Ingediend | 19 juni 2024 |
---|---|
Beantwoord | 5 juli 2024 (na 16 dagen) |
Indiener | Sandra Beckerman |
Beantwoord door | Mariëlle Paul (VVD) |
Onderwerpen | bestuur onderwijs en wetenschap organisatie en beleid parlement verkeer weg |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z10876.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-2142.html |
Ja.
Ik kan mij de onrust en onzekerheid van deze leerlingen en hun ouders goed voorstellen. Leerlingen die afhankelijk zijn van het leerlingenvervoer moeten ook volop kunnen meedoen en naar school gaan. Ik vind dan ook dat leerlingen die dat nodig hebben goed vervoerd moeten worden naar school. Daarom is dit een zeer onwenselijke situatie.
Naar aanleiding van de berichtgeving heeft mijn ministerie contact opgenomen met de vervoerdersbranchevereniging Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV). KNV geeft aan dat er geen gegevens zijn over de omvang van het chauffeurstekort. Wel heeft KNV sterk de indruk dat het landelijke chauffeursprobleem kleiner is dan vorig jaar. Dat neemt niet weg dat de beschikbaarheid van chauffeurs op regionaal niveau wel kan knellen.
Naar aanleiding van het artikel is door het Ministerie van OCW ambtelijk contact gezocht met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De VNG heeft aangegeven dat de samenwerkende gemeenten in de regio Utrecht er alles aan doen om het leerlingenvervoer na de zomervakantie op orde te hebben. Zo hebben de gemeenten direct contact met de ouders opgenomen om hen in te lichten over de situatie en om samen naar een oplossing te zoeken. Er is bijvoorbeeld gekeken naar wat ouders zelf kunnen doen, met financiële ondersteuning van de gemeente. Daarnaast hebben de gemeenten – voor de groep ouders die niet zelf hun kind naar school kunnen brengen – via een overbruggingscontract alternatieve vervoerders gevonden voor deze groep leerlingen. Ik heb de VNG gevraagd om vinger aan de pols te houden en zal zelf de komende periode ambtelijk navraag bij haar doen.
Zoals bekend werkt het kabinet in brede zin aan het verbeteren van het doelgroepenvervoer en aan structurele en duurzame oplossingen. Dit gebeurt onder regie van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Over de voortgang van de Verbeteragenda Doelgroepenvervoer is uw Kamer recent geïnformeerd per brief.2
Het is in de eerste plaats aan de regio Utrecht om samen het leerlingenvervoer op orde te brengen. Zoals geschreven in het antwoord op vraag 4, heeft de VNG aangegeven dat de gemeenten in de regio Utrecht dit ook doen. De gemeenten zijn druk bezig om zo snel mogelijk en uiterlijk begin van het schooljaar het probleem op te lossen. Daarbij houden zij de ouders op de hoogte van de vorderingen, zo heeft de VNG mij laten weten.
Tegelijkertijd speelt het chauffeurstekort breder dan alleen in de regio Utrecht. Ook staan veel van de knelpunten in het leerlingenvervoer niet op zichzelf, maar spelen ze in het hele doelgroepenvervoer.
Daarom werken – onder regie van de Staatssecretaris van VWS – de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), de Staatssecretaris van VWS, de VNG, brancheorganisatie Koninklijk Nederlands Vervoer Zorgvervoer en Taxi (KNV), de Vereniging van Doelgroepenvervoer Nederland (VDVN), het samenwerkingsverband van decentrale OV-autoriteiten (Dova) en ik aan de Verbeteragenda Doelgroepenvervoer, om het doelgroepenvervoer ook voor de langere termijn te verbeteren.
De beschikbaarheid van chauffeurs is, net als goed aanbesteden, één van de prioriteiten van deze verbeteragenda. De situatie in de regio Utrecht onderstreept het belang hiervan. Juist ook omdat de combinatie van het tekort aan chauffeurs aan de ene kant en de aanbestedingsprocedure aan de andere kant in die regio heeft geleid tot de huidige problemen.
Op 28 mei jl. heeft uw Kamer een brief van de Staatssecretaris van VWS ontvangen, mede namens de Staatssecretaris van IenW en mij, over de prioriteiten van de Verbeteragenda Doelgroepenvervoer.3 Eind 2024 informeert de Staatssecretaris of Minister van VWS uw Kamer verder over de voortgang op de actiepunten uit de verbeteragenda.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het leerlingenvervoer ligt bij de gemeenten. In het specifieke geval van de regio Utrecht is er iets misgegaan in de aanbestedingsprocedure. Dit heeft geleid tot de huidige onzekerheid in het leerlingenvervoer in de regio.
Ondanks dat de situatie in Utrecht niet exemplarisch is voor de aanbestedingsprocedure van gemeenten in den brede, is het cruciaal dat gemeenten het leerlingen- en overig doelgroepenvervoer goed aanbesteden. En bovendien het liefste, gezien de huidige tekorten aan chauffeurs, integraal (voor het gehele doelgroepenvervoer) en regionaal (in samenwerking met andere gemeenten). De VNG faciliteert gemeenten bij het aanbesteden met de handreiking leerlingenvervoer en met webinars. Om gemeenten verder te ondersteunen, is goed aanbesteden bovendien als prioriteit opgenomen in de hierboven genoemde Verbeteragenda Doelgroepenvervoer.
Ook kunnen gemeenten nu al gebruik maken van de expertise van het Aanbestedingsinstituut Mobiliteit (AIM). Dit instituut is opgericht door de sociale partners van de vervoerdersbranche, waaronder de vakbonden en Koninklijke Nederlands Vervoer (KNV), en ondersteunt gemeenten bij de aanbesteding. Bijvoorbeeld op het gebied van goed personeelsbeleid, goede dienstverlening en het gunnen op kwaliteit in plaats van prijs.
Nee, die mening deel ik niet. Het is wel van groot belang dat het vervoer voor leerlingen die dat nodig hebben om naar school te gaan goed is geregeld. Hiervoor is de gemeente verantwoordelijk, die er zorg voor moet dragen dat de aanbesteding goed verloopt, zodat het vervoer ook goed is georganiseerd. Op heel veel plaatsen gaat dit goed en zorgvuldig.
Zie antwoord vraag 7.
Ja. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van het leerlingenvervoer, maar is vrij om daarin keuzes te maken en om maatwerk te bieden.
De gemeente zorgt ervoor dat een leerling vervoer krijgt of kan deelnemen aan het openbaar vervoer, naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school dat past bij de situatie. Dit vraagt altijd om maatwerk. De gemeente kan daarbij verschillende vervoersvoorzieningen aanbieden:
Welke voorziening de leerling krijgt, is aan gemeente om te bepalen, vaak in samenspraak met ouders en leerlingen. Ook kan de school hierbij worden betrokken.
Het is aan de gemeente om te bepalen welke (nood)oplossingen zij aanwenden als er knelpunten zijn in het leerlingenvervoer. Op 17 november 2022 heeft mijn ambtsvoorganger alle gemeenten per brief opgeroepen om noodoplossingen in te zetten en alles op alles te zetten voor de leerlingen die naar school moeten worden vervoerd. Voorbeelden van deze noodoplossingen zijn:
Zie antwoord vraag 10.
De VNG heeft aangegeven dat de samenwerkende gemeenten in deze regio hard werken om het leerlingenvervoer voor de zomervakantie op orde te krijgen. Ik ga er daarom van uit dat het knelpunt in de regio Utrecht voor het begin van het schooljaar is opgelost en alle kinderen gewoon naar school kunnen. In algemene zin gebeurt het niet – en is het ook niet de bedoeling – dat als leerlingen door knelpunten in het leerlingenvervoer onderwijstijd missen, ouders te maken krijgen met de leerplichtambtenaar.
Nee, indien een contract afloopt, zijn er ook geen verplichtingen meer. Wel kan een gemeente een nieuwe opdracht verlenen aan vervoerders, zoals de gemeenten in de regio Utrecht nu ook doen.
Zie het antwoord op vraag 10.
De chauffeurstekorten spelen breed in het doelgroepenvervoer en in het hele land. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 aangeef, werken de Staatssecretaris van VWS, de Staatssecretaris van IenW, de VNG, KNV, de VDVN, DOVA en ik onder regie van VWS aan de Verbeteragenda Doelgroepenvervoer, om het doelgroepenvervoer ook voor de langere termijn te verbeteren. De beschikbaarheid van chauffeurs is – naast onder andere toezicht, goed aanbesteden en goed contractmanagement – één van de prioriteiten van deze verbeteragenda.
Er zijn geen landelijke fondsen beschikbaar. Gemeenten ontvangen de middelen voor het leerlingenvervoer rechtstreeks van het Ministerie van Binnenlandse Zaken via het gemeentefonds.
Het probleem in de regio Utrecht is niet ontstaan door een gebrek aan financiële middelen, maar door een probleem in de aanbesteding in combinatie met een tekort aan chauffeurs. Het is aan de gemeenten om te kijken op welke wijze ze noodoplossingen inzetten, zoals een vergoeding aan ouders die hun kind zelf halen en brengen (zie het antwoord op vraag 10 en4.
Als een leerling vanwege zijn of haar beperking niet zelfstandig kan reizen, dan hoeven de ouders geen eigen bijdrage te leveren voor de vervoersvoorziening. Dat geldt ook voor de situatie in de regio Utrecht.
Het is aan de gemeenten in die regio om de alternatieve vervoersvormen te financieren. Dat kan bijvoorbeeld via een kilometervergoeding aan de ouders, of door het uitzetten van een nieuwe opdracht aan andere vervoerders. Hoe dan ook mogen de financiële lasten niet op de ouders verhaald worden.