Ingediend | 16 augustus 2024 |
---|---|
Beantwoord | 16 oktober 2024 (na 61 dagen) |
Indiener | Don Ceder (CU) |
Beantwoord door | Marjolein Faber (PVV) |
Onderwerpen | bestuur migratie en integratie organisatie en beleid parlement |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z12413.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-299.html |
Ja.
Ja, in die zin bedoeld dat bij de uitvoering van de Vreemdelingenwet2000 besluiten alleen kunnen worden genomen op grond van een wettelijke grondslag. Het staat een vreemdeling vrij om voor een verblijfsdoel asiel of regulier – een verblijfsvergunning aan te vragen en die zal de IND dan, namens mij, beoordelen op grond van de desbetreffende toelatingscriteria. De relevante artikelen in de Vreemdelingenwet 2000 zijn artikel 14 (verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier), artikel 20 (verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier), artikel 28 (verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel) en artikel 33 (verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd asiel).
De verblijfsdoelen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier zijn neergelegd in artikel 3.4 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), terwijl in de artikelen 3.6 tot en met 3.6c van dit Besluit de bevoegdheid geregeld is om ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen. Wanneer het gaat om de discretionaire bevoegdheid bij schrijnende situaties geldt dat in artikel 3.6ba van het Vb 2000 is vastgelegd dat die alleen gedurende de eerste toelatingsprocedure kan worden toegepast en niet in vervolgprocedures. Het mandaat daartoe is op 1 mei 2019 aan dg IND verstrekt. Het is de nadrukkelijke intentie geweest om met de wijziging tot een ambtelijke afdoening te komen. Formeel blijft elke mandaatgever het mandaat behouden.
Zoals in antwoord 2 is aangegeven heb ik de wettelijke bevoegdheid om voor alle verblijfsdoelen die de Vreemdelingenregelgeving kent een verblijfsvergunning af te geven indien de aanvrager ervan aan de voorwaarden voldoen. De discretionaire bevoegdheid om in schrijnende situaties een verblijfsvergunning af te geven is evenwel op 1 mei 2019 beperkt tot de eerste aanvraagprocedure waarbij er dan ook sprake is van een samenstel van bijzondere omstandigheden die de vreemdeling betreffen. Zoals in antwoord 2 al is aangegeven, is het mandaat daartoe op 1 mei 2019 aan de dg IND verstrekt.
Het in hoger beroep gaan door de IND zie ik niet als het stapelen van gerechtelijke procedures; dat laatste is aan de orde wanneer vreemdelingen ook na een eerste toelatingsprocedure die – meestal na een voor de vreemdeling negatieve rechterlijke uitspraak – nieuwe aanvraagprocedures starten vaak ook daarbij opnieuw gebruikmakend van rechterlijke procedures.
Zoals bekend ga ik niet in op individuele gevallen. Elke individuele aanvraag wordt op eigen merites, op basis van het gehele dossier, getoetst aan het algemeen geldende kader. Voor nadere toelichting op de toepassing van de termijn van (drie jaar en) drie maanden verwijs ik u naar de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan uw Kamer van 27 maart 2015.2 De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de toepassing van deze Kamerbrief onder meer beoordeeld in de uitspraak van 31 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3109). De Afdeling gaat in deze uitspraak onder meer in op het gelijkheidsbeginsel in relatie tot eerdere zaken, waarin deze termijn aan de orde was.
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 5.
De door u gevraagde cijfers zijn niet te genereren uit het datawarehouse (Metis) van de IND. Dit betekent dat door u gevraagde gegevens niet kunnen worden geleverd.
Ik ben met u eens dat kinderen niet verantwoordelijk zijn voor de daden van hun ouders en niet bestraft mogen worden voor de daden van hun ouders. Zoals ook blijkt uit artikel 2 van het IVRK moeten kinderen beschermd worden tegen discriminatie en bestraffing op grond van de omstandigheden of de activiteiten van, de meningen geuit door of de overtuigingen van de ouders, wettelijke voogden of familieleden. Bestraffing of discriminatie van kinderen in die zin van dat artikel is niet aan de orde wanneer het gaat om het toetsen aan democratisch tot stand gekomen voorwaarden. Dat de afwijzing gevolgen heeft voor een kind, maakt dat niet anders. Ik wil daarbij nog benadrukken dat het de ouders zijn die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn om de belangen van hun kinderen te behartigen. Dit uitgangspunt blijkt ook uit artikel 18 van het IVRK, waarin staat dat ouders (of wettelijke voogden) de eerste verantwoordelijkheid hebben voor de opvoeding en ontwikkeling van het kind.
Het IVRK geldt ten aanzien van alle kinderen die zich binnen de Nederlandse rechtsbevoegdheid bevinden (artikel 2, eerste lid IVRK). De Rijksoverheid maakt geen onderscheid op basis van verblijfstatus.
Door langdurig verblijf in Nederland zal ontegenzeggelijk in meer of mindere mate worteling plaatsvinden. Langdurig verblijf of worteling is op zichzelf echter onvoldoende grond om verblijf te verlenen. Indien er geen verblijfsrecht kan worden verleend op grond van de Afsluitingsregeling wordt aanvullend getoetst of de verblijfsweigering in strijd is met artikel 8 EVRM. De toets aan artikel 8 EVRM omvat een afweging van alle aangevoerde omstandigheden van het individuele geval. Ook het hebben van een sociaal netwerk, het belang van het kind3 en de mate van worteling in Nederland wordt hierbij betrokken. Het gaat om een optelsom van meerdere aspecten die het privéleven vormen, niet om één factor als hoe groot het sociaal netwerk is. Het hebben van een privéleven betekent echter niet direct dat een vergunning op grond van 8 EVRM wordt afgegeven, dat wordt bepaald na de belangenafweging. Deze omstandigheid wordt dus meegewogen in de afweging van belangen van die van het individu tegen die van de Staat.
De IND weegt de belangen en maakt deze weging inzichtelijk in het besluit. Indien er beroep wordt ingesteld toetst de rechter of de IND zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind in de betreffende zaak en beoordeelt de rechter of de IND in de motivering van de beschikking op kenbare wijze het belang van het kind heeft betrokken.
Uitgangspunt is dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het behartigen van de belangen van hun kinderen. Normaliter kan die behartiging van belangen door de ouders plaatsvinden, ook buiten Nederland. Uit artikel 3 IVRK volgt dat het belang van het kind een eerste overweging dient te zijn bij alle maatregelen die kinderen betreffen. Dit artikel sluit echter niet uit dat andere zwaarwegende belangen kunnen prevaleren. Er dient een afweging plaats te vinden tussen het belang van het kind en andere belangen, waarbij deugdelijk gemotiveerd moet worden waarom een belang doorslaggevend is.
In de toetsing aan artikel 8 EVRM wordt uitvoering gegeven aan het uitgangspunt van artikel 3 IVRK. Het belang van het kind is dus, zowel in asielprocedures als in reguliere toelatingsprocedures, onderdeel van de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM.
In het algemeen beoordeelt de IND een verblijfsaanvraag en het verblijfsrecht op basis van de door de vreemdeling (ouder, wettelijk vertegenwoordiger, advocaat) aangeleverde informatie. Als daaruit blijkt dat een kind mogelijk in zijn ontwikkeling wordt bedreigd of dat de situatie van het kind onduidelijk blijft, kan een dergelijke casus worden voorgelegd aan het team Belang van het Kind van de IND waarbinnen ook een gedragsdeskundige werkzaam is. Eventueel kan dergelijke casus ook worden besproken binnen het Samenwerkingsverband Kinderen in het Vreemdelingenbeleid (SKIV). Dit overleg dient dan om het belang van het kind scherper te kunnen duiden en mee te nemen in de verblijfsrechtelijke beslissing.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Ceder (ChristenUnie), van uw Kamer aan de Minister van Asiel en Migratie over de uitspraken van de Minister over de zaak «Mikael» en het ingenomen standpunt (ingezonden 16 augustus 2024) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.