Ingediend | 21 oktober 2024 |
---|---|
Beantwoord | 29 november 2024 (na 39 dagen) |
Indieners | Thom van Campen (VVD), Harm Holman (NSC) |
Beantwoord door | Wiersma |
Onderwerpen | lucht natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z16441.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-686.html |
Ja.
In deze zaak is nog de Wet natuurbescherming (Wnb) van toepassing, die van kracht was tot 1 januari 2024. De zaak heeft betrekking op een verzoek tot intrekking van een deel van de latente ruimte in de natuurvergunning van een kunststof producerend bedrijf. De bevoegdheid tot intrekking was neergelegd in artikel 5.4 Wnb.2
De rechtbank heeft het besluit van de provincie Noord-Brabant vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen, met de volgende aanwijzing: «wijzig de natuurvergunning van SABIC zodanig dat een substantieel deel wordt beperkt van de niet gebruikte emissieruimte vanwege de Cogen2 installatie waarop deze vergunning betrekking heeft». Die aanwijzing geldt alleen «indien voor 28 februari 2025 geen nieuw provinciaal beleid omtrent de intrekking of wijziging van natuurvergunningen (inclusief vergunningen voor Natura 2000-activiteiten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder e, van de Omgevingswet) is vastgesteld.» In de conclusie stelt de rechtbank verder dat het aan het College is te bepalen hoe groot dat deel is en dat het college concrete plannen van SABIC hierbij kan betrekken. Het bedrijf heeft door een eerdere vervanging van een verbrandingsinstallatie een veel lagere stikstofemissie dan vergund, waardoor zijn natuurvergunning uit 2016 veel latente ruimte bevat. De rechtbank meent dat het college bij de beoordeling van het verzoek tot intrekking of wijziging van de vergunning had moeten nagaan waarom de latente ruimte niet substantieel zou kunnen worden beperkt. De rechtbank betrekt in het oordeel inderdaad de verslechterde staat van de natuur in het Natura 2000-gebied de Brabantse Wal. Voor informatie over de staat van Natura 2000-gebieden verwijs ik naar de uitkomsten van de natuurdoelanalyses, waar uw Kamer onder meer bij brief van 9 april 2024 (Kst. 33 576, nr. 371) over is geïnformeerd.
Het is niet aan mij om een concrete weging te geven aan deze specifieke uitspraak, nu ik geen direct belanghebbende ben bij deze zaak. Vanuit beleidsmatig oogpunt vind ik het van groot belang dat de rechtszekerheid van een ondernemer stevig wordt meegenomen en gewogen bij dergelijke afwegingen.
De provincie zal een nieuw besluit moeten nemen dat in overeenstemming is met de uitspraak van de rechtbank.
De vraag of hier precedentwerking van uitgaat, is pas aan de orde als dit oordeel wordt bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het kabinet zet in op een structurele verlaging van de uitstoot van stikstofemissies. De komende tijd zijn effecten te verwachten van diverse maatregelen, zoals bijvoorbeeld de Lbv, de Lbv-plus en de diverse andere instrumenten uit de aanpak piekbelasting. Ook zet het kabinet aanvullend in op een aanpak met als belangrijke componenten een inzet op juridisch houdbare innovaties. vrijwillige beëindiging en diverse maatregelen in het kader van de mestproblematiek. Tegelijkertijd wordt toegewerkt naar bedrijfsspecifieke doelen, zodat ondernemers weten wat er van ze verwacht wordt. Relevant is tot slot dat het kabinet breder kijkt dan alleen de drukfactor stikstof en breder stuurt op de natuurkwaliteit en op andere drukfactoren, daar waar dat voor de natuur noodzakelijk is.
Ik vind het belangrijk dat we ondernemingen zekerheid en toekomstperspectief kunnen blijven bieden, en richt mij daar met de bovengenoemde aanpak ook op. Een belangrijke sleutel daarvoor is het realiseren van voldoende natuurherstel. Zoals ook in antwoord 7 is aangegeven, zet het kabinet daarvoor in op een structurele daling van de stikstofuitstoot, in combinatie met de bredere natuurinzet.
Gedeputeerde staten zijn in de meeste gevallen het bevoegd gezag voor de natuurvergunning, de daarmee samenhangende beleidskaders en het opstellen van beleidsregels. Op dit moment is intern salderen vergunningvrij en is er geen aangrijpingspunt voor het opstellen van beleidsregels over hoe om te gaan met latente ruimte bij intern salderen. Er is wel ruimte voor het opstellen van beleidsregels over het ambtshalve of op verzoek geheel of gedeeltelijk intrekken van natuurvergunningen.
In de motie-Bromet/Grinwis roept uw Kamer mij op om het onderdeel over het vergunningplichtig maken van intern salderen uit het wetsvoorstel dat het vorige kabinet in voorbereiding had, naar de Kamer te sturen vóór het commissiedebat van 4 december 2024.3 Over de uitwerking van deze motie zal ik u op korte termijn informeren.
De vragen van de leden Van Campen (VVD) en Holman over het bericht «Rechter dwingt provincie stikstofvergunning plasticfabrikant aan te passen,» ingediend op 21 oktober 2024 (kenmerk 2024Z16441) kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Dit omdat de afstemming meer tijd vraagt. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk de antwoorden op de vragen doen toekomen