Ingediend | 22 juli 2024 |
---|---|
Beantwoord | 30 augustus 2024 (na 39 dagen) |
Indiener | Faith Bruyning (NSC) |
Beantwoord door | Struycken |
Onderwerpen | recht rechtspraak |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z12124.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-2396.html |
Ja, hiervan heb ik kennis genomen.
Ja.
Ja.
Ja.
Binnen de Rechtspraak zijn in samenwerking met gedragswetenschappers landelijke brieven ontwikkeld die door de gerechten kunnen worden gebruikt om kinderen uit te nodigen voor een kindgesprek. In deze brieven wordt verwezen naar informatie en filmpjes op rechtspraak.nl, en specifiek voor minderjarigen op rechtvoorjou.nl.6 De filmpjes geven uitleg over wat het kindgesprek inhoudt en wat de kinderen ervan kunnen verwachten.
Bij de kindbrieven wordt ook een Brochure Kindgesprek (rechtspraak.nl) meegestuurd.
Vanuit de Raad voor de rechtspraak is aangegeven dat de brieven in samenwerking met gedragswetenschappers tot stand zijn gekomen. Bij de ontwikkeling hiervan zijn begrijpelijkheid en taalniveau belangrijke uitgangspunten geweest.
In de brieven waarin het kind wordt uitgenodigd voor een kindgesprek wordt niet direct informatie verstrekt over het meenemen van een vertrouwenspersoon. Wel wordt er, zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 5, verwezen naar informatie en filmpjes op rechtspraak.nl, en specifiek voor minderjarigen op rechtvoorjou.nl.8 Bij de kindbrieven wordt ook een Brochure Kindgesprek (rechtspraak.nl) meegestuurd.
Over wie het kind mag meenemen naar het kindgesprek staat in de brochure en op Rechtvoorjou.nl het volgende vermeld: «Als je naar het kindgesprek komt, mag je iemand meenemen, bijvoorbeeld je moeder of je vader. Zij mogen alleen niet bij het gesprek zijn, want dat is alléén voor jou.» Vanuit de Rechtspraak is aangegeven dat in de praktijk de gerechten hiermee flexibel omgaan en de informatie op Rechtvoorjou.nl hierop aangepast wordt. Zo kan er bijvoorbeeld ook, als de minderjarige dat prettig vindt, een neutrale steunfiguur (niet zijnde een ouder) bij het gesprek aanwezig zijn. Als een kind met broertjes of zusjes op gesprek komt is het uitgangspunt binnen de Rechtspraak een één-op-één gesprek, maar hiervan kan worden afgeweken op uitdrukkelijk wens van de minderjarige.
Op de hierboven genoemde website Rechtvoorjou.nl en in de Brochure Kindgesprek (rechtspraak.nl) die aan de minderjarigen wordt verstuurd, wordt in ieder geval verwezen naar de kinderrechtswinkel en de kindertelefoon. Het is voorstelbaar dat er ook andere organisaties zijn, zoals bovengenoemd, waarnaar verwezen kan worden. Ik ben graag bereid dit met de rechtspraak te bespreken en onder de aandacht te brengen.
Zoals ook is uiteengezet in het rapport Kind in proces, volgt uit artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag en de interpretatie daarvan van het VN-Kinderrechtencomité (in general comment no. 12) dat kinderen niet alleen de mogelijkheid moeten krijgen om te participeren en om hun mening te geven, maar dat dit ook in een veilige omgeving dient te gebeuren.
Volgens het VN-Kinderrechtencomité dienen kinderen gehoord te worden in een omgeving die niet intimiderend of vijandig is en waarin rekening wordt gehouden met de leeftijd van het kind. Binnen de rechtspraak wordt deze veiligheid van kinderen gewaarborgd door het kindgesprek te houden in een daarvoor geschikte werk- of spreekkamer of een zittingszaal indien een kindvriendelijke ruimte om gebouw-technische of logistieke redenen niet beschikbaar is. Indien het gesprek onverhoopt toch in een zittingszaal plaatsvindt wordt bijzondere aandacht geschonken aan de grootte van de zittingszaal (bij voorkeur kleinere zittingszaal) en de opstelling voor het gesprek9.
Vanuit de Rechtspraak is aangegeven dat in de praktijk op veel gerechten aparte kindvriendelijke ruimtes voor het kindgesprek beschikbaar zijn. Rechter en minderjarige zitten op gelijke hoogte (de rechter zit dus niet op een podium) en niet tegenover elkaar. Als er geen kindvriendelijke ruimte is gaan rechters vaak rondom een tafeltje zitten. Sommige gerechten hebben kindvriendelijke wachtruimtes waar kinderen kunnen wachten op het gesprek met de rechter. Indien de minderjarige in verband met een gesloten plaatsing (nog) niet zelfstandig naar het gerechtsgebouw kan komen, vindt de zitting zo mogelijk in de gesloten instelling zelf plaats.
De mogelijkheden hangen samen met de mogelijkheden van de gerechtsgebouwen. De aanwezigheid van kindvriendelijke ruimtes bij alle gerechten en rechtbanken, en uniformiteit daarin, is binnen de Raad voor de Rechtspraak en de gerechtsbesturen een aandachtspunt voor verbetering. Dat ondersteun ik.
Zie antwoord vraag 9.
Vanuit de Rechtspraak is aangegeven dat de algemene lijn is dat het kindgesprek plaatsvindt op een ander moment dan de zitting, zodat een confrontatie met andere procesdeelnemers wordt vermeden. Dit geldt voor alle soorten zittingen. Alle gerechten (op een enkele uitzondering na) volgen deze lijn bij scheidingszaken. Bij de jeugdbeschermingszaken zijn de gerechten nu druk bezig om dit te implementeren, en bij sommige gerechten is het al daadwerkelijk gerealiseerd.
In verband met reistijd en -kosten kan een rechtbank overwegen om het kindgesprek en de zitting wel na elkaar te plannen. Het kindgesprek vindt dan kort voor de zitting plaats.
De rechter en griffier dragen bij kindgesprekken in beginsel geen toga, zoals ook vermeld in de Professionele Standaard Kindgesprekken van de Raad voor de Rechtspraak. Er zijn echter omstandigheden dat enige afstand en een toga juist wel gewenst zijn. Denk bijvoorbeeld aan de context van gesloten plaatsing van een jongere die al vaker strafrechtelijk in de rechtbank is geweest. Hier heeft de jongere ook een andere positie, namelijk die van procespartij.
Naar mijn mening zijn de rechtbanken en gerechten voldoende in staat om hier de juiste afwegingen in te maken. Het ontwikkelen van een richtlijn over het al dan niet dragen van een toga tijdens het kindgesprek acht ik dan ook niet opportuun.
Zie antwoord vraag 11.
Dit vind ik niet wenselijk. Het kindgesprek is voor het kind al spannend genoeg zonder dat hij of zij wordt geconfronteerd met onderlinge spanning tussen de ouders in de wachtkamer of tijdens de zitting. Binnen de gerechten is hier aandacht voor. Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 11 en 12 is de algemene lijn dat het kindgesprek plaatsvindt op een ander moment dan de zitting. Ook is het te allen tijde het streven om waar dat mogelijk is het kind in een kindvriendelijke ruimte te horen en het kind niet in de wachtruimte van de ouders te laten plaatsnemen voorafgaand aan het kindgesprek. Hiervoor zal ik blijvend aandacht vragen.
Dit neemt niet weg dat niet altijd helemaal kan worden voorkomen dat het kind geconfronteerd wordt met de spanning tussen de ouders tijdens een zitting.
Dat het rapport van het Expertteam Ouderverstoting stelt dat rechters niet zijn opgeleid tot het voeren van kindgesprekken en dat deze overgelaten moeten worden aan deskundig hiervoor opgeleide professionals, herken ik niet. Wel is in het rapport aangegeven dat er wisselend gedacht wordt over de rol van de rechter in rechtstreeks contact met het kind en of rechters wel de eerstaangewezen professionals zijn om een kind dat zich bijvoorbeeld in een hevige conflictsituatie tussen zijn ouders bevindt, te horen. Daarentegen blijkt uit onderzoek, zoals het rapport Kind in proces, dat jongeren waarde hechten aan het gesprek dat zij zelf hebben met de rechter. De rechter dient hiervoor wel goed toegerust te zijn.
In de Professionele Standaard Familie & Jeugd10 worden vereisten in termen van ervaring en opleiding voor kinderrechters geformuleerd. Voor rechters gelden normen op het gebied van permanente educatie. Kinderrechters worden specifiek getraind in het voeren van gesprekken met jonge kinderen. Voorbeelden hiervan zijn de cursussen De stem van het kind en Praten met 12-minners. Deze cursussen zijn gericht op zowel het bijbrengen van praktische vaardigheden bij rechters om op een goede manier een kindgesprek te voeren, als op het vergroten van kennis en begrip van de kinderrechters over de ontwikkelingsstadia van kinderen en de factoren die daarop van invloed kunnen zijn. Speciale aandacht is er in de trainingen ook voor de vraag hoe de boodschap van het kind kan worden vertaald naar de werkpraktijk van de rechter. Op iedere rechter rust de verantwoordelijkheid om in het kader van permanente educatie een aantal cursussen per jaar te volgen.
Bovendien is in de Professionele Standaard Kindgesprekken bepaald dat raadsheren die kindgesprekken voeren een (SSR-)cursus/training volgen en zich blijven scholen, gericht op gesprekstechnieken- en vaardigheden in de communicatie met minderjarigen.
Zie antwoord vraag 14.
Nederland heeft door de ratificatie van het Kinderrechtenverdrag in 1995 een verdragsrechtelijke verantwoordelijkheid en verplichting aanzien van de implementatie en naleving van kinderrechten. Op grond van artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag heeft ieder kind, ongeacht diens leeftijd, het recht op effectieve participatie en om gehoord te worden over beslissingen die het kind aangaan. Uit general comment no. 12 (2009) van het VN-Kinderrechtencomité, de nadere uitleg van dit artikel, blijkt dat is afgesproken dat alle lidstaten zich zullen inspannen voor de uitvoering van artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag.
Binnen alle gerechten in Nederland is aandacht voor de wijze waarop invulling gegeven dient te worden aan het recht van kinderen om effectief te participeren in juridische procedures. Dit blijkt onder meer uit de Professionele Standaard Kindgesprekken waarmee wordt beoogd een door alle gerechtshoven op hoofdlijnen gedeelde werkwijze vast te stellen voor kindgesprekken in familiezaken. Met de standaard is vastgesteld op welke wijze een kwalitatief goed en effectief kindgesprek kan plaatsvinden en aan welke voorwaarden daarvoor moet worden voldaan, maar ook: uniformering van die werkwijze voor alle gerechtshoven. In het rapport van de reflectiecommissie familie- en jeugdrechters van de rechtbanken en de gerechtshoven11 is aanbevolen om deze Professionele Standaard ook voor de rechtbanken te laten gelden.
Daarnaast heb ik de juridische projectgroep «kindvriendelijke procedures» in het leven geroepen. De projectgroep werkt met betrokken partners, waaronder de rechtspraak, de advocatuur, de Raad voor de Kinderbescherming en Villa Pinedo, toe naar een advies over op welke manieren procedures nog kindvriendelijke ingericht kunnen worden. Hierbij wordt onder meer ook gekeken naar de randvoorwaarden die genoemd worden in het rapport kind in proces, evenals de raakvlakken met de aanbevelingen van de adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid om het recht op informatie en participatie voor kinderen (en ouders) in juridische procedures beter te waarborgen. Naar verwachting zal het eindadvies in de zomer van 2025 worden opgeleverd.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract), van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over kindgesprekken van kinderen bij rechters, naar aanleiding van de podcast «Scheidszaken» van het Jeugdjournaal (ingezonden 22 juli 2024) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.