Ingediend | 19 juli 2023 |
---|---|
Beantwoord | 25 september 2023 (na 68 dagen) |
Indiener | Barbara Kathmann (PvdA) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
Onderwerpen | ouderen sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z13830.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-51.html |
Ja.
Ja.
Het gebaar van erkenning voor Surinaamse ouderen ziet niet op een vorm van compensatie voor de onvolledige AOW-opbouw. Het gebaar van erkenning voor ouderen van Surinaamse herkomst ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van deze groep. Het gaat daarbij onder andere om de verwachtingen die zijn ontstaan rondom het onafhankelijkheidsproces van Suriname en de komst van deze groep naar Nederland met het oog op de Toescheidingsovereenkomst. Aan de onafhankelijkheid van Suriname zijn langdurige en intensieve onderhandelingen voorafgegaan. Bij andere landen hebben andere onafhankelijkheidsprocessen plaatsgevonden.
De unieke samenloop van omstandigheden van deze groep Surinaamse ouderen heeft bijgedragen aan hun verwachtingen en het door hen ervaren leed. Het is juist deze combinatie van omstandigheden die maakt dat deze groep zich in een andere positie bevindt dan andere groepen en rijksgenoten die zich op enig moment in Nederland hebben gevestigd, zoals ook beschreven door de commissie Sylvester.
Het gebaar van erkenning voor Surinaamse ouderen ziet niet op een vorm van compensatie voor de onvolledige AOW-opbouw. Het gebaar van erkenning ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van deze groep ouderen van Surinaamse herkomst. Het gaat daarbij om de verwachtingen die zijn ontstaan rondom het onafhankelijkheidsproces van Suriname, en de komst van deze groep naar Nederland met het oog op de Toescheidingsovereenkomst.
Bij andere landen die onderdeel waren van het Koninkrijk der Nederlanden hebben andere onafhankelijkheidsprocessen plaatsgevonden en heeft dit niet tot vergelijkbare verwachtingen geleid. Daar is geen of in mindere mate sprake geweest van langdurige en intensieve onderhandelingen om afspraken te maken over nationaliteitskeuze. Zo is bijvoorbeeld bij de overdracht van Nieuw-Guinea aan de Verenigde Naties en later aan Indonesië geen Toescheidingsovereenkomst gesloten.
In mijn antwoorden op vragen 3 en 4 heb ik een toelichting gegeven op de verschillende relevante factoren.
Ja, ik ben bekend met dit bedrag. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in de brief van 19 augustus 2020 de onvolledige AOW-opbouw van verschillende groepen uiteengezet.1
De situatie voor ouderen uit het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea is anders dan de ouderen van Surinaamse herkomst. De wijze waarop Suriname onafhankelijk is geworden verschilt ten opzichte van Nieuw-Guinea. Tussen Nieuw-Guinea en Nederland hebben geen langdurige onderhandelingen plaatsgevonden over nationaliteit omdat Nieuw-Guinea destijds is overgedragen aan de Verenigde Naties.
De unieke samenloop van omstandigheden van de groep Surinaamse ouderen heeft bijgedragen aan de verwachtingen en het door deze groep ervaren leed. Het is de combinatie van die omstandigheden die maakt dat deze groep zich in een andere positie bevindt dan andere groepen en rijksgenoten die zich op enig moment in Nederland hebben gevestigd.
Het kabinet ziet dat er meer voormalige rijksgenoten zijn met een onvolledige AOW-opbouw in de periode dat zij buiten Nederland woonden. Het gebaar van erkenning voor Surinaamse ouderen ziet echter niet op een vorm van compensatie voor de onvolledige AOW-opbouw. Het gebaar ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van deze groep Surinaamse ouderen. Deze omstandigheden hebben samen bijgedragen aan de verwachtingen van deze groep en het door hen ervaren leed. De situatie van deze groep ouderen verschilt van andere groepen en rijksgenoten die zich op enig moment in Nederland hebben gevestigd. Compensatie voor een onvolledige AOW-opbouw voor mensen die destijds ingezetenen van het Koninkrijk der Nederlanden waren zou vergaande gevolgen hebben voor het stelsel van de AOW. Daarom is daar ook niet voor gekozen voor de Surinaamse ouderen.
Zie antwoord vraag 7.
Helaas lukt het mij vanwege het zomerreces niet om de Kamervragen van het lid Kathmann (PvdA) over een AOW-gat voor AOW-gerechtigden die enkele jaren in voormalig Nederlands Nieuw-Guinea hebben gewoond binnen de gestelde termijn van drie weken te beantwoorden. Ik streef ernaar om de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden (2023Z13830).