Ingediend | 22 september 2022 |
---|---|
Beantwoord | 14 oktober 2022 (na 22 dagen) |
Indieners | Nilüfer Gündoğan (Volt), Pieter Grinwis (CU) |
Beantwoord door | Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
Onderwerpen | belasting financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z17454.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-314.html |
Als een Nederlander langer dan tien jaar niet meer in Nederland woont, kan Nederland de erfenis niet met erfbelasting belasten.
De hoofdregel voor de heffing van erfbelasting is dat de erflater op het tijdstip van overlijden in Nederland moet wonen.1 Het gaat erom dat de erflater feitelijk in Nederland woont. Of dat zo is, wordt vastgesteld aan de hand van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval. Daarnaast kent de wet een fictiebepaling die inhoudt dat een Nederlander die nadat hij Nederland metterwoon heeft verlaten (d.w.z. hij of zij heeft geen feitelijke woonplaats meer in Nederland) nog tien jaar lang in de heffing van Nederlandse erfbelasting kan worden betrokken.2 Deze fictiebepaling strekt ertoe belastingvlucht te voorkomen. Mensen met de Nederlandse nationaliteit kunnen dus niet kortstondig in het buitenland gaan wonen en daarmee de heffing van Nederlandse erfbelasting ontgaan. Ook kan men heffing van Nederlandse erfbelasting niet ontgaan door alleen «op papier» in het buitenland te verblijven, omdat voor de beoordeling van de woonplaats beoordeeld wordt of iemand feitelijkzijn woonplaats heeft in Nederland. Pas nadat een persoon niet meer feitelijk in Nederland woont, gaat de tienjaarstermijn lopen.
Zie antwoord vraag 1.
Op deze vragen kan geen eenvoudig en eenduidig antwoord worden gegeven. Zoals uit het rapport «Inheritance Taxation in OECD Countries»3 blijkt, hebben 24 van de 36 OESO-landen een erfbelasting en zijn er 12 OESO-landen die geen erfbelasting (meer) hebben4 Daarmee is echter niet gezegd dat er in al die 12 landen geen belasting over erfenissen wordt geheven. Sommige landen merken bijvoorbeeld (een vermogenstoename door) een erfenis aan als inkomen dat met inkomstenbelasting wordt belast. Ook zijn er landen die onroerende zaken die uit een erfenis worden verkregen, belasten met overdrachtsbelasting.
De vormgeving van de erfbelasting in de 24 OESO-landen die wel erfbelasting heffen verschilt sterk wat de belastingplicht, de grondslag en de tarieven en vrijstellingen betreft. Zo is het aangrijpingspunt voor de belastingplicht vaak de nationaliteit of woonplaats van de erflater waarbij het wereldwijde vermogen in de erfbelasting wordt betrokken. Het komt ook voor dat in het land gelegen onroerende zaken van een niet-inwoner in de erfbelasting worden betrokken. Er zijn echter ook landen die erfbelasting heffen indien de woonplaats van de verkrijger zich in dat land bevindt. Wat de grondslag betreft, kennen de meeste landen een erfbelasting die geheven wordt per erfrechtelijke verkrijger over het saldo van de per verkrijger verkregen bezittingen minus schulden. De hoogte van de tarieven van de erfbelasting is erg verschillend, evenals de hoogte van de vrijstellingen voor bijvoorbeeld pensioenen en voor de verkrijger. Zo kent Nederland bijvoorbeeld een vrijstelling voor de partner van € 680.645 (2022). De meeste OESO-landen met een erfbelasting hanteren een progressief tarief dat oploopt naarmate de verkrijging hoger is en naarmate de (familie)band zwakker is. De figuren 3.11 en 3.12 in het OESO-rapport geven dit weer. Overigens hebben 21 van de 27 lidstaten van de Europese Unie een erfbelasting.
De gevraagde inschattingen zijn niet te geven aangezien dit gedetailleerde gegevens zou vergen van niet alleen de omvang van het vermogen maar ook de samenstelling van dit vermogen van burgers met de Nederlandse nationaliteit die langer dan tien jaar geleden uit Nederland zijn geëmigreerd. Daarnaast is relevant in welk land zij woonachtig zijn ten tijde van hun overlijden omdat dit bepalend is voor de eventuele erfbelasting die hun erfgenamen aldaar verschuldigd zullen zijn en voor de vraag of en in welke mate dubbele erfbelasting van dat land en Nederland wordt voorkomen.
Zie antwoord vraag 4.
Het kabinet ziet geen reden om de tienjaarstermijn aan te passen. Er is geen voornemen hiertoe. De tienjaarstermijn voldoet aan de bedoeling daarvan. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft eerder beslist dat de tienjaarstermijn niet in strijd met het EU-recht is.5 Indien een verlenging van de tienjaarstermijn tot bijvoorbeeld dertig jaar zou moeten worden bezien, zou dit een uitvoerig onderzoek vergen. Ook zou bijvoorbeeld moeten worden onderzocht of verlenging wel in overeenstemming met het EU-recht is en hoe het zit met dubbele heffing omdat het woonland mogelijk ook erfbelasting heft. Daarnaast zullen de uitvoeringsaspecten in beeld moeten worden gebracht.
De Europese Commissie heeft in 2011 een aanbeveling gedaan om dubbele belasting op het gebied van de erfbelasting binnen de EU in grensoverschrijdende situaties terug te dringen na de consultatie over de problematiek van dubbele erfbelasting in grensoverschrijdende situaties binnen de EU in 2010.6 In 2014 heeft de Europese Commissie opnieuw een consultatie uitgeschreven.7 Onder meer omdat de aanbevelingen van 2011 weinig effect gesorteerd hadden, heeft de Europese Commissie een expertgroep samengesteld. Deze expertgroep heeft in 2016 een rapport geschreven over de problematiek van dubbele erfbelasting in grensoverschrijdende situaties binnen de EU. De expertgroep doet aanbevelingen om oorzaken van dubbele erfbelasting zoveel mogelijk weg te nemen.8 Belangrijkste voorstel is om te komen tot (zoals de expertgroep het aanduidt): «one inheritance – one inheritance tax». Hiermee bedoelt de expertgroep – eenvoudig gezegd – dat een nalatenschap binnen de EU in slechts één lidstaat belast wordt.
Uit de impactassessment9 voor de aanbeveling in 2011 kan worden opgemaakt dat van de EU-lidstaten met een erfbelasting destijds alleen Frankrijk (6 van 10 laatste jaren), Duitsland (10 jaar) en Ierland (5 jaar) een termijn enigszins vergelijkbaar met de tienjaarstermijn in Nederland kenden.
Zie antwoord vraag 6.
Zie antwoord vraag 7.
Ja.