Ingediend | 21 februari 2023 |
---|---|
Beantwoord | 16 maart 2023 (na 23 dagen) |
Indieners | Henri Bontenbal (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
Beantwoord door | Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | energie natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z03077.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-1900.html |
Ik deel de mening dat het bij de discussie over fossiele subsidies relevant is om ook te kijken naar de mate waarin externe kosten van klimaatverandering worden beprijsd. Het onderzoek van PBL is in dat kader interessant en helpt om een meer compleet beeld te krijgen van de verschillende instrumenten en de mate waarin deze zorgen dat de externe klimaatkosten terugkomen in de prijs van producten. Bijvoorbeeld in de vorm van de samenloop tussen energiebelasting, nationale CO2-heffing en de Europese ETS-prijs. Het beprijzen van CO2-uitstoot is van belang omdat daarmee zowel de producent als de koper van een product rekening houdt met de klimaatkosten van het product voor de maatschappij. Inzicht in de beprijzing van externe kosten geeft op zichzelf een completer beeld dan een geïsoleerde blik op aparte fiscale en niet-fiscale regelingen. Dit inzicht kan bovendien handvaten bieden om klimaatbeleid vorm te geven op terreinen waar die beprijzing tekort schiet. Het is overigens goed mogelijk dat een hogere beprijzing gewenst is dan de ingeschatte externe effecten. Met beprijzing poogt de overheid bepaalde gedragsveranderingen te stimuleren, wat om een hogere beprijzing kan vragen om de beoogde doelstelling te bereiken. Er kan bovendien sprake zijn van aanvullende externe effecten, zoals schade aan de luchtkwaliteit, die een hogere beprijzing rechtvaardigen. Daarnaast heeft de overheid belastinginkomsten nodig om de uitgaven te financieren wat ook een grond kan zijn voor hogere beprijzing dan de externe kosten. In het plan van aanpak voor meer transparantie in de discussie over fossiele subsidies dat ik uw Kamer heb toegezegd, zal ik naast de aparte regelingen aandacht besteden aan de samenhang tussen fossiele subsidies en de beprijzing van externe kosten.
Het PBL ging in hun analyse in 2021 uit van een ETS-prijs van 16 euro/ton CO2 voor 2018. De huidige ETS-prijs is sindsdien fors opgelopen en bedraagt momenteel meer dan 80 euro/ton. Ik deel dan ook de verwachting dat op grond van deze prijsontwikkeling het beprijzingstekort in de sectoren die vallen onder het EU-ETS kleiner zal zijn geworden. Ik zal het PBL vragen om een actualisatie van de analyse uit 2021.
De actualisatie van het rapport van PBL zal een meer actueel beeld geven van de invloed van de energiebelasting op de beprijzing van externe kosten bij aardgas en elektriciteit gebruikt door huishoudens. Daarbij is het ook relevant om te kijken naar de invloed van de belastingvermindering in de energiebelasting. Evenals het vorige kabinet heeft ook dit kabinet stappen gezet om de tariefsverhouding in de energiebelasting te verbeteren door het tarief voor elektriciteit in de eerste schijf te verlagen en het tarief op aardgas te verhogen. In reactie op de gevraagde relatie met de hoge energieprijzen verwijs ik naar de verschillende beleidsmaatregelen die het kabinet inzet om ongewenste gevolgen van die hoge prijzen in te perken zoals bijvoorbeeld het prijsplafond.
Het klopt dat de belasting op elektriciteit een generieke heffing is waarbij fysiek geen onderscheid kan worden gemaakt naar de wijze waarop deze is opgewekt. Het belangrijkste instrument om CO2-uitstoot bij opwek te beprijzen is het Europese emissiehandelsysteem EU-ETS. Daarnaast wordt duurzame opwek gestimuleerd met de subsidieregeling SDE++. Het kabinet heeft oog voor de invloed van de energiebelasting op elektrificatie. Zo zet het kabinet verdere stappen om het tarief voor elektriciteit in de eerste schijf te verlagen en gelijktijdig het tarief voor aardgas te verhogen. Tegelijkertijd is energiebesparing een belangrijk element van de transitie naar een klimaatneutrale samenleving. Bespaarde energie hoeft immers niet opgewekt te worden. Om deze reden zet de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED) lidstaten ertoe aan het energieverbruik te verminderen. Ook gericht op de energiecrisis als gevolg van de oorlog in Oekraïne, is energiebesparing nodig. Deze gewenste energiebesparing geldt ook voor het elektriciteitsgebruik. De energiebelasting zet aan tot minder en efficiënter elektriciteitsgebruik. Bij elektrificatie spelen overigens meerdere aspecten een rol. Zo wordt gewerkt aan het beschikbaar hebben van de benodigde infrastructuur en wordt elektrificatie ook gestimuleerd met subsidieregelingen.
De onderhandelingen over de herziening van de richtlijn energiebelastingen zijn nog gaande. Er is nog geen zicht op het moment waarop een akkoord zal worden bereikt. Gezien de grote verschillen tussen lidstaten in zowel welvaartsniveau als in energiesystemen blijkt het lastig om een akkoord te bereiken over een herziening die voor alle lidstaten zowel voldoende klimaatambitie heeft als kan rekenen op voldoende maatschappelijk en politiek draagvlak. Nederland zet in de onderhandelingen in op minder vrijstellingen en hogere minimumtarieven. De verhoging van de minimumtarieven zoals opgenomen in het herzieningsvoorstel is te beperkt om in Nederland te kunnen komen tot een voldoende ambitieus vlak tarief zonder dat sprake is van een hoog weglekrisico. Op dit moment is de steun bij andere lidstaten voor hogere minimumtarieven helaas beperkt. De huidige situatie op de energiemarkt helpt daarbij ook niet mee. Als er uiteindelijk een akkoord wordt bereikt op de herziening van de richtlijn zal worden bezien welke aanpassingen in de nationale energiebelasting zullen worden doorgevoerd. Los van dit traject zal worden verkend op welke wijze de degressieve tariefstructuur kan worden verminderd en andere vrijstellingen kunnen worden afgebouwd, rekening houdend met de gevolgen voor internationaal opererende bedrijven.
De energiebelasting heeft als doel om energiebesparing te stimuleren en om een budgettaire opbrengst te genereren. Daarnaast levert de energiebelasting een bijdrage aan het beprijzen van externe kosten zoals die van klimaatverandering. Het EU-ETS beprijst op dit moment de CO2-uitstoot bij grote installaties in met name de energiesector en de industrie. Daarnaast wordt in Europa gewerkt aan een verbreding van het EU-ETS naar de gebouwde omgeving en de mobiliteit. Daarbij heeft het EU-ETS als doel om voor kosteneffectieve CO2-reductie te zorgen in de EU. Als duidelijk is hoe de verbreding en aanscherping van het EU-ETS uitpakt zal worden gekeken of dit aanleiding geeft om het nationale beleid waaronder de energiebelasting in de toekomst aan te passen.
Dit onderwerp heeft de aandacht van het kabinet. Het beprijzen van deze brandstoffen kan mogelijk een bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen. Een beoordeling vergt nader onderzoek naar de economische- en milieueffecten.