Kamervraag 2024Z21910

Overbodige functies, adviesorganen en doublures bij de Rijksoverheid in relatie tot voorgenomen besparingen op het overheidsapparaat

Ingediend 20 december 2024
Beantwoord 4 februari 2025 (na 46 dagen)
Indiener Silvio Erkens (VVD)
Beantwoord door Judith Uitermark (NSC)
Onderwerpen begroting bestuur financiën rijksoverheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z21910.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1205.html
  • Vraag 1
    Deelt u de mening dat de Rijksoverheid significant is gegroeid de laatste jaren terwijl de slagvaardigheid niet evenredig is toegenomen? Zo nee, waarom niet?

    De Rijksoverheid is inderdaad significant gegroeid. De cijfers opgenomen in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) laten dit zien. Deze groei is onder andere te verklaren door de extra taken die worden uitgevoerd. Dit gaat bijvoorbeeld over de afhandeling mijnbouwschade Groningen, de Hersteloperatie Toeslagen of de indiensttreding van het schoonmaakpersoneel. Maar ook in het dagelijkse werk bij de Rijksoverheid wordt een groeiende inzet gevraagd vanwege steeds meer en complexere regelgeving en toegenomen administratieve lasten. Dit laatste kan bijdragen aan het beeld dat de slagvaardigheid niet evenredig is toegenomen. In het Hoofdlijnenakkoord en in het regeerprogramma is aangegeven dat regels vereenvoudigd en verminderd moeten worden en dat de administratieve verplichtingen voor burgers, ondernemers en de uitvoeringsorganisaties moeten worden teruggebracht.
    Uit de budgettaire bijlage bij het hoofdlijnenakkoord volgt dat de apparaatsuitgaven structureel met circa 1 mld. worden verminderd.

  • Vraag 2
    Kunt u aangeven hoeveel jaar groei van de Rijksoverheid wordt teruggedraaid via de voorgenomen besparingen op het apparaat Rijksoverheid als de volledige bezuiniging vanuit het hoofdlijnenakkoord wordt gerealiseerd? Met welk jaartal kunt u de uitgaven aan het apparaat Rijksoverheid vergelijken als de besparingen volledig gerealiseerd worden?

    Het betreft een budgettaire taakstelling op de apparaatsuitgaven, waarbij er breed naar dekking gezocht mag worden. Er zijn geen concrete streefcijfers over te besparen fte’s afgesproken. De taakstelling is meerjarig ingeboekt op de centrale apparaatsartikelen van de departementen. De kwantitatieve doestelling is daarmee concreet uitgedrukt in euro’s en administratief in de begrotingen geëffectueerd. Uiteindelijk zal de taakstelling moeten leiden tot het substantieel terugdringen van het aantal ambtenaren en externe inhuur.
    De apparaatsbudgetten zijn jaren vooruit begroot, maar worden, tot in het uitvoeringsjaar, nog bijgesteld bij de diverse begrotingsmomenten, bijvoorbeeld door loon- en prijsbijstellingen en diverse in- en extensiveringen. Besluitvorming daarover vindt in het parlement plaats. Een vergelijking in de tijd is daardoor lastig te maken.

  • Vraag 3
    Kunt u het totaal aantal medewerkers van het apparaat Rijksoverheid uitsplitsen naar een logische categorisatie waar in ieder geval een knip gemaakt wordt tussen beleidsambtenaren, uitvoering, coördinerende en managementfuncties, communicatiemedewerkers en voorlichters en juristen? Kunt u de groei per functiegroep per ministerie aangeven over de laatste tien, vijf en twee jaar?

    In onderstaande tabellen wordt de informatie gegeven die in de personeelsadministratie van het Rijk beschikbaar is. Dit betreft de volgende tabellen:
    Er is geen werksoort of functiefamilie voor juristen. Deze medewerkers zijn binnen alle werksoorten en functiefamilies werkzaam.
    Per tabel wordt een toelichting gegeven. Tenzij anders vermeld betreffen onderstaande overzichten de fte’s van medewerkers met een vast of tijdelijk dienstverband die onder de CAO Rijk vallen per einde van elk jaar. Op het moment van schrijven zijn de cijfers over ultimo 2024 nog niet bekend.
    De gevraagde jaren zijn in zwart weergegeven.
    2012
    11.772
    6.217
    7.215
    83.898
    109.102
    2013
    2014
    11.579
    6.555
    7.766
    83.586
    109.486
    2015
    11.500
    6.888
    8.728
    82.034
    109.150
    2016
    11.544
    6.910
    9.490
    81.635
    109.579
    2017
    11.363
    6.825
    10.094
    82.362
    110.644
    2018
    2019
    12.126
    7.160
    11.740
    87.918
    118.944
    2020
    13.418
    7.561
    12.340
    92.090
    125.409
    2021
    2022
    15.812
    8.537
    14.638
    99.388
    138.375
    2023
    Bij het toedelen van de fte’s aan een werksoort is de kerntaak van het rijks onderdeel waar de fte werkzaam is als uitgangspunt genomen. Hierdoor vallen dus alle medewerkers van één onderdeel onder dezelfde werksoort.
    AZ
    65
    105
    105
    117
    BZ
    1.167
    1.182
    1.368
    1.744
    BZK
    1.069
    1.518
    1.657
    2.068
    EZK
    1.496
    1.349
    1.175
    1.678
    FIN
    1.046
    662
    855
    1.067
    HCvS
    1.470
    1.331
    1.468
    1.645
    IenW
    1.551
    1.355
    2.038
    2.536
    JenV
    1.364
    1.578
    1.561
    1.865
    LNV


    645
    994
    OCW
    773
    835
    947
    1.271
    SZW
    649
    739
    887
    1.088
    VWS
    936
    1.061
    1.522
    1.759
    AZ
    8
    17
    20
    23
    BZ

    30
    31

    EZK
    2.791
    3.074
    687
    857
    FIN



    25
    IenW
    1.120
    1.225
    1.429
    1.631
    JenV
    174
    281
    147
    174
    LNV


    2.703
    3.205
    OCW
    551
    549
    568
    727
    SZW
    1.098
    1.249
    1.511
    1.765
    VWS
    568
    738
    828
    945
    AZ
    155
    99
    127
    145
    BZ
    568
    807
    936
    933
    BZK
    3.543
    6.483
    7.772
    9.017
    EZK
    661
    541
    581
    739
    FIN
    600
    759
    851
    833
    IenW
    522
    450
    108
    96
    JenV
    567
    366
    433
    1.056
    OCW
    265
    220
    216
    282
    SZW
    319
    1.026
    1.697
    2.023
    VWS
    299
    258
    336
    342
    AZ
    130
    136
    180
    213
    BZ
    931
    730
    734
    788
    BZK
    1.597
    1.822
    2.404
    2.360
    EZK
    3.855
    4.714
    5.882
    7.497
    FIN
    28.711
    28.082
    31.492
    34.918
    HCvS
    168
    171
    208
    225
    IenW
    8.979
    9.228
    10.506
    11.180
    JenV
    34.432
    33.310
    38.227
    40.714
    OCW
    2.248
    2.866
    3.242
    3.822
    SZW
    120
    VWS
    2.252
    2.585
    3.050
    3.472
    Als gevolg van organisatieverschuivingen en herindelingen zijn de cijfers per ministerie niet goed vergelijkbaar over de gevraagde jaren.
    AZ
    36
    32
    BZ
    590
    627
    BZK
    827
    920
    EZK
    514
    659
    FIN
    1.949
    2.212
    HCvS
    62
    69
    IenW
    663
    734
    JenV
    2.376
    2.559
    LNV
    244
    297
    OCW
    270
    336
    SZW
    221
    253
    VWS
    330
    393
    De functiefamilie Lijnmanagement komt binnen alle werksoorten voor. Omdat bij de verschillende ministeries de functies in het Functiegebouw Rijk (FGR), in een verschillend tempo zijn ingevoerd, geven de cijfers over 2013 en 2018 geen betrouwbaar beeld.
    AZ
    10
    10
    BZ
    299
    338
    BZK
    505
    606
    EZK
    352
    418
    FIN
    1.662
    1.906
    HCvS
    18
    23
    IenW
    761
    834
    JenV
    534
    602
    LNV
    225
    304
    OCW
    195
    218
    SZW
    173
    209
    VWS
    327
    371
    De functiegroepen met coördinerende functies komen binnen verschillende functiefamilies voor. Omdat bij de verschillende ministeries de functies in het Functiegebouw Rijk (FGR), in een verschillend tempo zijn ingevoerd, geven de cijfers over 2013 en 2018 geen betrouwbaar beeld.
    AZ/RVD
    57,7
    57,7
    52,1
    53,6
    BUZA
    49,9
    51,0
    69,0
    73,0
    BZK
    48,8
    32,9
    53,4
    59,0
    DEF
    31
    38,0
    48,2
    65,1
    EZK
    50
    46,0
    54,0
    67,7
    FIN
    35
    44,4
    57,2
    65,4
    IenW
    54,7
    61,8
    61,1
    61,4
    JenV
    40,8
    47,0
    51,9
    57,0
    LNV
    27,2
    30,5
    40,7
    OCW
    41
    42,1
    51,5
    69,3
    SZW
    48,8
    48,7
    61,1
    60,2
    VWS
    37,1
    58,1
    65,9
    73,4
    AZ/DPC
    144,5
    148,7
    195,9
    235,5
    Het meest actueel beschikbare beeld van de ontwikkeling in het aantal fte’s van de directies communicatie is via de volgende link te volgen. Tabel 8 is samengesteld op grond van deze data.1

  • Vraag 4
    Kunt u aangeven hoeveel interimmers momenteel worden ingezet bij de Rijksoverheid en welk percentage dit is ten opzichte van de totale personeelsomvang? Hoe beoordeelt u dat het rijksambtenarenbestand op dit moment tot wel vijftien ingevuld wordt door interimmers? Wat betekent dit voor de gemaakte kosten?

    In 2023 bedroegen de uitgaven aan externe inhuur 15,4% van de totale personele uitgaven. Er worden geen gegevens bijgehouden van het geraamde aantal in te huren uren om het equivalent te kunnen berekenen van een fulltime-medewerker.
    Externe inhuur bestaat uit de volgende hoofd- en subcategorieën:
    In het regeerprogramma is afgesproken het aantal ambtenaren en externe inhuur substantieel terug te dringen. De ministeries zijn druk bezig om op een verantwoorde en realiseerbare wijze aan dit voornemen uitvoering te geven. In het commissiedebat Functioneren Rijksdienst van 6 november 2024 heb ik in dit kader toegezegd om in het eerste kwartaal van 2025 een plan van aanpak terugdringen externe inhuur aan uw Kamer te sturen.

  • Vraag 5
    Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Erkens c.s. (Kamerstuk 36 600 VII, nr. 21), ingediend bij de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, omtrent het invullen van de bezuinigingsopgave aan de hand van een heldere visie op hoe een kleinere overheid ook slagvaardiger kan zijn? Wanneer kan de Kamer de uitwerking hiervan verwachten?

    Over de uitwerking van de verschillende over de rijksbrede taakstelling aangenomen moties, waaronder de motie Erkens c.s., informeer ik u via een separate Kamerbrief in het eerste kwartaal van 2025. In deze brief schets ik het proces dat de verschillende departementen doorlopen in het kader van genoemde rijksbrede taakstelling en geef ik onder andere aan wat de (rijksbrede) uitgangspunten zijn. In de Kamerbrief schets ik ook de rol en invulling van de Ministeriële Commissie die al in het Regeerprogramma is aangekondigd. Via deze Ministeriële Commissie werk ik deze regeerperiode – samen met mijn collega’s – aan een slagvaardigere en kleinere Rijksoverheid.

  • Vraag 6
    Kunt u een overzicht verschaffen van alle bestaande adviesorganen, zoals adviesgroepen, adviescolleges, taskforces, commissies, werkgroepen en overlegstructuren, binnen de Rijksoverheid? Kunt u hierbij het aantal voltijdsequivalenten (vte) en bijbehorende budgetten per orgaan specificeren?

    Voor het meest volledige overzicht van adviescolleges verwijs ik u naar de link https://organisaties.overheid.nl/Adviescolleges/. Ik heb geen overzicht van het aantal voltijdsequivalenten en budgetten per orgaan.

  • Vraag 7
    Welke adviesorganen zijn de afgelopen tien jaar opgeheven of samengevoegd? Hoeveel adviesorganen zijn er opgericht de afgelopen tien jaar? Kunt u hierbij aangeven of dit tijdelijke, eenmalige of vaste adviesorganen zijn en in hoeverre zij hun termijn hebben overschreden?

    Sinds 2010 wordt ieder jaar in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) aan Uw Kamer over de adviescolleges gerapporteerd die onder de Kaderwet adviescolleges vallen, met informatie over hun instelling, omvang en voor zover van toepassing hun expiratiedatum. Daaruit blijkt welke adviesorganen tijdelijk, eenmalig of vast zijn. Een actueel overzicht van deze en andere adviesorganen is online beschikbaar.2 In deze database is ook informatie opgenomen over de toepasselijke wetgeving (wel of niet toepasselijkheid Kaderwet adviescolleges, Wet open overheid, Ambtenarenwet 2017 en de CAO), alsmede specifieke wettelijke grondslag van het desbetreffende adviesorgaan. Uit de grondslag blijkt ook of de adviesorganen voor onbepaalde of bepaalde tijd zijn ingesteld. In de regel worden bij ad hoc commissies (voor een specifiek advies) en bij tijdelijke adviesorganen de termijnen niet overschreden: bij de instelling wordt namelijk ook de datum van opheffing geregeld. Tijdelijke adviesorganen die voor een bepaalde duur zijn ingesteld, zoals, voorheen, de Sportraad en het Adviescollege toetsing regeldruk, kunnen na de opheffingstermijn wel een keer worden verlengd en daarna wederom (opnieuw) worden ingesteld of zelfs voor onbepaalde tijd worden ingesteld. In het laatste geval is instelling bij wet noodzakelijk.

  • Vraag 8
    Hoe beoordeelt u de doelmatigheid van de huidige adviesorganen?

    De laatste jaren is – net als bij de rijksdienst in het algemeen – bij het adviesstelsel als geheel een groei waar te nemen. Uit een enkele jaren geleden uitgevoerde evaluatie van de Kaderwet adviescolleges bleek dat het aantal adviescolleges, vooral eenmalige colleges, sinds 2018 sterk is toegenomen, ondanks de bedoeling van de Kaderwet om het adviesstelsel te versoberen.3
    Bij eenmalige colleges zijn er minder waarborgen voor de onafhankelijkheid (ministeries hebben meer invloed op de samenstelling en de vraagstelling). Ook leidt het tot vertrek van expertise: door de snelle opkomst en verdwijning van eenmalige colleges, is er minder tijd en ruimte voor vaste colleges om expertise op te bouwen en te benutten. Verder hebben de ministeries in hun bestuurlijke en beleidsrol vooral informatie nodig uit de praktijk en de uitvoering. Ik zie meer in de versterking van de rol van uitvoeringsorganisaties en inspecties bij het ontwikkelen van wetgeving en beleid, dan in de groei van externe adviesorganen.

  • Vraag 9
    Welke stappen zet u om deze adviesorganen kritisch te evalueren en waar nodig af te bouwen wanneer zij hun doelen hebben bereikt?

    Het is aan de afzonderlijke Ministers die de beheersverantwoordelijkheid hebben voor de desbetreffende adviesorganen, om het voortbestaan (periodiek) te beoordelen.

  • Vraag 10
    In hoeverre wordt er binnen een ministerie, of tussen ministeries, advies ingewonnen over exact hetzelfde of grotendeels hetzelfde beleidsonderwerp? Kunt u een concreet voorbeeld geven van een dergelijke overlap?

    Er zijn veel beleidsonderwerpen die meerdere ministeries raken. Het is ook goed dat beleidsonderwerpen vanuit verschillende ministeries – vanuit een verschillend perspectief – worden belicht. Hierdoor ontstaat er ruimte voor discussie en tegenspraak. In de praktijk is het uitgangspunt dat ministeries zoveel als mogelijk (grenzeloos) samenwerken inclusief kritische reflectie. Dit laat onverlet dat het duidelijk moet zijn welk ministerie of welke ministeries een bepaald beleidsdossier trekken en hierop primair aanspreekbaar is. Mijn beeld is dat dit altijd praktisch wordt opgelost door afspraken te maken over welk ministerie «trekker» is.
    Een voorbeeld is bijvoorbeeld het dossier arbeidsmarktkrapte, waar alle ministeries eigenlijk in meer of mindere mate mee te maken hebben (hetzij van uit een brede verantwoordelijkheid voor de arbeidsmarkt, vanuit een stelselverantwoordelijkheid en/of vanuit de beleidsmatige verantwoordelijkheid voor een specifieke sector).

  • Vraag 11
    Hoe wordt voorkomen dat advieswerk onnodig dubbel wordt uitgevoerd en welke controlemechanismen zijn hiervoor ingesteld?

    Er is geen centraal zicht op of en zo ja in welke mate, advieswerk dubbel wordt uitgevoerd. Zoals aangegeven komt het voor dat bepaalde onderwerpen bij meerdere ministeries voor advies worden uitgezet. Zo voorzien alle ministeries hun bewindspersonen van advies voor de ministerraad, hetzelfde gebeurt voor de ambtelijke voorportalen. Ik zie dit echter niet als «onnodig», omdat ieder ministerie (en ieder bewindspersoon) het eigen perspectief en de eigen rol heeft. Bij twijfel over welk ministerie (primair) aan zet is op een beleidsdossier, wordt dit ambtelijk (of anders politiek) opgelost. Ik zou daar overigens geen nadere «controlemechanismen» voor willen instellen, omdat dit ook weer een extra (controle)laag creëert.

  • Vraag 12
    Kunt u aangeven hoeveel ambtenaren binnen de Rijksoverheid zich bezighouden met de coördinatie van overleggen tussen departementen, werkgroepen en/of adviesorganen? Zo nee, zou u dit niet willen weten? Zo ja, kunt u dit uitsplitsen naar beleidsniveau en uitvoering?

    Dit is niet mogelijk. De rijksbrede (P-Direkt) data geven wel deels inzicht in de geregistreerde functienaam (binnen het Functiegebouw Rijk) en het functieniveau (zie ook de beantwoording van vraag 3). De beschikbare data geven echter geen beeld van de feitelijke werkzaamheden die worden uitgevoerd en of er sprake is van «coördinatie van overleggen tussen departementen, werkgroepen en/of adviesorganen». Dit inzicht verkrijgen zou naar verwachting onevenredig veel inspanning vragen ten opzichte van het inzicht dat daarmee verkregen wordt (aantallen zeggen nog niets over nut en noodzaak van werkzaamheden).

  • Vraag 13
    In hoeverre komt het voor dat verschillende ambtenaren binnen hetzelfde ministerie zich met overlappende of identieke taken bezighouden?

    Daar heb ik geen informatie over.

  • Vraag 14
    Worden er evaluaties uitgevoerd om dergelijke doublures bloot te leggen en zo ja, wat waren de resultaten?

    Er worden geen evaluaties uitgevoerd die specifiek tot doel hebben om dit te onderzoeken. Er worden wel periodiek beleidsevaluaties en beleidsdoorlichtingen uitgevoerd. Zeker in beleidsdoorlichtingen wordt uitgebreid beschreven of het gevoerde beleid doeltreffend en doelmatig is. Daarbij merk ik op dat, zeker als taken meerdere belangen raken, het juist wenselijk kan zijn dat verschillende medewerkers – vanuit en met verschillende perspectieven – bij deze taken betrokken zijn.

  • Vraag 15
    Hoeveel externe adviseurs en consultants worden er jaarlijks ingehuurd? Kunt u deze uitgaven uitsplitsen tussen eenmalig werk dat specifieke expertise vergt en werk dat ook uitgevoerd kan worden door het departement zelf?

    Inhuur vindt vooral plaats bij (grote) uitvoeringsorganisaties die te maken hebben met piekbelasting en opdrachten met een tijdelijk en/of specialistisch karakter. In deze gevallen kan er vanuit doelmatigheidsoverwegingen gekozen worden voor het inhuren van externen. Daarnaast is externe inhuur een oplossing wanneer het op korte termijn niet lukt om het benodigde personeel in dienst te nemen. Departementen die kampen met personele tekorten of waarbij sprake is van beleidsintensiveringen kunnen op deze manier toch hun werkzaamheden uitvoeren. Externe inhuur vormt samen met de reguliere aanstellingen het totaal van de beschikbare personele capaciteit voor de taakuitoefening. Departementen leggen in hun jaarverslagen verantwoording af over de externe inhuur binnen hun departement. De gegevens over 2024 worden in mei 2025 gepubliceerd in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2024.

  • Vraag 16
    Wat waren de totale kosten voor externe inhuur de afgelopen tien jaar? Kunt u dit uitsplitsen per ministerie?

    Zie onderstaande tabel, deze gegevens zijn afkomstig uit de Jaarrapportages Bedrijfsvoering Rijk 2014 t/m 2023.

  • Vraag 17
    Hoe wordt voorkomen dat de groei in adviesorganen en externen leidt tot verlies van regie binnen het ambtenarenapparaat?

    De inzet van «externe inhuur» en het instellen van adviesorganen is, rijksbreed beschouwd en in vergelijking met het werk dat gedaan wordt via de «vaste structuren» (medewerkers in dienst), een uitzondering. Mijns inziens is er dan ook geen sprake van verlies van regie.

  • Vraag 18
    Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?

    Ja.

  • Mededeling - 14 januari 2025

    Hierbij deel ik u mede dat de aan mij op 20 december 2024 gestelde vragen van het lid Erkens (VVD) over overbodige functies, adviesorganen en doublures bij de Rijksoverheid in relatie tot voorgenomen besparingen op het overheidsapparaat, met kenmerk 2024Z21910, niet binnen de termijn van drie weken kunnen worden beantwoord. De reden is dat er voor de beantwoording informatie dient te worden opgevraagd bij diverse medewerkers en dit niet tijdig mogelijk is gebleken. De beantwoording zal naar verwachting voor het eind van januari 2025 plaatsvinden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2024Z21910
Volledige titel: Overbodige functies, adviesorganen en doublures bij de Rijksoverheid in relatie tot voorgenomen besparingen op het overheidsapparaat
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20242025-1205
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Erkens over overbodige functies, adviesorganen en doublures bij de Rijksoverheid in relatie tot voorgenomen besparingen op het overheidsapparaat