Ingediend | 5 december 2023 |
---|---|
Beantwoord | 24 januari 2024 (na 50 dagen) |
Indiener | Wybren van Haga (BVNL) |
Beantwoord door | Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z19741.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-859.html |
Ja.
In de Kamerbrief over de implementatie van de derogatiebeschikking (Kamerstuk 33 037, nr. 521) heb ik toegelicht op welke wijze ik ben gekomen tot het aanwijzen van derogatievrije zones rondom Natura 2000-gebieden. Ik heb aan Wageningen Environmental Research (WEnR) advies gevraagd wat op basis van de beschikbare wetenschappelijke kennis en onderzoeken een realistische breedte is voor een derogatievrije zone rond een Natura 2000-gebied waarin de kritische depositiewaarde (KDW) wordt overschreden. Dit advies van WEnR is toegevoegd in de bijlage bij de Kamerbrief. In het advies wordt bij de geraadpleegde referenties het door u aangehaalde wetenschappelijke rapport genoemd en is dus gebruikt om tot het advies te komen («Nitrogen deposition around dairy farms: spatial and temporal patterns. Ecosystem and Landscape Dynamics, Institute of Biodiversity and Ecosystem Dynamics, University of Amsterdam»).
De invoering van de derogatievrije zones volgt direct uit de derogatiebeschikking is noodzakelijk om te voldoen aan de voorwaarden vanuit de derogatiebeschikking.
In het bovengenoemde advies van WEnR is op basis van beschikbare kennis en onderzoek beoordeeld wat een realistische afstand van een Natura 2000-gebied is waarbij kan worden vastgesteld dat een verminderde uitstoot van stikstof door veldemissies vanaf een bron effect heeft op de depositie in het naburige Natura 2000-gebied. Dit draagt bij aan de opgave die er ligt om de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden te verminderen.
Uit het door u aangehaalde wettenschappelijke rapport blijkt overigens niet dat de hoeveelheid stikstofdepositie in een natuurgebied op grotere afstand onbekend is of dat die depositie niet te relateren is aan een bron. In de Kamerbrief van de Minister voor Natuur en Stikstof van 29 september 20232 wordt specifiek ingegaan op dit onderwerp.
Ja.
Zie het antwoord op vraag 2. Op 5 december 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanwijzing van de derogatievrije zones rondom Natura 2000-gebieden. Ik zie op dit moment geen aanleiding om dit aan te passen, bijvoorbeeld met de isotopenmethode. Wel blijf ik met interesse de wetenschappelijke ontwikkelingen volgen. Nieuwe inzichten worden waar mogelijk en relevant meegenomen in toekomstige beslissingen.
Nee, deze mening deel ik niet. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3 is met de huidige methodiek goed vast te stellen wat de herkomst is van de stikstofdepositie in de natuur.
Deze conclusie deel ik niet. AERIUS is het best beschikbare instrument en gaat uit van actuele wetenschappelijke kennis en inzichten.
Voor derogatiebedrijven bestaat de mogelijkheid gebruik te maken van de Subsidieregeling Behoud grasland. Bedrijven in de derogatievrije zones die niet meer gebruik kunnen maken van derogatie, komen in aanmerking voor een hogere vergoeding, omdat de hoogte van de subsidie afhankelijk is van de vermindering van de hoeveelheid plaatsingsruimte.
Zie het antwoord op vraag 2. Het door u genoemde onderzoek is gebruikt bij de advisering over het aanwijzen van derogatievrije zones rondom Natura 2000-gebieden.
Voor de aanwijzing van derogatievrije zones is gebruik gemaakt van de beschikbare wetenschappelijke kennis en onderzoeken.
Voor de aanwijzing van verontreinigde KRW-oppervlaktewaterlichamen wordt gekeken naar de oordelen van de waterschappen over de kwaliteit van het water voor onder andere totaal fosfor (P) en totaal stikstof (N) op basis van de zomergemiddelden waarden conform de protocollen die hiervoor zijn voorgeschreven in het kader van de KRW-systematiek. De gebruikte normen zijn afgeleid door de waterschappen en vastgesteld door de provincies. Als nutriënten in de achtergrondbelasting een natuurlijke oorzaak hebben, dan is er voor de waterschappen (en provincies) ruimte om dat te verwerken in hun doelen voor waterkwaliteit in de stroomgebiedbeheerplannen.
In de Kamerbrieven van 20 december 2023 (Kamerstuk 33 037, nr. 525) en van 22 december 2023 (Kamerstuk 33 037, nr. 526) heb ik toegelicht welke data ik heb gebruikt voor de aanwijzing van de NV-gebieden voor 2024 en 2025 en de reden waarom ik de betreffende data heb gebruikt.
Ik kan niet aangeven hoeveel er in de afgelopen jaren is bemest op Vlieland. Op Vlieland zijn in ieder geval geen agrarische bedrijven actief.
Vlieland is niet aangewezen als NV-gebied.
Soms laat een richtlijn expliciet ruimte voor het meewegen van sociaaleconomische omstandigheden bij de op grond van de richtlijn te nemen maatregelen. Er bestaat echter geen ruimte om op basis van sociaaleconomische omstandigheden af te wijken van de Nitraatrichtlijn of derogatiebeschikking die gebaseerd is op de Nitraatrichtlijn. Wel zullen lidstaten bij de keuze van maatregelen in een op te stellen actieprogramma ter uitvoering van de Nitraatrichtlijn de sociaaleconomische impact van maatregelen meewegen.
Alle vragen zijn afzonderlijk beantwoord.
De vragen van het lid Van Haga (Groep van Haga) over het rapport «Nitrogen deposition around dairy farms: spatial and temporal patterns» (kenmerk: 2023Z19741; ingezonden op 6 december 2023) kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De beantwoording vraagt zorgvuldige afstemming met kennisinstellingen, dit vraagt extra tijd. Ik zal uw Kamer de antwoorden zo spoedig mogelijk doen toekomen.