Ingediend | 13 juli 2023 |
---|---|
Beantwoord | 15 september 2023 (na 64 dagen) |
Indiener | Don Ceder (CU) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
Onderwerpen | internationaal internationale samenwerking organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z13670.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-3650.html |
De mensenrechtensituatie in China is en blijft zeer zorgelijk. Het kabinet spreekt deze zorgen op verschillende manieren uit en zal dit ook blijven doen. Dit gebeurt zowel publiekelijk als achter gesloten deuren en zowel bilateraal, zoals recent tijdens het bezoek van mijn voorganger aan China1, als in multilaterale fora, bijvoorbeeld via nationale en gezamenlijke verklaringen in de VN Mensenrechtenraad. Recent sprak de Europese Raad over China, met eveneens aandacht voor mensenrechten.2 Het kabinet zal verschillende instrumenten blijven inzetten. Afhankelijk van de situatie en de context zal gekeken worden welke daarin het meest effectief is.
In de EU Dual-Use Verordening zijn verschillende goederen opgenomen die gecategoriseerd worden als cybersurveillance-items. Voor de export van deze goederen komt slechts een beperkt aantal vergunningaanvragen binnen, omdat de marktleiders in de ontwikkeling, productie en verkoop van deze goederen voornamelijk in andere EU-lidstaten zijn gevestigd. Bij de afweging om een vergunning te verlenen wordt altijd nauwkeurig gekeken naar de eindgebruiker en het eindgebruik, en het daaraan gerelateerde risico dat de goederen bijdragen aan mensenrechtenschendingen. In 2022 zijn voor dergelijke goederen geen exportvergunningen aangevraagd.
De mogelijkheid tot het opleggen van een ad hoc vergunningplicht voor de uitvoer van nog niet gecontroleerde cybersurveillance-items, indien deze producten direct of indirect kunnen bijdragen aan schendingen van mensenrechten of het internationaal humanitair recht, geldt sinds de herziene EU Dual-Use Verordening op 9 september 2021 in werking is getreden. Europese verordeningen en de daarin opgenomen bepalingen gelden immers rechtstreeks in de rechtsorde van de EU Lidstaten en hebben directe werking voor burgers en lidstaten van de Europese Unie. De technisch-juridische implementatie van de dual-use verordening in Nederlandse wet- en regelgeving is afgerond in juni 2022 (Kamerbrief 22 112 nr. 3210 d.d. 6 oktober 2021).
Zoals destijds gemeld in de beantwoording op vragen over dit thema van het lid Ceder van 29 juni 2022, werd er op dat moment in EU-verband gewerkt aan de implementatie en toepassing van de wettelijke mogelijkheid tot het opleggen van een ad hoc vergunningplicht voor de uitvoer van nog niet gecontroleerde cybersurveillance-items. Deze implementatie heeft echter vertraging opgelopen, mede vanwege de focus op de oorlog in Oekraïne in de betreffende Europese exportcontrolegremia. Dit heeft zijn weerslag gehad op de verdere implementatie en toepassing van de dual-useverordening, waaronder de uitwerking van richtsnoeren op belangrijke thema’s zoals cybersurveillance. De EU richtsnoeren inzake cybersurveillance, waar Nederland actief aan bijgedragen heeft, zijn daardoor een jaar later dan eerder voorzien (31 maart jl.) door de Europese Commissie gepubliceerd voor publieke consultatie. In het laatste kwartaal van dit jaar zullen de definitieve EU richtsnoeren officieel gepubliceerd worden.
Tegelijkertijd wordt er momenteel in Nederland met prioriteit gewerkt aan een duidelijk en voorspelbaar nationaal beoordelingskader om de afweging voor het opleggen van een vergunningplicht voor de uitvoer van nog niet gecontroleerde cybersurveillance-items per geval te kunnen maken. Het kabinet voert daarnaast actief gesprekken met bedrijven waarvan bekend is dat zij in deze sector actief zijn. Bedrijven worden nadrukkelijk gewezen op de risico’s die met hun bedrijfsactiviteiten gepaard gaan. Door middel van deze aanpak worden die bedrijven aangemoedigd een weloverwogen afweging te maken of (de voorzetting van) levering van de goederen aan bepaalde eindgebruikers past binnen een adequaat compliance- en IMVO-beleid.
De OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen inzake Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen schrijven voor dat bedrijven gepaste zorgvuldigheid moeten toepassen. Dit betekent dat bedrijven risico’s voor mens en milieu in de waardeketen in kaart moeten brengen en moeten voorkomen en aanpakken. Dit is de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven. Het kabinet zet in op de totstandkoming van (Europese) IMVO-wetgeving. Totdat die wetgeving van kracht is houdt het kabinet geen toezicht op de toepassing van gepaste zorgvuldigheid door bedrijven. Nederlandse bedrijven worden wel proportioneel getoetst op onderschrijving van de OESO-richtlijnen aan de hand van een set van IMVO-criteria, indien zij gebruik willen maken van de ondersteuning van het BHOS-handelsinstrumentarium of deel willen nemen aan handelsmissies.
Daarnaast zet het Rijk ook het rijksinkoopbeleid, door middel van de Internationale Sociale Voorwaarden (ISV), in als instrument om de naleving van de OESO-richtlijnen door bedrijven te bevorderen. Voor bedrijven die aan het Rijk leveren in een van de acht geïdentificeerde risicocategorieën geldt boven de Europese drempelwaarde een contractuele verplichting om de IMVO-kaders toe te passen gedurende de uitvoering van het contract.4
De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) heeft als doel ondernemingen te stimuleren bij te dragen aan de eerbiediging van mensenrechten en milieu in hun eigen activiteiten en via hun waardeketens. De voorgestelde richtlijn verplicht ondernemingen om gepaste zorgvuldigheid toe te passen, ofwel negatieve gevolgen voor mens en milieu te identificeren, mitigeren, stoppen, voorkomen en daarover verantwoording af te leggen. Dat producten worden geproduceerd met dwangarbeid moet hierdoor worden tegengegaan.
Het Commissievoorstel voor een EU-verordening tegen dwangarbeid bevat een verbod op producten gemaakt met dwangarbeid. Als de verordening in werking treedt, kunnen producten waarvan wordt vastgesteld dat deze met dwangarbeid zijn gemaakt niet meer op de EU-markt gebracht worden of worden uitgevoerd.
In de regio Xinjiang is sprake van grootschalige arbitraire detentie van Oeigoeren en andere etnische minderheden. Ook heeft de bevolking te maken met o.a. indoctrinatie, dwangarbeid, marteling, mensonterende omstandigheden, gedwongen sterilisatie en abortus, en systematische schendingen van vrijheid van religie en levensovertuiging.
Er zijn signalen dat de onderdrukking andere vormen aanneemt. Zo rapporteerden diverse media dat veel «heropvoedingskampen» niet langer in gebruik zouden zijn en dat een deel van de gedetineerden via een formele veroordeling naar gevangeniscentra is verplaatst5 6 7. Na jaren van repressie is de bevolking dusdanig geïntimideerd dat zichtbare, openlijke controle plaats maakt voor verdere (digitale) surveillance en zelfcontrole onder blijvende dreiging van arbitraire detentie.
Zoals bekend staat de vrijheid van religie en levensovertuiging in China onder grote druk, waarbij er vanuit de overheid sterk wordt ingezet op de «sinificatie» van religie, waaronder het uitdragen van «socialistische kernwaarden». Dit geldt vooral in de door de overheid toegestane kerken die worden gecontroleerd door de patriotic religious associations. Daarbuiten ervaren Christenen in China verdere repressie van hun vrijheid van religie en levensovertuiging in de vorm van surveillancecamera’s in of rond kerken, arrestaties, strafrechtelijke vervolgingen, en gevangenisstraffen8. De situatie blijft zeer zorgelijk, er zijn geen signalen van verbetering. Het kabinet blijft China zowel bilateraal als in EU- of VN-verband aanspreken zolang de mensenrechtensituatie, inclusief die van de christelijke minderheid, daar om vraagt.