Ingediend | 30 december 2022 |
---|---|
Beantwoord | 16 januari 2023 (na 17 dagen) |
Indiener | Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
Beantwoord door | Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
Onderwerpen | belasting financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z26449.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-1272.html |
Ja. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 18 oktober 20221 komt de essentie van deze elementen in de vijf te onderzoeken stellingen in het interne onderzoek aan de orde. Dit interne rapport is vertrouwelijk bij uw Kamer ter inzage gelegd. De externe deskundigen hebben dit onderzoek gevalideerd en hun validatie is als openbaar document in december 2022 aan uw Kamer aangeboden2.
Het onderzoeksrapport heeft betrekking op het handelen van de Belastingdienst bij de uitvoering van diverse (internationale) fiscale regels met betrekking tot Uber. Het bevat hiermee informatie die is opgekomen bij de uitvoering van de belastingwet of in het kader van de wederzijdse bijstand tussen staten en die onder de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en artikel 28 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIBB) valt. Gegeven de doelstelling en de vormgeving van deze artikelen, kan het onderzoeksrapport vanwege de geheimhoudingsplicht niet openbaar gemaakt worden. Hierbij wil ik benadrukken dat de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht veel breder is dan alleen persoonsgegevens van medewerkers en concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens; de wettelijke geheimhoudingsplicht ziet op al hetgeen in het kader van de uitvoering van de belastingwet opkomt of blijkt en betreft hiermee onder meer de gehele fiscale behandeling van een individuele belastingplichtige en alle schriftelijke en mondelinge contacten met die belastingplichtige. Op de ontheffingsmogelijk van artikel 67, derde lid, AWR ga ik in bij het antwoord op vraag 3.
Bij de totstandkoming van artikel 67 AWR in zijn huidige vorm is met betrekking tot de ontheffingsmogelijkheid van het derde lid in de memorie van toelichting4 aangegeven dat deze bedoeld is voor drie situaties:
Als voorbeelden van deze laatste categorie werden hierbij onder andere de gegevensverstrekking aan een niet-bestuursorgaan dat een financiële bijdrage wilde betalen aan ondernemers die getroffen waren door de vuurwerkramp in Enschede en de gegevensverstrekking ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of de voorbereiding van toekomstige wetgeving genoemd. Recent is ook van de ontheffingsmogelijkheid gebruik gemaakt ten behoeve van de naleving van de EU-sancties tegen Rusland.5
In deze gevallen gaat het om de informatieverstrekking aan een specifieke persoon of instelling voor een bepaald doel. Openbaarmaking van het onderzoeksrapport valt niet onder één van de hiervoor genoemde categorieën. De ontheffingsmogelijkheid is ook niet bedoeld voor het – voor iedereen – openbaar maken van gegevens over de fiscale behandeling van individuele belastingplichtigen of voor het mogelijk maken van een publieke discussie hierover. Doel en strekking van artikel 67 AWR en de vertrouwelijkheid van fiscale gegevens verzetten zich hier tegen. Hierbij is van belang dat de fiscaliteit een zeer strikte geheimhoudingsverplichting kent. Om uw Kamer toch kennis te laten nemen van het onderzoek, is er op basis van de afweging met het inlichtingenrecht van de Kamer voor gekozen om de stukken wel vertrouwelijk ter inzage te leggen in uw Kamer.
Die mening deel ik niet. Naar de berichtgeving over Uber heeft een uitgebreid intern onderzoek plaatsgevonden dat is gevalideerd door externe onafhankelijke deskundigen. De uitkomst van deze validatie is openbaar gemaakt. Tevens heb ik dit onderzoek vertrouwelijk bij uw Kamer ter inzage gelegd. Samen met de komende briefing wil ik de Kamer hiermee zo goed mogelijk in staat stellen om tot een afgewogen oordeel te komen over de thema’s die in dit dossier aan de orde zijn.
De volgende beweringen zijn onderzocht:
Voor het onderzoek naar de stellingen zijn eerst alle informatie(bronnen) als geheel verzameld en beoordeeld. Bij de behandeling van de verschillende stellingen heeft de onderzoeksgroep in de rapportage per stelling aangegeven welke feiten zij relevant acht.
Voor alle genoemde stellingen zijn de volgende bronnen geraadpleegd:
In de opdrachtverlening aan de externe deskundigen is gevraagd om te beoordelen of het interne onderzoek juist en gedegen is, zowel procesmatig als inhoudelijk6. De inhoudelijke toetsing ziet op de bevindingen, juridische duiding en conclusies van het interne onderzoek, waarin alle stellingen onderzocht zijn. Ook zijn de opzet, aanpak en uitvoering van het interne onderzoek getoetst. Als onderdeel daarvan hebben de externen ook de bevindingen en oordelen van de interne onderzoeksgroep inzake de vijf stellingen getoetst. Dit is een intensief en interactief proces tussen de onderzoeksgroep en de externen geweest. Ik verwijs daarvoor ook naar mijn reactie van 1 december 20227 aan uw Kamer op vragen met betrekking tot het schriftelijk overleg d.d. 16 november 2022. De vormgeving van de rapportage is aan de externen zelf. In de briefing kan dit verder aan de orde komen.
In de rapportage van de externe deskundigen geven zij aan dat het interne onderzoek naar Uber juist en gedegen is geweest en dat de conclusies worden gedragen door de bevindingen. De externe deskundigen onderschrijven daarmee de conclusies van het interne onderzoek per stelling. De conclusies kunnen in de briefing aan de orde komen. Ik verwijs ook naar het antwoord op vraag 6.
Om de objectiviteit en gedegenheid van het interne onderzoek te kunnen borgen, is het interne onderzoek getoetst door externen onafhankelijk van de Belastingdienst. Externen die geen directe banden met commerciële advieskantoren onderhouden, en beschikken over kennis van de materie en de internationale context. Daarnaast is het interne onderzoek uitgevoerd door verschillende specialisten op het gebied van controle, formeel recht, klantcoördinatie, multilaterale controle en inlichtingenuitwisseling, die bovendien niet in die periode bij het dossier betrokken zijn geweest. Andere overwegingen die bij de keuze voor een intern onderzoek een rol hebben gespeeld zijn onder andere dat de informatie zeer vertrouwelijk is (bedrijfsinformatie én de uitwerking van de uitvoeringsstrategie) en het feit dat voor een juiste duiding daarvan specifieke expertise van verschillende vakgebieden en kennis van de complexiteit, ook in de internationale context (o.a. van een MLC en inlichtingenuitwisseling) noodzakelijk is. Daarnaast is het zeer lastig voor externen om te weten waar ze moeten zoeken en waarnaar; het betreft namelijk honderden documenten en veel verschillende systemen waar informatie uitgehaald moet worden. Dit betekent dat ook ingeval van een extern onderzoek de onderzoekers afhankelijk zijn van het ontsluiten van de informatie door de Belastingdienst, aangezien de informatie decentraal in de verschillende systemen is opgeslagen. Tot slot is het zeer lastig voorstelbaar dat externe commerciële partijen toegang krijgen tot stukken van andere landen die vallen onder de interstatelijke geheimhoudingsverplichting, zoals verankerd in de Europese richtlijnen en belastingverdragen. Hoewel niet doorslaggevend kon in deze opzet direct worden gestart met het onderzoek zodat snel duidelijkheid gegeven kan worden.
Bij dit onderzoek is daarom expliciet om een toetsing door externe deskundigen van de aanpak, proces en inhoud van het onderzoek gevraagd.
Het interne onderzoek is uitgevoerd door medewerkers die in die periode niet betrokken zijn geweest bij de casus. Dit interne onderzoek is ook gevalideerd door externe deskundigen. De mogelijkheid van disciplinaire maatregelen en/of strafrechtelijke vervolging hebben hierbij geen rol gespeeld. Overigens zouden bij een extern onderzoek deze consequenties ook hebben gespeeld. Ook dan zouden verklaringen belastend kunnen werken. Ik verwijs ook graag naar mijn antwoorden op vragen 6, en 8 en met name 11.
Nee. Dit heeft geen rol gespeeld bij de interne onderzoeksgroep. Het onderzoek heeft een veelheid aan andere objectieve informatie en documenten opgeleverd dat voor de interne onderzoeksgroep en de externen voldoende basis leverde om hierop hun conclusies te baseren. Herinneringen van de betrokken medewerkers hadden in deze context en gezien ook het tijdsverloop een beperkte toegevoegde waarde.
Er zijn wel interviews met de direct betrokken Belastingdienstmedewerkers afgenomen en er heeft hoor en wederhoor plaatsgevonden. De verslagen daarvan maken onderdeel uit van het interne rapport (bijlagen), waarvan uw Kamer vertrouwelijk kennis kan nemen. Ook de externe deskundigen hebben daar tijdens het proces kennis van genomen.
Zoals ik in mijn reactie van 1 december 20229 aan uw Kamer op vragen met betrekking tot het schriftelijk overleg d.d. 16 november 2022 heb aangegeven, heb ik er vertrouwen in dat de externe deskundigen de toetsing van het onderzoek zorgvuldig en deskundig hebben gedaan. Er heeft een intensief en interactief proces met de interne onderzoeksgroep plaatsgevonden, waarbij ook de aanpak en opzet van het onderzoek aan de orde is geweest. De onderzoeksgroep heeft in dit interactief proces ook op verzoek van de externe deskundigen aanvullende werkzaamheden uitgevoerd. De externe deskundigen geven aan geen vooringenomenheid van de Belastingdienst te hebben ervaren bij en tijdens het onderzoek.
Om uw Kamer zo volledig mogelijk inzicht te geven in de feiten, omstandigheden, documenten en conclusies is de validatie van de externe deskundigen aan uw Kamer toegestuurd en is het interne rapport met alle bijlagen vertrouwelijk ter inzage gelegd. Op 18 januari aanstaande geven mijn ambtenaren een openbare technische briefing aan uw Kamer, waarin de resultaten van het onderzoek aan de orde komen; dit met in achtneming van artikel 67 AWR en de internationale bepalingen rondom geheimhouding. Indien er nadien nog vragen of verzoeken zijn, ben ik graag bereid daarover met uw Kamer van gedachten te wisselen.
Het was nadrukkelijk niet de opdracht om een onderzoek te doen, maar om een validatie uit te voeren. De externe deskundigen hadden op basis van de opdrachtverlening alle ruimte om al hetgeen dat zij nodig achtten voor de validatie te doen en te vragen. Dit hebben zij ook gedaan. Hun tussentijdse bevindingen, vragen en verzoeken zijn ook in verslagen vastgelegd. Zo zijn er op hun verzoek ook documenten en informatie in het onderzoek betrokken die initieel buiten de scope van de onderzoek(speriode) vielen.
De externen deskundigen hebben aangegeven dat het zelf doen van bevindingen zinvol is als zij gaandeweg het proces het vermoeden hadden gekregen dat er zaken niet of onvoldoende belicht of onjuist beoordeeld zouden zijn. Uit het onderzoekswerk van de interne onderzoeksgroep hebben zij dit vermoeden niet gekregen. De enkele lacunes die zij in eerste aanleg meenden te zien zijn vervolgens in het interactieve proces door de interne onderzoeksgroep of aangevuld of verklaard. Het overdoen van het werk dat al door de interne onderzoeksgroep is gedaan achtten zij dan ook van weinig toegevoegde waarde. Dit geldt ook voor het nogmaals interviewen van de direct betrokken Belastingdienstmedewerkers.
Overigens bevatte het interne rapport veel duidelijke objectieve andere documenten en informatie waardoor deze interviews weinig toegevoegde waarde hadden, zeker niet gezien het tijdsverloop.
De externe deskundigen hebben als taak om te beoordelen of het interne onderzoek juist en gedegen is zowel procesmatig als inhoudelijk. De focus ligt erop of de bevindingen van het interne onderzoek de getrokken conclusies kunnen dragen. Dat hebben ze gedaan.
Het was de bedoeling het verslag van de externen ook openbaar te maken. Tegen deze achtergrond hebben de externen hun verslag zo zelfstandig mogelijk en leesbaar opgesteld maar met in achtneming van de geheimhouding van artikel 67 AWR en de internationale bepalingen rondom geheimhouding. Dat geeft dan ook zijn beperkingen voor zowel de lengte als de inhoud van het verslag. Om de transparantie te borgen is het rapport van de interne onderzoeksgroep vertrouwelijk ter inzage bij uw Kamer gelegd.
De externen hebben aangegeven dat bedoeld is het interne onderzoek naar de behandeling van Uber door de Belastingdienst.
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 16. Voorts wijzen de externen erop dat bij het formuleren van de conclusies zij, gezien het openbaar maken daarvan, rekening hebben gehouden met de geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR en internationale bepalingen rondom geheimhouding. Dit geldt ook tijdens de briefing op 18 januari. Dit doet echter geen afbreuk aan de inhoud of duidelijkheid van de conclusies van de externe deskundigen.
Met betrekking tot de precisie van het onderzoek en de gehanteerde methodologie merken de externe deskundigen het volgende op. De opdracht aan de externe deskundigen ziet erop om te beoordelen of het interne onderzoek juist en gedegen is, zowel procesmatig als inhoudelijk. Hun conclusie ziet dan ook mede op de precisie en de methodiek van het interne onderzoek.
Zoals in het rapport van de onderzoeksgroep uiteengezet is, is het onderzoek opgedeeld in 3 fases.
Voor de beoordeling daarvan is het meer ogen-principe binnen de onderzoeksgroep gehanteerd. Als er twijfel over de relevantie van de informatie was, is de informatie besproken met minstens een ander lid van de onderzoeksgroep. In gezamenlijkheid is de afweging gemaakt of het toegevoegde waarde heeft om de destijds betrokken medewerkers om een toelichting en context te vragen. Ook wanneer de feiten incompleet of onduidelijk zijn is bij de betrokkenen om een toelichting gevraagd. Alle verzoeken om toelichting zijn vastgelegd in het logboek. De toelichting is opgenomen in de verzamelde informatie. Het principe van hoor en wederhoor is hierop toegepast. Als gekozen is voor een interview heeft de betrokkene toelichting gekregen over de context van de vragen. De geïnterviewde is geïnformeerd over de aanleiding voor het interview. Daarnaast is de mogelijkheid geboden tot wederhoor door de schriftelijk geformuleerde antwoorden tegen te laten lezen aan de geïnterviewde. Na het ontvangen van de toelichting, al dan niet door middel van interview, is dit door minimaal 2 onderzoeksleden beoordeeld. Om de volledigheid van de ontvangen informatie vast te stellen heeft de onderzoeksgroep getoetst of het uiteindelijke feitencomplex een logische geheel vormt. In de gevallen waarin de schriftelijke stukken geen sluitend feitencomplex vormen heeft de onderzoeksgroep getoetst of de toelichtingen van de betrokkenen logischerwijs passen in het feitencomplex dat al bekend is.
Wat betreft de kritische confrontatie van de conclusies van het onderzoek met de berichtgevingen in de media geven de externe deskundigen aan dat de verwachtingen die Uber medewerkers hadden en de duiding die zij geven aan de feiten, naar hun oordeel niet blijkt uit feiten en documenten van de interne administratie van de Belastingdienst. Over het waarom kunnen de externe deskundigen slechts speculeren, hetgeen zij niet doen. Zij constateren dat er kennelijk een verschil in beleving c.q. perspectieven is.
De externe deskundigen merken op dat niet is vast te stellen dat iets niet heeft plaatsgevonden. In de hoofdtekst van het verslag van de externe deskundigen is het woord «hoogstwaarschijnlijk» niet teruggekomen. De bijlage bij het verslag van de externe deskundigen geeft een gedachtewisseling weer voorafgaand aan het opstellen van de hoofdtekst van de externe deskundigen. In deze bijlage van de validatie (pag. 4/5) komt wel het woord «hoogstwaarschijnlijk» terug met de conclusie dat dit woord kan worden gemist.
De externe deskundigen hebben in het rapport geen bewijzen of aanwijzingen gezien dat de fiscale geheimhoudingsregels zouden zijn overtreden. Wel hebben zij geconstateerd dat effectief weerstand is geboden aan ervaren druk van externe stakeholders en dat zo veel mogelijk informatie is gedeeld, hetgeen contra-indicaties zijn.
De externe deskundigen geven aan dat met het gepubliceerde verslag van hen, zij de opdracht hebben afgerond. In dit verslag geven de externe deskundigen aan van mening te zijn dat erop vertrouwd kan worden dat de Belastingdienst informeel maar professioneel heeft gehandeld. Zij onderschrijven de aanbevelingen over de vastlegging van afspraken en toezeggingen in klantdossiers die het rapport daarover doet. Ik vertrouw op de onafhankelijke expertise van de deskundigen en de weging die zij hebben gemaakt. Voorts wordt verwezen naar de antwoorden die hiervoor door hen zijn gegeven. Aanvullend merken zij op dat (i) in het algemeen de interne vastleggingen wel aanwezig waren en (ii) naar hun mening het belangrijkste is dat alle betrokken landen hun heffingsbelang met betrekking tot Uber hebben kunnen realiseren. Ze constateren, dat de intentie was om zoveel mogelijk te doen, niet zo weinig mogelijk en dat hieraan ook uitvoering is gegeven.
In de validatie van de externen wordt aangegeven dat de informatievoorziening vanuit Nederland aan andere betrokken staten mogelijk met enige maanden is vertraagd als onbelangrijk. Deze opmerking moet volgens de externe deskundigen worden gezien in de context van het feit dat Uber zich in het kader van een mede door Nederland geleide multilaterale controle heeft geschikt in de fiscale regels zoals die in Europese staten gelden. Ik verwijs is dit verband ook naar de toelichting van de heer Overgaauw op dit punt als onderdeel van de externe validatie (bijlage). Het meenemen van de inlichtingenverzoeken in de multilaterale controle is met instemming van de betrokken landen gebeurd en was verreweg het meest effectief.
Ik deel de mening van de externe deskundigen dan ook. In het kader van de MLC is uiteindelijk met 20 landen informatie gedeeld. Dit is een zeer omvangrijk en ingewikkeld proces. De vertraging in de aanlevering van chauffeursgegevens aan de vijf aan de MLC deelnemende landen was slechts (zeer) beperkt, uitlegbaar en verklaarbaar en niet per se te wijten aan de Nederlandse Belastingdienst.
In de briefing zal het tijdpad van de MLC en de afhandeling van alle inlichtingenverzoeken in relatie tot chauffeur gegevens met betrekking tot Uber door mijn ambtenaren – met in achtneming van de geheimhoudingsregels – nader worden toegelicht.
Voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek zijn zowel in richtlijn 2011/16/EU als in de Verordening 904/2010 termijnen opgenomen, te weten zo snel mogelijk tot respectievelijk uiterlijk 6 en 3 maanden na ontvangst van het verzoek. Beide regelingen laten ook de mogelijkheid open voor de aangezochte en de verzoekende staat om andere termijnen overeen te komen. In dit geval is sprake van nader overeengekomen termijnen, doordat inlichtingenverzoeken zijn opgegaan in de MLC. In het kader van de MLC bepalen de deelnemende landen zelf het afgesproken tijdpad met betrekking tot de inlichtingen uitwisseling.
Ik heb geen aanleiding – ook niet uit de onderzoeksresultaten – om te veronderstellen dat de uitgebreide informatieverstrekking van Uber aan de desbetreffende EU-lidstaten is. Dit geldt ook met betrekking tot het mogelijke gebruik van de verzochte informatie voor andere doeleinden dan heffingsdoeleinden
Zoals ik in mijn antwoorden van 1 december 202210 aan uw Kamer heb aangegeven bepalen de externen zelf wie zij willen raadplegen. Omwille van die onafhankelijkheid treed ik daar niet in. Los daarvan heb ik vertrouwen in de keuzes van de externen en in de ingeschakelde expert.
Dit uitgangspunt onderschrijf ik. Hij drukt daarmee een uitgangspunt uit, waarbij hij het tot de informatie die hun fiscale positie raakt, beperkt. De Belastingdienst moet zo transparant mogelijk zijn naar belastingplichtigen. Het uitgangspunt dat volledige openheid van informatie wordt gegeven om «equality of arms» te garanderen, is onder meer terug te vinden in artikel 7:4 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) (bezwaarfase), 8:42 Awb (beroepsfase). In het verlengde hiervan ligt de motiveringsplicht bij primaire besluiten (artikel 3:46 Awb). Inherent aan een uitgangspunt is dat er uitzonderingen zijn. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van gewichtige redenen (bij voorbeeld controle-strategische belangen of collusiegevaar) kan informatie (tijdelijk) worden achtergehouden. Deze uitzondering op het uitgangspunt is terug te vinden in artikel 7:4 lid 6 en 8:29 Awb. Uiteindelijk oordeelt de rechter over de vraag of geheimhouding is toegestaan.
De ingeschakelde expert heeft in zijn verslag zijn uitlating over het geven van openheid van zaken beperkt tot informatie die de fiscale positie van de belastingplichtige raakt. De fiscale geheimhoudingsplicht geldt voor die informatie niet, want die is noodzakelijk voor de uitvoering van de belastingwet (artikel 67 Awr).
De ingeschakelde expert beperkt zijn uitlating over het geven van openheid van zaken tot informatie die de fiscale positie van de belastingplichtige raakt. Voor deze informatie geldt de fiscale geheimhoudingsplicht niet, want die is noodzakelijk voor de uitvoering van de belastingwet (artikel 67 Awr). «Equality of arms» speelt niet alleen een rol in het sanctierecht, maar heeft ook haar toepassingsgebied in het fiscale bestuursrecht.
Een schending van de vertrouwelijkheid van een multilaterale controle is een ernstige zaak. Door de onderzoeksgroep en de externe deskundigen is een dergelijke schending niet geconstateerd. Ook hebben de deelnemende landen hierover geen opmerkingen gemaakt.
De multilaterale controle heeft zich voltrokken naar de maatstaven zoals in het OECD Joint Audit report12 van 2019 staat beschreven. Na het verschijnen van het eerste OESO rapport over Joint Audits in 2010 is de praktijk van de MLC’s steeds verder ontwikkeld op basis van aanbevelingen uit dat OESO rapport. Intensievere samenwerking tussen betrokken belastingdiensten en actieve betrokkenheid van belastingplichtige zijn daar onderdeel van. Deze ontwikkelingen zijn neergelegd in het later verschenen OECD rapport Joint Audits 2019, waar dit in onderdeel 5.4. kortgezegd als volgt is beschreven:
Ik deel de mening van de door de externe deskundigen ingeschakelde expert dat schending iets is dat «niet wordt gewaardeerd» en «contraproductief werkt» en dat mag dus naar mijn mening ook niet gebeuren. De kwalificatie «slechts» in de vraagstelling heeft de bedoelde expert niet gebruikt.
De interstatelijke vertrouwelijkheid brengt mee dat gegevens over een informatieverzoek betreffende of een multilaterale controle bij een individuele belastingplichtige niet openbaar worden gemaakt. De vertrouwelijkheid van een informatieverzoek of een multilaterale controle is verankerd in bilaterale en multilaterale verdragen en ziet ook op de briefwisseling tussen de betrokken bevoegde autoriteiten en de wijze waarop aan het verzoek of de controle vorm is gegeven. Daarnaast kan in dit kader sprake zijn van gegevens die in verband met de uitvoering van de belastingwet zijn verkregen waarop de geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR van toepassing is; zie ook de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4. Op basis hiervan wil ik volstaan met een verwijzing naar de algemene bevindingen van het interne onderzoek zoals die in de externe validatie zijn opgenomen. Tijdens de technische briefing zal dit nader worden toegelicht.
Op basis van de interstatelijke vertrouwelijkheid en de fiscale geheimhoudingsplicht ga ik niet publiekelijk specifiek in op een dossier met een ander individueel land en de behandeling door de Belastingdienst van een individuele belastingplichtige. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 31.
De interstatelijke vertrouwelijkheid is niet absoluut. Op basis van een afweging tussen het informatierecht van het Parlement en de geheimhoudingsplicht is de keuze gemaakt het interne onderzoeksrapport vertrouwelijk aan beide Kamers ter inzage te geven. Omdat de informatie hierin deels door andere lidstaten is verstrekt in het kader van een multilaterale controle, en de betrokken lidstaten hiervoor strikt genomen vooraf toestemming moeten geven, wordt in genoemde nota voorgesteld deze lidstaten hiervan gelijktijdig met het verstrekken van de stukken aan de Kamer in kennis te stellen. Gelet op het vertrouwelijke karakter van de inzage door uw Kamer heb ik in dit geval voor deze werkwijze gekozen.
Deze Kamervragen herinner ik. Zoals aangegeven in het schriftelijk overleg over de fiscale behandeling van Uber15 zal ik in januari de gevraagde overzichten aan uw Kamer toe sturen.
Zie antwoord vraag 34.