De naheffingen bij scholengemeenschappen |
|
Michel Rog (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Megaheffing voor basisscholen om vergoeding overblijfouders»?1
Ja.
Bent u bekend met de naheffingen die door de Belastingdienst worden opgelegd aan scholengemeenschappen over de vrijwilligersvergoedingen voor overblijfouders? Klopt het dat naheffingen over de volledige naheffingstermijn van 5 jaar worden opgelegd?
De in het bericht geschetste problematiek is mij bekend. Over individuele gevallen kan ik in het kader van deze vragen geen nadere mededelingen doen.
Op grond van de vrijwilligersregeling kunnen geringe vergoedingen onbelast blijven als aan enkele voorwaarden wordt voldaan. Tijdens zijn controle kan de Belastingdienst constateren dat uitgekeerde vergoedingen aan overblijfouders niet voldoen aan deze voorwaarden. De beloning die niet voldoet aan de voorwaarden van de vrijwilligersregeling kan fiscaal worden gekwalificeerd als inkomen uit dienstbetrekking, dan wel als inkomen buiten dienstbetrekking. In beide gevallen gaat het dan om belast inkomen. Bij een dienstbetrekking wordt de naheffing van belasting en premie opgelegd aan de instelling. De Belastingdienst kan over de vijf afgelopen jaren corrigeren.
Past deze gang van zaken in het idee van de participatiemaatschappij van het kabinet?
Het kabinet hecht er een groot belang aan dat mensen meedoen in de samenleving. Een van de mogelijkheden om mee te doen in de samenleving is het verrichten van vrijwilligerswerk. Ter bevordering van vrijwilligerswerk bestaat een fiscale vrijstelling voor werkzaamheden die bij bepaalde instellingen (zoals scholen) worden verricht. De vergoeding die de vrijwilliger ontvangt wordt dan niet als inkomen beschouwd. Aan de vrijstelling zijn echter wel voorwaarden verbonden, zoals een maximum van € 150 per maand en € 1.500 per jaar. Een andere voorwaarde is dat de vergoedingen niet vergelijkbaar zijn met beloningen die worden toegekend voor gewone, betaalde arbeid.
Deelt u de mening dat een overblijfouder niet in dienstbetrekking is bij de school, maar vrijwilligerswerk doet waarvoor een vergoeding kan worden ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Toezicht op leerlingen tijdens de lunchpauze is niet per definitie vrijwilligerswerk; dat is alleen zo als aan de voorwaarden van de vrijwilligersregeling is voldaan. In dat geval is de beloning vrij van loon- en inkomstenbelasting.
Bij de overblijfouders die niet aan de voorwaarden van de vrijwilligersregeling voldoen, komt de vraag op of zij in dienstbetrekking staan tot het schoolbestuur. Dat hangt af van de feitelijke omstandigheden. Een dienstbetrekking is aanwezig als een gezagsverhouding bestaat tussen de overblijfouder en het schoolbestuur (of bijvoorbeeld de oudercommissie) en als er voor de ouder een plicht is om arbeid te verrichten, terwijl het schoolbestuur de plicht heeft om daarvoor een beloning te geven. Als de Belastingdienst een dienstbetrekking aanwezig acht, zal hij daarvoor bewijs dienen aan te dragen.
Als bij deze ouders geen sprake is van een dienstbetrekking wordt de te hoge vergoeding in de inkomstenbelasting belast als «resultaat uit overige werkzaamheden».
Kunt u aangeven waarom de Belastingdienst in voorkomende gevallen van mening is dat de ouders in dienstbetrekking zijn bij de school in plaats van dat zij resultaat zouden genieten bij een te hoge vrijwilligersvergoeding?
Zie het antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven wat de richtlijnen zijn voor de vergoedingen die scholen aan overblijfouders en andere vrijwilligers mogen geven en op welke wijze zij dit dienen te verantwoorden?
De voorwaarden voor de vrijwilligersregeling zijn vermeld in het antwoord op vraag 3. Zoals blijkt uit de slotzin van dat antwoord mag geen sprake zijn van vergoedingen die vergelijkbaar zijn met beloningen die worden toegekend voor gewone, betaalde arbeid. De regeling geldt dus niet als er sprake is van een marktconforme vergoeding, omdat er anders een ongerechtvaardigde bevoordeling van overblijfouders zou ontstaan ten opzichte van andere mensen die betaald werk verrichten.
Omdat schoolbesturen van oudsher gewend zijn om de overblijfkrachten per uur (of per overblijfbeurt) te betalen, hebben enkele vrijwilligersorganisaties die actief zijn op het terrein van overblijven op school, in 2006 aan de Belastingdienst gevraagd of er een bedrag kon worden verbonden aan de voorwaarde dat geen sprake mag zijn van een marktconforme beloning. De Belastingdienst heeft aan dat verzoek gehoor gegeven en meegedeeld dat ervan kan worden uitgegaan dat een vergoeding van ten hoogste € 4,50 per uur (voor vrijwilligers van 23 jaar en ouder) niet marktconform is. De toenmalige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft dit standpunt op 27 juni 2006 aan uw Kamer bekend gemaakt2. Dat bedrag geldt dus als bovengrens voor schoolbesturen die vergoedingen toekennen aan de hand van het aantal uitgeoefende overblijfbeurten. Als de schoolbesturen gebruik willen maken van de fiscale vrijstelling, dan zal in de financiële administratie een deugdelijke vastlegging moeten plaatsvinden waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden van de vrijwilligersregeling.
Op welke wijze heeft u de afgelopen jaren gecommuniceerd over de regels met de scholen? Heeft u daarbij ook waarschuwingen uitgedeeld of zet u in op maximum boetes?
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 6 is het uurbedrag vastgesteld op verzoek van, en meegedeeld aan, vrijwilligersorganisaties die actief zijn op het terrein van het overblijven op school3. Tevens is de informatie over de vrijwilligersvergoeding, inclusief het uurbedrag, opgenomen op de website van de Belastingdienst, en in het Handboek Loonheffingen. Verder kan nog worden gewezen op de voorlichtingsinzet die al is genoemd in antwoorden op eerdere vragen van uw Kamer4. Deze inzet is gericht op een juiste toepassing van de vrijwilligersregeling en niet op het opleggen van boetes. Dit neemt niet weg dat onjuiste toepassing van de regeling kan leiden tot een correctie in de loon- of inkomstenbelasting. Afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid kan de Belastingdienst daarbij een boete opleggen.
Deelt u de mening dat het onderwijsgeld beter kan worden besteed dan aan naheffingen loonbelasting? Zo ja, is voorlichting aan scholengemeenschappen over de regels voor vrijwilligersvergoedingen dan niet een beter middel dan naheffingen die vijf jaar terug gaan?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 7 heb aangegeven, zijn de regels voor vrijgestelde vrijwilligersvergoedingen bekendgemaakt, en is de informatie daarover van de Belastingdienst voor iedere school beschikbaar.
Bent u bereid in gesprek met de Belastingdienst hierover te gaan? Zo ja, bent u tevens bereid te bevorderen dat de opgelegde boete wordt ingetrokken of verminderd? Zo nee, waarom niet?
Gezien het bovenstaande zie ik daarvoor geen aanleiding.
Verijdelde islamitische terreuraanslagen in België |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Jihadaanslagen België verijdeld»?1
Ja.
Kunt u aangeven in hoeverre het dreigingsniveau in Nederland omhoog bijgesteld zal worden naar aanleiding van de verijdelde aanslagen in België?
De arrestaties in België vormen geen reden het dreigingsniveau in Nederland te verhogen. De huidige terroristische dreiging tegen Nederland bevindt zich binnen de bandbreedte van het dreigingsniveau Substantieel. Dit houdt in dat de kans op een aanslag in Nederland reëel is. Het dreigingsniveau wordt pas verhoogd naar «Kritiek» als er concrete aanwijzingen zijn voor een aanslag tegen Nederland.
In hoeverre staan de opgepakte terroristen in contact met jihadisten afkomstig uit Nederland?
Om het lopende onderzoek niet te schaden, kan ik geen uitspraak doen over individuele zaken. In algemene zin kan ik opmerken dat bekend is dat er contacten bestaan tussen Nederlandse en Belgische jihadisten. Beide landen werken nauw samen om het probleem van het jihadisme het hoofd te bieden, zowel op het gebied van specifieke onderzoeken als in het kader van de bredere Europese samenwerking.
Hoeveel aanslagen zijn er in Nederland voorkomen sinds ons land wordt geconfronteerd met terugkerende jihadisten en zijn onze veiligheidsdiensten optimaal voorbereid op deze groeiende dreiging?
Over aantallen voorkomen aanslagen doen wij om operationele redenen geen uitspraken. Hoewel ik niet kan garanderen dat er in Nederland geen aanslag zal plaatsvinden, kunt u erop aan dat de opsporings- en veiligheidsdiensten er alles aan doen om aanslagen te voorkomen.
Bent u inmiddels bereid administratieve detentie in te voeren in de strijd tegen het islamitisch terrorisme en waarom weigert u het mogelijk te maken dat ook ronselaars de eventuele Nederlandse nationaliteit verliezen?
Wanneer van een persoon een dreiging uitgaat – bijvoorbeeld omdat de persoon van plan is uit te reizen naar of is teruggekeerd van een jihadistisch strijdgebied – dan beschikt het Openbaar Ministerie over voldoende wettelijke instrumenten om, samen met de politie, strafrechtelijk op te treden. Tevens bestaan er bestuurlijke instrumenten voor de aanpak, zoals het stopzetten van toeslagen en uitkeringen, het nemen van paspoortmaatregelen en het kunnen bevriezen van financiële tegoeden. Wel bezie ik de mogelijkheid om tijdelijke maatregelen op te leggen als een periodieke meldplicht, contact verboden, medewerking aan her huisvestiging et cetera. Ik acht het creëren van administratieve detentiemogelijkheden op dit moment niet noodzakelijk.
Het ronselen voor de jihad is een misdrijf. Het openbaar ministerie beslist per geval over eventuele vervolging. Bij een onherroepelijke veroordeling wegens een terroristisch misdrijf kan op grond van de rijkswet op het Nederlanderschap het Nederlanderschap worden ingetrokken als sprake is van een dubbele nationaliteit.
Ebola in Nederland |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Ebola-besmetting in Nederland»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat er dit weekend een persoon uit Roelofarendsveen naar het ziekenhuis is gebracht vanwege een mogelijke ebola-besmetting?
Het klopt dat in het weekend van 20/21 september iemand uit Roelofarendsveen naar het ziekenhuis is gebracht vanwege symptomen die ook op ebola kunnen duiden. Het ging om een van de twee Nederlandse artsen die onlangs terugkeerden uit Sierra Leone. Er is bij deze arts geen ebola geconstateerd, de verschijnselen werden veroorzaakt door malaria. In de afgelopen weken zijn er regelmatig mensen bij wie een ebola-infectie telefonisch niet kon worden uitgesloten naar een academisch ziekenhuis gebracht voor verdere beoordeling. Artsen zijn zeer alert op mogelijke ebola-infecties bij mensen die recent in landen hebben verbleven waar een ebola-uitbraak plaatsvindt. De eerste verschijnselen van ebola komen overeen met de verschijnselen van verschillende tropische ziekten, zoals malaria, een veel vaker voorkomende ziekte. Het is dus te verwachten dat er ook in de komende maanden geregeld mensen met een mogelijke verdenking op ebola beoordeeld zullen worden in Nederlandse ziekenhuizen
Zijn er inmiddels voldoende ebola-medicijnen in Nederland voorhanden? Zo ja, op hoeveel potentiële patiënten is de overheid voorbereid?
De Nederlandse artsen en ziekenhuizen zijn goed voorbereid op een patiënt met een (mogelijke) ebola infectie. Van het allergrootste belang is dat een besmetting snel wordt herkend en dat mensen die in direct contact zijn geweest met een patiënt goed gemonitord worden op het ontwikkelen van symptomen passend bij een ebola-infectie. Ook voor de behandeling van een patiënt is het van groot belang deze patiënt snel te herkennen. De behandeling bestaat met name uit ondersteunende therapieën om uitdroging en uitputting te voorkomen. Daarnaast zijn er enkele experimentele middelen. Er zijn contacten vanuit het RIVM met fabrikanten van experimentele, nog niet geregistreerde, schaarse medicijnen, voor ad hoc levering van die medicijnen. Als er een patiënt met een ebola-infectie in Nederland is, zal afhankelijk van de beschikbaarheid van medicijnen en de meest recente wetenschappelijke inzichten worden bekeken of en zo ja, welke medicijnen de patiënt toegediend krijgt. Ik heb het RIVM gevraagd de ontwikkelingen van experimentele medicijnen tegen ebola actief te volgen en mij daarvan op de hoogte te houden.
Mocht er sprake zijn van een ebola-besmetting in Nederland, welke vervolgmaatregelen bent u voornemens te treffen om dit gevaar zo spoedig mogelijk aan te pakken?
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, is de medische sector in Nederland goed voorbereid op een patiënt met een (mogelijke) ebola-infectie. De academische ziekenhuizen zijn gereed voor de beoordeling, behandeling en verpleging van een dergelijke patiënt in isolatie om verdere verspreiding van het virus te voorkómen. De GGD-en zijn voorbereid op het monitoren van contacten van een ebola-patiënt om eventuele nieuwe ziektegevallen snel op te sporen en ter beoordeling in te sturen naar het ziekenhuis.
Het bericht ‘130.000 vluchtelingen naar Turkije’ |
|
Harry van Bommel |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «130.000 vluchtelingen naar Turkije»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Turkije grensovergangen heeft gesloten voor vluchtelingen uit Syrië terwijl er nog tienduizenden aan de Syrische kant van de grens wachten om Turkije binnen te kunnen? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Nadat dit weekend grote aantallen Syrisch Koerdische vluchtelingen via 9 grensovergangen Turkije binnenstroomden, heeft Turkije in de nacht van zaterdag op zondag het aantal grensovergangen gereduceerd tot 2. Er is dus geen sprake van totale sluiting van alle grensovergangen.
Bent u bereid per direct bij Turkije erop aan te dringen dat de grens voor Syrische vluchtelingen niet wordt gesloten?
Zie 2, er zijn nog steeds twee grensovergangen geopend.
Kunt u bevestigen dat de snelle toestroom van veel Syrische vluchtelingen naar Turkije zorgt voor problemen in de opvang? Kunt u uw antwoord toelichten?
Door de toegenomen stroom vluchtelingen heeft de Turkse regering besloten het aantal grensovergangen te verminderen om chaos te voorkomen. In het gebied ten noorden van Kobani zijn twee grensovergangen open gehouden. De opvang vergt zeer veel van lokale hulpverlenende autoriteiten en organisaties zoals AFAD (Turkse noodhulporganisatie), de Turkse Rode Halve Maan, gemeenten, UNHCR etc.
In Turkije worden de vluchtelingen gescreend op veiligheid (wapens worden ingenomen) en gezondheid (veel Syrische kinderen zijn niet gevaccineerd tegen besmettelijke kinderziekten), alvorens ze worden geregistreerd. De Turkse Rode Halve Maan controleert gewonde vluchtelingen. Vluchtelingen die ernstig gewond zijn worden naar het hospitaal van Suruc vervoerd per ambulance.
Om verdere chaos te voorkomen blijven vooralsnog twee grensovergangen open zodat Turkije en UNHCR gecontroleerd de vluchtelingen kunnen registreren, met behulp van drie mobiele registratie-eenheden (gefinancierd met EU fondsen).
Deelt u de opvatting dat de nieuwe vluchtelingenstroom aanleiding zou moeten zijn om extra humanitaire hulp te bieden? Bent u daartoe bereid?
In de kamerbrief «Noodhulp: besteding noodhulpfonds 2014, resterende middelen humanitaire hulpbudget en noodhulp aan (Noord-)Irak» (Kamerstuk 32 605, nr. 151) is reeds aangegeven dat er voor de Syrische crisis 30 miljoen euro extra zal worden uitgetrokken: ongeoormerkte bijdragen aan WFP 8 miljoen, UNHCR 8 miljoen en UNICEF 7 miljoen en verlenging van de steun aan cross border hulp (Motie Voordewind) met 7 miljoen euro.
Bent u verder bereid meer Syrische vluchtelingen uit te nodigen voor opvang in Nederland?
Nederland zal naar alle waarschijnlijkheid in 2015 opnieuw Syrische vluchtelingen hervestigen. De Tweede Kamer zal binnen afzienbare termijn worden geïnformeerd over de planning van de hervestigingsmissies in 2015.
Kunt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
Ja.
De aanzienlijk grotere kans op complicaties bij longkankeroperaties op vrijdag |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Meer sterfte na longkankeroperatie op vrijdag»?1
Het is van grote waarde dat er registraties worden gedaan en er onderzoek wordt verricht naar de kankerzorg om zo inzicht te krijgen in mogelijke verbeteringen. Het artikel meldt dat de kans op complicaties na een longoperatie op vrijdag significant hoger ligt dan op andere dagen. Er is echter (nog) geen wetenschappelijk bewijs voor de achterliggende reden. De onderzoeker spreekt het vermoeden uit dat het ligt aan de ziekenhuisbezetting en de postoperatieve zorg in het weekend, maar zegt daarbij dat hier geen concrete data over zijn. Het is dus nu nog lastig om precies de vinger op de oorzaak van de grotere kans op complicaties te leggen. Tegelijkertijd lijkt het vermoeden van de onderzoekers ook niet onwaarschijnlijk.
In zijn algemeenheid is het zo dat iedere specifieke vorm van zorg specifieke risico’s heeft die goed gemanaged kunnen en moeten worden. De patiënt moet ten allen tijde kunnen vertrouwen op goede zorg. Ik maak niet op uit het artikel dat dit in dit geval niet zo is.
Vindt u het verantwoord dat personele onderbezetting de patiëntveiligheid in gevaar brengt? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Elk ziekenhuis en elke afdeling moet zich de vraag stellen welke risico’s voor patiëntveiligheid aanwezig zijn en of er wel voldoende is gedaan om die risico’s af te dekken en de patiëntveiligheid te borgen. Dat geldt dus ook voor mogelijke personele onderbezetting tijdens avonduren en tijdens weekeind en nachtdiensten. In 2011 heeft de IGZ de resultaten gepubliceerd van een onderzoek naar de vraag of er verschil is tussen de patiëntveiligheid in ziekenhuizen tijdens kantooruren enerzijds en de avond-, nacht- en weekenduren(ANW-uren) anderzijds. De IGZ concludeerde toen dat, hoewel een oorzakelijk verband tussen sterfte in de ANW-uren en de zorg in die uren niet kon worden aangetoond, de risico’s in de ziekenhuiszorg tijdens de ANW-uren beter kunnen en moeten worden afgedekt. De inspectie riep daarom de gehele ziekenhuissector op zich aan dit rapport te spiegelen. De Orde van Medisch Specialisten (OMS) geeft aan dat het onderwerp, met name sinds het eerdergenoemde IGZ rapport, structureel onderwerp van gesprek is bij de ontwikkeling of herziening van richtlijnen, zoals het traject rond de richtlijn voor heupoperaties, de richtlijnen voor een aantal oncologische operaties en de IC-richtlijn.
Deelt u de mening dat er in de nacht-, avond-, en weekenddiensten altijd voldoende specialisten aanwezig moeten zijn in een ziekenhuis? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ja, er moeten ook in de avond-, nacht- en weekenddiensten voldoende specialisten aanwezig zijn. Het is niet aan mij om te bepalen wat «voldoende» is in een gegeven zorgketen en wat er precies nodig is: aanwezigheid of de mogelijkheid om tijdig extra en voldoende gekwalificeerd personeel in te kunnen roepen bij onverwachte drukte of complicaties. Zoals ik hiervoor ook aangaf is dit aan het veld zelf. De IGZ houdt toezicht. Daarnaast zijn er ook andere randvoorwaarden voor veilige zorg en het verminderen van risico’s zoals het maken en nakomen van eenduidige afspraken over dossiervoering en overdracht. Ik verwijs ook naar mijn antwoord op vraag 2.
Welke andere operaties die op vrijdag plaatsvinden leveren eveneens meer complicaties op? Bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Hierover is mij geen informatie bekend. Het ligt ook niet op mijn weg om hier een onderzoek over in te stellen. Het is primair aan de zorgverleners zelf om goede en veilige zorg te leveren en permanent te zoeken hoe het nog beter kan. De IGZ houdt hier risicogestuurd toezicht op.
Hoe gaat u er voor zorgen dat opereren op vrijdag veiliger wordt?
De ziekenhuizen en professionals zijn zelf aan zet om daarvoor te zorgen en de IGZ om hierop toezicht te houden. Ik verwijs ook naar mijn antwoorden op de vragen 2 en 3.
Deelt u de mening dat patiënten recht hebben op dit soort kwaliteitsinformatie, zodat ze zelf een weloverwogen keuze kunnen maken voor het ziekenhuis en het moment van operatie? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ja, patiënten hebben recht op kwaliteitsinformatie om weloverwogen keuzes te kunnen maken. Over transparantie van kwaliteit van zorg is op 18 juli jl. een brief (Kamerstuk 31 765, nr. 93) naar de Tweede Kamer gestuurd. De brief gaat in op de noodzaak van transparantie van kwaliteit van zorg en er worden een aantal concrete stappen genoemd om de transparantie te versnellen. Veldpartijen zijn en blijven overigens in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg en de transparantie daarvan.
Voor kwaliteitsinformatie is het van belang dat deze duidelijk en betrouwbaar is.
Dat betekent in de praktijk dat deze informatie voldoende (wetenschappelijk) moet zijn onderbouwd. De studie waarnaar wordt verwezen is openbaar en de onderzoekers geven aan dat verder onderzoek nodig is om harde conclusies te kunnen verbinden aan de resultaten. Als uit vervolgonderzoek voldoende bewijs komt dat die zorg kan worden verbeterd en hoe, dan is het in eerste instantie aan de veldpartijen zelf om daarvoor adequate maatregelen te nemen. De IGZ houdt vervolgens toezicht op de kwaliteit van zorg.
Mogelijke fraude bij de productie van de motor van de F-35 |
|
Wassila Hachchi (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Jet-engine maker Pratt & Whitney accuses titanium supplier of fraud»?1
Het F-35 Joint Program Office (JPO) heeft Defensie op de hoogte gesteld. Signalen in het kwaliteitscontrolesysteem van motorfabrikant Pratt & Whitney hebben het vermoeden gewekt dat er sprake kan zijn van fraude in de titaniumvoorziening door een onderleverancier. Pratt & Whitney heeft vervolgens het vermoeden gemeld aan de Amerikaanse autoriteiten die een onderzoek hebben ingesteld. Pratt & Whitney heeft zelf ook een onderzoek ingesteld en vervangt de onderdelen die van dat titanium zijn gemaakt.
Kunt u bevestigen dat er in de motor van de F-35 illegaal verkregen titanium uit Rusland is verwerkt?
Ik kan daarover op dit moment geen uitspraken doen omdat de Amerikaanse autoriteiten onderzoek doen. Pratt & Whitney heeft de onderdelen waarin het titanium is verwerkt intussen geïdentificeerd. Deze worden vervangen.
Heeft u reeds contact gezocht met Lockheed Martin en/of met de betrokken Amerikaanse overheidsinstanties om te verifiëren of er wel of niet illegaal verkregen titanium uit Rusland is verwerkt in de motor van de F-35? Zo ja, wat heeft dat opgeleverd? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te doen?
Het JPO heeft Defensie geïnformeerd en zal haar van nadere ontwikkelingen op de hoogte houden.
Gezien het feit dat de oorsprong van de onderdelen van de motor van de F-35 ter discussie staat en er melding wordt gemaakt van eventuele fraude, kunt u uitsluiten dat er wordt gefraudeerd in de ontwikkeling, testfase, productie en levering van (onderdelen van) de F-35?
Bij de productie van vliegtuigen zijn altijd kwaliteitscontrolesystemen van kracht die tot doel hebben de veiligheid te waarborgen. Voor de F-35 is dat niet anders. In dit geval heeft het kwaliteitscontrolesysteem van motorfabrikant Pratt & Whitney de mogelijke fraude in de titaniumvoorziening door een onderleverancier aan het licht gebracht. Zolang naar deze zaak nog onderzoek wordt verricht, kan ik niets uitsluiten. Pratt & Whitney neemt de zaak hoog op, maar heeft vastgesteld dat de veiligheid niet in het geding is geweest.
Kunt u uitsluiten dat de veiligheid van de F-35 in het geding komt door het mogelijk gebruik van grondstoffen waarvan zowel de kwaliteit als de oorsprong ter discussie staan?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid u er voor in te zetten om te voorkomen dat de F-35 wordt geproduceerd met grondstoffen waarvan de kwaliteit en oorsprong ter discussie staan? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Defensie heeft het belang hiervan reeds bij het JPO aan de orde gesteld. De leveranciers, primair verantwoordelijk, en het JPO tonen die bereidheid eveneens. Dit blijkt uit het onderzoek dat wordt uitgevoerd en ook de vervanging van desbetreffende onderdelen door Pratt & Whitney.
Welke actie gaat u ondernemen om er voor te zorgen dat de productie van de F-35 op legale en veilige wijze zal plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten van de rechtszaak tegen A&P Alloys?
Ja, ik zal de Kamer daarover informeren.
De wijkagent als spilfunctie in het verbeteren van de veiligheid in wijken en buurten |
|
Eddy van Hijum (CDA), Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u daadwerkelijk van mening dat de wijkagent een spilfunctie vervult in het verbeteren van de veiligheid in wijken en buurten?1
Ja, die mening ben ik toegedaan. De wijkagent is de vooruitgeschoven post van het politieteam. De wijkagent is voor de burgers in de wijk het lokale gezicht van de politie. Wijkagenten leveren een belangrijke bijdrage aan de handhaving van de openbare orde en veiligheid en leefbaarheid in de samenleving. Een wijkagent vormt tevens een belangrijk onderdeel van het lokale netwerk aan scholen, buurtbewoners, veiligheidspartners en andere hulpverleners.
Bent u zich bewust van signalen uit de uitvoeringspraktijk dat u deze ambitie in de praktijk hooguit gedeeltelijk waarmaakt?2
Landelijk gezien voldoet de politie aan de wettelijke norm zoals deze is opgenomen in de Politiewet 2012: gemiddeld is er ten minste één wijkagent werkzaam per 5.000 inwoners. De wijkagenten maken onderdeel uit van de basisteams en werken per 1 januari 2015 – behoudens vacatures – conform het inrichtingsplan Nationale Politie. In het inrichtingsplan is de wettelijke norm als minimum aangehouden. Er wordt hard naar toegewerkt om ook de vacatures te vervullen. Ik verwijs in dit verband ook naar het antwoord op vraag 2 die het lid Marcouch (PvdA) op 11 augustus 2014 stelde (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 3008).
Kunt u concreet aangeven in welke basisteams de norm van 1 wijkagent per 5.000 inwoners momenteel nog niet wordt gehaald? In welke basisteams zal het knelpunt ook met ingang van 1 januari 2015 nog steeds bestaan?
De norm van 1 wijkagent per 5.000 inwoners geldt als gemiddelde per regionale eenheid. Tussen basisteams en tussen gemeenten kunnen verschillen bestaan, afhankelijk van de lokale veiligheidsbehoefte.
De verdeling van de wijkagenten binnen een eenheid wordt door de burgemeesters in die eenheid gemaakt. In alle wijken is de politiezorg gewaarborgd. Voor een overzicht van de gemiddelde norm per regionale eenheid verwijs ik u naar het antwoord op de vragen 1, 2 en 3 die het lid Van Raak (SP) op 11 augustus 2014 stelde (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 3007).
Deelt u de mening dat ook de aanwezigheid van een (bemenste) politiepost kan bijdragen aan veiligheid in de wijk? Wat is uw beleid ten aanzien van de fysieke bereikbaarheid van wijkagenten? Kunt u inzicht geven in de ontwikkeling en spreiding van het aantal politieposten dan wel veiligheidshuizen waarbinnen de politie participeert?
Die mening deel ik. De politie is bezig om in nauw overleg met het gezag het strategisch huisvestingsplan uit te werken in relatie tot de dienstverlening door politie. Zichtbaarheid en bereikbaarheid van de politie zijn kernpunten van de dienstverlening.
Voor wat betreft de fysieke bereikbaarheid van wijkagenten is van belang dat zij zichtbaar aanwezig zijn in de wijk, praten met de mensen in de wijk en ontwikkelingen in de gaten houden. Op welke wijze dit concreet vorm krijgt is mede afhankelijk van de lokale context.
Voor de ontwikkeling en spreiding van Veiligheidshuizen verwijs ik u naar www.veiligheidshuizen.nl. De politie is zeer betrokken in deze netwerksamenwerking, die veelal gericht is op een persoonsgerichte aanpak.
Op welke wijze wordt gewaarborgd dat een wijkagent in de praktijk bij de aanpak van criminelen in de wijk ook daadwerkelijk ondersteuning krijgt van gespecialiseerde politiediensten, zoals de recherche? Is er voldoende recherchecapaciteit beschikbaar voor een gebiedsgerichte inzet?
Zoals gesteld, is de wijkagent de spil binnen het basisteam, die zaken aanpakt samen met maatschappelijke partners, burgers in de wijk en met hulp van collega's uit zijn team en waar nodig uit andere organisatieonderdelen.
Opsporing van veelvoorkomende criminaliteit is een van de taken van het basisteam. Het basisteam wordt voor de gebiedsgerichte en probleemgerichte aanpak van veelvoorkomende criminaliteit bijgestaan door de districtsrecherche. Doordat op elk niveau in de organisatie recherche is ingericht, ontstaat een samenhangend stelsel dat leidt tot vergroting van de slagkracht in de opsporing.
In de gebieds-, persoons- en probleemgerichte aanpak is de samenwerking tussen wijkagent en rechercheur in veel gevallen een randvoorwaarde geworden. Dit betekent dat in de praktijk beide «werelden» elkaar meer en beter weten te vinden.
Om te kunnen inspelen op incidentele wensen die de mogelijkheden van de basisteams te boven gaan, is op districtsniveau flexibele capaciteit ingericht. Deze flexteams hebben een omvang van ten minste 3% van de omvang van het district met een minimum van 20 medewerkers. Kerntaak van het flexteam is het probleemgericht inzetten van capaciteit ter ondersteuning van de basisteams. Binnen het flexteam kan zowel handhavings- als opsporingscapaciteit worden ingezet. Zo kan de wijkagent in de basisteams ten behoeve van de lokale probleemgerichte aanpak ondersteuning krijgen vanuit het flexteam.
Bent u bekend met het rapport «Israël: in depth look at Gaza school attacks» dat is gebaseerd op onderzoek verricht door Human Rights Watch (HRW) naar de aanvallen van Israël op scholen in Gaza in juli en augustus jl.?1 2
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusie van het onderzoek van HRW dat in elk geval voor de drie onderzochte aanvallen van Israël op de schoolgebouwen in Gaza geldt dat deze3 geen militair doel leken te hebben,4 disproportioneel en5 willekeurig waren?
Het kabinet neemt de conclusies van Human Rights Watch serieus. De conclusies onderstrepen het belang van een internationaal, gebalanceerd en onafhankelijk onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht en van de mensenrechten gepleegd door alle betrokken partijen, zoals door het Nederlandse kabinet ook is bepleit (Kamerstuk 23 432, nr. 385).
Onderschrijft u het oordeel van speciaal HRW adviseur Abrahams dat «Israël offered no convincing explanation for these attacks on schools where people had gone for protection and the resulting carnage»? Zo ja, welke conclusies verbindt u daaraan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat het besluit van Israël om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar een aantal gruwelijke incidenten in de Gaza-oorlog, betrekking heeft op het doden van vier op het strand spelende Palestijnse jongens en de aanval op één VN-school, maar niet op de andere twee door HRW onderzochte aanvallen?
Momenteel worden veel incidenten onderzocht door de Military Advocate General (MAG). Indien meer informatie benodigd is, gaat een Fact Finding Assessment (FFA) team aan het werk. Deze teams maken deel uit van de MAG. De FFA’s hebben meerdere incidenten voor nader onderzoek geïdentificeerd. Na behandeling worden deze voor besluitvorming doorgegeven aan de MAG. Hieruit zijn verschillende gevallen gekomen waar strafrechtelijk onderzoek naar wordt gedaan, inclusief de vier omgekomen Palestijnse kinderen en de aanval op een school in Beit Hanoun. Het kabinet kan een strafrechtelijk onderzoek naar de twee andere door HRW onderzochte aanvallen nog niet bevestigen. Er zijn enkele zaken gesloten waarvan de inhoudelijke informatie nog niet bekend is.
Hoe beoordeelt u het feit dat het onderzoek slechts betrekking heeft op een aantal concrete incidenten, maar niet op de algemene, buitengewoon gewelddadige wijze waarop Israël in Gaza heeft geopereerd? Deelt u de mening dat ook de gekozen militaire strategie, rules of engagement etc. onderdeel zouden moeten zijn van een onafhankelijk onderzoek?
Het kabinet gaat ervan uit dat bij het Israëlische onderzoek naar specifieke incidenten alle relevante informatie aan de orde zal komen, inclusief de daaraan ten grondslag liggende strategie en de Rules of Engagement.
Hoe beoordeelt u het feit dat het aangekondigde onderzoek plaats vindt onder de verantwoordelijkheid van de Israëlische militair aanklager en niet (ook) door een onafhankelijke burgerlijke instantie? Deelt u de zorg van HRW dat de onderzoeken die het Israëlische leger in het verleden uitvoerde naar mogelijke oorlogsmisdaden door Israëlische troepen «have not met international standards for credible, impartial en independent investigations»?
Het is van belang dat onderzoek op een onpartijdige en onafhankelijke wijze wordt uitgevoerd. Mits aan deze voorwaarden is voldaan kan dit onderzoek onder militaire verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, zoals ook in een aantal andere landen gebeurt. Nederland dringt in de bilaterale contacten met Israël aan op het verbeteren van het interne onderzoeksmechanisme van de Israëlische krijgsmacht. Hierbij benadrukt Nederland onder andere de implementatie van de aanbevelingen over dit onderwerp van de Turkel-commissie uit 2013, die door Israël zelf is ingesteld. Een van de aanbevelingen is het mogelijk maken van het instellen van beroep tegen besluiten van de Military Attorney General bij de civiele Attorney-General. Zie ook de beantwoording van de vragen van het lid Servaes over het bericht «Israël schoot schooljongens dood» van 23 mei 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013- 2014, nr. 2251).
Bent u bereid, in zowel bilateraal en internationaal verband, bij Israël aan te dringen op een niet-militair, onafhankelijk, breed en diepgaand onderzoek, zowel naar concrete incidenten als naar de algemene, buitengewoon gewelddadige wijze waarop Israël in Gaza heeft geopereerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bij welke eerstvolgende gelegenheid zult u dit doen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat een dergelijk door Israël zelf uitgevoerd onderzoek een goede aanvulling zou zijn op het eerder door het kabinet bepleite internationale onderzoek naar oorlogsmisdaden in Gaza, waarbij uiteraard ook de handelingen van Hamas beoordeeld moeten worden?
Zie antwoord vraag 6.
De dreiging van ziekmakende en levensbedreigende bacteriën op vlees |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het onderzoek van Wakker Dier, waarbij barbecuevlees is onderzocht op voedselveiligheid en dierenwelzijn? Bent u op de hoogte van de resultaten van dit onderzoek, waarbij op 80% van de kipproducten ESBL-producerende bacteriën en Entereobacteriaceae zijn gevonden, en de bacteriën E.coli, Listeria Monocytogenes, Campylobacter en Staphylococcus op varkens- en kippenvlees zijn gedetecteerd?1
Ja.
Klopt het dat elke zomer honderdduizenden mensen bij barbecue’s een voedselinfectie oplopen? Erkent u dat de aanwezigheid van de ziekmakende en levensbedreigende bacteriën in het onderzochte vlees de gezondheid van de consument ernstig kan bedreigen? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM schatte in 2012 dat jaarlijks ongeveer 680.000 mensen ziek worden door het eten van besmet voedsel. Barbecueën is een bekende risicofactor voor het optreden van voedselinfecties, maar het aandeel hiervan in de totale ziektelast is niet bekend.
Voedselinfecties bij het barbecueën hebben verschillende oorzaken. Eén oorzaak is dat pathogene bacteriën op rauw vlees door onvoldoende verhitten niet onschadelijk worden gemaakt. Een andere oorzaak is kruisbesmetting van gegaard vlees door contact met materialen (borden, messen) die eerder in contact met rauw vlees zijn geweest. Ook kan besmetting met virussen en bacteriën optreden door onvoldoende (hand)hygiëne bij het snijden en klaarmaken van kant-en-klare levensmiddelen zoals rauwkost, fruit en salades. Ook kan een risico ontstaan door het te lang buiten de koelkast bewaren van kant-en-klare levensmiddelen, waardoor uitgroei van bacteriën kan plaatsvinden.
De producent van levensmiddelen is er voor verantwoordelijk dat producten aan de wetgeving voor voedselveiligheid voldoen. Maar zoals uit bovenstaande blijkt, heeft ook de consument een belangrijke rol bij het waarborgen van de voedselveiligheid bij het barbecueën. Het Voedingscentrum informeert de consument over de microbiologische risico’s van voedsel, geeft algemene adviezen voor het veilig kopen, bereiden en bewaren van voedingsmiddelen («5x veilig») en besteedt aandacht aan bijzondere manieren van bereiding en consumptie, zoals het barbecueën, het koken aan tafel en het picknicken. Deze informatie zal ook terug komen in een campagne die eind dit jaar van start zal gaan.
Erkent u de bevindingen van Scienta Nova en de WUR dat de grens van tien miljoen kolonievormende eenheden bacteriën (kve) per gram vlees aantoont dat vlees bedorven is? Klopt het dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij controles tevens uitgaat van deze grens? Kunt u bevestigen dat de aanwezigheid van meer dan tien miljoen kve’s in het door Wakker Dier onderzochte vlees, met zelfs een 4,7 keer hogere waarde, de kwaliteit van het vlees aantast en zelfs de voedselveiligheid bedreigt? Deelt u de conclusies van Scienta Nova dat de uitkomsten van deze resultaten «erg verontrustend» zijn? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Een levensmiddel is bedorven als kleur, geur, smaak of structuur onacceptabel aangetast zijn. Bij bedorven vlees zal het aantal bacteriën groot zijn, maar een groot aantal bacteriën betekent niet automatisch dat vlees bedorven is. Dit is ook de reden dat er geen wettelijke norm is voor het aantal bacteriën per gram vlees. Sommige soorten bacteriën dragen meer bij aan bederf dan andere. Het is aan het leverende bedrijf om het productieproces zo te beheersen dat aan het eind van de bewaartermijn geen sprake is van bederf.
Producenten en de NVWA hanteren de aantallen bacteriën per gram vlees als een indicator voor onhygiënische omstandigheden, te lange bewaartermijnen of te hoge bewaartemperaturen. Het aantreffen van veel bacteriën op producten heeft dus een belangrijke signaalwaarde. Een bedrijf moet dan nagaan of het productieproces nog voldoende beheerst wordt en zekerstellen dat geen bederf optreedt gedurende de bewaartermijn van de producten. Het constateren van een hoog aantal kve’s alleen is dus geen reden om de producten uit de handel te (doen) halen.
Kunt u aangeven waarom er alleen voor gehakt en seperatorvlees een wettelijke grens is voor de aanwezigheid van kve’s? Kunt u bevestigen dat een wettelijke bepaling van grenswaarden duidelijkheid verschaft, en voorkomt dat er bedorven vlees terecht komt op de borden van de consument? Bent u bereid een wettelijke grens in te stellen voor de aanwezigheid van kve’s in vers vlees? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Inderdaad bestaan er wettelijke criteria voor het aantal bacteriën in gehakt vlees en separatorvlees. Deze zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 2073/2005 (microbiologische criteria). De criteria waaraan gerefereerd wordt, zijn echter geen wettelijke grenzen voor het aantal bacteriën op een product dat aan de consument wordt aangeboden. Het betreft grenswaarden voor het aantal bacteriën op het product tijdens de productie. Als deze grenswaarden worden overschreden, is dat een teken dat het bedrijf verbeteringen moet doorvoeren in de proceshygiëne.
Een afdoende hygiëne bij het produceren en bewaren van voedingsmiddelen kan voorkomen dat producten binnen de beoogde bewaartermijn onveilig worden. Het stellen van normen aan het aantal kve per gram draagt daar niet aan bij. Daarom stel ik ook geen wettelijke grens in voor het aantal bacteriën op vlees.
Kunt u aangeven of u de conclusies van Wakker Dier dat «veul voor weinig» leidend is voor het BBQ-assortiment van supermarkten, en dat dit ten koste gaat van het dierenwelzijn en de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet?
Alle producten, inclusief aanduidingen op het etiket en de productiewijzen dienen minimaal te voldoen aan de wettelijke normen, ook die van voedselveiligheid en dierenwelzijn. De keten en supermarkt zijn primair verantwoordelijk voor de veiligheid van hun producten en voor een correcte etikettering volgens de wettelijke eisen. De NVWA houdt hier toezicht op. Het is aan de keten, van boer tot supermarkt, om mede in het licht van een goed verdienmodel afspraken te maken over bovenwettelijke eisen, eventueel via een privaat keurmerk.
De uitzending van Brandpunt over lijkschouwers |
|
Ard van der Steur (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u de uitzending van Brandpunt over lijkschouwers?1
Ja.
Wat is uw algemene reactie op deze uitzending waarin deskundigen stellen dat honderden misdrijven – waaronder zelfs moorden – over het hoofd worden gezien? In hoeverre herkent u het in de uitzending geschetste beeld?
Ik verwijs naar de antwoorden die ik mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heb gegeven op de schriftelijke vragen van de leden Wolbert en Recourt (beiden PvdA)2 naar aanleiding van het bericht dat lijkschouwers misdrijven missen door een gebrekkige opleiding. Daarin is vermeld dat in artikel 5 van de Wet op de lijkbezorging de verplichting is vastgelegd dat uitsluitend artsen die als forensisch arts zijn ingeschreven in een daartoe gehouden register, worden benoemd als gemeentelijk lijkschouwer. Met het oog hierop beheert de beroepsvereniging, het Forensisch Medisch Genootschap (FMG), een register voor forensisch artsen. De als zodanig werkzame forensisch artsen worden daarin geregistreerd als forensisch arts FMG. Dit betreft de artsen die tenminste de 1-jarige basisopleiding forensische geneeskunde hebben gevolgd en daardoor door de beroepsvereniging competent worden geacht om zelfstandig te werken als forensisch arts. Met dit register is de kwaliteit van de forensisch arts geborgd volgens de normen van de beroepsvereniging. Het kabinet beschikt niet over cijfers van het aantal keren dat in een later stadium is gebleken dat aanvankelijk onterecht is uitgegaan van een natuurlijke doodsoorzaak. Bovendien valt niet bij te houden hoe vaak een nooit gedetecteerde onjuiste vaststelling van een doodsoorzaak zich heeft voorgedaan.
In hoeverre bestaan er standaard richtlijnen waarlangs lijkschouwingen hebben plaats te vinden, en worden deze nageleefd?
Er bestaat een richtlijn lijkschouw, welke is opgesteld door de Vakgroep Forensische geneeskunde van GGD NL, het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De richtlijn stelt dat tijdens een lijkschouw zowel bloed als urine moet worden afgenomen en dat een oriënterend toxicologisch onderzoek (sneltest) van urine op veel voorkomende drugs/medicatie dient te worden uitgevoerd. Een lijkschouw is een vorm van maatwerk en soms kan het feitelijke handelen niet in overeenstemming zijn met de richtlijn. Een vereiste is wel dat degene die afwijkt van de richtlijn, de gevolgde werkwijze en de motivatie voor het afwijken registreert. Er is ook ruimte voor lokaal en regionaal maatwerk. In deze gevallen zullen de afwijkende afspraken, als aanvulling op de standaard richtlijnen, in de organisatie moeten worden vastgelegd. Het registeren van afwijkingen is een vereiste in het kader van de HKZ-certificatie (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector).
Er is geen informatie beschikbaar over de vraag of, en zo ja, hoe vaak wordt afgeweken van de richtlijn.
Hoe verklaart u dat in bedoelde uitzending wordt aangegeven dat in slechts vier van de 26 GGD-regio's standaard bloed en urine wordt afgenomen? In hoeverre vindt standaard toxicologisch onderzoek plaats?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van de opmerking van een geïnterviewde arts dat niet altijd voldoende ervaring bij lijkschouwers aanwezig is om subtiele signalen rondom moord etc. te ontdekken? Indien u dit beeld herkent, welke acties gaat u in dezen ondernemen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze vragen van een antwoord te voorzien voorafgaand aan het Algemeen overleg over de uitvoering van de Wet op de Lijkbezorging voorzien op dinsdag 30 september aanstaande?
Beantwoording voorafgaand aan het betreffende algemeen overleg is helaas niet mogelijk gebleken.
Het bericht dat een student is beschoten met een luchtdrukwapen |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een student in Zeist met een luchtdrukwapen is beschoten?1
Een dergelijk incident acht ik zeer zorgelijk.
Wordt het aantal schietincidenten met specifiek luchtdrukwapens bijgehouden indien daarvan aangifte wordt gedaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven hoe vaak dergelijke schietincidenten voorkomen?
Er bestaat alleen een landelijk registratiesysteem voor vuurwapenincidenten. De politie heeft mij geïnformeerd dat daarnaast, in het geval van een incident met een luchtdrukwapen, registratie kan plaatsvinden als het gebruik van het luchtdrukwapen specifiek in de aangifte wordt gemeld. Veelal richten aangiftes zich echter op een delict, zoals mishandeling en bedreiging, en niet op het middel waarmee het delict is gepleegd. Momenteel is er geen landelijk overzicht beschikbaar van het aantal incidenten met luchtdrukwapens.
Worden gebruikers en kopers van luchtdrukwapens voorgelicht over de gevaren van luchtdrukwapens? Zo nee, waarom niet en bent u bereid te bekijken hoe er meer aan preventie kan worden gedaan? Zo ja, op welke manier en acht u dat voldoende om dergelijke schietincidenten zo goed als mogelijk te voorkomen?
Hoewel dit niet wettelijk is voorgeschreven lichten veel erkende wapenhandelaren kopers actief in over het aangeschafte luchtdrukwapen. Verdere actieve voorlichting aan gebruikers over luchtdrukwapens geschiedt via schietverenigingen, in het geval zij lid zijn van een schietvereniging. Voor het overige dienen kopers en gebruikers zich op eigen initiatief te informeren over luchtdrukwapens. Van voorlichting aan kopers van luchtdrukwapens gaat tot op zekere hoogte een preventieve werking uit. Het bij een handelaar aangeschafte luchtdrukwapen kan immers – al dan niet legaal – in handen van een andere persoon komen dan de voorgelichte koper.
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat zwaardere luchtdrukwapens zonder bewijs van vergunning of registratie bij een schietsportvereniging gekocht kunnen worden, omdat dergelijke wapens net zo gevaarlijk kunnen zijn als vuurwapens?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid passende maatregelen te nemen?
Het is mij bekend dat steeds krachtiger luchtdrukwapens op de markt worden aangeboden. Ik ben voornemens komend jaar onderzoek te laten doen naar de schotkracht van lucht-, veer- en gasdrukwapens.
Ziet u mogelijkheden om luchtdrukwapens die op dit moment onder categorie IV van de Wet Wapens en Munitie vallen en gebruikt worden voor de schietsport en outdoor-disciplines onder bijvoorbeeld categorie III van betreffende wet te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Personeel rechtbank weg uit Leeuwarden’ |
|
Peter Oskam (CDA), Sander de Rouwe (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat al het kantoorpersoneel van de Leeuwarder rechtbank alsmede de griffiemedewerkers van de rechtbank Assen de komende zes jaar zullen verhuizen naar Groningen?1
Ja.
Kunt u aangeven in hoeverre deze berichtgeving juist is en of u hierover al contact hebt gehad met het gerechtsbestuur van Noord-Nederland?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2 van het lid Segers (CU) van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 333).
Hoe verhoudt de verplaatsing van al het kantoorpersoneel in Leeuwarden zich tot uw belofte dat Leeuwarden een volwaardige justitiestad zal blijven na de herziening van de gerechtelijke kaart?2
Leeuwarden blijft een volwaardige justitiestad. Zittingen van de rechtbank en het gerechtshof blijven immers ook in de toekomst plaatsvinden in Leeuwarden. Dit staat los van de vraag waar de kantoorfunctie van een gerecht is gevestigd.
Hoe beoordeelt u de opinie van het gerechtsbestuur van Noord-Nederland dat sinds de samenvoeging van Assen, Leeuwarden en Groningen te weinig kwaliteitsvoordeel is behaald?
Het gerechtsbestuur van de rechtbank Noord-Nederland heeft aangegeven dat voor zover in de media de indruk is gewekt dat de kwaliteit van rechtspraak in de zittingsplaatsen Leeuwarden en Assen in het geding zou zijn, en dat om die reden een gezamenlijke huisvesting van het personeel in Groningen wenselijk werd geacht, dit beeld niet juist is. De kwaliteit van rechtspraak in Noord-Nederland is, net als in de rest van Nederland, goed. Het in stand houden en verder bevorderen van de kwaliteit van rechtspraak in Nederland vergt vanzelfsprekend aanhoudende inspanningen van iedereen die in de Rechtspraak werkzaam is.
Kunt u garanderen dat Leeuwarden en Assen in de komende jaren volledige, robuuste en volwaardige zittingsplaatsen blijven inclusief voldoende ondersteuning?
Leeuwarden en Assen blijven ook de komende jaren twee van de 32 zittingsplaatsen waar recht zal worden gesproken. De wet op de rechterlijke organisatie bepaalt verder dat er in elke zittingsplaats, dus ook in Leeuwarden en Assen, een griffie is die alle werkdagen gedurende ten minste zes uur open is. De in dat verband benodigde ondersteuning is op de locatie aanwezig.
Hoe verhoudt de verplaatsing van het personeel in Leeuwarden zich tot uw constatering dat de provincie Fryslan meer werkgelegenheid verliest dan het gemiddelde en met uw inzet om de werkgelegenheid in Fryslan waar mogelijk te behouden?
In de gedachtewisseling met het parlement over de nationale politie en de herziening van de gerechtelijke kaart heb ik toegezegd bij de locatiekeuzes voor de politie, meldkamers, rechtspraak en Openbaar Ministerie specifieke aandacht te schenken aan de werkgelegenheidseffecten in een aantal regio’s, waaronder de provincie Fryslân. Deze toezegging heeft uitwerking gevonden in mijn brief van 14 december 2012 over het locatiebeleid van politie, meldkamers, rechtspraak en Openbaar Ministerie. Daarnaast heeft het kabinet in het kader van het Rijkshuisvestingsbeleid in Fryslân bijsturingsmaatregelen getroffen ter compensatie van de regionale werkgelegenheidseffecten van de reorganisatie van de Rijksdienst.
Kunt u garanderen dat het Openbaar Ministerie tot 2016 in Leeuwarden 30 extra werkplekken zal aanhouden? 3
Ja.
Zijn u vanuit andere gerechtsbesturen meer -op handen zijnde- grote personele verschuivingen bekend tussen zittingsplaatsen? Zo ja, welke?
De Raad voor de rechtspraak heeft aangekondigd dat hij op korte termijn in overleg treedt met gerechtsbesturen over de wijze waarop de bevordering van de kwaliteit van de rechtspraak zich verhoudt tot de kantoorfunctie en de locaties daarvan. De Raad voor de rechtspraak informeert mij over zijn bevindingen naar aanleiding van de gesprekken met gerechtsbesturen en eigen onderzoek.
Het bericht 'Meer studenten voor omstreden Islamitische Universiteit' |
|
Harm Beertema (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Meer studenten voor omstreden Islamitische Universiteit»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel studenten in totaal zijn afgestudeerd sinds de oprichting van de Islamitische Universiteit Rotterdam?
Er zijn 27 bachelorstudenten en 11 masterstudenten afgestudeerd.
Ontvangen deze studenten een tegemoetkoming in de studiekosten, een studielening en/of een ov-jaarkaart? Zo nee, kunt u uitsluiten dat niet werkende studenten naast hun studie een uitkering ontvangen?
Ja, studenten die zich voor een geaccrediteerde bacheloropleiding inschrijven hebben aanspraak op studiefinanciering, inclusief de OV-studentenkaart.
Wanneer verwacht u een wetsvoorstel aan de Kamer te zenden waarin «maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef» ook van toepassing wordt op niet-bekostigde onderwijsinstellingen?
Dit wetsvoorstel heb ik toegezegd, de uitwerking is in gang gezet. Zowel de definitie van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef als de vertaling daarvan in wetgeving is echter complex en vraagt meer tijd dan voorzien. Het is belangrijk om de wijziging zo te formuleren dat het beoogde doel wordt bereikt maar tegelijkertijd recht wordt gedaan aan de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van onderwijs en de academische vrijheid. Ik streef ernaar het wetsvoorstel medio 2015 bij de Raad van State aanhangig te maken.
Bent u bereid (buitenlandse) financiering van de Islamitische Universiteit Rotterdam via het netwerk van rector A. A. te onderzoeken, deze in kaart te brengen en te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt er onderzoek gedaan naar de financiële steunverlening naar de IUR. Dit gebeurt in het kader van een breder onderzoek naar financiële steunverlening aan Nederlandse moskeeverenigingen en andere organisaties in Nederland vanuit onvrije landen dat momenteel door het WODC uitgevoerd wordt in het kader van de motie Segers cs. Deze motie verzoekt de regering de omvang en de aard van deze financiële steun in kaart te brengen omdat het onwenselijk is als daarbij sprake is van een ideologische agenda die haaks staat op fundamentele vrijheden in Nederland. De uitkomsten van dit onderzoek worden in de eerste helft van 2015 aan uw Kamer gestuurd. Belangrijker vind ik echter of er signalen zijn van buitenlandse inmenging in het onderwijs. Dit is een aandachtspunt voor de gesprekken tussen de IUR en de inspectie.
Zoals ik daarnaast in mijn brief van 7 maart jl. aangaf, zijn er strikte afspraken gemaakt tussen het College van Bestuur en de Raad van Toezicht van de IUR, inhoudende dat de IUR geen financiering van buitenlandse staten accepteert. De financiering is voor een groot deel afhankelijk van persoonlijke netwerken waaronder dat van de rector. Dit vind ik een punt van aandacht voor de Raad van Toezicht.
Bent u bekend met het feit dat rector A. A. wederom in opspraak is geraakt door enkele Turks-Nederlandse kandidaten voor het Europees parlement uit te maken voor «landverraders»?2
Ik ben bekend met het bericht dat de rector van de IUR op Facebook heeft geplaatst over de Europese parlementsverkiezingen. Mede naar aanleiding hiervan heeft de Inspectie van het Onderwijs gesproken met het voltallige College van Bestuur van de IUR en een lid van de Raad van Toezicht. Van de zijde van de Inspectie is met klem benadrukt dat de afspraak, die na het vorige incident is gemaakt, helder is: de rector zal geen uitspraken meer doen die maatschappelijke commotie veroorzaken. De rector dient zich te realiseren dat zijn uitlatingen gezien de maatschappelijke context grote impact kunnen hebben en zorgvuldigheid dus vereist is. Dat heeft hij onvoldoende gedaan. Daarmee is de aangehaalde afspraak wat mij betreft geschonden.
Deelt u de mening dat de belofte van de Islamitische Universiteit Rotterdam dat de rector geen uitspraken meer zal doen die maatschappelijke commotie veroorzaken hiermee geschonden is? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie mijn antwoord op vraag 6.
Bent u van plan op basis hiervan het vertrouwen in de rector alsmede het volledige bestuur van de Islamitische Universiteit Rotterdam op te zeggen, hen te verzoeken hun functies neer te leggen en de accreditatie van de instelling in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Mijn vertrouwen in het bestuur van de Islamitische Universiteit Rotterdam is beschaamd. Mijn juridische mogelijkheden om in te grijpen zijn beperkt daar het gaat om een niet-bekostigde instellingen. Op dit moment lopen er, mede op mijn verzoek, twee acties.
Mocht een van deze lopende onderzoeken mij de aanleiding geven om in te grijpen, zal ik niet aarzelen dat te doen. Zoals gemeld zal de visitatie van zowel de master als de bachelor in maart of april 2015 plaatsvinden.
De voorvallen bij IUR zijn voor mij aanleiding om met wetgeving te komen waarmee ook het niet-bekostigde hoger onderwijs de opdracht krijgt maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef aan studenten bij te brengen. Ik streef ernaar dit wetsvoorstel medio 2015 bij de Raad van State aanhangig te maken.
De implementatie van het familiegroepsplan door gemeenten |
|
Joël Voordewind (CU), Loes Ypma (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de open brief gericht aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) namens drie samenwerkende organisaties aangaande de uitvoering van het familiegroepsplan en het artikel «Gebrekkige communicatie VNG over eigen kracht ouders»?1
Ja
Deelt u de veronderstelling dat de VNG ernstig tekortgeschoten is in de voorlichting aangaande de implementatie van de Jeugdwet, in het bijzonder de uitvoering van het amendement Voordewind/Ypma aangaande het familiegroepsplan? Op welke wijze heeft de VNG gemeenten voorgelicht over deze wettelijke mogelijkheden?
Nee. Wij delen de veronderstelling niet dat de VNG ernstig is tekortgeschoten in de voorlichting aangaande de implementatie van de Jeugdwet. De VNG heeft onder andere in de ledenbrief waarbij de modelverordening is toegelicht, aandacht besteed aan de wettelijke verplichting over het familiegroepsplan. Ook is het familiegroepsplan opgenomen in het spoorboekje en in de factsheet over inrichting van de toegang die zijn uitgebracht door het Transitiebureau Jeugd, een samenwerking van VWS, VenJ en de VNG.
Is het waar dat gemeenten hierdoor nauwelijks op de hoogte zijn van de wettelijke plicht die zij vanaf 1 januari 2015 hebben om burgers in staat te stellen gebruik te maken van het familiegroepsplan? Klopt het tevens dat gemeenten amper het familiegroepsplan hebben opgenomen in het gemeentelijk beleid en/of hiervoor geen budget hebben gereserveerd? Bent u van mening dat dit een adequate uitvoering van deze mogelijkheden per 1 januari in de weg staat?
Wij constateren dat er in de beleidsplannen en verordeningen van gemeenten, voor zover wij kunnen overzien, nog weinig aandacht wordt besteed aan het familiegroepsplan en dat extra inspanningen nodig zijn om deze wettelijke verplichting scherper op het netvlies van gemeenten te krijgen. Overigens wordt ook nu al, zowel in het vrijwillig als in het gedwongen kader, door aanbieders met familiegroepsplannen gewerkt en is dit als zodanig niet nieuw.
Bent u bereid om spoedig met de VNG te overleggen teneinde de implementatie van de mogelijkheid van het familiegroepsplan alsnog per 1 januari te waarborgen? Kunt u de Kamer hierover zo snel mogelijk, maar in ieder geval vóór de behandeling van de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, informeren?
Ja, wij vinden het belangrijk dat gemeenten goed op de hoogte zijn dat burgers gebruik kunnen maken van het familiegroepsplan. Zoals toegezegd in het algemeen overleg met uw Kamer van 24 september 2014 heb ik inmiddels met de VNG overleg gevoerd om te bezien hoe de bekendheid van het familiegroepsplan kan worden vergroot. Uitkomst van dit overleg is dat de VNG haar modelverordening aanpast. Daarnaast verschijnt in opdracht van het Transitiebureau Jeugd op zeer korte termijn een factsheet waarin aspecten van het familiegroepsplan aan de orde komen.
De berichten dat personeel bij de rechtbanken in Leeuwarden en Assen weggehaald wordt |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Personeel van rechtbank weg uit Leeuwarden»1, «Personeel rechtbank weg uit Assen»2 en «Ministerie wil tekst en uitleg over rechtbankverhuizing»?3
Ja.
Klopt de berichtgeving dat u vooraf niet op de hoogte was van het voornemen van de rechtbank Noord-Nederland om het kantoorpersoneel van Leeuwarden en Assen te verhuizen naar Groningen? Sinds wanneer bent u op de hoogte van dit voornemen?
Ik heb contact gehad met de Raad voor de rechtspraak en het gerechtsbestuur van de rechtbank Noord-Nederland kort nadat het gerechtsbestuur zijn voornemen om de kantoorfunctie van de rechtbank Noord-Nederland op termijn in Groningen te centraliseren had bekendgemaakt. Dit voornemen is inmiddels door het gerechtsbestuur ingetrokken. Het gerechtsbestuur heeft daarbij aangegeven nu eerst met alle medewerkers van de rechtbank in gesprek te willen gaan over de vraag hoe tot meer integratie binnen de rechtbank kan worden gekomen en op welke wijze de meerwaarde van een grotere organisatie beter kan worden bereikt.
Hoe verhoudt het voornemen van de rechtbank Noord-Nederland zich tot de Herziening van de Gerechtelijke Kaart?
Met de herziening van de gerechtelijke kaart is beoogd ook in de toekomst de kwaliteit van rechtspraak te kunnen waarborgen en te kunnen voldoen aan wensen en behoeften in de samenleving. Door het verminderen van het aantal arrondissementen en ressorten is de Rechtspraak in staat gesteld grotere teamverbanden te organiseren binnen de nieuwe gerechten. Grotere teamverbanden zijn nodig om de noodzakelijke deskundigheid en specialisatie van rechters en juridisch medewerkers te kunnen opbouwen en onderhouden. In die zin passen de ontwikkelingen in Noord-Nederland in het proces dat is ingezet met de herziening van de gerechtelijke kaart.
Deelt u de zorg dat concentratie van de kantoorfuncties gevolgen heeft op de lange termijn voor het voortbestaan van de gerechtelijke functies in Leeuwarden en Assen voor het werkgebied Noord-Nederland? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het inmiddels ingetrokken voornemen van het gerechtsbestuur om de kantoorfunctie van de rechtbank Noord-Nederland op één locatie te centraliseren betreft de wijze waarop de rechtbank zijn werk organiseert en gaat niet over de vraag waar de zittingen van de rechtbank plaatsvinden. Bij de herziening van de gerechtelijke kaart is bepaald dat er op 32 locaties in Nederland, waaronder Leeuwarden en Assen, zittingen van de rechtspraak plaatsvinden. De 32 zittingsplaatsen zijn bij algemene maatregel van bestuur met wettelijke voorhangprocedure aangewezen. Een eventuele wijziging van de zittingsplaatsen moet bij het parlement worden voorgehangen. Een dergelijke wijziging wordt niet beoogd.
Hoe kijkt u aan tegen het voornemen van de rechtbank Noord-Nederland, gezien de afspraken die gemaakt zijn in het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) om geen werkgelegenheid bij elkaar weg te halen?
Afspraken in het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) ken ik niet. Het gerechtsbestuur van de rechtbank Noord-Nederland, dat de kwaliteit van rechtspraak aldaar moet bevorderen, is aan eventuele afspraken in het SNN niet gebonden.
Herinnert u zich de motie-Schouten (Kamerstuk 32 637 nr. 111) waarin de regering wordt gevraagd om een visie te ontwikkelen voor Noord-Nederland om werkgelegenheid te behouden?
Ja.
Heeft u afspraken gemaakt met de Raad voor de rechtspraak over de invulling van de kantoorfuncties bij de verschillende gerechten en heeft u hierbij ook recht gedaan aan de motie-Schouten? Zo ja, kunt u deze afspraken toelichten?
Op dit moment is geen sprake van een voornemen van het gerechtsbestuur van de rechtbank Noord-Nederland om de kantoorfunctie in Groningen te centraliseren. Het oordeel of een zittingsplaats ook een kantoorfunctie moet hebben is primair aan de Rechtspraak zelf. Een goedkeuring mijnerzijds is in die zin niet vereist. De Raad voor de rechtspraak heeft aangekondigd dat hij op korte termijn in overleg treedt met gerechtsbesturen over de wijze waarop de kwaliteit van rechtspraak verder wordt bevorderd en hoe de kantoorfuncties van de gerechten daarin passen. De Raad voor de rechtspraak informeert mij over zijn bevindingen naar aanleiding van de gesprekken met gerechtsbesturen en eigen onderzoek. In dit contact zal ik de motie-Schouten bezien, voor zover het de situatie in Noord-Nederland betreft. Over het geactualiseerd beeld van de gezamenlijke rijkskantoren in Nederland wordt u medio 2015 door de Minister van Wonen en Rijksdienst geïnformeerd.
Bent u gezien het belang van de regionale werkgelegenheid bereid om in overleg met de Raad voor de rechtspraak geen goedkeuring te verlenen aan het voornemen van de rechtbank Noord-Nederland om het personeel uit Leeuwarden en Assen te verhuizen?
Zie antwoord vraag 7.
Een nauwelijks bezocht showtje van een gesubsidieerde Zwarte-Piethater |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Cultuur snuiven»?1
Ja.
Waren er inderdaad slechts 38 betalende bezoekers bij het showtje van cultuurbestrijder Gario?
De schrijver/kunstenaar Quincy Gario heeft op uitnodiging van het Stedelijk Museum in Amsterdam op 18 september 2014 een performance uitgevoerd ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling «How Far How Near: de Wereld in het Stedelijk». De performance was eerder te zien in Kunsthal Nicolaj, Kopenhagen en het MACBA, Barcelona.
Het Stedelijk Museum wordt door de gemeente Amsterdam gefinancierd. Het museum is per 1 januari 2006 verzelfstandigd en is zelf verantwoordelijk voor de programmering van tentoonstellingen en performances.
Wat is de schade, uitgedrukt in euro's, voor de Nederlandse belastingbetaler van de show van de heer Gario?
Zie antwoord vraag 2.
Kan de heer Gario zijn kunstdingetjes, zoals het vouwen van vliegtuigjes en touwtjespringen, niet gewoon zelf betalen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom luistert u als Minister meer naar deze gesubsidieerde touwtjespringer dan naar het Nederlandse volk dat massaal achter zijn traditionele Zwarte Piet staat?
In mijn beleidsbrief Cultuur beweegt. De betekenis van cultuur in een veranderende samenleving heb ik de maatschappelijke waarde van kunst benadrukt. Het bestaansrecht van kunst en kunstenaars ligt in de verbinding met de samenleving. Het is een belangrijke functie van kunst om de samenleving een spiegel voor te houden en een belangrijke functie van musea om kunstenaars en bezoekers een platform te bieden voor reflectie en dialoog. Hoe een individuele kunstenaar dat doet, daar treed ik niet in. Zie verder mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Muizenschade bij boeren |
|
Rudmer Heerema (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het artikel «LTO: muizenschade loopt in de miljoenen»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat er, nu de boeren geen compensatie voor de geleden schade uit het Faunafonds krijgen, andere mogelijkheden moeten zijn om de schade die ontstaan is te beperken of te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het scheurverbod is gericht op het voorkómen van uitspoeling van nutriënten naar het grond- en oppervlaktewater. Milieukundig gezien leidt het vernietigen van de graszode in het najaar tot extra stikstofverliezen in de bodem door de vertering van de vernietigde graszode en de uitspoeling van nutriënten die daar het gevolg van is. Landbouwkundig is de kans op mislukken van herinzaai in de herfst aanzienlijk.
Ik heb de provincie Friesland er van op de hoogte gebracht dat ik niet voornemens ben een ontheffing op het verbod op het scheuren van grasland te verlenen. Vanaf 1 februari 2015 is het scheuren van grasland, dat als gevolg van de schade door muizen onvoldoende producerend vermogen heeft, toegestaan.
Bent u voornemens gehoor te geven aan de oproep van LTO Nederland en de provincie Friesland om een ontheffing van het scheurverbod te verlenen? Zo ja, voor welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten in hoeverre de calamiteitenregeling in het Vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn uitkomst biedt voor boeren met muizenschade? Zo nee, waarom niet? Indien de calamiteitenregeling niet voorziet in de schade door plaagdieren, bent u dan bereid om de calamiteitenregeling hierop aan te passen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De calamiteitenregeling waar in het kader van het vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn toe is besloten biedt geen uitkomst voor boeren met muizenschade. De hiervoor benodigde wijziging van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) is beoogd in werking te treden op 1 januari 2015. Het gewijzigde Bgm zal voorzien in twee calamiteiten, namelijk schade die is veroorzaakt door droogte of door vraat van emelten en engerlingen. De met de Europese Commissie overeengekomen invulling van de calamiteiten is limiterend en daardoor niet toepasbaar voor schade door woelen en vraat van muizen.
Deelt u de opvatting dat ondernemers in staat gesteld moeten worden om schade die ontstaat en niet vergoed wordt door het Faunafonds op een andere manier te beperken of te voorkomen? Zo ja, wanneer en op welke wijze komt u met beleid? Zo nee, waarom niet?
Het is aan ondernemers om schade in de eerste plaats zoveel mogelijk te voorkomen. Als toch schade optreedt, en ondernemers toch oogstderving hebben, kan worden bezien of een schadevergoeding via het Faunafonds aan de orde is. Daarnaast kan vanaf 2015 gebruik worden gemaakt van een structurele voorziening in het Bgm in geval van schade door droogte of door vraat van emelten en engerlingen. Ik zie geen mogelijkheden voor aanvullend beleid.
Het wegsturen van een agent in de Schilderswijk |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Agent Hoefkade weggestuurd»?1
Ja.
Klopt het dat een agent is weggestuurd vanwege stevig optreden, iets dat de politie behoort te doen, zeker in probleemgebieden als de Schilderswijk?
Nee dat klopt niet. De politiemedewerker is niet weggestuurd. Zijn plaats van tewerkstelling wijzigde in het kader van zijn opleidingstraject. Deze wijziging was reeds voorzien voordat het incident plaatsvond en is voor wat betreft de timing in overeenstemming met de betreffende agent uitgevoerd. Het gaat hier niet om een disciplinaire maatregel. Nadat het bericht op de website van de Telegraaf verscheen heeft de politiechef van de eenheid Den Haag hierop dienovereenkomstig gereageerd.
Deelt u de mening dat agenten geen speciale spanningstraining moeten krijgen maar dat wetsovertreders te allen tijde hard aangepakt dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
Politiepersoneel dient goed toegerust te zijn op de uitvoering van de politietaak en trainingen dragen hier aan bij. Een belangrijk onderdeel van de politietaak is het handhaven van de rechtsorde. Daartoe wordt voorzien in een passende opleiding en training.
Deelt u de visie dat de politieleiding achter haar personeel dient te staan in plaats van te buigen voor Marokkaanse druk van onder meer een ambassadeur?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zorgen dat de betreffende agent zo spoedig mogelijk weer terugkeert op zijn plek en er gestopt wordt met dit wanbeleid, waarbij de politie moet wijken voor tuig?
Gelet op de reden van de verandering van zijn werkplek bestaat daartoe geen aanleiding.
De onthulling over steun Turkije aan Al Qaeda |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de onthulling van de tot voor kort nog Amerikaanse ambassadeur in Turkije over de steun van de regering Erdogan aan Al Qaeda en andere radicaal-islamitische rebellenbewegingen in Syrië?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van de uitspraken van de voormalige Amerikaanse ambassadeur, zoals weergegeven in de pers.
Klopt het dat voormalig ambassadeur Ricciardone stelt dat Turkije openlijk samenwerkte met Al Nusra en andere radicaal-islamitische rebellenbewegingen, zoals Ahrar al-Sham en dat Turkije niet gebogen heeft voor de druk van de VS om deze steun te staken?
De uitspraken zijn op persoonlijke titel gedaan en voor rekening van de heer Ricciardone zelf.
Hoe beoordeelt u deze schokkende onthulling van de heer Ricciardone, die tot eind juni van dit jaar ambassadeur was in Turkije?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u naar aanleiding van deze onthulling bereid contact met de heer Ricciardone op te nemen, alsmede met de Amerikaanse regering?
Nee. Zie ook het antwoord op vragen 2 en 3.
Klopt het bovendien dat Turkije zijn luchtruim en grondgebied gesloten houdt voor militaire operaties van de internationale coalitie tegen IS?2 Hoe beoordeelt u deze blokkade?
De Turkse president Erdogan heeft op 23 september jl. in New York kenbaar gemaakt dat Turkije bereid is de coalitie militair of logistiek te steunen.
Klopt het dat Turkije aangegeven heeft in het kader van de bestrijding van IS ook niet bereid te zijn wapens te leveren aan gematigde rebellen, om IS te bestrijden? Hoe beoordeelt u deze houding in relatie tot de voortdurende berichtgeving over leveranties en het doorlaten van grote hoeveelheden wapens door Turkije richting niet-gematigde rebellen in Syrië en Irak?
Nee. Turkije steunt, huisvest en faciliteert delen van de politieke en militaire gematigde Syrische oppositie.
Wat vind u ervan dat Turkije de grenzen heeft opengezet voor stromen jihadisten en wapens richting Syrië en Irak, maar nu het luchtruim en zijn grondgebied sluit voor optreden van de coalitie tegen IS?
De suggestie dat Turkije de grenzen heeft opengezet voor jihadstrijders en wapens richting Syrië en Irak deelt het kabinet niet. Daarnaast heeft president Erdogan gezegd de operaties tegen ISIS te zullen ondersteunen.
In hoeverre werpt deze blokkade logistieke en militair-operationele belemmeringen op voor de strijd tegen IS, die naar verwachting jaren kan gaan duren?
Zie het antwoord op vraag 5.
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving3 dat IS betrekkelijk ongehinderd rekruteert in Turkije, en dat IS-aanhangers openlijk hun zwarte vlaggen uit hun ramen en auto's hangen, zonder dat de Turkse politie er ook maar iets tegen doet?
Ja.
Hoe beoordeelt u de video die gepubliceerd is over een bijeenkomst van jihadisten in Istanbul die in de open lucht oproepen tot steun aan de terreurbeweging IS? Heeft u ook begrip voor de vragen die door de Turkse oppositie gesteld zijn over hoe dit zomaar kan gebeuren zonder dat de autoriteiten ingrijpen?
In algemene zin zij opgemerkt dat er helaas in veel landen, waaronder ook Nederland, bij bepaalde segmenten van de bevolking sympathie bestaat voor de abjecte ideeën van ISIS. Het kabinet verwerpt iedere steun of steunbetuiging aan de deplorabele ideologie en acties van ISIS.
Klopt het dat de Turkse regering alle negatieve berichtgeving over IS verboden heeft? Zo ja, hoe beoordeelt u dat?
Dat is het kabinet niet bekend.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving4 over Turkije als «zwarte economie» voor illegale olie-export door IS, met autoriteiten die de andere kant uitkijken omdat ze er zelf van profiteren?
Het kabinet zijn geen aanwijzingen bekend dat de Turkse staat oliesmokkel vanuit Syrië of Irak zou gedogen. Zoals bekend is de grens tussen Turkije enerzijds en Irak/Syrië anderzijds honderden kilometers lang, en loopt deze deels door onherbergzaam terrein. Illegale verkoop van olie vormt een van de bronnen van inkomsten voor ISIS. Schattingen over de waarde ervan lopen uiteen.
Deelt u de schattingen van experts dat IS met olie-export via Turkije tussen de 1 en 2 miljoen dollar per dag verdient, hetgeen een grote inkomstenbron vormt voor de terroristische organisatie?
Zie antwoord vraag 12.
Klopt het dat Turkije tot dusver ongevoelig is gebleken voor druk door de VS om op te treden tegen het smokkelnetwerk van de terreur-olie? Hoe beoordeelt u dit? Bent u bereid de Amerikanen bij te staan in het opvoeren van de druk?
Zie antwoord vraag 12.
Klopt het dat Westerse inlichtingendiensten de trucks met terreur-olie vanuit IS-gebied Turkije in kunnen zien rijden? Is het bombarderen van die trucks inderdaad «een optie»?
Het kabinet kan in het algemeen geen mededelingen doen over inlichtingeninformatie.
Klopt het dat Turkije zelfs de verklaring die op 11 september jl. opgesteld is in Saudi-Arabië om landen in de regio te committeren in de strijd tegen IS, niet ondertekend heeft noch de verklaring van de conferentie van de anti-IS coalitie in Parijs? Waarom niet? Hoe beoordeelt u dit?
Turkije was een van de eerste landen die zich uitsprak voor de internationale bestrijding van ISIS. Ook heeft Turkije ISIS op de lijst van terroristische organisaties geplaatst. Het land ondervindt grote gevolgen van de opkomst van ISIS: alleen al medio september zijn vermoedelijk meer dan 130.000 Syrische Koerden de grens tussen Syrië en Turkije overgestoken, op de vlucht voor het geweld van ISIS in Noord-Syrië. Ook werden 49 medewerkers en familieleden van het Turkse consulaat-generaal in Mosul (Irak) ruim drie maanden gegijzeld door ISIS; deze gijzeling speelde nog ten tijde van de verklaring van Jeddah van 11 september. Kort na het begin van de internationale operaties tegen ISIS kondigde de Turkse president Erdogan aan dat Turkije bereid is de coalitie militair of logistiek te steunen. Evenwel ziet Turkije zich genoodzaakt een enigszins voorzichtige positie in te nemen gezien de humanitaire druk en mogelijke repercussies in eigen land.
Komt Turkije zijn verplichtingen op basis van VN-Veiligheidsraadresoluties om op te treden tegen de terroristische organisatie IS volgens u voldoende na?
Het kabinet heeft geen reden om aan te nemen dat Turkije zijn verplichtingen op basis van VN-Veiligheidsraadresoluties om op te treden tegen ISIS onvoldoende nakomt. Ook uit het feit dat Turkije ISIS op de lijst van terroristische organisaties heeft geplaatst, blijkt dat het de bestrijding van ISIS serieus neemt.
Kunt u een land, een bedrijf of een persoon noemen in de regio van het Midden-Oosten die zaken doet met IS en daarvoor gewaarschuwd of gestraft is?
Op iedere VN-lidstaat rust de plicht de financiering van ISIS tegen te gaan. De openbare VN Al-Qaeda sanctielijst bevat recente voorbeelden van personen tegen wie maatregelen zijn getroffen vanwege hun steun (financieel of anderszins) aan ISIS.
Deelt u de mening dat de onthulde steun aan Al Qaeda, alsmede het onvoldoende optreden tegen IS en de blokkades ten aanzien van de bestrijding van IS, een NAVO-bondgenoot onwaardig zijn?
Het kabinet heeft geen aanwijzingen dat Turkije steun verleent aan jihadistische groeperingen zoals ISIS. Het kabinet is evenmin van mening dat Turkije de strijd tegen ISIS belemmert. Turkije onderschrijft de noodzaak van de bestrijding van ISIS en heeft aangekondigd steun te zullen verlenen aan de strijd van de coalitie tegen ISIS.
Blijft u volhouden dat het kabinet «geen indicaties» heeft voor steun van Turkije aan jihadisten?
Zie antwoord vraag 19.
Deelt u de mening dat deze eerste publiekelijke onthulling van een hoge (voormalige) Amerikaanse diplomaat, een politieke «gamechanger» van jewelste is? Welke consequenties bent u bereid hieraan te verbinden?
Zie het antwoord op vragen 1, 2 en 3.
Deelt u de opvatting dat er sprake is van een crisis binnen de NAVO met lidstaat Turkije? Zo nee, waarom niet?
Nee. De NAVO-bondgenoten zijn eensgezind in hun veroordeling van ISIS. De NAVO heeft in deze crisis overigens geen militair-operationele rol.
Bent u bereid alsnog te pleiten voor onafhankelijk internationaal onderzoek naar de steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en Irak, alsmede bovengenoemde kwesties te agenderen in de NAVO en de EU?
Nee, daartoe ziet het kabinet geen noodzaak.
De intensieve kindzorg vanaf 2015 |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe wordt er, gezien het feit dat zorgverzekeraars op dit moment niet op reguliere basis begeleiding inkopen, voor gezorgd dat zorgverzekeraars voldoende en goede begeleiding inkopen ten behoeve van Intensieve Kindzorg, die zorggerelateerd is en daarom vanaf 2015 valt onder de Zorgverzekeringswet (Zvw)?
Het gaat bij de intensieve kindzorg om kinderen met een somatische ziekte die intensieve verpleging en verzorging nodig hebben. De begeleiding die zij ontvangen is inderdaad direct gerelateerd aan de ziekte van het kind of aan het omgaan met de ziekte. Daarnaast kan het gaan om het bieden van toezicht. De begeleiding kan ook pedagogische ondersteuning in kinderhospices en verpleegkundig kinderdagverblijven omvatten.
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en zijn verantwoordelijk voor de inkoop van de intensieve kindzorg, inclusief de begeleiding zoals hierboven benoemd. Zorgverzekeraars zijn zich bewust van deze verantwoordelijkheid. In de inkoopgids van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) staat dat het borgen van de continuïteit van zorg voor intensieve kindzorg van groot belang is. Tevens is in die gids opgenomen dat het uitgangspunt is om de zorg die in 2014 is ingezet, zoveel als mogelijk te continueren in 2015.
Ik heb er vertrouwen in dat zorgverzekeraars voldoende en goede begeleiding inkopen ten behoeve van intensieve kindzorg.
Wat wordt het pgb-tarief voor persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding? Hoe komt dit tarief tot stand? Zijn zorgverzekeraars vrij in het bepalen van het tarief of zijn er nog landelijke regels?
De zorgverzekeraars stellen het pgb-tarief voor persoonlijke verzorging en verpleging vast. De hoogte van het tarief wordt voor professionele zorgverleners begrensd door de maximumtarieven in het kader van de Wet marktordening gezondheidszorg. Voor niet-professionele zorgaanbieders zal een maximumtarief bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden vastgesteld. Dit zal hetzelfde tarief zijn als nu ook voor de AWBZ en straks voor de Wlz geldt, namelijk € 20 per uur. Het voorstel tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen of zorg laten aanbieden door zorgaanbieders waarin zij zelf zeggenschap hebben (Kamerstukken 33 362), bevat een bevoegdheid om die amvb vast te stellen. Zodra het voorstel tot wet verheven is, zal van die bevoegdheid gebruik gemaakt worden.
Op welke wijze gaan zorgverzekeraars informatie geven over het pgb, zodat cliënten een bewuste keuze kunnen maken voor het pgb?
De rechten en plichten van de verzekerde staan in de modelovereenkomst van de zorgverzekering die de verzekerde met de zorgverzekeraar heeft afgesloten. Op basis van de modelovereenkomst werkt de zorgverzekeraar de voorwaarden voor het Zvw-pgb verder uit. Voor het aanvragen van een Zvw-pgb stelt de zorgverzekeraar een aanvraagformulier op. Onderdeel daarvan is een formulier voor het in te vullen budgetplan. Al deze informatie vindt de verzekerde op de website van de zorgverzekeraar.
Kunt u een duidelijke en zo uitgebreid mogelijke afbakening en onderbouwing geven welke kinderen onder de Wet langdurige zorg (Wlz)en welke onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallen, en waarom? Hoe, wanneer en door wie worden ouders geïnformeerd onder welk «loket» de zorg voor hun kind valt?
Bij intensieve kindzorg, dat onder de Zvw is gepositioneerd, gaat het om kinderen met complexe somatische problematiek of een lichamelijke handicap, waarbij:
Specifiek gaat het om de volgende twee situaties:
Kinderen met intensieve kindzorg die onder de Zvw is gepositioneerd, worden automatisch door hun zorgverzekeraar benaderd en geïnformeerd.
Kinderen waarbij zich op zeer jonge leeftijd naast de complexe somatische problematiek of lichamelijk handicap ook een verstandelijke handicap manifesteert, kunnen tot hun vijfde levensjaar behoren tot de doelgroep voor de intensieve zorg voor kinderen met een somatische aandoening. Tot hun vijfde levensjaar ligt het accent veelal op de medische zorg en valt deze zorg daarom onder de intensieve zorg voor kinderen met een somatische aandoening. Gaandeweg verschuift het aangrijpingspunt van de medische zorg naar de gehandicaptenzorg en kan duidelijk worden dat deze kinderen vanwege hun ernstige verstandelijke handicap levenslang en levensbreed zorg nodig hebben. Als deze kinderen voldoen aan de toelatingscriteria van de Wlz, ongeacht hun leeftijd, dan vallen zij onder de Wlz en krijgen zij de zorg op grond van de Wlz.
Meervoudig complex gehandicapte kinderen met een extramurale AWBZ-indicatie met intensieve kindzorg in de leeftijdscategorie 5 tot en met 19 jaar, vallen onder het overgangsrecht «cliënten met een extramurale AWBZ-indicatie en een Wlz-profiel». De ouders van deze kinderen krijgen persoonlijk een brief waarmee zij op eenvoudige wijze toegang kunnen krijgen tot het overgangsrecht Wlz.
Valt zowel de persoonlijke verzorging als verpleging onder de Zvw bij Intensieve Kindzorg?
Ja, deze kinderen krijgen naast de verpleging, ook de voor hen benodigde persoonlijke verzorging vanuit de Zvw.
Valt er ook nog een deel onder de Jeugdwet? Zo ja, welk deel? Waaronder valt de dagbesteding?
De verpleging, persoonlijke verzorging en begeleiding die nodig is in het kader van intensieve kindzorg valt onder de Zvw. Het kan echter zijn dat het kind ook een andere zorgvraag heeft. Als er bijvoorbeeld begeleiding nodig is in het kader van opvoed- en opgroeiproblematiek valt dit onder de Jeugdwet. Dit zal weinig voorkomen. Waar bij IKZ vanwege de integrale aanpak is gekozen om de zorg onder de Zvw onder te brengen, is dit voor de overige vormen van hulp aan jeugdige de afweging geweest om één Jeugdwet te maken.
Hoe vindt de indicatiestelling plaats? Kunt u een uitgebreide beschrijving geven hoe dit in de praktijk in zijn werk zal gaan? Wie bepaalt uiteindelijk welke zorg daadwerkelijk nodig is?
De indicatiestelling vindt primair plaats onder verwijzing van de kinderarts in het ziekenhuis. Vervolgens stelt de kinderverpleegkundige in samenspraak met de ouders en de kinderarts een zorgplan op. Dit zorgplan is de uiteindelijke Zvw-indicatie.
Hoe ziet de bezwaarprocedure eruit?
Bij een negatieve beslissing is de op de polis van toepassing zijn de reguliere klachten- en geschillenregeling van toepassing. Dit betekent dat de verzekerde eerst een klacht indient bij zijn zorgverzekeraar, die vervolgens zijn besluit moet heroverwegen. Kan de verzekerde zich niet vinden in de beslissing van de zorgverzekeraar, dan kan de verzekerde zich wenden tot de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekering (SKGZ).
In hoeverre kan worden overgestapt naar een andere zorgverzekeraar indien de ouders niet tevreden zijn met de geleverde zorg en ondersteuning? Geldt in dit geval in de praktijk niet een belemmering, omdat ouders vaak ook afhankelijk zijn van hulpmiddelen en de aanvullende verzekering bij hun huidige zorgverzekeraar?
De verzekerde kan ieder jaar overstappen naar een andere zorgverzekeraar. Als hij een aanvullende verzekering heeft bij zijn oude zorgverzekeraar, mag deze oude zorgverzekeraar die aanvullende verzekering op grond van artikel 120 van de Zvw niet beëindigen. Er is dus wat dat betreft geen belemmering.
Blijft de mogelijkheid van een restitutiepolis bestaan? Is een restitutiepolis straks de enige mogelijkheid met betrekking tot het pgb, in verband met niet-gecontracteerde zorgverleners vanuit zorg in natura?
Zoals in de toelichting op de tweede nota van wijziging op het voorstel tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen of zorg laten aanbieden door zorgaanbieders waarin zij zelf zeggenschap hebben (Kamerstukken 2013/14, 33 362, nr. 12) is aangegeven, krijgen zorgverzekeraars de opdracht om een al bestaande mogelijkheid van restitutie in iedere polis aan te bieden. De mogelijkheid om te kiezen voor een Zvw-pgb voor verpleging en verzorging wordt daarmee zowel voor verzekerden met een naturapolis als voor verzekerden met een restitutiepolis wettelijk vastgelegd. Dit is ook gemeld in de brief van 24 maart 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 25 657, nr. 104), het schriftelijk overleg over die brief (Kamerstukken II 2013/14, 25 657, nr. 107) en de nota naar aanleiding van het tweede verslag op voornoemd wetsvoorstel (Kamerstukken II 2013/14, 33 362, nr. 23).
Dit betekent dus dat niet alleen de restitutiepolis de mogelijkheid biedt om met het Zvw-pgb niet-gecontracteerde verpleging en verzorging in te kopen, maar dat dit ook voor de naturapolis geldt.
Onder welke wet valt straks de woningaanpassing voor een kind tot 18 jaar, en onder welke wet in geval van 18 jaar of ouder?
Kunnen ouders die voor zorg aan hun kind een pgb ontvangen ook als zorgverlener worden aangemerkt als ze zorgtaken uitvoeren voor hun kind? Zo ja, wanneer? Hoe gaat dat in zijn werk? Kunnen ouders die zorgtaken uitvoeren ten behoeve van hun kind gecertificeerd worden?
Ja, ouders kunnen ook zorgverlener zijn. Dat geldt ook voor voorbehouden handelingen als bedoeld in de wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Uiteraard is het hierbij wel van belang goede afspraken te maken met de professionele zorgverlening om de kwaliteit van de zorg te borgen. In veel gevallen zal het gaan om kinderen die onder behandeling staan van een specialist en zal de specialist er in de praktijk voor kunnen zorg dragen dat de ouders voldoende geïnstrueerd zijn. Ouders zullen dus worden geïnstrueerd. Het gaat niet om certificatie. Voor de hoogte van de vergoeding van de mantelzorger, in deze casus de ouders, zal, zoals hiervoor is aangegeven een maximumtarief bij amvb worden vastgesteld dat net als bij de AWBZ en straks bij Wlz € 20 per uur zal bedragen.
Hoe wordt de vergoeding aan ouders die als zorgverlener een pgb krijgen voor de zorg voor hun kind bepaald?
Zie antwoord vraag 12.
Hoe wordt ten aanzien van het pgb omgegaan met de budgetplanning als zorg niet makkelijk te plannen is? Als er sprake is van 24/7-zorg, is er dan één budget of toch weer sprake van functies en klasse?
Hoe zal in het pgb worden omgegaan met het vrij besteedbaar bedrag en de feestdagenuitkering?
Anders dan in de AWBZ kent de Zvw geen vrij besteedbaar bedrag. De verzekerde kan de zorg waarop hij aanspraak heeft bij zijn zorgverzekeraar declareren. Dat doet hij op basis van het door de zorgverzekeraar toegekende Zvw-pgb.
Betekent het gegeven dat verpleging tijdens onderwijs vanaf 2015 onder de Zvw valt, gemeenten verantwoordelijk zijn voor begeleiding en persoonlijke verzorging op grond van de Jeugdwet? Betekent dit dat ouders te maken krijgen met een knip tussen verpleging, verzorging en begeleiding? Wie bepaalt het budget als er sprake is van een pgb? Hoe worden afspraken gemaakt?
Zorgintensieve kinderen krijgen in het kader van intensieve kindzorg (IKZ) hun verpleging en de daarbij behorende persoonlijke verzorging en begeleiding tijdens de schooluren vanuit de Zvw. Indien de ouders een Zvw-pgb wensen, moeten zij dat namens hun kind bij de zorgverzekeraar van hun kind aanvragen. De zorgverzekeraar beoordeelt de aanvraag op basis van de vastgestelde zorgbehoefte door de wijkverpleegkundige, het budgetplan en eventueel een bewust keuzegesprek.
Kunt u bovenstaande vragen ruim voor de voortzetting van de tweede termijn van het debat over de Wlz, voorzien op dinsdag 23 september a.s., beantwoorden?
Ik heb de vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.