Ingediend | 27 maart 2024 |
---|---|
Beantwoord | 16 mei 2024 (na 50 dagen) |
Indieners | Gijs Tuinman (BBB), Raymond de Roon (PVV), Chris Stoffer (SGP), Pieter Omtzigt (NSC), Olger van Dijk (NSC) |
Beantwoord door | Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
Onderwerpen | luchtvaart verkeer |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z05223.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-1759.html |
Het Wob-verzoek is mij bekend.
Over het door de vragenstellers genoemde onderwerp is een procedure aanhangig bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.1 Daarin staat mijn besluit centraal om de gevraagde meldingen niet te verstrekken, omdat er op grond van de Verordening (EU) 376/20142 een bijzondere regeling geldt, die zich daartegen verzet. In mijn bestreden besluit is uiteengezet dat deze regeling als rechtsgevolg heeft dat de in de nationale gegevensbanken opgeslagen informatie alleen kan worden meegedeeld aan belanghebbenden zoals gedefinieerd in bijlage II3 bij die verordening en alleen mag worden gebruikt voor het in stand houden of verbeteren van de veiligheid van de luchtvaart. In de lopende rechtszaak heeft het Hof van Justitie van de EU een prejudicieel advies gegeven over de uitleg van Verordening (EU) 376/2014. Met de antwoorden van het Europese Hof is nog geen einde gekomen aan de procedure. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zet aan de hand daarvan de procedure in die zaak voort en doet later een definitieve uitspraak. Omdat deze procedure nog loopt, kan verder geen informatie worden verstrekt. Het onderwerp van het geschil is juist de vertrouwelijkheid van informatie zoals geregeld in Verordening (EU) 376/2014. Op dit moment is dus alleen het prejudicieel advies van het Hof bekend, waarbij het Hof de «strikte vertrouwelijkheid» heeft benadrukt voor alle informatie over voorvallen die de nationale autoriteiten verzamelen of opstellen in het kader van het stelsel van toezicht en controle om de luchtvaartveiligheid te verbeteren. De consequenties van het delen van informatie, de interpretatie van «strikt vertrouwelijk» en daarmee de zorgvuldige duiding van het belang van de Staat, kunnen pas na afronding van de procedure voldoende overzien worden. Na de afronding van de procedure zal worden bezien hoe de Tweede Kamer hierover nader te informeren. Naar verwachting zal de Raad van State in het derde kwartaal van dit jaar uitspraak doen.
Zie antwoord vraag 2.
Voor het juridisch kader wordt u verwezen naar rechtsoverweging 10 van de verwijzingsuitspraak van de ABRvS van 29 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1814.4 Daarin staat dat Verordening (EU) 376/2014 ten tijde van de besluitvorming in 2018 onderdeel van het relevante toetsingskader was.
Zie het antwoord op vragen 2 en 3. Na de afronding van de procedure van de Raad van State zal worden bezien hoe de Tweede Kamer hierover nader te informeren.
Zie antwoord vraag 5.
De Verordening (EU) 376/2014 bevat diverse voorzieningen die het juiste functioneren van het Eccairs systeem moeten waarborgen. In dat kader ondersteunt de Europese toezichthouder voor een veilige burgerluchtvaart (EASA) de Europese Commissie bij het monitoren van de juiste toepassing door de lidstaten van de «common aviation safety requirements» die in deze verordening inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart zijn opgenomen. EASA houdt door middel van audits toezicht op de werking van het Eccairs-systeem bij de lidstaten, waaronder in Nederland. De Kamer kan uiteraard op de hoogte gehouden worden van de uitkomsten van dat toezicht.
Ja.
Zie het antwoord op vragen 2 en 3. Na de afronding van de procedure van de Raad van State zal worden bezien hoe de Tweede Kamer hierover nader te informeren.
Zie antwoord vraag 9.
Zie antwoord vraag 9.
De meldingen zoals door u aangegeven vallen onder de vereisten van de Verordening EU 376/2014 en zijn dienovereenkomstig vertrouwelijk geregistreerd. Voor zover er een samenloop is met de MH17-documenten wordt ook daarvoor toegezien op een vertrouwelijke registratie.
Uit navraag blijkt dat het gaat om de vragen die door leden De Roon (PVV) en Omtzigt zijn gesteld tijdens de regeling van werkzaamheden van 28 september 2021 in plaats van 2022:
Lid De Roon (PVV) vraagt een brief van het kabinet waarin een drietal onderwerpen worden behandeld:
Lid Omtzigt voegt hieraan toe in deze brief een toelichting van de regering te willen met uitleg waarom deze stukken naar aanleiding van een Wob-verzoek worden gedeeld nog voor de gang naar de rechter, maar niet naar parlementariërs worden verzonden. Daarnaast wil lid Omtzigt antwoord van de regering op de vraag of deze stukken gedeeld zijn met de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Voor de antwoorden op bovenstaande vragen wordt verwezen naar de brief hierover van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 17 november 2021 (kst 33 997, nr. 169).
Op 18 april 2024 is aan de Kamer een uitstelbrief voor beantwoording van de vragen gestuurd. De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Op 27 maart jl. hebben de leden Omtzigt, Olger van Dijk (beiden Nieuw Sociaal Contract), Tuinman (BBB), De Roon (PVV) en Stoffer (SGP) schriftelijke vragen gesteld over meldingen in het veiligheidssysteem Eccairs over het luchtruim boven Oekraïne voor 17 juli 2014, de datum waarop vlucht MH17/KL4103 werd neergeschoten1. De beantwoording van de vragen vergt nadere afstemming tussen de betrokken dienstonderdelen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Om die reden kunnen de vragen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal u de antwoorden zo spoedig mogelijk doen toekomen.