Ingediend | 24 juli 2023 |
---|---|
Beantwoord | 22 september 2023 (na 60 dagen) |
Indiener | Wybren van Haga (BVNL) |
Beantwoord door | Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht rechtspraak strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z13879.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-41.html |
Zoals ik in de eerdere beantwoording ook aangaf, kan ik geen uitspraken doen over specifieke VOG-aanvragen.2 Bij de VOG-beoordeling wordt beoordeeld of het justitiële verleden van iemand een bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving. Bij een VOG-aanvraag wordt het justitiële verleden van de VOG-aanvrager beoordeeld aan de hand van de functie die de aanvrager wil gaan vervullen. Justis raadpleegt hiervoor het Justitieel Documentatiesysteem (JDS). Naast justitiële gegevens kan Justis ook bij het openbaar ministerie inlichtingen inwinnen over strafzaken, als dit voor de beoordeling van de VOG-aanvraag noodzakelijk wordt geacht (artikel 36, derde lid, Wjsg). Justis doet dit als uit de gegevens in het JDS onvoldoende de context blijkt van die gegevens. Of er inlichtingen worden ingewonnen, is aan Justis om te bepalen.
Zie antwoord vraag 1.
Nee. Zoals ik in de eerdere beantwoording heb aangegeven is er binnen het proces van de VOG-beoordeling geen ruimte voor eventuele beïnvloeding of instructies door derden.3
Zoals in eerdere beantwoording aangegeven4 ben ik niet bekend met enige afstemming tussen de door u genoemde instanties.
In het algemeen kan worden opgemerkt dat Justis inlichtingen kan inwinnen bij het openbaar ministerie over (lopende) strafzaken. Justis doet dit enkel ten behoeve van de duiding van aangetroffen justitiële gegevens.
Ten aanzien van de quarantaine kan ik in algemene zin opmerken dat gedurende de coronapandemie er in die periode sprake is geweest van een zogenaamde inkomstenprocedure voor nieuwe justitiabelen om verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk tegen te gaan. Plaatsing in quarantaine was in bepaalde gevallen onderdeel van deze procedure.5
Zie antwoord vraag 4.
Ik deel, zonder daarmee een oordeel te geven over de onderhavige casus, de opvatting dat het niet tot de taak van een directeur van een PI behoort om politiek te bedrijven. Ik ga ervanuit dat u met het antwoord van de PI doelt op de e-mail die door de directeur van de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet, is gezonden aan het lid Van Haga op 28 maart 2022. Daarin heeft de directeur aangegeven dat dhr. Van Haga van harte welkom is in de inrichting om een aldaar verblijvende gedetineerde te bezoeken. Daarbij is randvoorwaardelijk dat de gedetineerde hiertoe het initiatief neemt. De directeur heeft hem geïnformeerd dat hij, als lid van de Tweede Kamer, volgens de Penitentiaire beginselenwet behoort tot de groep van geprivilegieerd bezoek en toegang heeft tot de gedetineerde op de in de huisregels vastgestelde tijd en plaats (art. 38.7 PBW). Het is daarmee niet zo dat leden van de Tweede Kamer te allen tijde toegang hebben tot een gedetineerde. Deze toegang is beperkt tot de reguliere bezoekuren.
Tijdens één van de genoemde momenten is een lid van de Tweede Kamer toegang tot de inrichting verleend, maar nadat bleek dat niet de juiste procedure was gevolgd omdat dit buiten de reguliere bezoekuren was, is het lid verzocht de inrichting te verlaten.
Zie antwoord vraag 6.
Hoewel ik niet kan ingaan op individuele casuïstiek, kan ik in algemene zin aangeven dat informatieverstrekking vanuit DJI aan het GRIP zijn grondslag heeft in de beheersbevoegdheid die de directeur van de inrichting ontleent aan de Beginselenwetten, waarbij het onder meer gaat om orde- en veiligheidsbelangen en de voorkoming of de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Informatieverstrekking vanuit het GRIP aan de directeuren van de inrichtingen en aan DJI vindt zijn juridische grondslag in artikel 4:3, eerste lid, sub c, van het Besluit politiegegevens, juncto artikel 18, eerste lid van de Wet politiegegevens.
De door het GRIP ontvangen informatie wordt door het GRIP opgeslagen, bewerkt en veredeld en waar nodig gedeeld met de daartoe geautoriseerde partijen. Na onderzoek rapporteert het GRIP indien nodig zijn bevindingen aan de directeur in de vorm van een GRIP-rapport. Het GRIP-rapport komt tot stand onder verantwoordelijkheid van de Officier van Justitie van het Landelijk Parket.
Zoals in eerdere beantwoording aangegeven6 wordt de Minister van Justitie en Veiligheid door het openbaar ministerie op hoofdlijnen geïnformeerd over het verloop van bepaalde strafrechtelijke onderzoeken voor zover de Minister dit nodig heeft, zoals wettelijk is geregeld in artikel 129 Wet op de rechterlijke organisatie. Door de Minister te informeren over de hoofdlijnen van een strafzaak – zoals een arrestatie – wordt zij in staat gesteld haar politieke verantwoordelijkheid te nemen voor de gedragingen van het openbaar ministerie. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft echter geen enkele betrokkenheid bij de inhoudelijke afwegingen die het openbaar ministerie in zaken maakt.
Het oriënterend onderzoek dat door het openbaar ministerie was ingesteld, waarnaar u verwijst, was eind januari 2022 al publiekelijk bekend. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft zich in haar tweet van 1 februari 2022 in persoonlijke bewoordingen uitgelaten over wat zij vindt van uitspraken die gedaan zouden zijn door de heer Engel, zonder daar strafrechtelijke kwalificaties op los te laten. Het is aan het openbaar ministerie om de strafrechter te vragen juridisch over de uitspraken van de heer Engel te oordelen.
Zie antwoord vraag 10.
Zie antwoord vraag 10.
Uit uw vraag kan ik niet opmaken in welke antwoorden de door u genoemde zinsnede zou worden genoemd waardoor het antwoord op deze deelvraag onbeantwoord moet blijven. Voor de overige deelvragen verwijs ik u naar eerdere beantwoording en het daarin genoemde Kamerstuk 2001/02, 28 362, nr. 2 waarin nader wordt ingegaan op de reikwijdte van artikel 68 Grondwet.7
Zowel voor wat betreft de NCTV als voor het openbaar ministerie en de Minister van Justitie en Veiligheid verwijs ik u naar de beantwoording van uw eerdere vragen.8
Het is mij verder niet duidelijk welke personen of instanties u bedoelt waardoor ik uw laatste deelvraag niet kan beantwoorden.
De suggestie die in de vragen besloten ligt, herken ik niet. Wat betreft de referenties naar het LIMC, verwijs ik naar eerdere antwoorden van het kabinet hierover.9 De NCTV heeft de heer Engel en/of de stichting Viruswaarheid niet in de gaten gehouden, gemonitord of gevolgd.10 De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen in het openbaar geen uitspraken over de wijze waarop zij hun wettelijke taken uitvoeren.
Zie antwoord vraag 15.
Zie antwoord vraag 15.
Nee.
Ik was niet bekend met de in vraag 19 genoemde tweets of het door u aangehaalde artikel van Vandaag Inside van 1 februari 2023. Het is niet aan mij om in te gaan op wijze waarop Vandaag Inside aan zijn informatie komt en wanneer zij overgaan tot het publiceren daarvan. Mij is niet gebleken van een mediacampagne van het OM – in welke vorm dan ook – tegen de heer Engel.
Zie antwoord vraag 19.
Zie antwoord vraag 19.
Iedereen is vrij om een aangifte in te trekken of door te zetten, ik heb daar als Minister geen rol in en zal dan ook niet verder ingaan op uw vraag.
Ik was niet bekend met de door u aangehaalde vragen die op 9 januari 2022 zouden zijn geuit.
De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen in het openbaar geen uitspraken over de wijze waarop zij hun wettelijke taken uitvoeren.
Hiermee was ik niet bekend.
Voor het archiveren en het gemakkelijk terugvinden van meldingen die het openbaar ministerie naar mijn ministerie stuurt op grond van artikel 129 Wet op de rechterlijke organisatie zijn digitale mappen aangemaakt. De map «bekende Nederlanders» was onderdeel van een mappenstructuur die in 2022 gebruikt is om dergelijke meldingen te archiveren. Van het «illegaal in de gaten houden van burgers» is geen sprake.
Het is niet aan de Minister van Justitie en Veiligheid als stelselverantwoordelijke of aan mij om in te gaan op individuele casuïstiek onder andere vanwege de privacygevoelige en operationele informatie die dit kan omvatten.
In zijn algemeenheid is het zo dat de politie als taak heeft de strafrechtelijke rechtshandhaving en het handhaven van de openbare orde. Het is noodzakelijk dat de politie informatie verzamelt om deze taken uit te kunnen voeren. Dit doet de politie onder andere op basis van artikel 3 van de Politiewet 2012, mits de vergaring niet meer dan een geringe inbreuk maakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Hierover heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer uitgebreider geïnformeerd in het Halfjaarbericht politie van juni jl.11 Het vergaren van informatie voor deze doelen is als zodanig dan ook niet illegaal en de Minister van Justitie en Veiligheid herkent zich niet in het beeld dat met deze vraagstelling wordt geschetst.
Burgers kunnen, wanneer zij hiertoe aanleiding zien, gebruik maken van het zogenaamde «inzage en correctierecht». Dat betekent dat burgers een schriftelijke aanvraag kunnen doen bij politie om een overzicht van persoonsgegevens die de politie over hen heeft vastgelegd. Als een burger van mening is dat de opgeslagen informatie onjuist is, kan er een correctieverzoek worden ingediend. Vanwege privacyredenen kan iemand alleen voor zichzelf een inzage en/of correctieverzoek doen. Via de politiewebsite zijn de contactgegevens van de privacydesks per regio te vinden.12
Zie antwoord vraag 27.
Zie antwoord vraag 27.
Zie antwoord vraag 27.
Hierbij deel ik u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga), van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over de zaak Willem Engel (ingezonden 24 juli 2023) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.