Ingediend | 2 augustus 2022 |
---|---|
Beantwoord | 2 september 2022 (na 31 dagen) |
Indieners | Lammert van Raan (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
Beantwoord door | Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
Onderwerpen | natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z15403.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-3850.html |
Ja.
Ja, ik ben het met u eens dat het proces voor het opstellen van het Referentiedocument voor de Beste Beschikbare Technieken (BREF) en de daarbij behorende conclusies over de Beste Beschikbare Technieken (BBT-conclusies) zo objectief als mogelijk moet verlopen. Dit is naar mijn mening het geval.
Sinds de inwerkingtreding van de Richtlijn Industriële Emissies (2010) moeten de BBT-conclusies gebaseerd zijn op de daadwerkelijke emissiegegevens van Europese referentie installaties. Deze installaties worden aangedragen door de lidstaten en gevalideerd door het bevoegd gezag. De BBT-conclusies worden voorbereid door een technische werkgroep die bestaat uit het Europese IPPC Bureau (EIPPCB) in Sevilla, lidstaten, NGO’s en de industrie. Deze BBT-conclusies worden gebaseerd op de milieuprestaties van de referentie installaties die worden aangedragen door de lidstaten en de aanvullende informatie over processen en reinigingstechnieken die door de leden van de technische werkgroep is ingebracht. De uiteindelijke besluitvorming over de BBT-conclusies gebeurt in een vergadering, waaraan uitsluitend de lidstaten en de Europese Commissie (via het EIPPCB) deelnemen. De BBT-conclusies worden met gekwalificeerde meerderheid aangenomen.
Bij het vaststellen van BBT wordt er gekeken naar de milieuprestaties van goed presterende installaties in Europa, de referentie installaties. Met andere woorden, er wordt gekeken welke emissies en emissiereducties met bestaande technieken gerealiseerd kunnen worden. De hiervoor aangeleverde emissiegegevens worden gevalideerd door het bevoegd gezag. Op deze wijze ontstaat er een overzicht van de verschillende toegepaste technieken en hun emissieresultaten. Op basis daarvan worden de BBT conclusies, zoals een range van emissiegrenswaarden dat als BBT wordt gezien, bepaald. Er valt te verwachten dat de industrie veel kennis heeft van de door henzelf toegepaste technieken. Maar door te kijken naar de emissiegegevens en de inbreng van lidstaten en NGO’s, zou ik niet willen stellen dat de industrie een onevenredige invloed heeft op het proces.
Het klopt dat BBT-conclusies verschillende uitzonderingen kunnen bevatten of minder streng zijn dan Nederland zou willen. Dat is het gevolg van verschillen in de milieuprestaties van de referentie-installaties uit de verschillende lidstaten. Uitzonderingen en ruimere BBT-conclusies zijn inherent aan dit proces en niet het gevolg van een ongelijk krachtenveld voor zover daar al sprake van zou zijn.
Gezien het feit dat BBT gebaseerd wordt op achtergrondinformatie en de feitelijke (emissie)gegevens van bestaande installaties, dat lidstaten en NGO’s naast de industrie deelnemen aan de technische werkgroep en dat lidstaten niet vertegenwoordigd mogen worden door de industrie acht ik de objectiviteit voldoende gegarandeerd.
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven vind ik dat de objectiviteit momenteel voldoende wordt gewaarborgd. Om deze reden zie ik op dit moment geen aanleiding om actie te ondernemen.
Ik vind het van belang dat de leefomgeving rondom Tata Steel zo snel mogelijk schoner, veiliger en gezonder wordt. Essentieel hierbij is dat zowel de overheden als Tata Steel maximaal vaart zetten achter de duurzame transitie naar staalproductie met behulp van groene elektriciteit en waterstof. In het plan van aanpak «Naar een gezondere leefomgeving in de IJmond: aanpak voor het beperken van de luchtverontreinigende uitstoot van Tata Steel Nederland»4 staat aangegeven welke acties zijn ingezet om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. In de Expression of Principles (EoP) is opgenomen dat Tata Steel onderzoek gaat doen naar het verder verbeteren van de milieu en gezondheidssituatie vóórafgaand aan de transitie in 2030, bijvoorbeeld door het al eerder sluiten van bedrijfsactiviteiten, zoals de Kooksfabriek 2, en/of het uitvoeren van extra maatregelen bovenop de Roadmap+. In de tussentijd gaat het bevoegd gezag gewoon door met het aanscherpen van de vergunningen, toezicht en handhaving, en Tata Steel met de realisatie van de aangekondigde maatregelen uit de Roadmap+.
Ik vind dat de gezondheidssituatie en de leefomgeving van de bewoners in de IJmond zo snel als mogelijk moet verbeteren. Hier zet ik me samen met de Provincie Noord-Holland en de IJmondgemeenten voor in. Samen met de provincie Noord-Holland is een plan van aanpak opgesteld waarbij de vervuiling sneller en substantiëler omlaag gaat, met afspraken en regels waar Tata Steel aan gehouden is. Zo gaat bijvoorbeeld de uitstoot van lood versneld omlaag: 70% minder eind 2023 (dit was 2025), en de uitstoot van PAK’s (kankerverwekkende stoffen) 50% minder in 2022 (dit was 30%).
In de door u genoemde motie verzoekt u de regering om er in Europa voor te pleiten om de uitzonderingsmogelijkheid op de strengste Europese normen voor de uitstoot van schadelijke stoffen voor verouderde installaties, waaronder ook Kooksfabriek 1 van Tata Steel valt, op te heffen. In de lopende onderhandelingen over de herziening van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE), zal ik pleiten voor het opnemen van een bepaling die ervoor moet zorgen dat verouderde installaties niet oneindig door kunnen blijven draaien met een hoge uitstoot van schadelijke stoffen. Hiermee zou er dan ook een einddatum verbonden moeten worden aan de loopduur van uitzonderingen voor verouderde installaties.
De BBT-conclusies worden voorbereid door een technische werkgroep die bestaat uit het Europese IPPC Bureau (EIPPCB) in Sevilla, lidstaten, NGO’s en de industrie. Vanuit de Nederlandse overheid nemen over het algemeen twee ambtenaren deel aan de besprekingen over de BBT-conclusies. De Nederlandse overheid laat zich niet vertegenwoordigen door de industrie. De delegatie die de Nederlandse overheid representeert, bestaat alleen uit ambtenaren. De industrie wordt over het algemeen vertegenwoordigd door een Europese brancheorganisatie. Leden van een dergelijke organisatie kunnen deelnemen aan de technische werkgroep. Dat kunnen ook Nederlandse bedrijven zijn.
Ja, het klopt dat circa 50% van de BREFs niet binnen 10 jaar geactualiseerd is. Dit is een ongewenste situatie die afhankelijk van de ontwikkelingen binnen een sector in meer of mindere mate een weerslag heeft op de milieubelasting van de betreffende sector. De oorzaak hiervan ligt in een capaciteitsprobleem bij het EIPPCB en het feit dat het opstellen van BREF’s onder de RIE meer tijd en inzet kost dan destijds voorzien. Het streven van de Europese Commissie is namelijk dat de BREFs eens in de acht jaar worden herzien. Er wordt gekeken naar verschillende mogelijkheden om het effect van de vertraging op de milieubelasting zoveel mogelijk te ondervangen. Zo wordt een aantal chemische BREFs, voor wat betreft de emissies naar lucht, onder één nieuwe BREF gebracht. Verder wordt in de prioritering van de BREF herzieningen rekening gehouden met de ontwikkelingen in de sector (m.a.w. heeft een nieuwe BREF zin). Deze prioritering leidt er toe dat als eerste de BREF wordt opgepakt waarvan de herziening het meeste milieueffect realiseert.
De voortgang van alle BREFs kunt u vinden op: https://eippcb.jrc.ec.europa.eu/reference
Op dit moment wordt de RIE herzien. Nederland zet in op snellere implementatie van beter presterende innovatieve technieken, zodra deze beschikbaar zijn en snellere herziening van de zogenaamde «BREF’s», documenten waarin deze technieken beschreven staan. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied houdt momenteel alle vergunningen van Tata Steel tegen het licht. De ILT kijkt mee vanuit de wettelijke WABO-adviesrol.
Zoals hierboven aangegeven wordt momenteel de RIE herzien. Hierin zijn regels vastgelegd over de herziening van BREFs (incl. bijbehorende BBT-conclusies). In dit kader heb ik bij de Europese Commissie benadrukt dat, wat Nederland betreft, de BREFs sneller herzien moeten worden dan nu in de praktijk het geval is. Dit zal ik in de onderhandelingen over deze richtlijn blijven aankaarten.
Ja, via het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP) investeer ik in de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken door de omgevingsdiensten aan de hand van de implementatie van de adviezen van de commissie Van Aartsen. Daarnaast werk ik samen met gemeenten en provincies in het Schone Lucht Akkoord aan een permanente verbetering van de luchtkwaliteit. De rijksoverheid ondersteunt hierbij provincies, gemeenten en omgevingsdiensten met kennis en financiële ondersteuning (Specifieke Uitkering) om de vergunningen op niveau te brengen en daarmee de luchtvervuilende emissies omlaag te brengen.
Ja.
Ik deel het uitgangspunt dat iedereen recht heeft op een schone leefomgeving. Hier biedt de Nederlandse en Europese wetgeving al waarborgen voor. Ook zet het kabinet zich hier nu al voor in. Bijvoorbeeld middels het Schone Lucht Akkoord. Met het Nationaal Milieu Programma (NMP) pakt het kabinet de regie voor de lange termijn op het gezonder, schoner en veiliger maken van de leefomgeving. Ik heb op 1 juli 2022 een brief verzonden aan uw Kamer over de totstandkoming van het NMP. In het NMP zal worden ingaan op het recht op een schone leefomgeving en welke bijdrage dit recht kan opleveren aan het dichterbij brengen van een schone, gezond en veilige leefomgeving.
De Verklaring van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties daarentegen is niet-juridisch bindend voor de VN lidstaten. Dit betekent dat de verklaring geen direct juridische gevolgen heeft voor Nederland. Wel is de verwachting dat de verklaring zal bijdragen aan de ontwikkeling in en van de multilaterale discussies op dit thema.
Inwoners van Nederland vertrouwen erop dat hun leefomgeving in orde is: gezond, schoon en veilig. Ik zie dat die gezonde, schone, veilige leefomgeving -ondanks alle gezamenlijke inspanningen – er nog niet overal is. Daarom werk ik aan het Nationaal Milieuprogramma. In mijn hierboven genoemde kamerbrief van 1 juli 2022 geef ik aan langs welk traject het NMP tot stand gaat komen. Ik ga het komende jaar met inwoners, medeoverheden, bedrijven, kennisinstellingen, buurlanden en internationale organisaties het gesprek aan om de extra inzet en maatregelen te bepalen die nodig zijn. Deze gesprekken zullen een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van beleid voor een gezonde, schone en veilige leefomgeving in 2050.
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 16 met de aanvulling dat samen met de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Klimaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Veiligheid, en Financiën de precieze betekenis (o.a. reikwijdte en inhoud) van het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu wordt onderzocht. In dat onderzoek wordt ook gekeken of en zo ja, op welke wijze het recht vorm moet krijgen op internationaal niveau. Afhankelijk van de vorm op internationaal niveau, kan het recht invloed hebben op het Nederlands recht. Verder ga ik in het NMP in op het recht op een gezonde leefomgeving.
Het NMP wordt een «koersboek»: het beschrijft de route naar een gezonde, schone en veilige leefomgeving in 2050 waar gezondheidsschade door milieuvervuiling verwaarloosbaar is. Hierbij zullen de doelen en gehanteerde begrippen als verwaarloosbaar nader worden ingevuld zodat deze concreter en meer hanteerbaar worden. Ik zal daarbij nader ingaan op het recht op een schone leefomgeving en welke bijdrage zo’n recht kan leveren aan het dichterbij brengen van een gezonde, schone en veilige leefomgeving.
Ja.
Ja.