Ingediend | 10 februari 2023 |
---|---|
Beantwoord | 16 maart 2023 (na 34 dagen) |
Indiener | Fleur Agema (PVV) |
Beantwoord door | Kuipers |
Onderwerpen | gezondheidsrisico's zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z02345.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-1885.html |
De maatregelen, die we getroffen hebben tegen de verspreiding van het coronavirus, hebben als neveneffect gehad dat ook andere infectieziekten zich minder makkelijk hebben kunnen verspreiden. De voorgaande twee winters vertoonden luchtwegvirussen dan ook een afwijkend patroon van wat gebruikelijk is in Nederland.2 In hoeverre de coronamaatregelen specifiek van invloed zijn geweest op de huidige aantallen RS-infecties is echter moeilijk te bepalen. In het algemeen is het zo dat de sterke stijging van het RS-virus in de winter, met een piek rond de jaarwisseling, normaal is voor de tijd van het jaar. In de winter van 2020/2021 werd het RS-virus nauwelijks gevonden, maar in de zomer van 2021 (juni/juli) was er een RS-virusepidemie en bleven de aantallen hoger dan gebruikelijk in het najaar. In het daaropvolgende winterseizoen van 2021/2022 was er geen RS-epidemie, maar bleef het aantal meldingen van het RS-virus het hele voorjaar en zomer hoog. Daarbij komt ook dat er relatief makkelijk herinfectie met het RS-virus plaatsvindt, omdat het lichaam vaak een suboptimale afweer tegen dit virus aanmaakt na infectie. Dat is niet anders dan vóór de COVID-19 pandemie.
Het RIVM geeft aan dat het RS-virus flink is rondgegaan dit winterseizoen en er gelijktijdig ook andere virussen circuleerden die luchtweginfecties veroorzaken, namelijk influenzavirussen, SARS-Cov-2, hMPV en rhinovirus. Daardoor is de druk op de zorg tijdelijk toegenomen, maar is nu weer terug naar een lager niveau. In de ziekenhuizen namen de aantallen opgenomen kinderen met RS-bronchiolitis (lage luchtweginfectie) toe. Er is geen sprake geweest van een tekort aan zorgcapaciteit. Sinds de eerste week van 2023 daalt het aantal infecties weer en dit zien we ook in de cijfers van de ziekenhuizen van het aantal opnames bij kinderen met RS.
Ja, ik neem aan dat u duidt op de toename van Groep A-streptokokkeninfecties (GAS), waarover ik uw Kamer op 10 februari jl. heb geïnformeerd.4 In deze Kamerbrief meld ik dat GAS-infecties regelmatig voorkomen bij mensen, vooral bij kinderen. Meestal verlopen ze onschuldig. De infectie kan invasief verlopen en doordringen in onderliggend weefsel of de bloedbaan, en daar o.a. het afsterven van weefsel tot gevolg hebben. Sinds het voorjaar van 2022 is het aantal meldingen van ernstigere invasieve GAS-infecties hoog ten opzichte van eerdere jaren. Dit gold met name voor kinderen tussen 0 en 5 jaar. In december 2022 is ook het aantal meldingen bij volwassenen sterk gestegen. Daarom is na overleg met deskundigen besloten om de meldingsplicht betreffende invasieve GAS-infecties uit te breiden naar meer ziektebeelden dan voorheen. De GGD kan dan ter preventie antibiotica geven aan huisgenoten van iemand met een invasieve GAS-infectie. Door deze uitbreiding in de meldingsplicht zijn er in 2023 meer meldingen binnengekomen. Uiteraard houden we deze aantallen goed in de gaten en nemen indien nodig aanvullende maatregelen.
Het is niet bekend waar de toename van Groep A-streptokokkeninfecties precies door wordt veroorzaakt. Mensen met een infectie met een virus, zoals het griepvirus of de waterpokken, hebben een grotere kans om een ernstige infectie met groep-A-streptokokken te krijgen. Het kan zijn dat meer mensen vatbaar zijn voor de bacterie of voor die virussen, omdat ze de afgelopen jaren door de coronamaatregelen hier minder aan zijn blootgesteld. Daarnaast is het type GAS-bacterie dat nu opkomt anders (M1UK) dan voorheen.5
Het klopt dat de coronamaatregelen ook de verspreiding van andere luchtwegvirussen dan SARS-Cov-2 tegengaan. Dat maakt dat mensen vatbaarder kunnen zijn voor bepaalde virussen, omdat ze de afgelopen jaren door de coronamaatregelen hier minder aan zijn blootgesteld.
Uit het RIVM rapport «de Staat van Infectieziekten»6 bleek dat in de periode 2020–2022 voor 8 verschillende pathogenen gedurende de periode van coronamaatregelen een daling in aantallen meldingen zichtbaar was. Dit betrof met name respiratoire infecties (seizoens-coronavirussen (non-SARS-CoV-2 coronavirussen), humaan metapneumovirus (hMPV), influenza, respiratoir syncytieel (RS) virus en parainfluenzavirus (type 2 en 4)) en daarnaast rotavirus (darminfectie) en ook bacteriële infectie door eerdergenoemde Groep A-streptokokken. Na de versoepeling van de coronamaatregelen was er een zichtbare toename van meldingen van deze infecties. Inmiddels lijkt voor de virale infecties (influenza, RS) het seizoenspatroon weer richting het gebruikelijke patroon van voor de coronapandemie te verschuiven.
Het ophogen van de IC-capaciteit naar het Europese gemiddelde is geen oplossing voor de hoge vraag naar IC-zorg tijdens een pandemie. Zoals reeds vermeld in mijn brief aan uw Kamer van 16 september jl.7 zijn, in lijn met de motie van de leden Westerveld en Kuiken8 en het advies van de NVIC en V&VN IC, in het Integraal Zorgakkoord (IZA) afspraken gemaakt over opschaling tot 1150 IC-bedden. Hoe deze opschaling in zijn werk gaat is beschreven in het LNAZ-opschalingsplan, dat ik op 10 februari jl. aan uw Kamer heb verzonden.
Zie antwoord vraag 4.
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld10, is dankzij de subsidieregeling IC-opschaling geïnvesteerd in de benodigde apparatuur en inventaris om in geval van nood te kunnen opschalen tot maximaal 1.700 IC-bedden. Van ziekenhuizen wordt verwacht dat zij deze infrastructuur in stand houden.
In het herijkte plan zijn daarnaast de adviezen van het expertteam COVID-zorg in ziekenhuizen meegenomen. Het plan concentreert zich niet langer alleen op de ziekenhuizen, maar beschrijft op hoofdlijnen hoe samenwerking in de zorgketen kan bijdragen aan het optimaal organiseren van de gehele zorgketen waardoor meer (COVID-19)patiënten geholpen kunnen worden voordat zij op de IC terecht komen. Mocht de druk op de IC desondanks toch weer oplopen, dan heb ik het vertrouwen dat de zorg er alles aan zal doen om de benodigde capaciteit te leveren.
In lijn met het herijkte LNAZ opschalingsplan spreken we van een operationele basiscapaciteit van 999 IC-bedden. Dit getal is conform het overzicht in de staatscourant12, vastgesteld ten behoeve van de subsidieregeling IC-opschaling in 2021.
In geval van een oplopende zorgvraag kunnen ziekenhuizen flexibel opschalen tot 1150 operationele IC-bedden. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld13 zijn hiervoor in het IZA middelen beschikbaar gesteld. Wanneer de zorgvraag vervolgens afneemt, zakt het aantal operationele IC-bedden terug naar 999. Indien IC-bedden moeten worden opgeschaald kan het voorkomen dat dit ten koste gaat van andere zorg. Afschaling van zorg wordt zoveel als mogelijk voorkomen door het anticiperen op een veranderende zorgvraag en/of zorgaanbod, bijvoorbeeld door het spreiden van patiënten.