Ingediend | 13 juli 2022 |
---|---|
Beantwoord | 26 oktober 2022 (na 105 dagen) |
Indieners | Leonie Vestering (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
Beantwoord door | Kuipers , Henk Staghouwer (CU) |
Onderwerpen | landbouw voeding voedselkwaliteit zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z15009.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-488.html |
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht.
De resultaten van het onderzoek zijn niet onverwacht en neem ik zeer serieus. Ik ben me bewust van de wijdverbreide verspreiding van microplastic, die niet beperkt is tot enkel diervoeder en dierlijke producten. Microplastic wordt onder meer aangetroffen in het menselijk lichaam, levensmiddelen, water, bodem en lucht.
In het rapport van de VU is aangegeven dat er geen onderzoek is gedaan naar de vervuilingsroutes. Desalniettemin kan veevoeder een potentiële vervuilingsroute zijn, zoals ook gesteld in het onderzoeksrapport. Andere mogelijke routes van vervuiling zijn via gras, voedergewassen, water en inademing, aangezien microplastics ook in bodem, water en lucht zijn aangetoond. De bijdrage vanuit verschillende routes en bronnen is nog grotendeels onbekend.
Het gebruik van verpakte voormalige levensmiddelen is een van de mogelijke bronnen die kan leiden tot de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal in diervoeder. Het is verboden om plastic van verpakkingsmateriaal in diervoeder te verwerken. Daarom is onderdeel van het verwerkingsproces van deze reststromen het verwijderen van verpakkingsmateriaal. Dit wordt gedaan door middel van verschillende technieken, zoals blazen, zeven en met behulp van magneten en ook handmatig. Ondanks deze inspanningen én de andere routes waardoor plastic in het voer terecht kan komen (zie vraag 3) is het niet volledig uit te sluiten dat er plastic in diervoeder kan voorkomen.
In 2011 heeft het toenmalige RIKILT een risico-inventarisatie van verpakkingsmateriaal uitgevoerd.2 Geconcludeerd werd dat bij de gevonden gehalten aan «vreemde bestanddelen» het niet aannemelijk is dat er risico’s zijn voor dieren (en mensen). Desondanks kunnen gezondheidsrisico’s niet geheel worden uitgesloten. Kennis over bijvoorbeeld de effecten van microplastic op mens en ecosysteem is nog volop in ontwikkeling.
Zoals hierboven staat aangegeven, is het niet aannemelijk dat de aanwezigheid van (sporadisch achtergebleven) plasticdeeltjes uit verpakkingsmateriaal in veevoeder gezondheidsrisico’s met zich meebrengt voor mens en dier. Het is duidelijk dat plastic niet thuishoort in het milieu en in het lichaam van mens en dier. Het kabinet vindt het daarom belangrijk om uit voorzorg te voorkomen dat microplastic in het milieu terechtkomt. Daarnaast investeert het kabinet in onderzoek naar de bronnen en de effecten van microplastic. Bijvoorbeeld investeren IenW en VWS tot en met de periode tot en met 2024 € 600.000 in een onderzoeksprogramma naar gezondheidseffecten van microplastic.
Verordening (EG) Nr. 767/2009, bijlage III, stelt vast dat het verboden is om diervoeder in de handel te brengen dat «verpakkingen en delen van verpakkingen afkomstig van het gebruik van producten van de voedingsmiddelenindustrie» bevat.
Ja. De NVWA hanteert een Reference point of Action (actiegrens) van 0,15% w/w. Dit is vergelijkbaar met verschillende andere Europese lidstaten.
Het nationaal referentielaboratorium van Wageningen Food Safety Research (WFSR) heeft een gevalideerde analysemethode voor het analyseren van verpakkingsmateriaal in diervoeders3. De actiegrens van 0,15% w/w is gerelateerd aan deze analysemethode en een risicobeoordeling van het WFSR (voorheen RIKILT). Het is technisch niet mogelijk om met voldoende zekerheid kleinere gehaltes dan 0,15% aan te kunnen tonen, noch om hierop te kunnen handhaven. Deze concentratie wordt als ongevaarlijk voor de volksgezondheid beschouwd op basis van het eerder genoemde RIKILT-rapport «A risk evaluation of traces of packaging materials in former food products intended as feed materials»4.
Bovenstaande analysemethode en risico-evaluatie zijn gericht op allerlei soorten verpakkingsmateriaal (niet alleen plastic, maar ook hout, papier en metaaldeeltjes) in diervoeders. Voor microplastics is er geen norm en is er dus geen sprake van een «concentratie toelaatbare microplastics».
Het diervoederbedrijf is primair verantwoordelijk voor het voorkomen van de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal in diervoeder en moet hier ook op controleren.
De NVWA controleert jaarlijks op de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal in diervoeders. De controle op de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal gebeurt via inspectie op de diervoederbedrijven, dus op het oog. Daarnaast worden monsters genomen van diervoeders. De laboratoriumanalyse bestaat uit onderzoek op gewichtspercentage verpakkingsmateriaal en microscopisch onderzoek. De resultaten van de afgelopen jaren zijn als volgt:
Jaar
Aantal monsters
Aantal negatief
Aantal positief
Opvolging
2017
44
44
0
2018
52
51
1
Schriftelijke waarschuwing
2019
46
46
0
2020
40
40
0
2021
43
42
1
Bestuurlijke boete opgelegd
In 2020 is het interventiebeleid aangepast en wordt er altijd een boete opgelegd bij een overschrijding van 0,15% w/w. Daarvoor werd een schriftelijke waarschuwing afgeven bij een overschrijding van 0,15% tot 0,3% w/w en een boete bij een overschrijding > 0,3% w/w.
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 6 hebben IenW en VWS middelen beschikbaar gemaakt voor nader onderzoek naar de mogelijke gezondheidsrisico’s van microplastic.
Zowel de NVWA als diervoederbedrijven controleren diervoeders op verpakkingsmateriaal. Gezien de lage incidentie van positieven (zie antwoord op vraag 10) is het toezicht dat wordt uitgevoerd op de aanwezigheid van resten van verpakkingsmateriaal in diervoeder voldoende.
Zoals in antwoord op vraag 4 aangegeven ben ik mij ervan bewust dat het gebruik van verpakte voormalige levensmiddelen kan leiden tot de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal in diervoeder. Ook de bedrijven die verpakte voormalige levensmiddelen verwerken, zijn zich daar van bewust en houden daar in hun verwerkingsproces rekening mee.
In de door WFSR ontwikkelde en gevalideerde methode voor detectie van de aanwezigheid van restanten van verpakkingsmateriaal worden de deeltjes verpakkingsmateriaal door middel van zeven verdeeld in drie fracties (groter dan 2 mm, 1–2 mm, kleiner dan 1 mm). Deze fracties worden vervolgens microscopisch onderzocht (vergroting 16x). Het gaat hierbij om alle soorten verpakkingsmaterialen, dus niet alleen plastic, maar ook papier, karton, metaal (sluitclips), etc. De som van het gewicht van de als verpakkingsmateriaal herkende bestanddelen wordt gerapporteerd als percentage van het onderzochte monster. Percentages boven 0,15% worden gerapporteerd als afwijkend. Er geldt dus geen ondergrens, anders dan de grens van de zichtbaarheid onder een microscoop bij een vergroting van 16x. Dit is veel kleiner dan de genoemde 2 mm.
Zoals in mijn antwoord op vraag 14 aangegeven worden ook deeltjes kleiner dan 2 mm meegerekend. Niet onder de microscoop herkenbare deeltjes blijven inderdaad buiten beeld. De mogelijke gezondheidsrisico’s van microplastic zijn nog onzeker en worden verder onderzocht zoals gesteld in de beantwoording van vraag 6.
Bovenop het eerdergenoemde Europese verbod om diervoeder op de markt te brengen dat resten van verpakkingsmateriaal bevat, voert het kabinet actief beleid om te voorkomen dat (micro)plastic in het milieu terechtkomt en via die weg ook in diervoeder terecht kan komen. Het Ministerie van I&W en van VWS investeren in de kennisopbouw over de effecten van microplastic op milieu, mens en ecosysteem. Het Ministerie van I&W treft nationale maatregelen om microplastic terug te dringen en te voorkomen. Omdat microplastic vanuit verschillende bronnen in het milieu terechtkomen, is het tegengaan van microplastic deel van een bredere inspanning voor de afbouw van plastics in het milieu. Zwerfafval is bijvoorbeeld een belangrijke bron van microplastic in het milieu. Eind maart heeft het Ministerie I&W maatregelen gepresenteerd om plastic zwerfafval tegen te gaan.5 Deze maatregelen zijn dus ook belangrijk voor het voorkomen van microplastic in het milieu. Ook de Europese Commissie werkt aan verschillende Europese maatregelen voor het terugdringen en voorkomen van microplastics. Nederland bepleit in verschillende Europese voorstellen een ambitieuze Europese aanpak om microplastic te voorkomen en te reduceren.6
Over de aanwezigheid van microplastics in voedingsmiddelen en andere producten wordt veel geschreven; de geïnteresseerde consument kan hiervan via de media kennis nemen. De ministeries communiceren hierover zelf niet actief, maar laten dit over aan organisaties als het Voedingscentrum (www.voedingscentrum.nl voor microplastic in voedingsmiddelen) en het RIVM (www.waarzitwatin.nl, voor microplastics in andere consumentenproducten). De beheerders van deze informatiebanken staan in nauw contact met de ministeries en de kennisinstituten en actualiseren de informatie regelmatig.
Het Nederlandse beleid met betrekking tot de aanwezigheid van resten van verpakkingsmateriaal in diervoeder is reeds in overeenstemming met de Europese regelgeving hieromtrent.
Dat heb ik bij deze gedaan.
De vragen van de leden Vestering en Van Esch (beiden PvdD) over de vondst van plastic in veevoer, melk en vlees (2022Z15009) kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Dit omdat de interdepartementale afstemming meer tijd kost. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk de antwoorden op de vragen doen toekomen.