Ingediend | 28 september 2022 |
---|---|
Beantwoord | 20 oktober 2022 (na 22 dagen) |
Indiener | Laura Bromet (GL) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | natuur en milieu organisatie en beleid ruimte en infrastructuur |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z17961.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-413.html |
Ja, dat bericht ken ik.
Ik heb met interesse kennisgenomen van de berichtgeving en de informatie die is opgehaald door Binnenlands Bestuur, in samenwerking met I&O research, bij de opdrachtgevers en afnemers van IAM4 en Tercera. Daarbij is gevraagd naar de werking van het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) inclusief de lokale software, de software waar de afnemers ook opdrachtgever van zijn. Ik neem alle signalen over de inwerkingtreding van de Omgevingswet serieus. Er wordt gewerkt aan een zorgvuldige voorbereiding, zodat de Omgevingswet verantwoord inwerkingtreding kan treden.
Op verzoek van de Eerste Kamer heb ik in juni 2022 toegezegd3 een enquête onder de bevoegde gezagen te houden om inzicht te geven in de stand van zaken van de uitvoeringspraktijk. Dit onderzoek is uitgevoerd door TwynstraGudde en door de VNG, het IPO, de UvW, de rijkspartijen en de Omgevingsdiensten uitgezet bij hun achterban, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 26 augustus jl. over de toegezegde rapportages en informatie.4 De uitkomsten hiervan zijn mede onderdeel van de voortgangsbrief Omgevingswet die op 14 oktober 2022 aan uw Kamer en de Eerste Kamer is gestuurd. Daarin ga ik zoals toegezegd in op de gehele stand van zaken van de implementatie Omgevingswet.
Vanuit de uitvoeringspraktijk komen verschillende signalen. Welke dit zijn, hoe het met de achtergrond hiervan zit en wat de gevolgen op de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn, heb ik voor u uiteen gezet in de voortgangsbrief over de implementatie Omgevingswet en de daarbij behorende bijlagen. Deze brief is op 14 oktober aan uw Kamer en de Eerste Kamer gezonden.
In de door u aangehaalde berichtgeving van Binnenlands Bestuur en I&O Research zie ik dit niet een-op-een terug. Het vaststellen van een omgevingsplan gaat als volgt: een omgevingsplan en wijzigingen daarvan worden vastgesteld door de gemeenteraad. Samenwerking met andere overheden zoals de veiligheidsregio’s vindt voorafgaand aan de vaststelling van een ontwerp plaats. Dit proces wordt niet door DSO-LV of de DSO-keten ondersteund. Gemeenten organiseren, net als nu, dit proces zelf.
De afgelopen jaren hebben veel overheden geoefend met omgevingsplannen en vergunningsverlening. Vaak begint dat met eenvoudige casussen, waarna de complexiteit wordt opgebouwd. Daarnaast wordt er in diverse regio’s geoefend met de interbestuurlijke aspecten van de processen. De ambitie is dat dit in elke regio gebeurt. Interbestuurlijk oefenen, ook met het opstellen van omgevingsdocumenten, is vanwege de onderlinge afhankelijkheden, waardevol en nuttig. Ik ben er dan ook voorstander van dat dit nog meer gebeurt.
Helaas bevat het onderzoeksrapport van I&O research geen informatie waaruit kan worden opgemaakt om welke of om hoeveel bevoegde gezagen dit gaat. Ook kan niet worden opgemaakt op welke punten de ondersteuning door deze respondenten als te weinig wordt ervaren. De bestuurlijke partners bieden samen met het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet een zeer ruim ondersteuningsaanbod aan bevoegde gezagen.5 Het is denkbaar dat de bevoegde gezagen waar deze respondenten werken, moeite hebben om hierin hun weg te vinden, keuzes te maken of dat er een verschil is tussen de medewerkers die hierover al wel op de hoogte zijn, aan het oefenen en trainen zijn en welke (nog) niet. Gemeenten die vinden dat zij te weinig ondersteund worden door het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet en VNG kunnen zich uiteraard altijd melden bij hun regionale implementatie ondersteuners (RIO’s) met een verzoek om ondersteuning of om wegwijs te raken. Het is van belang dat de respondenten bij hun werkgever aangeven welke ondersteuning gemist wordt, zodat de ondersteuning met de gemeenten en de RIO’s nader vorm kan worden gegeven en afgestemd kan worden op de behoefte.
Een verandering van deze omvang kost tijd en moeite, vooral als de uitvoeringspraktijk onder druk staat. Bijvoorbeeld omdat het moeilijk is om extra mensen te vinden op de krappe arbeidsmarkt. Echter de Omgevingswet zelf is al aangenomen, en daarmee is het afzien van deze wet geen optie. Daarom pleit ik, en velen met mij, voor een duidelijke inwerkingtredingsdatum, zodat iedereen zich hierop kan richten.
De Omgevingswet biedt een stevige normerende basis met ruimte voor maatwerk waar dat nodig is. Vrijwel alle landelijke normen en regels uit het huidige recht hebben een plaats gekregen in het stelsel van de Omgevingswet. Het stelsel bevat normen ter bescherming van de leefomgeving. Die normen komen niet alleen van het Rijk, maar ook van gemeenten, waterschappen en provincies. Veel keuzes over de fysieke leefomgeving zijn een wisselwerking tussen nationaal en decentraal, waarbij een heel aantal keuzes decentraal worden gemaakt. Het gaat in het omgevingsrecht om een goed evenwicht tussen het beschermen en benutten. Dat is vaak een lokale opgave. Dit omdat er verschil is tussen bijvoorbeeld een dorp als Bruinisse en een stad als Rotterdam. Dat komt tot uitdrukking in verschillende regels van de gemeenten in hun bestemmingsplannen, straks omgevingsplannen. Elke situatie is weer anders en dat vergt beslisruimte op lokaal niveau. Je kunt beter beschermen waar dat nodig is, en meer ruimte bieden waar dat kan. Die extra ruimte kan gemeenten helpen om ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken, zoals woningbouw en duurzame energie, of om de leefomgeving extra te beschermen. Het Rijk stuurt op de decentrale regels met landelijke instructieregels. Regie en maatwerk zijn dus geen tegenpolen. Maatwerk is ook nodig voor de grote ontwikkelopgaven, zoals woningbouw en duurzame energie. Op terreinen waar het kabinet meer regie wil nemen, biedt de Omgevingswet de basis om nieuwe regels te stellen. Zo kunnen de regels en instrumenten van de Omgevingswet worden benut voor de ambities en opgaven voor de leefomgeving. Overigens zijn de ervaringen met de Crisis- en herstelwet, waaronder een aantal versnellingen, ook onderdeel van de Omgevingswet.
Conform het coalitieakkoord gaat de regering meer nationale regie voeren op grote ruimtelijke ontwikkelingen die decentrale en nationale belangen raken. Aangegeven is dat het kabinet zich zal inzetten voor een goede ruimtelijke inrichting o.a. voor het beschermen van de natuur, het tegengaan van funderingsproblematiek als gevolg van bodemdaling, het voorkomen van verrommeling en verdozing en de inpassing van de energietransitie. Daartoe wordt de NOVI aangescherpt. Met de Omgevingswet heeft het Rijk instrumentarium om de regie te nemen. Ze kan regels stellen die gelden voor decentrale overheden of die gelden voor iedereen. Als er na inwerkingtreding van de Omgevingswet hier aanpassingen of aanvullende regelingen op gewenst zijn, kan dat. De Omgevingswet draagt bij aan de aanpak van de grote maatschappelijke opgaven waar Nederland voor staat: het aanpakken van diverse problemen en opgaven in de fysieke leefomgeving in onderlinge samenhang is immers het meest effectief.
Ik heb uw vragen zo snel mogelijk beantwoord, rekening houdend met de uitkomsten van de interbestuurlijke overleggen over de stand van zaken van de implementatie van de Omgevingswet. Graag verwijs ik u tevens naar de voortgangsbrief Implementatie Omgevingswet die op 14 oktober aan uw Kamer en de Eerste Kamer is gezonden.