Ingediend | 5 december 2023 |
---|---|
Beantwoord | 12 januari 2024 (na 38 dagen) |
Indiener | Judith Tielen (VVD) |
Beantwoord door | Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
Onderwerpen | gezondheidsrisico's zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z19691.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-765.html |
Ja.
Ja, de huidige vaccinatiegraad zowel landelijk als in Zeeland is zorgelijk. De informatie over de vaccinatiegraad in Zeeland is afkomstig uit het jaarlijkse vaccinatiegraadrapport dat het RIVM opmaakt. Dit rapport heb ik samen met mijn voortgangsbrief over de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» op 29 juni jl.2 met uw Kamer gedeeld. Een daling van de vaccinatiegraad maakt dat de kans op uitbraken van infectieziekten toeneemt. Tegelijkertijd betekent een lagere vaccinatiegraad van een bepaald geboortecohort niet dat de immuniteit van de bevolking in zijn geheel enorm daalt. De kans op een uitbraak doet zich vooral voor als de vaccinatiegraad flink daalt gedurende een aantal jaar in een groot deel van de bevolking in een regio, waardoor de immuniteit substantieel afneemt. Dat is nu niet het geval. Het RIVM voert momenteel onderzoek uit naar verschillen in en oorzaken van de lagere vaccinatiegraden, zowel op landelijk als regionaal niveau. Dit onderzoek – waarin onder andere CBS gegevens gecombineerd worden met vaccinatiegegevens – zal inzicht geven in de sociaal-demografische determinanten van vaccinatie in Nederland. Op landelijk niveau lijkt de daling van de vaccinatiegraad deels te kunnen worden toegeschreven aan een vermindering van vertrouwen in en draagvlak voor vaccinaties. Uit een peiling die is uitgevoerd door het RIVM en waarin een vergelijking is gemaakt tussen ouders in 2022 en ouders in 2013, blijkt dat wat meer ouders negatief zijn gaan denken over vaccinaties en het RVP. De COVID-19-pandemie kan hieraan een bijdrage hebben geleverd. Internationaal wordt ook een negatieve trend ten opzichte van vertrouwen in vaccinaties waargenomen.
Het aantal kinderen dat voor kinkhoest de huisarts bezocht stijgt sinds september dit jaar. Voor veel infectieziekten geldt dat sinds het begin van de COVID-pandemie de incidentie erg laag was en sinds het opheffen van de COVID-maatregelen weer toeneemt. De incidentie van kinkhoest blijft in alle leeftijdsgroepen echter ruim onder het pre-COVID-niveau. Bij zuigelingen is deze lagere incidentie mogelijk het gevolg van de invoering van maternale kinkhoestvaccinatie. Daarmee is in december 2019 gestart. Het aantal kinkhoestgevallen in 2023 is relatief het hoogst bij zuigelingen (< 1 jaar). Het grootste deel van de kinderen met kinkhoest in 2023 was zelf niet gevaccineerd, of de moeder was tijdens de zwangerschap niet gevaccineerd. De vaccinatiegraad van kinderen geboren in 2023 is nog niet bekend, de eerste voorlopige cijfers voor dit geboortecohort worden bepaald in 2025. Het is dus nog niet duidelijk of de gerapporteerde dalende trend zich voortzet. Ook vanwege informed consent zal het moeilijk te bepalen zijn. Daarmee is niet te zeggen of de recente toename van het aantal kinkhoest gevallen onder zuigelingen samenhangt met een eventuele dalende vaccinatiegraad onder kinderen geboren in 2023.
Zoals gedeeld in mijn voortgangsbrief op de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties», zet ik in op het versterken van het vertrouwen in vaccinaties en het weer verhogen van de vaccinatiegraad. Dit wordt onderbouwd met onderzoek naar: (1) vaccinatiegraad naar subgroepen en regio’s/(deel-)gemeenten, en (2) drijfveren achter al dan niet vaccineren. Dit zal leiden tot meer gerichte en daarmee hopelijk meer effectieve inzet op het verhogen van de vaccinatiegraad. De vaccinatiegraadcijfers, zoals recent gepresenteerd, kijken naar een cohort dat een aantal jaar geleden is gevaccineerd. Er is tijd nodig om de effecten van de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» terug te zien in de gerapporteerde vaccinatiegraad. Daarbij hecht ik eraan te benadrukken dat vertrouwen in vaccinaties niet volledig maakbaar is vanuit de overheid. Mensen maken uiteindelijk zelf de keuze of zij een vaccinatie wel of niet willen halen. Zij hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid. In mijn volgende voortgangsbrief, begin 2024, zal ik uw Kamer over de meest actuele opkomstcijfers deelnamecijfers en de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» informeren.
De maatschappelijke dialogen zijn opgezet om meer zicht te krijgen in de onderliggende waarden die spelen rondom vaccineren tegen COVID-19 na de acute crisis. Over deze waarden zijn mensen met elkaar en mijn ambtenaren in gesprek gegaan. Deze kennis wordt gebruikt voor verbetering van het vaccinatiebeleid. De lessen worden momenteel bijvoorbeeld bij COVID-19-vaccinatie ingezet voor fijnmazig vaccineren. De lessen zullen ook gebruikt worden om het beleid en de vaccinatieaanpak (in de toekomst) beter aan te laten sluiten op de ervaringen, wensen en behoeften van burgers door hen meer te betrekken bij het ontwikkelen van vaccinatiebeleid.
Ja, ik ben bekend met het artikel van Omroep Zeeland. De regie op de uitvoering van het lokale vaccinatiebeleid ligt primair bij gemeenten. Omdat ik de daling van de vaccinatiegraad zorgelijk vind, zet ik mij in voor de ondersteuning van gemeenten in de vorm van het faciliteren van (toegepast) onderzoek naar succesfactoren voor lokaal vaccinatiebeleid. Om meer zicht te krijgen op factoren, die de vaccinatiegraad beïnvloeden, en mogelijkheden om toegankelijkheid van vaccinatiezorg te verbeteren voert het RIVM in het kader van de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» verschillende actielijnen uit. Zo wordt er ingezet op het optimaliseren van het landelijke communicatiemateriaal en scholingsmaterialen voor JGZ professionals en wordt er epidemiologisch en sociaalwetenschappelijk onderzoek gedaan. De inzichten uit deze actielijnen moeten gemeenten, de lokale JGZ organisaties, die namens hen het vaccinatiebeleid uitvoeren, en het RIVM handvatten bieden om de vaccinatiegraad te verhogen.
In 2023 is het RIVM het sociaalwetenschappelijk onderzoeksprogramma SocioVax gestart. Het afgelopen jaar heeft literatuuronderzoek plaatsgevonden en zijn gesprekken gevoerd met JGZ-organisaties over communiceren over en aanbieden van vaccinaties. De eerste inzichten van dit onderzoeksprogramma komen in de loop van 2024. Vanaf dat jaar wordt samen met uitvoerende organisaties gekeken naar mogelijkheden om vaccinaties voor verschillende groepen in de samenleving toegankelijker te maken. Het doel is geleerde lessen uit het onderzoek direct te laten landen in de uitvoering.
Allereerst wil ik graag opmerken dat de vaccinatiegraad niet «steeds dalende» is geweest. Sinds de COVID-19-pandemie blijft de vaccinatiegraad inderdaad iets achter, terwijl er daarvoor juist weer sprake was van een toename na een eerdere daling. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er een causaal verband is tussen de herziene Wet publieke gezondheid (Wpg) en de ontwikkeling van de vaccinatiegraad. De vaccinatiegraad is niet volledig maakbaar vanuit de overheid. Mensen maken uiteindelijk zelf de keuze of zij een vaccinatie wel of niet willen halen. Het beleid vanuit VWS is erop gericht een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad te bereiken, waarvoor middelen via het Gemeentefonds beschikbaar zijn gesteld. Het college van B&W legt verantwoording af over de uitvoering en besteding aan de lokale gemeenteraad. De JGZ zal financiële verantwoording moeten afleggen aan gemeenten voor de besteding van deze middelen.
VWS heeft gelet op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en gemeenten geen overzicht van de verdeling van middelen, die gemeenten via het Gemeentefonds beschikbaar stellen aan JGZ-organisaties. VWS is stelselverantwoordelijk voor de Wet publieke gezondheid (Wpg). Gemeenten zijn op grond van deze wet verantwoordelijk voor het laten uitvoeren van het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg, het prenataal huisbezoek en het Rijksvaccinatieprogramma door een JGZ-organisatie. Deze taken kan een gemeente in zijn geheel of gedeeltelijk bij een GGD beleggen, maar ook bij een andere organisatie, zoals een gemeentelijke dienst of private organisatie. De gemeente ontvangt voor het laten uitvoeren van deze taken een bijdrage van het Rijk via het Gemeentefonds. Voor de middelen, die via het Gemeentefonds beschikbaar komen, geldt beleids- en bestedingsvrijheid.
In onderstaande tabel zijn de overgehevelde bedragen aan het gemeentefonds wat betreft het RVP weergegeven. Er is, zoals aangegeven, geen inzicht in welk bedrag gemeenten aan het RVP uitgeven.
Vaccinaties
2021
2022
2023
2024
Uitvoering RVP (incl. informed consent)
31,7 mln.
31,7 mln.
31,7 mln
31,7 mln
MenACWY-vaccinatie
3,8 mln.
3,8 mln.
3,8 mln.
3,8 mln.
HPV-jongens
–
2,8 mln.
2,8 mln.
2,8 mln.
Maternale kinkhoestvaccinatie
–
–
–
4,4 mln.
De vragen van het lid Tielen (VVD) over het bericht «Zeeuwse GGD wil actie van gemeenten tegen lage vaccinatiegraad kinderen» (2023Z19691) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat afstemming ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.