Ingediend | 5 december 2024 |
---|---|
Beantwoord | 27 januari 2025 (na 53 dagen) |
Indieners | Anita Pijpelink (PvdA), Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA) |
Beantwoord door | Eppo Bruins (CU) |
Onderwerpen | internationaal internationale samenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z20376.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1112.html |
Ik begrijp de zorgen van instellingen als UCR en de HZ over de gevolgen van de WIB, met name in grens- en krimpregio’s waar specifieke uitdagingen spelen. Ik heb hierover gesproken met vertegenwoordigers van UCR en de HZ tijdens mijn werkbezoek aan Zeeland op 16 december jl. Om aan deze zorgen tegemoet te komen, biedt de wet maatwerk via het criterium regionale omstandigheden in de toets anderstalig onderwijs. Ik bezie op dit moment of en hoe dit criterium moet worden aangepast om – conform het amendement Bontenbal c.s. – voldoende ruimte te geven voor anderstalig onderwijs aan regio’s met specifieke omstandigheden, zoals Zeeland. Hierover zal ik uw Kamer informeren in de reeds toegezegde Kamerbrief.
Daarbij is en blijft mijn uitgangspunt dat de koppeling tussen anderstalig onderwijs en specifieke regionale behoeften ervoor zorgt dat de vruchten van internationalisering direct terugvloeien naar regio’s waar we internationaal talent nodig hebben en kunnen ontvangen.
Ja, ik ben me daarvan bewust en ik herken de in de vraag genoemde cijfers als de aantallen ingeschreven internationale studenten aan de HZ en de UCR gecombineerd voor het collegejaar 2023–2024. Ook ben ik hier tijdens mijn werkbezoek aan Zeeland op 16 december jl. op gewezen.
Ik ben mij ervan bewust dat de berichtgeving over de WIB nu al effecten kan hebben op studiekiezers. Ik constateer echter ook dat deze berichtgeving niet altijd gevoed wordt door de daadwerkelijke inhoud van het wetsvoorstel. Ik benadruk dat het doel van de wet niet is om buitenlandse studenten af te schrikken om naar Nederland te komen, maar om gerichter en doelmatiger te sturen op studentenstromen en onderwijstaal. Daarbij wordt het Nederlands weer de norm in het hbo en wo en staat de maatschappelijke meerwaarde centraal. Ik omarm de zelfregieplannen van de Vereniging Hogescholen en Universiteiten van Nederland om internationale studenten gericht te werven voor opleidingen die aansluiten bij grote arbeidsmarktkraptes en regionale economische prioriteiten.4 Dit beleid biedt ook Zeeuwse instellingen de mogelijkheid om gericht bij te dragen aan regionale ontwikkeling en tegelijkertijd de aantrekkelijkheid voor internationale studenten te behouden.
De Wet internationalisering in balans is niet gericht op het ongericht inperken van internationale studentenstromen, maar op het beheersbaar maken van internationale studentenstromen, de Nederlandse taal als norm binnen het hbo en wo te herstellen en de doelmatigheid van anderstalig onderwijs te versterken. De wet introduceert instrumenten, zoals nieuwe mogelijkheden voor de inzet van numeri fixi, waarmee instellingen de mogelijkheid krijgen om zelf te sturen op instroom waar en wanneer zij knelpunten ervaren. In het ontwerp van de WIB is de toets anderstalig onderwijs opgenomen. Daarmee beoordeelt de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs of het aanbieden van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands doelmatig is. Deze toets bestaat onder andere uit een toestemmingsgrond voor anderstalig onderwijs voor opleidingen die worden aangeboden in regio’s waar de instroom van internationaal talent van groot belang is voor de vitaliteit van de regio.
Zoals eerder benoemd, werk ik op dit moment aan de uitwerking van het amendement Bontenbal c.s. Ik informeer de Kamer in januari over mijn inzet om anderstalig onderwijs te behouden in de regio’s, waaronder Zeeland, die hiervan afhankelijk zijn.
Het doel van de toets anderstalig onderwijs is niet om het onderwijsaanbod te verschralen. De wet en de daaruit voortkomende toets anderstalig onderwijs is gericht op het aanbieden van anderstalig onderwijs daar waar het aantoonbaar van maatschappelijke meerwaarde is. De toets kent op dit moment vier inhoudelijke criteria: regionale omstandigheden, arbeidsmarkt, uniciteit en internationale positionering. Zoals benoemd werk ik – conform het gestelde in het amendement Bontenbal c.s. – op dit moment de ruimte voor regio’s zoals Zeeland nader uit en zal ik uw Kamer daarover informeren in een brief.
In het ontwerp van de wet, houdt het criterium regionale omstandigheden in de toets anderstalig onderwijs reeds specifiek rekening met de rol van anderstalig onderwijs voor de regionale kennisinfrastructuur. Daarnaast kunnen de aan het Delta Climate Center en het Joint Research Center gelieerde opleidingen ook beoordelen of zij mogelijk in aanmerking komen voor één van de andere inhoudelijke criteria, zoals bijvoorbeeld het arbeidsmarktcriterium. Dit criterium is van toepassing op opleidingen die gericht zijn op beroepsgroepen met uitzonderlijk grote arbeidsmarkttekorten. Zoals eerder aangegeven informeer ik uw Kamer in januari over hoe ik invulling geef aan het amendement Bontenbal c.s. en de mogelijke aanpassingen van de wet- en regelgeving.
Op 5 december 2024 hebben de leden Pijpelink en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) schriftelijke vragen gesteld over de gevolgen van het wetsvoorstel Wet Internationalisering in Balans voor de regio Zeeland. De beantwoording hiervan is helaas binnen de gestelde termijn niet mogelijk vanwege de benodigde afstemming, de samenhang met het in de Tweede Kamer aangenomen amendement Bontenbal c.s.3 en het kerstreces. Ik zal de vragen binnen de daarvoor geldende termijn van 6 weken beantwoorden.