Ingediend | 21 februari 2024 |
---|---|
Beantwoord | 16 april 2024 (na 55 dagen) |
Indiener | Kati Piri (PvdA) |
Beantwoord door | Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | migratie en integratie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z02816.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-1517.html |
Ja.
Op grond van de Europese Grens- en Kustwachtverordening (hierna: EGKW-vo) en overeenkomstig verordening (EU) nr. 656/2014 en het internationaal recht, kan Frontex operationele en technische bijstand verlenen aan lidstaten en derde landen ter ondersteuning van opsporings- en reddingsoperaties voor personen die op zee in nood verkeren. Dat doet Frontex o.a. door de inzet van vliegtuigen en drones in bepaalde delen van de Middellandse Zee om zo een beter beeld te verkrijgen wat er gebeurt op zee en tijdig een waarschuwing te doen uitgaan over personen in nood aan de verantwoordelijke nationale autoriteiten op het gebied van opsporing en redding op zee. Dit is cruciaal. Zonder deze ondersteuning is de kans groter dat personen in nood niet of te laat gered worden. Bovendien wordt het handelen in geval van opsporings- en reddingsoperaties van personen in nood op zee in belangrijke mate bepaald door het internationaal recht.3 Op grond van het internationaal recht is Frontex verplicht om de verantwoordelijke nationale autoriteiten te waarschuwen als zij een boot in nood detecteren. Welk land wanneer verantwoordelijk is bij een reddingsoperatie is bepaald doordat de wereldzeeën in afzonderlijke opsporings- en reddingsgebieden (Search and Rescue, SAR-zones) zijn verdeeld. Voor iedere SAR-zone is een ander land verantwoordelijk. Op operationeel niveau ligt de verantwoordelijkheid bij het nationaal reddings- en coördinatiecentrum (RCC). Dit systeem zorgt ervoor dat iedere reddingsoperatie op zee wordt gecoördineerd door één RCC.
In de praktijk betekent dit dat Frontex – als zij personen in nood op zee detecteren – onmiddellijk het verantwoordelijke reddings- en coördinatiecentrum waarschuwt en tevens alle omliggende centra om de reddingsactie te bespoedigen. Frontex blijft de situatie vervolgens monitoren tot dat de reddingsoperatie op gang is gekomen na contact te hebben gehad met het verantwoordelijk RCC of als om operationele redenen, zoals het opraken van de brandstof van een vliegtuig, de monitoring moet worden gestaakt.
Bovenstaande staat los van eventuele formele samenwerkingsverbanden tussen Frontex en derde landen. Hiervoor bestaan twee vormen. Dat kan ofwel door middel van werkafspraken ofwel door een samenwerkingsovereenkomst te sluiten met een derde land. Voor beide vormen van samenwerking behoeft Frontex instemming van de lidstaten. Deze beide vormen van samenwerking zijn in het geval van Libië niet aan de orde op dit moment en ook niet eerder aan de orde geweest. Daarmee is er geen formele samenwerking tussen Frontex en Libië.
Zie antwoord vraag 2.
Het is onwenselijk dat de coördinaten van boten waar zich migranten op bevinden terechtkomen bij de Tareq Bin Zeyad militie. Zoals in het antwoord op vragen 2 en 3 is uiteengezet, is Frontex op grond van het internationaal recht verplicht om een waarschuwing te doen uitgaan aan het verantwoordelijke RCC, indien personen in nood op zee worden gedetecteerd. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen EU-lidstaten of derde landen. Frontex heeft geen zeggenschap over hoe het RCC vervolgens met kustwachtdiensten en andere betrokkenen communiceert. De oproepen van een RCC aan kustwachtdiensten en andere schepen vinden plaats over openbare radiokanalen. Het kan daardoor gebeuren dat informatie door meerdere actoren wordt opgepikt. In Libië bestaan bepaalde «kustwachtstructuren» bovendien zowel uit publieke als (semi-)private entiteiten, waaronder de Tareq Bin Zeyad militie in Oost Libië. Deze privéstructuren zijn overigens niet de onderdelen waar de EU direct mee samenwerkt in de steun via de Europese Commissie aan de kustwacht. In de praktijk komt het voor dat milities betrokken raken bij reddings- en onderscheppingsmissies.
Daarnaast wijst het kabinet op de verantwoordelijkheden van staten voor SAR-operaties in het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee. Daaruit volgt de verdragsrechtelijke taak van een kuststaat om SAR-operaties te coördineren in diens SAR-zone. Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor Libië.
Om bij te dragen aan de verbetering van de algemene mensenrechtensituatie in Libië, waaronder die van migranten en vluchtelingen, ondersteunt Nederland de Libische autoriteiten via het vredesproces. Dit doet Nederland mede uit hoofde van het co-voorzitterschap van de werkgroep Internationaal Humanitair Recht en Mensenrechten onder het Berlijn Vredesproces, een rol die Nederland samen met de VN en Zwitserland vervult. Concreet doet Nederland dit o.a. door steun aan mensenrechtenverdedigers en technische ondersteuning ter versterking van de justitiële keten in Libië. Daarnaast wordt, middels programmering, ingezet op het creëren van alternatieve vormen van opvang, op de aanpak van mensenhandel en mensensmokkel en de criminele netwerken die daarvoor verantwoordelijk zijn.
Het kabinet was op basis van informatie, zoals gedeeld door het Agentschap, in de Raad van Bestuur op de hoogte van de activiteiten van het Agentschap op de Middellandse Zee en dat er in dat kader ook contacten zijn met de Libische kustwacht.
In de bijeenkomsten van de Raad van Bestuur worden de lidstaten telkens geïnformeerd over alle operationele activiteiten van het Agentschap en relevante ontwikkelingen daarbij. Hierbij gaat Frontex ook in op de maritieme operaties. Het kabinet hecht eraan dat gekeken wordt naar de interne procedures en regels bij Frontex aan de hand waarvan het maritieme noodsituaties beoordeelt die het via zijn bewaking detecteert, en de daaruit voortvloeiende potentiële noodzaak om een Mayday-melding af te geven. Ook de Europese Ombudsman beveelt dit aan.4 Het kabinet is van mening dat deze aanbeveling moet worden meegewogen bij de opvolging van de evaluatie van de EGKW-vo en dat daarin ook gekeken wordt naar de verhouding met derde landen. Het kabinet zal hiervoor aandacht vragen in de daarvoor bestaande gremia, zoals de Raad, Raad van Bestuur van Frontex en de speciaal daarvoor opgerichte Search and Rescue Contact Group onder leiding van de Commissie.
Zie antwoord vraag 6.
Nederlands personeel van de Koninklijke Marechaussee, de Nationale Politie, de Dienst Vervoer en Ondersteuning en de Immigratie- en Naturalisatiedienst is in verschillende functies en op verschillende plaatsen langs de kust van de Middellandse Zee actief in 2024. Het gaat dan onder andere om de operatie genaamd Themis. Met operatie Themis ondersteunt Frontex Italië onder andere op het gebied van grenstoezicht en opsporings- en reddingsoperaties op de Centraal-Mediterrane route.
De huidige mensenrechtensituatie voor migranten en vluchtelingen in Libië en de berichten over betrokkenheid van Libische overheidsfunctionarissen bij detentiecentra waar mensenrechtenschendingen plaatsvinden blijven zeer zorgelijk. Om die reden roept Nederland doorlopend op tot het verbeteren van de behandeling van migranten en vluchtelingen, aanpak van mensenhandel, toegang van internationale organisaties tot de detentiecentra, alsook dat arbitraire detentie moet worden beëindigd – met als uiteindelijke doel sluiting van de detentiecentra. Voorts bepleit Nederland, gezien de hoogrisico-omgeving, doorlopend het belang van aanvullende monitoring van de Europese steun aan de Libische kustwacht, het beter in kaart brengen van de Libische entiteiten die betrokken zijn bij migratiebeleid en uitvoering en het versterken van de toepassing van EU mensenrechten due diligence beleid.
Nederland en de Europese Commissie verlenen tevens steun aan Libië om de omstandigheden van migranten en vluchtelingen te verbeteren. De Nederlandse inzet richt zich met name op directe hulpverlening aan vluchtelingen, asielzoekers en migranten via onafhankelijke, humanitaire organisaties. Snel resultaat is echter lastig te behalen vanwege de complexe situatie in Libië.
Het is onwenselijk dat door Frontex gedeelde informatie in handen valt van mensensmokkelaars. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 bestaan in Libië bepaalde «kustwachtstructuren» uit zowel publieke als (semi-)private entiteiten. Het kan daardoor gebeuren dat informatie door meerdere actoren wordt opgepikt.
Nederland en de EU verlenen verschillende soorten steun aan actoren in Libië. Zo draagt de EU onder andere bij aan het trainen en versterken van de opsporings- en reddingscapaciteit van de Libische kustwacht. Deze steun vindt primair plaats in het kader van het EU-programma Support to Integrated Border and Migration Management in Libya (SIBMMIL), gefinancierd uit het EU Emergency Trust Fund for Africa (EUTF) met ca. EUR 57 miljoen sinds 2017. De EU heeft met deze financiering onder andere medewerkers van de kustwacht getraind op navigatie en respect voor mensenrechten. Ook heeft de EU voertuigen en materieel geleverd. Er wordt geen directe financiële bijdrage aan de Kustwacht gegeven.
De samenwerking met de Libische autoriteiten heeft tot doel om bij te dragen aan het behartigen van Europese en Nederlandse doelstellingen in Libië en biedt tevens ruimte om de autoriteiten aan te spreken op vermeende misstanden, zoals genoemde aantijgingen in het rapport van de VN Fact Finding Missie. Naar aanleiding van een gezamenlijke missie van de Commissie en EDEO naar Libië van 5–8 februari jl. heeft de Commissie aangegeven dat de mogelijkheid onderzocht wordt om een strategische migratiedialoog op politiek niveau te voeren. Nederland heeft in navolging van deze missie nogmaals het belang bepleit van aanvullende monitoring van de EU-steun aan de Libische kustwacht en het beter in kaart brengen van de Libische entiteiten die betrokken zijn bij migratiebeleid en de uitvoering daarvan.
Voor zover bekend bij het kabinet worden in de praktijk alleen personen overgebracht naar Libië die door de Libische kustwacht in de SAR-zone van Libië uit zee worden gered. In die gevallen dient Libië zich te houden aan zijn internationaalrechtelijke verplichtingen.
Zoals in het antwoord bij vraag 10 is aangegeven verlenen Nederland en de EU verschillende soorten steun aan actoren in Libië. Deze steun richt zich op het verbeteren van de situatie in Libië met name op het gebied van mensenrechten. Het verbeteren van de mensenrechtensituatie in de Libische context is een zaak van lange adem, maar Nederland blijft zich hiervoor inzetten.
NL financiert via de VN (IOM, UNODC, UNHCR en UNICEF) verschillende programma’s die bijdragen aan de bescherming van migranten, asielzoekers en vluchtelingen en het tegengaan van mensenhandel en mensensmokkel. Voor de periode 2024–2027 worden vanuit BHOS middelen op migratie in totaal EUR 17 mln. ingezet in Libië.
1.
UNHCR
Protection assistance for asylum seekers and refugees
2024–2026
USD 6,38 mln
2.
UNICEF
Responding to child protection needs for children on the move through service provision and strengthened institutional capacity
2024–2026
EUR 4 mln
3.
UNODC
Strengthening capacities in North Africa to protect migrants by addressing smuggling of migrants and trafficking in persons
2023–2026
Totaalbedrag USD 6,76 mln. voor Marokko, Algerije, Libië, Tunesië en Egypte.
4.
IOM
COMPASS – Protection of vulnerable migrants and direct assistance
2024–2027
EUR 6 mln
Middels het EU Trust Fund (EUTF) ondersteunt de EU de bescherming en weerbaarheid van de ontheemde bevolking en kwetsbare migranten, biedt de EU vrijwillige humanitaire repatriëring en re-integratie van kwetsbare migranten naar landen van herkomst en ondersteunt de EU lokale socio-economische ontwikkeling. Hiernaast worden er programma’s ondersteund voor noodhulp aan gestrande migranten, duurzame oplossingen voor migranten en asielzoekers langs de Centraal-Mediterrane Route, het ontmantelen van criminele netwerken opererend in Noord-Afrika en duurzame oplossingen voor alleen reizende, dan wel van hun familie-gescheiden kinderen en familie hereniging in Libië.
Middels het EUTF is bijgedragen aan de vrijwillige terugkeer van 52.800 migranten naar hun land van herkomst inclusief hulp bij re-integratie en de evacuatie van 6,300 vluchtelingen en asielzoekers uit Libië. Er is directe noodhulp geleverd aan vluchtelingen en kwetsbare migranten in de vorm van meer dan 355.000 «non-food items» en hygiëne producten. Hiernaast is de toegang tot basisbehoefte voor 4 miljoen mensen verbeterd, ontvangen ongeveer 70.000 kinderen onderwijs en krijgen ongeveer 3.000 jonge ondernemers steun door middel van trainingsprogramma’s. Op het gebied van grensmanagement hebben 105 werknemers van de Libische kustwacht training ontvangen op het gebied van navigatie en mensenrechten. Hiernaast zijn 30 SUV’s en 10 bussen geleverd aan de relevante Libische autoriteiten en zijn vijf schepen van de kustwacht gerehabiliteerd. 5
De Europese Commissie rapporteert over de resultaten van programma’s, onder andere middels de websites van de Commissie. Nederland benadrukt regelmatig het belang van goede communicatie over de resultaten van door de EU gefinancierde programma’s. Eind 2023 hebben auditors van de Europese Rekenkamer een grootschalige audit van het EUTF uitgevoerd. Het rapport over alle migratie gerelateerde uitgaven over het EUTF wordt in de zomer van 2024 verwacht en zal openbaar zijn. Het onderzoek gaat in op de vraag of de projecten voortkomend uit het EUTF hun beoogde resultaten behaald hebben. In hoeverre daarmee ook de beoogde beleidsdoelen zoals het respecteren van mensenrechten dichterbij zijn gebracht en mogelijke negatieve effecten maken ook deel uit van deze audit.
Ja, hier ben ik mee bekend. Het kabinet vindt het belangrijk dat het do-no-harm-beleid en adequate mensenrechten due diligence wordt toegepast en dringt hier in Europees verband dan ook consistent op aan. Mede hierdoor laat de EU sinds 2020 onafhankelijke monitoring verrichten door derde partijen om de waarborging van mensenrechten en do-no-harm-procedures onder projecten gefinancierd door de EU in Libië te beoordelen. Vanwege de veiligheid van de actoren die de monitoring uitvoeren deelt de Commissie geen schriftelijke rapportages. Dit is gebruikelijk in dergelijke situaties. Nederland blijft zich evenwel inzetten bij de Commissie om vertrouwelijk inzicht te krijgen in de rapportages die door derde partijen zijn opgesteld en trekt daarin op met enkele andere EU-lidstaten.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Piri (GroenLinks-PvdA), van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de samenwerking van Frontex met de Libische kustwacht (ingezonden 21 februari 2024) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.