Ingediend | 13 juli 2022 |
---|---|
Beantwoord | 13 oktober 2022 (na 92 dagen) |
Indieners | Jasper van Dijk , Mahir Alkaya |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
Onderwerpen | internationaal internationale samenwerking organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z15007.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-299.html |
Ja, het kabinet heeft kennisgenomen van het rapport van PAX.
Het kabinet verwacht van Nederlandse banken zoals ING dat zij, conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) en UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s), voor hun investeringen in de defensie-industrie de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart brengen, hun invloed aanwenden om deze risico’s te voorkomen of aan te pakken, en hierover verantwoording afleggen. Als transacties van een bedrijf waarin wordt belegd of waaraan een lening wordt verstrekt, niet aansluiten bij het beleid van de bank, dan behoort de bank haar invloed aan te wenden om de handelwijze van het betreffende bedrijf te veranderen. Als het bedrijf deze niet aanpast, is de beëindiging van de zakelijke relatie een uiterste middel voor de bank.
Voor de export van militaire goederen dienen bedrijven zoals Airbus en General Electric in het bezit te zijn van een geldige vergunning die verstrekt wordt door de daartoe bevoegde exportcontrole-autoriteiten. Indien een bedrijf in het bezit is van een geldige vergunning voor de export van militaire goederen, opereert het bedrijf binnen de wettelijke kaders. Datzelfde geldt dan voor investeringen van Nederlandse banken in de genoemde bedrijven voor activiteiten waarvoor een vergunning is verstrekt.
Het kabinet zet zich ervoor in dat er geen wapens worden geleverd die worden ingezet voor schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht in Jemen of elders in de wereld. Hierover zijn internationale afspraken gemaakt, bijvoorbeeld in het kader van het Wapenhandelverdrag (ATT) en het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Zowel het ATT als het Gemeenschappelijk Standpunt schrijven voor dat overheden vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen moeten weigeren wanneer er een duidelijk risico bestaat dat de goederen gebruikt worden voor onwenselijke doeleinden zoals schendingen van mensenrechten en/of het humanitair oorlogsrecht, of een negatieve uitwerking hebben op conflicten. Het kabinet spreekt andere landen regelmatig aan op de noodzaak van een strikte naleving van deze afspraken. Nederland heeft dat ook gedaan naar aanleiding van het conflict in Jemen.
Banken maken hun eigen afweging of zij financiering verlenen aan de defensie-industrie, met inachtneming van het verbod om te investeren in ondernemingen die clustermunitie of cruciale onderdelen daarvan produceren, verkopen of distribueren. Zij behoren hierbij conform OESO-richtlijnen en UNGP’s gepaste zorgvuldigheid toe te passen. De overheid houdt momenteel geen toezicht op de naleving van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven. Partijen betrokken bij een vermeende schending van de OESO-richtlijnen door een Nederlands bedrijf kunnen een melding hiervan maken bij het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen.
Zie antwoord vraag 2.
In de brief aan uw Kamer van 7 april 2022 (Kamerstuk 26 485, nr. 395) heb ik aangegeven dat op 1 april 2020 Minister Kaag heeft gesproken met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en vertegenwoordigers van enkele banken. In dit gesprek heeft zij onder andere gewezen op het belang van gepaste zorgvuldigheid bij zakendoen met de defensiesector. De NVB heeft toegelicht hoe de banken dit aanpakken.
Banken bepalen zelf hun ondernemingsstrategie, het gewenste risicoprofiel en met welke klanten zij een (zakelijke) relatie aangaan of voortzetten. Dit geldt ook voor de afweging om niet te investeren in specifieke transacties of projecten van de defensie-industrie, maar wel zakelijke leningen te verstrekken aan bedrijven in de defensie-industrie. Het kabinet ziet ook het belang van een sterke defensie-industrie, bijvoorbeeld om staten in staat te stellen zich te verdedigen op basis van het VN handvest of andere legitieme veiligheidsbehoeften na te streven. Daarnaast produceren meerdere van de in het onderzoek van PAX genoemde bedrijven niet alleen voor de defensiemarkt, maar ook voor civiele doeleinden. Toegang tot financiering – binnen de kaders van IMVO – is noodzakelijk voor de levensvatbaarheid van deze industrie.
Ja, onder de OESO-richtlijnen hebben bedrijven (waaronder financiële instellingen) een eigen verantwoordelijkheid om gepaste zorgvuldigheid toe te passen en daarmee een eigen verantwoordelijkheid om risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen en bij hun klanten in kaart te brengen.
Nederland onderschrijft de OESO-richtlijnen en stimuleert om deze normen na te leven. Het nieuwe IMVO is vastgelegd in de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten» van 16 oktober 2020 (Kamerstuk 26 485, nr. 337). Kernelement van dit beleid is wetgeving waarmee gepaste zorgvuldigheid voor een afgebakende groep bedrijven verplicht wordt gesteld.
ING maakt een eigen afweging aan welke bedrijven de bank financiële diensten verleent, met inachtneming van wet- en regelgeving en met toepassing van gepaste zorgvuldigheid. Het kabinet verwacht daarbij dat Nederlandse banken zoals ING voor hun investeringen de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart brengen en hun invloed aanwenden om deze risico’s te voorkomen of aan te pakken door bijvoorbeeld in gesprek te gaan met hun klanten. Om die reden zie ik geen aanleiding om in gesprek te gaan met ING Group.
De nieuwe nationale wetgeving zal gebaseerd worden op het wetgevende voorstel van de Europese Commissie inzake de corporate sustainability due diligence directive. Daarmee wordt het toepassen van gepaste zorgvuldigheid voor bepaalde ondernemingen een wettelijke verplichting en wordt er ook toezicht gehouden op de naleving hiervan. In algemene zin kan het verplicht stellen van gepaste zorgvuldigheid echter niet garanderen dat de betreffende bedrijven in het geheel niet meer betrokken zullen zijn bij mensenrechtenschendingen of milieuschade. Wel worden bedrijven, in lijn met de OESO-richtlijnen, geacht bij te dragen aan herstel wanneer is vastgesteld dat zij daadwerkelijk negatieve effecten in hun waardeketens hebben veroorzaakt of daaraan hebben bijgedragen.