orde. Vanaf het begin van de onderhandelingen heeft de EU duidelijk gemaakt dat de basiswetgeving ten aanzien van gentechnologie en gebruik van groeibevorderaars bij de vleesproductie niet ter discussie staat. Er zal niet ingeboet worden op consument- en productveiligheid. Nederland ondersteunt dit standpunt.
Kunt u aangeven of de onderhandelingen over een Vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten ruimte bieden voor de import van vleesproducten, afkomstig van dieren die groeimiddelen (zoals arsenicum) toegediend hebben gekregen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u garanderen dat Nederland niet akkoord gaat met een Vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, waarbij gentechnologie en de import van vleesproducten afkomstig van dieren die groeimiddelen (zoals arsenicum) toegediend hebben gekregen, toegestaan wordt?
Zie antwoord vraag 5.
Het zwichten van voetbalclub Vitesse voor de jodenhaat van de Verenigde Arabische Emiraten |
|
Reinette Klever (PVV), Geert Wilders (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Vitessenaar Mori niet welkom in Abu Dhabi»?1
Ja, ik ken het artikel.
Deelt u de walging dat voetbalclub Vitesse zwicht voor de jodenhaat van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE)? Zo neen, hoe duidt u deze dhimmitude dan?
Het was een slecht signaal van Vitesse om zonder haar eigen speler Mori af te reizen naar de Verenigde Arabische Emiraten. Je zou verwachten dat men met het voltallige team afreist of niet. Vitesse heeft zelf ook aangegeven dat de beslissing om zonder de speler Dan Mori af te reizen een ongelukkige is geweest.
In zijn algemeenheid, deel ik de zorg over hedendaags antisemitisme en de verschillende gedaanten waarin dit tot uiting komt in Nederland. Ik heb eerder toegezegd een onderzoek te laten uitvoeren naar de achterliggende oorzaken daarvan. Dit onderzoek zal gericht zijn op de context waarbinnen jongeren antisemitische opvattingen op doen. De invloed van een islamitische thuisomgeving zal daarin worden meegenomen.
Erkent u het verband tussen het antisemitisme van de VAE en de islam? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen bent u van plan te treffen tegen dhimmie-voetbalclub Vitesse?
Geen.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat de betreffende voetballer alsnog tot het land wordt toegelaten?
Nu Vitesse inmiddels is teruggekeerd, is deze vraag niet meer van toepassing.
Nederlands belastinggeld voor anti-Israëlische propaganda |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «EU-funded NGO for youth on PA TV: Israelis in Jerusalem are «crows and rats»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de ontmenselijking van joden en Israëlische soldaten in de betreffende televisie-uitzending, door te stellen dat het kraaien en ratten zijn, meer dan walgelijk is en niets meer dan virulent antisemitisme?
Het kabinet veroordeelt dergelijk opruiend taalgebruik. Het kabinet wijst dit nadrukkelijk af. Onverdraagzaamheid is een terugkerend probleem dat het kabinet herhaaldelijk bij beide partijen aan de orde stelt, laatstelijk tijdens het bezoek van de Minister-President, de Minister van Buitenlandse Zaken en mijzelf in december 2013.
Klopt het dat het NDC (NGO Development Center), dat ook afgelopen jaar weer miljoenen van de Nederlandse staat ontving, meebetaald heeft aan deze antisemitische propaganda via co-producent PYALARA?
Nee. In 2013 heeft PYALARA geen fondsen ontvangen van het NDC.
Wat betreft de Nederlandse betrokkenheid bij het NDC droeg Nederland in 2013 € 691.872 bij aan het Mensenrechten Secretariaat daarvan. Dit secretariaat is een samenwerkingsinitiatief van vier Europese donoren.
Bent u bereid direct alle hulp aan het NDC en de Palestijnse Autoriteit stop te zetten? Zo neen, waarom weigert u deze vorm van antisemitisme aan te pakken?
Gezien voorgaand antwoord is dit niet van toepassing. Zie verder antwoord op vraag 2.
Het bericht Mali missie in matig pak |
|
Gert-Jan Segers (CU), Joël Voordewind (CU) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen het artikel «Mali missie in matig pak»?1 Herinnert u zich tevens de verworpen motie Segers over geen genoegen nemen met minimale kwaliteitseisen bij de aanschaf van materiaal?2
Ja.
Kunt u aangeven of er uit financiële overwegingen inderdaad gekozen is voor een uniform van inferieure kwaliteit uit China? Is het waar dat het dat het uniform Defender M., afkomstig van het Nederlandse bedrijf Ten Cate, meer veiligheid biedt aan militairen en om deze reden wordt afgenomen door verschillende NAVO-bondgenoten? Is het waar dat het uniform van Nederlandse makelij meer «vertragingseconden» biedt bij brand in het gevechtspak, zoals in het artikel wordt gesuggereerd? Zo niet, wat is dan wel de situatie?
Defensie schaft geen kleding aan van inferieure kwaliteit. Het feit dat technologische vooruitgang nieuwe materialen en mogelijkheden oplevert, laat onverlet dat de huidige kleding voor de Nederlandse militairen – ook die naar Mali gaan – voldoet aan de eisen die bij de aanschaf werden gesteld. Het gaat om kleding van het type dat eerder is gebruikt in woestijnachtige gebieden, zoals in Irak, Afghanistan en Afrika, en dat in de praktijk geschikt is gebleken. Op grond van de praktijkervaringen is de kleding regelmatig verder verbeterd. Defensie schaft niet voor iedere missie nieuwe kleding aan.
Bij de vaststelling van de eisen voor kleding werkt Nederland samen met bondgenoten. De meeste bondgenoten hanteren soortgelijke eisen aan de brandwerendheid van kleding. Enkele Navo-landen gebruiken gevechtskleding met verhoogde brandwerende eigenschappen of hebben plannen om dergelijke kleding te verwerven. Voor zover bekend is vooralsnog alleen de gevechtskleding van de Verenigde Staten gemaakt van de stof Defender M.
Bent u van mening dat, zoals ook in de bovengenoemde motie wordt verzocht, er niet genoegen genomen mag worden met minimale kwaliteitseisen wanneer de veiligheid van onze militairen in het geding is? Zo ja, hoe verhoudt dit zich dan tot de reactie vanuit uw ministerie in het bovengenoemde artikel: «Misschien is Defender M». een beter product, maar ook het huidige uniform voldoet aan de eisen»?
De veiligheid van militairen is cruciaal. Bij al het materieel waarmee Nederlandse militairen werken, staat kwaliteit voorop. De Commandant der Strijdkrachten is verantwoordelijk voor de behoeftestelling voor materieel en bepaalt de eisen daarvoor. Bij kleding gaat het om eisen op het gebied van onder andere brandwerendheid, slijtage, camouflage, warmte of kou, vochtafdrijving, draagcomfort en duurzaamheid. Als meer producten aan de gestelde eisen voldoen, speelt ook de prijs-kwaliteitverhouding een rol. Het feit dat technologische vooruitgang nieuwe materialen en mogelijkheden oplevert, laat onverlet dat de huidige kleding voldoet.
Zoals bekend bereidt Defensie momenteel in het project Defensie Operationeel Kledingsysteem de vervanging van de gevechtskleding voor. Hierover bent u geïnformeerd in het Materieelprojectenoverzicht 2013 (Kamerstuk 27 830, nr. 113 van 17 september 2013). Zodra de behoefte aan de nieuwe gevechtskleding is vastgesteld, zal ik de Kamer hierover informeren, in overeenstemming met het Defensie Materieel Proces. Dit is naar verwachting in de loop van dit jaar. De keuze voor een leverancier is in deze fase dus nog niet aan de orde. Gevechtskleding wordt verworven via een Europese aanbesteding. Wanneer de behoeftestelling is vastgesteld, worden, binnen de kaders van de Europese regelgeving, de marktmogelijkheden verkend en zal uiteindelijk een leverancier worden gekozen. In het kader van de behoeftestelling wordt vanzelfsprekend gekeken naar nieuwe technologische mogelijkheden en internationale ontwikkelingen.
Kunt u, zo nodig vertrouwelijk, de Kamer informeren op welke wijze u heeft gekozen voor het huidige uniform?
Voor de missie naar Mali is geen nieuwe gevechtskleding aangeschaft. De huidige gevechtskleding van het type desert (woestijnprint) is al sinds 1996 bij de Nederlandse krijgsmacht in gebruik voor inzet in woestijnachtige gebieden. Mede op grond van opgedane ervaringen is de kleding sindsdien in vervolgbestellingen regelmatig verder verbeterd, zoals door impregnatie met insectenwerende middelen en verstevigingen en aanpassingen tegen slijtage. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 3 verwacht ik de Kamer in de loop van dit jaar te kunnen informeren over de behoeftestelling voor nieuwe gevechtskleding.
De berichten ‘Tieners roven impulsief en voor de kick’ en ‘Stoere straatrover in de cel vaak een grienend jochie’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Tieners roven impulsief en voor de kick» en «Stoere straatrover in de cel vaak een grienend jochie»?1 2 Klopt het wat hierin vermeld wordt? Zo nee, waarom niet?
Deze berichten ken ik. Het beeld dat daarin wordt geschetst is herkenbaar.
Deelt u de mening dat straatrovers jonger dan 16 jaar keihard aangepakt en bestraft moeten worden? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertoe nemen? Zo nee, waarom niet?
Het terugdringen van de zogenaamde High Impact Crimes (HIC) waaronder straatroven, is een van mijn topprioriteiten. De laatste jaren heb ik fors geïnvesteerd in een integrale aanpak van HIC. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke daling van onder meer het aantal overvallen en straatroven en tot een aanzienlijke stijging van de ophelderingspercentages van deze vormen van criminaliteit. Het aantal straatroven is de afgelopen twee jaren met bijna 20% gedaald, terwijl het aantal aangehouden verdachten in dezelfde periode met bijna 60% is gestegen.
Zowel meerderjarige als minderjarige daders van strafbare feiten worden hard aangepakt en bestraft, ook wanneer het minderjarigen betreft die jonger zijn dan 16 jaar. Het jeugdstrafrecht biedt daarvoor voldoende mogelijkheden. Bij de geïntensiveerde aanpak van jeugdcriminaliteit wordt de repressieve aanpak gecombineerd met interventies op het terrein van bijvoorbeeld zorg, preventie en openbare orde, de zogenaamde integrale meersporenaanpak. Die aanpak richt zich dus niet alleen op de persoon, maar ook op de sociale omgeving van deze persoon (gezin, familie, vrienden). Uit onderzoek is gebleken dat deze aanpak de meest effectieve is. Daarnaast wordt de zogenaamde patseraanpak als strafrechtelijke interventie ingezet. Hiermee wordt crimineel verworven vermogen afgepakt. Overigens zijn mijn inspanningen er ook op gericht te voorkomen dat minderjarigen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt, de zogenaamde 12-minners, crimineel worden.
Bent u bereid in 2014 nu eens een keertje te laten zien dat u een minister bent van de stevige aanpak, door niet alleen in woorden uw afschuw uit te spreken, maar door minderjarig straattuig keihard aan te pakken en te regelen dat veertien- en vijftienjarige daders van misdrijven ook onder het volwassenen strafrecht kunnen vallen? Zo nee, waarom niet? Bent u in dat geval bereid dit persoonlijk uit te komen leggen aan de slachtoffers van de straatrovers?
Ik zie in de leeftijd van de straatrovers -zoals bedoeld in het krantenartikel- geen aanleiding de in antwoord 2 beschreven aanpak verder te verstevigen. De mogelijkheden om stevig en zorgvuldig in te grijpen in dit criminele gedrag zijn toereikend en worden succesvol ingezet. Overigens zou het toepassen van het volwassenen strafrecht op 14- en 15-jarigen in strijd zijn met het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. Het standaard toepassen van de instrumenten die in vraag 4 worden voorgesteld staan op gespannen voet met dit kinderrechtenverdrag. Bij de inzet van dergelijke instrumenten moet immers rekening worden gehouden met de persoon, de ontwikkelingsfase van de minderjarige en de ernst van het gepleegde strafbare feit.
Deelt u de mening dat dit straattuig zich nooit vrijwillig mag melden bij de politie, maar standaard geboeid moet worden meegenomen naar het politiebureau en altijd voor de rechter moet verschijnen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit zo snel mogelijk te regelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het succes van de straatroventeams bevestigt wat de PVV al jaren zegt, namelijk dat harder optreden wel degelijk helpt om recidive te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Snel en hard optreden gecombineerd met de integrale meersporenaanpak is, zoals beschreven in het antwoord op vraag 2, de meest effectieve aanpak.
Bent u bereid om dergelijke straatroventeams wegens gebleken succes landelijk in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij maar aan de lokale driehoek (burgemeester, politie en Openbaar Ministerie) om te bepalen hoe de politiecapaciteit wordt ingezet, afhankelijk van de ernst van de lokale veiligheidsproblematiek. Er is dan ook geen sprake van een landelijk netwerk van straatroventeams. Afgezien van in Den Haag werkt men ook in andere gemeenten, zoals Utrecht en Almere, met straatroventeams. Deze teams verrichten overigens niet alleen opsporingsactiviteiten, maar ook toezichtactiviteiten.
Bent u bereid het verschrikkelijke adolescentenstrafrecht, op grond waarvan volwassenen tot en met 22 jaar volgens het jeugdstrafrecht berecht kunnen worden, terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Het adolescentenstrafrecht biedt de mogelijkheid bij jongvolwassenen een stevige aanpak te combineren met een gericht sanctiearsenaal, waarbij meer dan voorheen rekening wordt gehouden met de persoon, de ontwikkelingsfase van de dader en de ernst van het strafbare feit. Ik ben daarom niet van plan mijn voornemen tot invoering van het adolescentenstrafrecht terug te draaien. Het blijft overigens mogelijk 16- en 17-jarigen volgens het volwassenenstrafrecht aan te pakken.