Ingediend | 29 oktober 2024 |
---|---|
Beantwoord | 1 november 2024 (na 3 dagen) |
Indiener | Joost Sneller (D66) |
Beantwoord door | Folkert Idsinga (VVD), Schoof |
Onderwerpen | belasting bestuur financiën parlement |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z17130.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-432.html |
In de bijlage bij zijn eindverslag van 1 juli jl. heeft de formateur de Kamer geïnformeerd over de gesprekken die hij voerde met de beoogde bewindslieden van het kabinet. De openbare weerslag van die gesprekken – ook ten aanzien van de regelingen die zijn getroffen ten aanzien van zakelijke en andere belangen van Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst- is weergegeven in diezelfde bijlage. Over de inhoud van de gesprekken zijn en worden overigens geen mededelingen naar buiten gedaan.
Voorde goede orde zij vermeld dat alle bewindspersonen van dit kabinet bij hun aantreden conform de vaststaande regels hun financiële en zakelijke belangen hebben gemeld en waar nodig op afstand gezet. Deze regels zijn helder en vooraf vastgesteld, juist om eventuele belangenverstrengeling te voorkomen maar ook om de privacy van individuele bewindspersonen te waarborgen. De Minister-President ondersteunt deze lijn volledig en daarmee ook de positie van de Staatssecretaris. (Zie Kamerstukken II 2002/03 28 754, nr. 1 evenals Gedragscode integriteit bewindspersonen).
Zoals uiteengezet in de reactie van het kabinet op de hiervoor genoemde motie (Kamerstukken II 2020/21, 35 925 III, nr. 12) is het aan de aangezochte bewindspersoon om te wegen, gelet op de zakelijke en financiële belangen en de te treffen voorziening, of de namen van de betrokken vennootschappen openbaar gemeld kunnen worden. De formateur kan in zijn gesprek met de aangezochte bewindspersoon kennis nemen van deze weging en deze zo nodig aan de orde stellen in het gesprek.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
In zijn algemeenheid kunnen kabinetsbesluiten ook gevolgen hebben voor leden van het kabinet. Maar in het geval dat het gaat om uitoefening van taken ten aanzien van een aangelegenheid waarbij een bewindspersoon persoonlijk en direct betrokken kan zijn, is hij of zij op grond van de Vervangingsregeling gehouden zich te laten vervangen door een in de regeling aangewezen andere bewindspersoon. Hiermee is het gesignaleerde risico ondervangen. Ook in die gevallen waarin het om belangen in specifieke vennootschappen gaat.
Zie antwoord vraag 5.
De toenmalige Minister van BZK heeft de Kamer op 17 oktober 2023 geïnformeerd met een kabinetsreactie op deze en andere constateringen van GRECO in zijn zogenoemde Tweede nalevingsverslag. Het kabinet vermeldde daarin onder meer van mening te zijn dat voorop staat dat het de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon zelf is om hierin initiatief te nemen. Dit sluit aan bij het volgende. De Raad van State heeft in november 2022 op verzoek van de Minister van BZK voorlichting uitgebracht over de vraag in hoeverre het binnen de constitutionele grenzen van de ministeriële verantwoordelijkheid mogelijk is om een intern- of extern toezichts- en handhavingsmogelijkheid op te nemen voor integriteitsregels voor bewindspersonen. De Raad van State stelde in de voorlichting dat een extern sanctioneringsmechanisme indruist tegen de autonomie van het parlement om op basis van de vertrouwensregel zelfstandig een oordeel te vellen over een bewindspersoon. De Kamer is in december 2022 geïnformeerd dat het kabinet de voorlichting van de Raad van State opvolgt en geen extern sanctioneringsmechanisme instelt.
Zie antwoord vraag 7.
Het kabinet geeft hieraan onder meer invulling met de invoering van het Wetsvoorstel vervolgfuncties bewindspersonen en met de beschikbaarstelling van middelen hiervoor.
Een vertrouwenspersoon is geen toezichthouder maar staat op verzoek en in vertrouwen ten dienste aan individuele bewindslieden. Bij de formatie is hij niet betrokken.
Zie het antwoord op de vragen 7 en 8.
Zie het antwoord op vraag 9.