Ingediend | 28 oktober 2024 |
---|---|
Beantwoord | 12 december 2024 (na 45 dagen) |
Indieners | Bart van Kent , Wingelaar , Marieke Koekkoek (D66), Geert Gabriëls (GL), Ines Kostić (PvdD), Mpanzu Bamenga (D66) |
Beantwoord door | Chris Jansen (PVV) |
Onderwerpen | economie natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z17073.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-797.html |
Ja.
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK-stoffen) zijn schadelijk voor de gezondheid en daarom aangewezen als Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS). Daarom geldt voor deze stoffen een minimalisatieplicht.
Om de toename van PAK-stoffen te kunnen duiden, is het belangrijk om per casus te bekijken wat de oorzaak hiervan precies is. Alleen dan is duidelijk wat de oorzaken en relevantie zijn van de hogere cijfers. Mocht er daadwerkelijk sprake zijn van een structurele verhoging van de emissies van ZZS dan is dat inderdaad zorgelijk en ook niet in lijn met het beleid.
Verderop in de beantwoording wordt ingegaan op PAK-stoffen bij Tata Steel.
Zoals onder 2 gesteld, moet per casus worden beoordeeld wat er aan de hand is en wat de gevolgen zijn en is het eveneens een gegeven dat het doel is dat dergelijke emissies zo ver mogelijk worden beperkt. De ernst van toename met 1% is afhankelijk van de casus, situatie en de stof waar het over gaat.
Het Rijk stelt landelijke wet- en regelgeving op, biedt expertise via instanties zoals het RIVM, en ondersteunt bij handhaving en toezicht, bijvoorbeeld door richtlijnen of het organiseren van landelijke acties. De bevoegde gezagen, zoals gemeenten, provincies en waterschappen, zijn verantwoordelijk voor de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving (VTH) op lokaal en regionaal niveau. Zij zorgen ervoor dat bedrijven voldoen aan de eisen en voorwaarden uit vergunningen en aan wet- en regelgeving met betrekking tot ZZS.
Bevoegde gezagen, inclusief het Rijk, hebben verschillende instrumenten om op te treden tegen bedrijven die niet voldoen aan de minimalisatieplicht voor ZZS. Deze middelen stellen overheden in staat om naleving te waarborgen en emissies te minimaliseren. Dit zijn onder andere:
Dat is de verantwoordelijkheid van de bevoegde gezagen. Overeenkomstig de motie Thijssen en Gabriëls5 en de motie Kostić en Bamenga6 ga ik op korte termijn in gesprek met de bevoegde gezagen om hun ervaringen rondom de minimalisatieverplichting te bespreken. Uiteraard sta ik hierbij ook stil bij de vraag hoe ik hen verder kan ondersteunen. Er is al samenwerking met de bevoegde gezagen over het ZZS-emissiebeleid via het Impulsprogramma Chemische Stoffen en de Actieagenda Industrie en Omwonenden. De focus hierbij is het versterken van de uitvoering door de bevoegde gezagen/omgevingsdiensten.
Zie het antwoord op vraag 5. Verder wordt er via het Impulsprogramma Chemische Stoffen gewerkt aan het verbeteren van de kennis en toepassing van het beleid bij en in samenwerking met de bevoegde gezagen. Zoals in het Impulsproject ZZS try-out (een samenwerking tussen de 28 omgevingsdiensten en het RIVM), de Impulsprojecten vermijdings- en reductieprogramma’s ZZS-emissies en de versterking en verduidelijking van het nationale juridisch kader & ZZS in de omgevingswet.
Zie de antwoorden op vraag 5 en vraag 6. Onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen en de Actieagenda Industrie en Omwonenden lopen momenteel verschillende projecten en initiatieven om passende en preventieve maatregelen te nemen. Binnen deze projecten is er regelmatig overleg met de bevoegde gezagen.
Het Impulsprogramma Chemische Stoffen en de Actieagenda Industrie en Omwonenden zijn beide voortgekomen uit evaluaties van het ZZS-beleid8 en de bescherming van omwonenden tegen nadelige gezondheidseffecten door langdurige en/of veelvuldige blootstelling aan industriële emissies9.
Onder het Impulsprogramma en de Actieagenda worden momenteel verbeteracties uitgevoerd op basis van onder andere deze evaluaties. Hierin wordt gekeken hoe de minimalisatieplicht als instrument effectiever ingezet kan worden. Dit is in nauwe samenwerking met de bevoegde gezagen. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen wordt onderzocht welke mogelijkheden hiertoe zijn. Ik wil hierover ook in gesprek met de bevoegde gezagen en gedeputeerden over waar de onduidelijkheid rondom de vermijdings- en reductieprogramma’s (VRP’s) precies zit (zie ook antwoord op vraag 5). Op basis hiervan kan eventueel besloten worden over extra inzet. Hierin worden ook de aanbevelingen meegenomen van het RIVM, zoals verwoord in de verkenning ervaringen vermijdings- en reductieprogramma’s (VRP’s) voor de minimalisatie van Zeer Zorgwekkende Stoffen10, dat eerder onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen werd uitgevoerd.
Er lopen momenteel onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen en de Actieagenda Industrie en Omwonenden al projecten om de toepassing en handhaving van de minimalisatieplicht bij bedrijven en omgevingsdiensten te versterken. Wat betreft de stijging van emissies zal per casus in samenwerking met het bevoegd gezag gekeken moeten worden wat hier de oorzaak van is. Het is vervolgens aan het bevoegd gezag om zo nodig passende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de uitstoot van ZZS zo snel mogelijk daalt. Dat is en blijft het uitgangspunt.
Zoals gesteld in de antwoorden op vragen 2 en 3 kan niet in algemene zin een oordeel worden gegeven over de reden van de door RTL Nieuws gerapporteerde verhoging van de emissies en de gevolgen daarvan. Het instellen van een minimalisatieplicht is juist gericht op het beschermen van de gezondheid. Zoals uit het rapport van de Onderzoeksraad voor de veiligheid is gebleken, wordt gezondheid niet altijd voldoende beschermd en ik werk er met andere overheden aan om te zorgen dat dat wel het geval wordt.
Ook bij verhoogde productie moeten bedrijven binnen de ruimte van een vergunning blijven.
De VNCI is een brancheorganisatie die de belangen behartigt van de Nederlandse chemische industrie. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 is per bedrijf specifieke informatie nodig om een uitspraak te kunnen doen.
Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die onder de Europese PRTR verordening vallen (EPRTR) om hun emissies correct via het e-MJV te rapporteren. Zoals in de inleiding op deze vragen is toegelicht, is het aan het betreffende bevoegd gezag om deze invoer te controleren op juistheid, volledigheid en consistentie, en om eventuele omissies en onjuistheden bij het bedrijf onder de aandacht te brengen.
Indien een bedrijf vragen heeft, dan kan er overlegd worden met het bevoegd gezag. Ook kan via de e-MJV helpdesk om nadere toelichting/uitleg gevraagd worden op de leidraad milieujaarrapportages.
De minimalisatieplicht en het ZZS-beleid zijn unieke instrumenten en ik ben van mening dat het gaat helpen om zo dicht mogelijk bij nul ZZS uitstoot te komen. Het beleid is van kracht sinds 2016 maar met de cyclus van het opstellen van een vermijdings- en reductieprogramma (VRP) en vervolgens investeren in verbeteringen gaat het niet van de ene op de andere dag beter. Het beleid is in 2022 geëvalueerd11 en de suggesties voor verbetering zijn onder andere meegenomen in het Impulsprogramma Chemische Stoffen. Dit betreft onder meer het vergroten van de samenhang, oplossen van kennishiaten en ondersteuning van bevoegde gezagen bij knelpunten in de handhaving.
Zoals aangegeven in de inleiding zijn de bevoegde gezagen verantwoordelijk voor het beoordelen van de ingediende uitstootcijfers. Dat geldt ook voor de situatie rond Tata Steel, waar de provincie Noord-Holland het bevoegd gezag is. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) is namens de provincie verantwoordelijk voor taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.
In het geval van Tata Steel neemt de emissie van de vier PAK-stoffen in de emissieregistratie toe van 71 kg in 2020 naar 112 kg in 2021. De reden voor deze toename is een herziening van een kengetal dat wordt gebruikt voor het berekenen van de diffuse emissies van drie van de vier PAK-stoffen met ingang van rapportagejaar 2021. De werkelijke emissiesituatie is niet wezenlijk veranderd. Het herziene kengetal komt voort uit de afspraak om de gegevens in het e-MJV te actualiseren. De Kamer en de provinciale staten zijn hierover destijds schriftelijk geïnformeerd12 en de informatie is gepubliceerd op de website van de provincie Noord-Holland13. Deze actualisatie is een gevolg van conclusies uit het eerdere RIVM-rapport «Onderzoek naar de herkomst van neergedaald stof en stoffen in de lucht in de IJmond regio14». Hierin kwam naar voren dat de gemeten hoeveelheden metalen en PAK (veel) hoger zijn dan was verwacht op basis van berekeningen met data van de milieujaarverslagen, respectievelijk de Emissieregistratie15.
Het RIVM rapport «De bijdrage van Tata Steel Nederland aan de gezondheidsrisico's van omwonenden en de kwaliteit van hun leefomgeving16» verscheen in 2023. Voor bepaling van luchtconcentraties en gezondheidseffecten is daarbij gebruik gemaakt van een combinatie van metingen in de leefomgeving (op het luchtmeetnet) en berekeningen (op basis van de emissieregistratie) die onderling zijn vergeleken op consistentie, waarbij de metingen als leidend zijn beschouwd. Daarom veranderen de conclusies niet.
Wel wijst RIVM erop dat een aanpassing van emissiecijfers/kengetallen aangeeft hoe belangrijk de kwaliteit van deze gegevens is. Het illustreert het belang van regelmatige controle door het bevoegd gezag van de consistentie van emissiegegevens en metingen in de leefomgeving. Dit kan door middel van het modelleren op basis van emissiegegevens om hiermee de concentratiebijdragen in kaart te brengen en deze te vergelijken met wat er daadwerkelijk in de leefomgeving op het luchtmeetnet wordt gemeten. Ook de aanbeveling om de hoeveelheid PAK-stoffen en metalen in grof stof in kaart te brengen blijft onveranderd.
Bekend is dat de adviezen van de Expertgroep leunen op de conclusies van de verschillende RIVM-rapporten en diverse andere bronnen. Aan de Expertgroep zal worden gevraagd of deze meest recente ZZS/PAK-uitstootcijfers impact hebben op deze conclusies. Ik zal u daarna zo spoedig mogelijk over de uitkomst informeren.
Zie het antwoord op vraag 16.
Zoals in het antwoord op vraag 16 is aangegeven, zal ik uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitkomsten.
Zoals aangegeven in de inleiding beoordelen bevoegde gezagen of de informatie over de (ZZS) emissies van bedrijven tijdig wordt verstrekt en toereikend is. Ik treed niet in hun bevoegdheden op dit vlak.
Zoals in het antwoord op vraag 15 is beschreven, is deze specifieke aanpassing openbaar aangekondigd.
Zoals aangegeven in de inleiding, beoordelen bevoegde gezagen of de informatie over de (ZZS) emissies van bedrijven tijdig wordt verstrekt en toereikend is. Dit leidt periodiek tot aanpassingen. Ik heb geen zicht op alle afspraken die hierover door het bevoegd gezag met het bedrijf zijn of worden gemaakt.
Ja. De Reclame Code Commissie (RCC) heeft toentertijd geoordeeld18 dat uitingen vanuit Tata Steel over 50% PAK reductie in strijd zijn met artikel 4 CDR en niet gerechtvaardigd, omdat niet was aangegeven welke installaties het betrof en dat niet kon worden uitgesloten dat er geen 50% PAK’s reductie zal zijn indien de andere installaties ook werden meegenomen. In de uitspraak van de RCC staat: «valt niet uit te sluiten dat de vermindering van de PAK-uitstoot door Tata Steel in werkelijkheid kleiner is dan in de bestreden claim is vermeld.» In de bestreden claim stond 50%.
Tata Steel IJmuiden heeft laten weten dat zij sindsdien nader heeft gespecificeerd welke installaties het betreft. Zo staat bij de toelichting op de website: De 50%-reductie betreft drie bronnen die veel PAK-stoffen uitstootten (de Hulpstoffenfabriek, Koudbandwalserij en Sinterfabriek). De uitstoot van PAK-stoffen is bij die drie fabrieken met meer dan 50% afgenomen in 2022 ten opzichte van 2019. Uit de elektronische milieujaarverslagen van het bedrijf komt naar voren dat de emissie van (het totaal aan) PAK-stoffen sinds 2019 is gedaald.
Zie het antwoord op vraag 22.
Het beoordelen van de emissie-opgave is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Indien het bevoegd gezag een vermoeden heeft dat er sprake is van een strafbaar feit, kan zij aangifte doen. Het Openbaar Ministerie kan op basis daarvan, of uit eigen beweging, een onderzoek starten. Het bevoegde gezag kan gebruik maken van alle middelen die hen ter beschikking staan, waaronder het doen van aangifte, ik meng mij hier verder niet in.
Zie het antwoord op vraag 24.
Zie het antwoord op vraag 16.
De Kamer heeft recent de kabinetsreactie op het tweede advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond ontvangen19. Daarin is deze vraag meegenomen.
De emissieregistratie (RIVM in samenwerking met CBS, PBL, WUR en Deltares) stelt jaarlijks de emissies van de relevante Nederlandse bronnen vast, en faciliteert de ontsluiting van emissiedata via haar website. De verantwoordelijkheden voor het aanleveren van data zijn duidelijk vastgelegd in wet- en regelgeving. Waar nodig kan de emissieregistratie bedrijven en bevoegd gezagen adviseren, maar de controle van de door bedrijven in het e-MJV gerapporteerde uitstootcijfers is en blijft primair de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag.
Op dit moment vinden al regelmatig onafhankelijke metingen plaats in opdracht van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied heeft hiervoor een programma opgesteld waarin extra controlemetingen worden uitgevoerd.
De motie Teunissen21 verzoekt de regering om zo snel mogelijk te zorgen voor onafhankelijk, continu en fijnmazig meten van gevaarlijke stoffen bij Tata Steel, inclusief het voor handhaving benodigde cameratoezicht en deze data zo veel mogelijk openbaar beschikbaar te maken.
Zoals de Kamer eerder is gemeld22, legt de geldende wetgeving de verantwoordelijkheid voor het (laten) uitvoeren van geaccrediteerde metingen bij bedrijven zelf. Daarmee is op voorhand al duidelijk dat het aanpassen van de systematiek – zowel landelijk als specifiek voor Tata Steel – een groot aantal technische, financiële, juridische en operationele uitdagingen kent. Daarom wil het kabinet eerst de onderzoeksuitkomsten in het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden afwachten voordat verdere stappen worden gezet in de uitvoering van deze motie.
Het beoordelen van de emissie-opgave is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Ik meng mij hier niet in.
Zie eerdere antwoorden onder ander op vraag 5 en vraag 29.
Ik wil niet op de zaken vooruitlopen en zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven eerst het gesprek aangaan met de bevoegde gezagen.
Overigens zijn asfaltcentrales vergunningplichtig. Voor asfaltcentrales geldt de 5-jaarlijkse informatieplicht en het aanleveren van het vermijdings- en reductieprogramma. Hier hoort ook bij dat ze informatie over hun ZZS-emissies naar lucht en water moeten aanleveren bij het bevoegd gezag. Op dit moment is het wettelijk nog niet verplicht dat ze dit via de database doen, maar het wijzigingsbesluit over de ZZS-emissiedatabase zal dat veranderen.
Binnen het huidige beleid staat het beperken van de risico’s van mens, dier en milieu centraal. Met onder andere het ZZS-emissiebeleid, het versterken van VTH-stelsel, het impulsprogramma chemische stoffen en Actieagenda Industrie en Omwonenden zijn vele maatregelen in gang gezet om de bescherming van de gezondheid verder te verbeteren.
Zie de beantwoording hierboven.
Op 28 oktober 2024 heeft het lid Kostić (PvdD) Kamervragen gesteld over het onderzoek van RTL Nieuws over «meer ziekmakende stoffen in de lucht bij 123 bedrijven door heel Nederland». Vanwege de benodigde tijd voor afstemming met, en vergaring van informatie bij andere overheden en experts blijkt het niet haalbaar de beantwoording binnen de daartoe gestelde termijn te realiseren. Ik zal u de antwoorden op de Kamervragen zo spoedig mogelijk doen toekomen.