Ingediend | 30 juni 2023 |
---|---|
Beantwoord | 22 september 2023 (na 84 dagen) |
Indiener | Peter de Groot (VVD) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | bestuur huisvesting organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z12430.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-35.html |
Ja.
Het is in eerste instantie aan de corporaties zelf, en in het bijzonder de Raden van Commissarissen (RvC) om de casussen die in het onderzoek van Nieuwsuur naar voren zijn gebracht verder te onderzoeken. De Autoriteit woningcorporaties (Aw) heeft in haar rol als extern toezichthouder de casussen die naar voren zijn gekomen ook tegen het licht gehouden en hierover met de betreffende corporaties gesproken. Inmiddels heeft een aantal functionarissen zelf de conclusies uit het onderzoek van Nieuwsuur getrokken door zich terug te trekken uit hun functie of door hun vastgoedpositie te (gaan) verkopen. De Aw beoordeelt of de RvC daar waar nodig passende maatregelen neemt. Wanneer deze uitblijven kan de Aw gebruik maken van de interventies die haar ter beschikking staan.
Uit het onderzoek van Nieuwsuur komt naar voren dat bij tientallen topfunctionarissen (bestuurders en commissarissen) sprake is van vastgoedbezit. Gezien dit aantal gaat het om meer dan een incident.
Wanneer er sprake is van (de schijn van) belangenverstrengeling of wanneer topfunctionarissen bij woningcorporaties zich niet gedragen als goed verhuurder, dan schaadt dit naar mijn mening inderdaad de integriteit van de corporatiesector.
Het gaat er wat mij betreft om dat topfunctionarissen opereren vanuit een juiste houding, dat wil zeggen rekening houdend met het maatschappelijke karakter van de corporatie en met oog voor hun voorbeeldfunctie. Verder is het van belang dat topfunctionarissen elkaar daar op aanspreken. Dit is primair aan de sector zelf, en in dat licht ben ik tevreden met de aangekondigde aanscherping van de governancecode van Aedes en de Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties (VTW), waarbij voor het verhuren van woningen met een rendementsdoelstelling als uitgangspunt geldt: «Nee, tenzij». Dit is een streng uitgangspunt, dat er in de praktijk naar verwachting toe zal leiden dat er minder topfunctionarissen met een eigen commerciële vastgoedportefeuille bij woningcorporaties werkzaam zullen zijn.
De governancecode is openbaar te raadplegen en door de sector opgesteld aan de hand van vijf principes; er worden waarden en normen gehanteerd die passen bij de maatschappelijke opdracht, er wordt actief verantwoording afgelegd, het bestuur en de Raad van Commissarissen (RvC) zijn geschikt voor hun taak, de dialoog met belanghebbenden wordt aangegaan en de risico’s worden beheerst.
De aanscherping van de governancecode formuleert een scherp uitgangspunt, namelijk «Nee, tenzij». Het uitgangspunt door aanpassing van de code wordt dus dat topfunctionarissen bij woningcorporaties in principe geen eigen commercieel vastgoed bezitten, tenzij dit heel goed uitlegbaar is en er waarborgen zijn dat (de schijn van) belangenverstrengeling wordt voorkomen.
Ik ondersteun de aanscherping van de governancecode door Aedes en VTW. De verantwoordelijkheid voor de inhoud ligt bij Aedes en VTW.
Een dergelijk relatie is niet aangetoond en zal in de regel ook lastig aan te tonen zijn. Daarom gaat het ook om het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling en niet om het aantonen van daadwerkelijke verrijking of botsende belangen.
Belangenverstrengeling (of de schijn daarvan) moet te allen tijde worden voorkomen. Van topfunctionarissen van woningcorporaties, zowel bestuurders als commissarissen, mag worden verwacht dat zij de sensitiviteit hebben dat commerciële verhuur door henzelf snel kan leiden tot verstrengeling met het belang van de woningcorporatie, ook al is de verhuur niet expliciet door wet- en regelgeving verboden.
Bovendien hebben topfunctionarissen bij woningcorporaties een voorbeeldfunctie. Dat houdt ook in dat, voor zover zij eigenaar zijn van een eigen vastgoedportefeuille waarvan is vastgesteld dat deze niet in strijd is met de belangen van de woningcorporatie, zij geen onredelijke huurprijzen vragen en zich te allen tijde als goed verhuurder gedragen.
Er kan sprake zijn van botsende belangen, maar of deze zich in de praktijk daadwerkelijk hebben voorgedaan kan ik niet beoordelen. Het gaat daarom, zoals ik ook op heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 7, om het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling. Met de woningcorporaties waarover signalen bekend zijn, is de Aw in gesprek over het vastgoedbezit van bestuurders en commissarissen.
De Aw stelt bij de beoordeling van aankomende bestuurders en commissarissen vragen over mogelijke deelbelangen van de kandidaat, over de verwevenheid met andere leden van de RvC en/of bestuur en over de onverenigbaarheid met (neven)functies van de kandidaat. Ook wordt gevraagd naar beheersmaatregelen die de RvC treft om mogelijke (schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen, beëindigen of beheersen. De vragen zijn bewust open geformuleerd om te voorkomen dat door het specifiek noemen van het ene mogelijke deelbelang, andere deelbelangen onderbelicht worden.
Ondanks dat niet expliciet naar vastgoed wordt gevraagd mag van (beoogde) topfunctionarissen bij woningcorporaties worden verwacht dat zij begrijpen dat het hebben van eigen commercieel vastgoed een belang is dat kan botsen met het corporatiebelang. De functionarissen die dit niet hebben gemeld zijn hierin tekortgeschoten.
De Aw heeft de casussen die naar voren zijn gekomen zelf ook tegen het licht gehouden en hierover met de betreffende corporaties gesproken. Inmiddels heeft een aantal functionarissen zelf de conclusies uit het onderzoek van Nieuwsuur getrokken door zich terug te trekken uit hun functie of door hun vastgoedpositie te (gaan) verkopen. De Aw beoordeelt of de RvC daar waar nodig passende maatregelen neemt. Wanneer deze uitblijven kan de Aw gebruik maken van de interventies die haar ter beschikking staan.
Ten aanzien van het voorkomen van soortgelijke problematiek in de toekomst is de Aw als extern toezichthouder van mening dat de acties en maatregelen die de sector zelf in reactie op het onderzoek van Nieuwsuur neemt voldoende vertrouwen bieden. Dit past bij de principle-based uitgangspunten in de recent herziene Woningwet en het risicogericht toezicht door de Aw hierop. Hierbij ligt de focus op het bredere belang van stevig intern toezicht bij woningcorporaties om (de schijn van) belangenverstrengeling en niet-integer handelen te voorkomen. De Aw zal de komende tijd die acties blijven monitoren, maar ziet gegeven de reactie vanuit de sector vooralsnog geen reden om zelf aanvullende maatregelen te nemen. Ik ondersteun deze lijn.
Ik verwacht dat, met de aanscherping van de governancecode van Aedes en VTW, het risico op situaties als de onderhavige sterk wordt beperkt. Daarnaast onderzoekt de Aw de verschillende signalen en zal de Aw de uitvoering van de acties die de sector neemt ook blijven monitoren.
Ja.
Op 28 juni jl. zijn door het lid De Groot (VVD) vragen gesteld (kenmerk 2023Z12430) over het bericht dat commissarissen en bestuurders bij zo’n twintig woningcorporaties privéhuizen blijken te verhuren voor persoonlijk rendement. De beantwoording van deze vragen vergt meer tijd dan voorzien, en kan niet meer vóór het zomerreces aan uw Kamer worden toegezonden. Ik streef ernaar deze zo snel mogelijk na het zomerreces aan u toe te zenden.