Ingediend | 6 oktober 2022 |
---|---|
Beantwoord | 5 december 2022 (na 60 dagen) |
Indieners | Lisa Westerveld (GL), Tom van der Lee (GL) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
Onderwerpen | hoger onderwijs migratie en integratie onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z18768.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-927.html |
Per 1 oktober 2021 waren er 363 Iraanse studenten in het mbo met als eerste of enige nationaliteit Iraans (er zijn nog geen voorlopige gegevens voor dit studiejaar voor deze sector). Per 1 oktober jl. waren er in het hbo 424 en in het wo 475 studenten met als eerste of enige nationaliteit Iraans. Dit is op basis van een voorlopige indicatieve telling. Een eerste nationaliteit wil in de praktijk zeggen dat mensen met zowel een Nederlandse of Europese nationaliteit én de Iraanse nationaliteit, niet meegeteld worden.
Voor de personeelsgegevens geldt dat onderwijsinstellingen gehouden zijn aan de privacywetgeving. Nationaliteit is een bijzonder persoonsgegeven dat niet zondermeer mag worden verstrekt. Sinds enige jaren ontvangen de koepels daarom geen informatie over de nationaliteit van de medewerkers bij hogeronderwijsinstellingen.
Ik spreek zowel de koepels als de onderwijsinstellingen zeer geregeld, ook met het oog op studentenwelzijn, onder andere over wereldwijde ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de oorlog in Oekraïne maar ook de aanhoudende protesten in Iran.
Op dit moment zijn er geen signalen dat studenten en wetenschappers uit Iran hun terugkeer uitstellen.
Studenten kunnen hiervoor terecht bij de reguliere ondersteuning die wordt geboden door studieadviseurs, studentpsychologen, studentdecanen, mentoren als ook welzijnsprogramma’s. Voor wetenschappers en andere medewerkers staat het reguliere HR aanbod tot hun beschikking. Daarnaast organiseren universiteiten en hogescholen specifieke welzijns- en informatiebijeenkomsten over de situatie in Iran. Ook zijn er buddy programma’s en Student Support Centres waar studenten geholpen kunnen worden. Hogescholen (o.a. Avans) organiseren ook lezingen over de situatie. Instellingen willen van studenten horen hoe de gebeurtenissen hen raken en welke zorgen zij hebben.
Vanuit het Erasmus+ programma zijn er in de call van 2022 enkele kleinschalige samenwerkingsprojecten toegekend tussen hoger onderwijsinstellingen in Nederland en Iran. Het betreft enkele inkomende en uitgaande stafmobiliteiten (onderzoekers en docenten). Voor zover bekend hebben de protesten hierop geen invloed gehad. Uit navraag bij de koepels zijn verder geen geformaliseerde samenwerkingsverbanden tussen Nederlandse en Iraanse instellingen naar voren gekomen.
Op basis van de laatste gegevens zijn er geen Nederlandse studenten die studeren of medewerkers die werken aan een Iraanse onderwijsinstelling.
Zie het antwoord op vraag 4.
Op 6 oktober 2022 hebben de leden Westerveld en Van der Lee (beiden GroenLinks) schriftelijke vragen gesteld over Iraanse studenten in Nederland. Tot mijn spijt is beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk, omdat het ophalen van de informatie bij de instellingen iets meer tijd nodig heeft. Ik zal de vragen zo snel mogelijk beantwoorden.