Ingediend | 9 januari 2025 |
---|---|
Beantwoord | 19 februari 2025 (na 41 dagen) |
Indieners | Caroline van der Plas (BBB), Chris Stoffer (SGP) |
Beantwoord door | Wiersma , Barry Madlener (PVV) |
Onderwerpen | landbouw natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z00123.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1339.html |
Ja, naar aanleiding van de internetconsultatie is inderdaad kennisgenomen van de zorgen die er zijn vanuit gebieden als Kampereiland over de actualisatie van de Beleidslijn grote rivieren.
Voor een laaggelegen delta als Nederland is waterveiligheid en een toekomstbestendig rivierbeheer een basisvoorwaarde om grote delen van ons land veilig te houden. Dat betekent dat er voldoende ruimte moet zijn om hoogwater (tijdig) af te voeren en te bergen en dat de rivier voldoende ruimte houdt voor toekomstige rivierverruimingen.
Daarom is er (al vanaf 1996) een beleidslijn die tot doel heeft dat nieuwe activiteiten of objecten de toekomstige rivierverruimingen niet moeilijker of duurder maken en om te voorkomen dat er bij bewoners en ondernemers onnodige schade door hoogwater ontstaat. Met de huidige inzichten weten we dat aanpassing van deze Beleidslijn grote rivieren (Beleidslijn) nodig is om deze doelen te blijven bereiken, zeker omdat hoogwaters vaker zullen gaan voorkomen. Door de aanpassingen zijn in een deel van het rivierbed de ontwikkelmogelijk-heden voor bewoners en ondernemers van niet-riviergebonden activiteiten beperkter geworden. Daarbij krijgt iedereen in de gebieden waar de regels strenger zijn geworden nog een eenmalige uitbreidingsmogelijkheid van 10%. Voor de gevolgen voor agrarische grondgebonden bedrijven wordt verwezen naar het antwoord op vraag 4.
Voor een meer uitgebreide weergave van de gevolgen van de wijziging van de Beleidslijn wordt verwezen naar de brief die de Kamer parallel ontvangt over de Beleidslijn.
Het beleidskompas bevat inderdaad slechts een summiere weergave van de gevolgen. Het besluit (Bgr 2025) bevat wel een uitgebreide toelichting van de gevolgen. Ook zijn er bij de stukken voor de internetconsultatie QenA’s gevoegd waarin specifiek wordt ingegaan op de gevolgen van het besluit.
Voor agrarische bedrijven, die in de voormalige stroomvoerende regime liggen, verandert er nagenoeg niets. Voor de bedrijven die in het voormalig bergend regime liggen gaan de regels gelden die ook al golden voor de bedrijven in het stroomvoerend regime. Dat betekent dat in deze gebieden het «nee-tenzij» principe ook gaat gelden. Dit is nodig omdat de beleidsregels in het voormalige bergende regime te veel ruimte lieten voor ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed. Zie hiervoor ook antwoord 9.
Dit betekent echter niet dat er niets meer kan. Naast riviergebonden activiteiten wordt er, onder reeds bestaande voorwaarden, ook toestemming gegeven voor een aantal niet-riviergebonden activiteiten.
Zo kan een grondgebonden agrarisch bedrijf op grond van artikel 5, onderdeel b, een vergunning krijgen voor het uitbreiden en vernieuwen van het bedrijf, bijvoorbeeld om te voldoen aan regelgeving op gebied van stikstof, dierenwelzijn, brandveiligheid, etc.
Ook kan op basis van artikel 5 onderdeel c, een vergunning worden afgegeven voor activiteiten die nodig zijn voor de verduurzaming van de energievoorziening van een agrarisch bedrijf, zoals een mestvergistingsinstallatie, zonnepanelen of zonnecollectoren, warmtepomp of warmtekrachtkoppeling.
Daarnaast blijft de algemene bepaling bestaan om de bestaande bebouwing eenmalig met maximaal 10% uit te breiden. Dit geldt overigens niet alleen voor de agrarische bebouwing, maar voor alle bestaande bebouwing. Dus ook voor overige bedrijfsgebouwen, woningen, etc. In het voormalige bergende regime verschuift de peildatum hiervoor naar de ingangsdatum van de Bgr 2025.
Ook kan voor kleine of tijdelijke activiteiten en activiteiten van ondergeschikt belang nog steeds een vergunning worden verkregen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om: sloop en herbouw van bestaande bouwwerken, kleine bouwwerken zoals overkappingen en schuilgelegenheden, grondverzet, beplanting, erfafscheidingen, hekwerken en rasters, etc.
Voor veel kleine activiteiten, zoals bebouwing kleiner dan 30 m2 of ophogingen tot 50 m3 is overigens geen vergunning van de Minister van IenW nodig.
Nee, zie het antwoord op vraag 4.
Zie het antwoord op vraag 4, de bepalingen uit artikel 5 van de Bgr bieden ruimte voor dergelijke noodzakelijke activiteiten.
Nee.
Nee, deze analyse wordt niet gedeeld. We hebben kennisgenomen van de zorgen uit dit gebied. Er heeft een ambtelijk gesprek plaatsgevonden met de gemeente Kampen. Tijdens dit overleg is besproken hoe het gemeentelijke en provinciale beleid zich verhoudt tot de geactualiseerde Bgr 2025. Gebleken is dat de beleidskaders goed op elkaar aansluiten. De actualisatie van de Bgr vormt geen significante belemmering voor de huidige gebruiksfuncties en activiteiten en de ontwikkelmogelijkheden in het gebied, ook omdat alle bestaande bebouwing (woningen, (agrarische) bedrijven, etc.) en bijbehorende erven op het Kampereiland buiten het toepassingsbereik van de Bgr vallen en deze uitzonderingspositie ook onder de Bgr 2025 behouden blijft. Zie verder het antwoord op vraag 4.
De voormalige regels boden onvoldoende waarborgen voor een toekomstbestendig rivierbeheer en voor de waterveiligheid omdat de beleidsregels met name in het voormalige bergende regime te veel ruimte lieten voor ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed.
Onder de voormalige regels waren grootschalige woningbouw en zelfs de aanleg van nieuwe dorpen toegestaan, zolang er werd voldaan aan de eisen voor compensatie. Dit zou ingeval van verwachte grotere en frequentere perioden van hoogwater grote risico's met zich mee brengen en de ruimte van noodzakelijke rivierverruimingsmaatregelen (op termijn) onnodig beperken en de kosten van maatregelen verhogen. Als uitwerking van de wettelijk vastgelegde systeemverantwoordelijkheid van de Minister van IenW zijn door de actualisatie van het beleid deze risico’s beperkt, zonder daarmee alle ontwikkelingen in het rivierbed stop te zetten. Daarmee wordt een betere balans bereikt tussen toekomstbestendig waterbeheer en waterveiligheid en gewenste en noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen.
Het vasthouden aan het «ja, mits» principe van het voormalig bergend regime was onverstandig, omdat uit onderzoek2 bleek dat dit in het rivierbed te veel ruimte gaf voor niet-riviergebonden activiteiten, zoals grootschalige woningbouw, vakantieparken en grootschalige niet-riviergebonden industriële bebouwing. Met de verwachte hogere rivierafvoeren en zeespiegelstijging is terughoudendheid noodzakelijk met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed om schade te voorkomen en ruimte te houden voor toekomstige rivierverruiming en dijkversterking. Daarnaast bleek het onderscheid tussen stroomvoerend en bergend regime moeilijk te maken vanwege de complexe rivierkundige rol van gebieden tijdens hoogwater. Waterveiligheidsexperts van het Expertise Netwerk Waterveiligheid ondersteunen in hun advies over de actualisatie van de Bgr daarom ook de keuze voor uniforme regels voor alle gebieden in het rivierbed die vallen onder het toepassingsbereik van de Bgr.
Voor een aantal specifieke locaties, zoals de Kampereilanden, de Afgedamde Maas en de Hollandse IJssel, waar buitendijks gelegen gebieden tot op zekere hoogte beschermd zijn door aangewezen keringen wordt in 2025 nader onderzoek opgestart naar de begrenzing van het toepassingsgebied van de Bgr. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek wordt samen met de betreffende decentrale overheden gekeken of er aanpassingen in het toepassingsgebied van de Bgr 2025 nodig en wenselijk zijn.
Zoals in het beleidskompas is te lezen zijn opties als een publiekscampagne en financiële instrumenten onderzocht als mogelijke maatregelen om het beleidsdoel te realiseren. Hoewel deze opties waardevol zijn, bieden ze op zichzelf onvoldoende garantie om ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed structureel te voorkomen. Daarom is ook gekozen voor het actualiseren van de beleidsregels.
Ja. Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 10 wordt dit jaar gestart met nader onderzoek naar de begrenzing van een aantal specifieke gebieden, waaronder Kampereiland, de Afgedamde Maas en Hollandse IJssel. Verder blijven er op grond van de nieuwe Bgr in het gehele rivierbed ontwikkelmogelijkheden voor de grondgebonde agrarische sector. Zie ook het antwoord op onder andere vragen 4 en 8.
Ja, daar is reeds in voorzien. Deze mogelijkheden biedt de nieuwe Bgr nog steeds, zie de antwoorden op vragen 4 en 8.
De verwachting is dat er geen sprake zal zijn van grote gevolgen voor de grondgebonden agrarische sector. Mocht dit desondanks in een bepaalde situatie toch het geval zijn, dan is er uiteraard de bereidheid om hierover in overleg te treden.
De grondgebonden agrarische sector wordt nog steeds perspectief geboden, door de uitzonderingsmogelijkheden die daarvoor expliciet in de nieuwe Bgr zijn opgenomen, zie het antwoord op vraag 4.
Daarnaast geldt in algemene zin dat op grond van artikel 15.1 van de Omgevingswet iedereen het recht heeft om een verzoek tot schadevergoeding in te dienen indien daartoe een aanleiding mocht bestaan.
Op 9 januari 2025 hebben de leden Stoffer (SGP) en Van der Plas (BBB) schriftelijke vragen gesteld over de actualisatie van de Beleidslijn grote rivieren, kenmerk: 2025Z00123. De vragen kunnen niet binnen de gestelde termijn worden beantwoord, gezien het feit dat ze samenhangen met de afronding van de consultatieprocedure. Ik zal u de antwoorden zo spoedig mogelijk doen toekomen.