Ingediend | 30 mei 2022 |
---|---|
Beantwoord | 16 juni 2022 (na 17 dagen) |
Indiener | Martin Bosma (PVV) |
Beantwoord door | Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
Onderwerpen | bestuur cultuur en recreatie media parlement |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z10586.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-3153.html |
Ja.
Ik ben niet anders op de hoogte met deze reactie van mevrouw Rijxman dan in berichtgeving in de media aan de orde is gekomen3.
Ik ben niet anders op de hoogte van de contacten tussen mevrouw Rijxman en mevrouw Kaag dan in berichtgeving in de media aan de orde is gekomen. Ik ben niet op de hoogte van de mogelijke inhoud daarvan.
De Mediawet zegt hier niets over. De voorzitter van de raad van bestuur heeft de vrijheid om zelf te bepalen met wie en waarover zij contact heeft, zo lang het past binnen de Code Integriteit Publieke Omroep 2021.
De omroepen zijn redactioneel onafhankelijk en zijn zelf verantwoordelijk voor hun media-aanbod zoals in artikel 2.88 van de Mediawet is opgenomen. Ik ben niet anders bekend met mogelijke opmerkingen van mevrouw Rijxman dan in berichtgeving in de media aan de orde is gekomen.
Mevrouw Rijxman is volledig actief gebleven als voorzitter van de raad van bestuur tot en met het einde van haar termijn op 31 december 2021. Volgens de NPO is mevrouw Rijxman in januari 2022 voor een periode van vier maanden ingehuurd als coördinator van een nieuw NPO-project over racisme, discriminatie en diversiteit vanwege haar ervaring en betrokkenheid bij dit thema.4 Per 1 juni 2022 is zij benoemd als wethouder van de gemeente Amsterdam.5 De gemeenteraad van gemeente Amsterdam gaat zelf over deze benoeming.
Zie antwoord vraag 6.
Mevrouw Rijxman heeft een koninklijke onderscheiding ontvangen wegens bijzondere verdienste jegens de samenleving voor haar functie als voorzitter van de raad van bestuur van de NPO. Ik ben als Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet bevoegd om een koninklijke onderscheiding in te trekken. Voor intrekking moet een verzoek bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden ingediend. Artikel 11, tweede lid, van de Wet instelling van de Orde van Oranje-Nassau bepaalt de intrekkingsgronden voor koninklijke onderscheidingen.
Ik geef als Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap antwoord op deze vragen.