Ingediend | 29 augustus 2024 |
---|---|
Beantwoord | 4 september 2024 (na 6 dagen) |
Indieners | Boomsma , Harm Holman (NSC) |
Beantwoord door | Wiersma |
Onderwerpen | lucht natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z12661.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-2444.html |
Dat er sprake kan zijn van schijnzekerheid bij de berekening van stikstofdepositie met de huidige ondergrens van 0,005 mol/ha/jaar is een conclusie van het rapport van de commissie Hordijk. Dit onderzoek van TNO en UvA bevestigt deze conclusie. Een onderbouwde rekenkundige ondergrens kan bijdragen aan het verkleinen van deze schijnzekerheid. En daarmee zorgt een ondergrens voor een beter wetenschappelijk verantwoord gebruik van het model.
De huidige ondergrens is niet wetenschappelijk onderbouwd. Deze is tot stand gekomen na het vervallen van het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Tijdens het PAS werd er gewerkt met een beleidsmatig gekozen drempelwaarde. De Raad van State oordeelde in de PAS-uitspraak van 29 mei 2019 dat het PAS niet juist passend was beoordeeld en daarmee verviel ook de toenmalige drempelwaarde. Er is vervolgens besloten om alle PAS-elementen uit AERIUS te verwijderen. Daarnaast is er gekozen van een nieuwe drempel van 0, gelet op de uitspraak van de Raad van State. Het rekenen tot 0 gaf technische problemen. Op voorstel van het RIVM is er beleidsmatig ingestemd om een berekening van de depositiebijdrage af te ronden op twee decimalen. Hierdoor worden alle waarden onder de 0,005 afgerond op 0 en daarboven op 0,01.
De huidige drempel is door jurisprudentie sinds 2019 geaccepteerd door de Raad van State. Er is ook overeenstemming dat de huidige ondergrens van
0,005 mol/ha/jaar significant negatieve effecten van nieuwe projecten op de natuur uitsluit.
Ik ben juist voornemens om dit vervolgonderzoek uit te zetten met als doel om op zo kort mogelijke termijn een wetenschappelijk onderbouwde ondergrens in te voeren. Ik sta voor beleid en vergunningverlening dat gebaseerd is op voldoende zekerheid. Daarom wil ik elke mogelijkheid aangrijpen om een ondergrens mogelijk te maken.
De gevolgen van zo’n ondergrens zijn aanzienlijk voor iedereen die een natuurvergunning nodig heeft. Een hogere ondergrens kan een oplossing bieden voor PAS-melders die op dit moment in een hele benarde positie zitten. Maar de PAS-melders en de vergunningverlening zijn alleen geholpen met een robuust wetenschappelijk onderbouwde ondergrens die ook juridisch houdbaar is. Dat moeten we zorgvuldig doen en dat kost ook tijd.
De komende weken ga ik de vervolgstappen uitwerken. Deze uitwerking is nodig om een termijn aan te kunnen geven over wanneer de vervolgonderzoeken zo snel mogelijk kunnen worden afgerond.
Ja, daar ben ik van op de hoogte. Ik vind de problematiek van PAS-melders zeer ernstig en wil er alles aan doen om hen zo snel mogelijk te helpen. Een rekenkundige ondergrens zou een oplossing kunnen bieden, dus daarom ben ik bezig om de vervolgstappen zo snel mogelijk uit te werken.
Gezien die urgentie, wil ik alle mogelijkheden die er zijn om PAS-melders te helpen, aangrijpen. Het is dus wat mij betreft «en-en». Ik ga daarom ook door met de mogelijkheden voor PAS-melders via het legaliseren van de bestaande situatie, maatwerk, vrijwillige beëindiging en/of schadevergoedingen.
De huidige ondergrens is door jurisprudentie sinds 2019 geaccepteerd door de Raad van State.
Het voorstel van een ondergrens van 1 mol/ha/jaar is op dit moment nog niet voldoende wetenschappelijk onderbouwd. In het recente rapport van TNO/UvA is er nog geen ondergrens gevonden op basis van de model/atmosfeerwetenschap. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) doet de aanbeveling om vervolgonderzoek te doen om zo mogelijk alsnog tot een wetenschappelijk onderbouwde ondergrens te komen, onder andere door expertise vanuit andere wetenschappelijke disciplines te betrekken. IPO verwijst hierbij naar het expertoordeel van Arthur Petersen, die ook van mening is dat een ondergrens van 1 mol te onderbouwen is. Deze aanbeveling van het IPO neem ik over en ik ga zo snel mogelijk met dit vervolgonderzoek aan de slag.
Op dit moment kan dat niet maar mogelijk kan dit met de vervolgstappen wel.
De conclusie van het onderzoek van TNO/UvA is dat er geen wetenschappelijk onderbouwde ondergrens is gevonden. Er is dus op basis van dit onderzoek geen onderbouwde ondergrens die we kunnen invoeren. Dat vind ik jammer, want ik wil zo’n ondergrens wel heel graag mogelijk maken.
Ik neem daarom de aanbeveling van het IPO om via een vervolgonderzoek mogelijk alsnog tot een wetenschappelijk onderbouwde ondergrens te komen over. Dit doe ik ook met de aanbevelingen uit het wetenschappelijk deelproject. Hiervoor zet ik op korte termijn verschillende onderzoeken uit. Ik ben namelijk van mening dat we alle mogelijkheden moeten aangrijpen om zo snel mogelijk tot een juridisch houdbare ondergrens te komen.
Een rekenkundige ondergrens geeft weer welke berekende stikstofdepositie met het model wetenschappelijk voldoende zeker is om toe te schrijven zijn aan een project. De stikstofdepositie beneden de ondergrens is niet toerekenbaar aan het project en wordt niet betrokken in een voortoets of passende beoordeling. Zodoende geldt ook de cumulatietoets niet voor deposities onder de ondergrens. De depositie onder de ondergrens wordt onderdeel van de totale depositie, de zogenoemde stikstofdeken; de uitstoot verdwijnt immers niet. Wanneer uit de monitoring blijkt dat na de invoering van een hogere ondergrens er sprake is van toenemende overbelasting, dan zullen er extra maatregelen nodig zijn bovenop de nu al benodigde maatregelen.
Op dit moment ontbreekt op basis van de verkenning van het IPO het eerste van deze vereisten omdat er nu geen ondergrens is gevonden. Mogelijk biedt het vervolgonderzoek met expertise uit andere wetenschappelijke disciplines deze onderbouwing wel. Hier zet ik dan ook op in. Nogmaals, ik wil elke mogelijkheid die er is om een ondergrens mogelijk te maken aangrijpen.
We hebben een flinke opgave om de totale stikstofdepositie te verkleinen. Daarvoor hebben we al diverse maatregelen, en daarnaast wil ik daar ook op gaan inzetten door middel van doelsturing en innovaties. Ik wil erop sturen dat stikstofreductie plaatsvindt daar waar dat aantoonbaar nodig is voor de instandhouding van de natuur. Daarnaast is het belangrijk dat ook de andere drukfactoren worden ook aangepakt. Dit wordt verder uitgewerkt in het regeerprogramma.
Dit pak ik met voorrang op maar het ontwikkelen van een dergelijke systematiek kost tijd.
Ja.