Ingediend | 23 mei 2022 |
---|---|
Beantwoord | 8 september 2022 (na 108 dagen) |
Indieners | Inge van Dijk (CDA), Hilde Palland (CDA) |
Beantwoord door | Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | bestuur gemeenten organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z10157.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-3948.html |
Ja, ik ben bekend met deze circulaire.
De lokale democratie, zoals gemeenteraden, provinciale staten en waterschappen, worden gekozen uit een vertegenwoordiging uit de samenleving. Het is daarom belangrijk dat de leden in deze organen een representatieve vertegenwoordiging zijn van die samenleving. Inclusiviteit in de volksvertegenwoordiging wordt daarom aangemoedigd. Bijvoorbeeld via de website www.politiekeambtsdragers.nl wordt informatie verstrekt over onder andere de functie van volksvertegenwoordiger en samenloop met diverse situaties, zoals het ontvangen van uitkeringen.
Als iemand die al een WIA-uitkering ontvangt, als raadslid wordt verkozen en een raadsvergoeding wordt toegekend, heeft dat gevolgen voor de hoogte van de WIA-uitkering. De raadsvergoeding wordt beschouwd als inkomen en daarmee verrekend met de WIA-uitkering. Deze verrekening vindt plaats conform de bestaande inkomstenverrekeningsregels van de WIA. Afhankelijk van de fase van de WIA-uitkering (loongerelateerde fase of vervolgfase), kent de inkomstenverrekening andere regels.
Gedurende de loongerelateerde fase wordt 70% van het inkomen gekort op de WIA-uitkering (de eerste twee maanden na toekenning 75%).
Na de loongerelateerde fase (maximumduur 24 maanden), ontvangt de uitkeringsgerechtigde een loonaanvullingsuitkering of vervolguitkering, dit is afhankelijk van het benutten van de restverdiencapaciteit. Bedraagt de raadsvergoeding 100% of meer van de restverdiencapaciteit, dan wordt 70% van het inkomen gekort. Indien de raadsvergoeding ten minste 50%, maar minder dan 100% van de vastgestelde restverdiencapaciteit van de betrokkene bedraagt, wordt een bedrag ter hoogte van de restverdiencapaciteit van het inkomen gekort. Bedraagt de raadsvergoeding minder dan 50% van de restverdiencapaciteit, dan bedraagt de uitkering een percentage van het minimumloon dat is gekoppeld aan de mate van arbeidsongeschiktheid. Inkomsten worden hier niet mee verrekend.
Voor IVA-gerechtigden geldt dat de WIA-uitkering 75% van het laatstverdiende loon (dagloon) bedraagt. Mocht een volledig en duurzaam arbeidsongeschikte een raadsvergoeding ontvangen, dan wordt 70% daarvan verrekend met de uitkering.
Raadsleden ontvangen ook onkostenvergoedingen. Deze onkostenvergoedingen worden voor de WIA-uitkering buiten beschouwing gelaten, voor zover zij onbelast zijn.
Overigens kan de vergoeding van raadsleden op grond van artikel 3.1.11 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers geheel of gedeeltelijk verlaagd worden. Deze korting van de raadsvergoeding leidt ertoe dat het totaal van uitkering en vergoeding voor de werkzaamheden als raadslid op hetzelfde niveau blijft. Zie ook antwoord vraag 8 en 9.
Zie antwoord vraag 3.
De wijze waarop wordt omgegaan met de verrekening van de raadsvergoeding in de Participatiewet en in de WIA-uitkering bevat grote overeenkomsten. Raadsvergoedingen worden als inkomen aangemerkt en in die zin op de bijstandsuitkering in mindering gebracht. Naast de raadsvergoeding worden ook onkostenvergoedingen toegekend. Deze onkostenvergoedingen worden bij bijstandsverlening buiten beschouwing gelaten indien zij niet in belangrijke mate groter zijn dan de omvang van de vergoedingen en verstrekkingen die in voor het overige overeenkomstige omstandigheden in de regel worden aangewezen (artikel 31, tweede lid, onder g, Pw).
Het moment van aanvang van het raadslidmaatschap speelt voor de WIA-uitkering geen rol ten aanzien van het verrekenen van het inkomen met de uitkering. Wanneer het raadslidmaatschap tijdens een al lopende WIA-uitkering wordt aangegaan, vindt verrekening plaats zoals bij antwoord 3 en 4 beschreven. Wanneer de WIA-uitkering wordt toegekend tijdens het raadslidmaatschap, vindt, vanaf toekenning van de WIA-uitkering eveneens op die manier inkomstenverrekening plaats.
De gevolgen van het ontvangen van een raadsvergoeding op andere uitkeringen staat eveneens beschreven in de Circulaire Samenloop vergoedingen raadsleden met een uitkering.
Voor IVA-gerechtigden is in het besluit «Uitzondering toepassingstermijn anticumulatie (ex artikel 33 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet)» bepaald dat het ontvangen van een raadsvergoeding geen reden kan zijn om een herbeoordeling uit te voeren.
Voor mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn of volledig arbeidsongeschikt, maar waarvan op korte termijn verbetering te verwachten is (beiden WGA-gerechtigden), geldt dat als de raadsvergoeding wordt ontvangen vóór aanvang van de WIA-uitkering dit aanleiding zou kunnen zijn voor het uitvoeren van een praktische schatting bij de claimbeoordeling. Voorwaarden voor het uitvoeren van een praktische schatting, waarbij de restverdiencapaciteit wordt vastgesteld op basis van het inkomen, zijn onder andere dat moet worden vastgesteld dat de werkzaamheden passen bij de bekwaamheden en belastbaarheid van deze persoon. Ook moeten de werkzaamheden structureel door de betreffende persoon kunnen worden uitgevoerd. De werkzaamheden moeten duurzaam passen bij de belastbaarheid. Ook zal naast de praktische schatting een theoretische schatting moeten worden uitgevoerd.
Indien er tijdens de WIA-uitkering inkomsten zijn, en deze een jaar lang hoger zijn dan 65% van het maatmanloon zijn, kan de uitkering beëindigd worden. Ook wanneer de inkomsten, in dit geval de raadsvergoeding, minder dan 65% van het maatmanloon bedraagt, maar meerdere jaren ononderbroken ontvangen worden, kán dit voor UWV aanleiding zijn om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid uit te voeren. Hierbij kan, zoals hierboven beschreven, gekeken worden naar zowel een praktische als theoretische schatting.
Het is niet mogelijk op voorhand in individuele gevallen aan te geven of het aangaan van een raadslidmaatschap kan leiden tot een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid of het recht op WIA-uitkering. Ook kan daarom niet op voorhand worden gesteld of een praktische schatting of beëindiging van het recht op WIA-uitkering aan de orde zou zijn. Dit hangt af van de individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde (eventuele andere inkomsten uit arbeid, hoogte loon voor ziekte/beperking en hoogte vergoeding).
Mocht de WIA-uitkering op grond van de hoogte van de inkomsten worden beëindigd, dan zijn de normale herlevingsvoorwaarden (artikel 57 WIA) van toepassing.
Zie antwoord vraag 6.
In het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is een voorziening getroffen die de mogelijkheid biedt aan het raadslid om de raadsvergoeding te verlagen. Wanneer een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, kan op grond van artikel 3.1.11 een verzoek tot verlaging van de raadsvergoeding worden gedaan. De verlaging van de vergoeding voor de werkzaamheden leidt ertoe dat het totaal van uitkering en vergoeding voor de werkzaamheden op hetzelfde niveau blijft. Voor statenleden en leden van het algemeen bestuur van een waterschap is eenzelfde regeling getroffen.
De vrijwillige verlaging van de vergoeding op grond van artikel 3.1.11 van genoemd rechtspositiebesluit heeft geen invloed op de hoogte van de WIA-uitkering of toekomstige rechten op een uitkering.
Wel zou verlaging voor mensen die nog in de WAO zitten, kunnen betekenen dat voorkomen wordt dat hij of zij naar een lager arbeidsongeschiktheidspercentage wordt uitbetaald.
Bij het andere genoemde voorbeeld zie ik niet hoe door het afzien van de raadsvergoeding een vast inkomen in aanmerking kan worden genomen voor een hypotheekaanvraag. De vergoeding voor de werkzaamheden is een vergoeding voor het vervullen van de nevenfunctie van raadslid en is bovendien uit de aard der zaak een tijdelijke. In hoeverre dit inkomen wordt meegenomen in het kader van een hypotheek is een zaak tussen hypotheekverstrekker en hypotheeknemer.
Zie antwoord vraag 8.
Dit is inderdaad onderkend. Ik verwijs hiervoor ook naar het Actieplan politieke ambtsdragers met een beperking dat op 9 december 2020 aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstuk 24 170, nr. 240). Het doel van dit Actieplan is om meer mensen met een beperking in politieke en bestuursfuncties te krijgen door ze zoveel mogelijk dezelfde uitgangspositie te bieden als mensen zonder een beperking. Voor deze terechte vragen van (kandidaat) politieke ambtsdragers met een beperking wordt gewerkt aan een betere informatievoorziening aan deze doelgroep. Dat vergt gezamenlijke inspanningen vanuit de ministeries van ondergetekenden en partijen als UWV, de koepels (VNG, IPO en Unie van Waterschappen), beroepsverenigingen van decentrale politieke ambtsdragers, en belangenverenigingen. Binnenkort wordt de website www.politiekeambtsdragers.nl uitgebreid met antwoorden op veel gestelde vragen van mensen met een beperking die politiek actief zijn of willen worden. De vraag over de consequenties van een raadsvergoeding op een arbeidsongeschiktheidsuitkering zit daarbij, maar ook bijvoorbeeld vragen over het weinig bekende feit dat het afschatten van het invaliditeitspercentage niet geldt voor degene met een IVA-arbeidsongeschiktheidsuitkering die inkomen geniet als raadslid (zie de eerdergenoemde regeling «Uitzondering toepassingstermijn anticumulatie» (https://wetten.overheid.nl/BWBR0006486/2015-01-01)).
Het VN-Verdrag Handicap heeft tot doel dat mensen met een beperking gelijkwaardig en volwaardig meedoen in de samenleving. De regeling waarmee inkomsten uit raadswerk niet worden meegenomen bij het uitvoeren van een herbeoordeling moet de angst wegnemen om het recht op een IVA-uitkering te verliezen vanwege raadswerk. Dit is één van de instrumenten waarmee het kabinet tracht te stimuleren dat ook mensen met een beperking zich beschikbaar stellen als kandidaat. Voor gedeeltelijk of volledig arbeidsongeschikten gelden dezelfde regels voor het verrekenen van de inkomsten met uitkering als voor arbeidsongeschikten die andere werkzaamheden verrichten.
Daarnaast is het kabinet van mening dat met genoemde Actieplan een goede invulling wordt gegeven aan het VN-verdrag Handicap. Maar zoals in het Actieplan ook is geschreven, is het niet alleen de taak van het Rijk. Ook voor de doelgroep zelf, de politieke partijen en de belangenverenigingen is een belangrijke rol weggelegd. In het Actieplan, maar vooral ook het als bijlage 1 bij de aanbieding van het Actieplan gevoegde Eindrapport bevindingen Politieke ambtsdragers met een beperking, worden daarvoor veel suggesties gedaan.
Inhoudelijk is de circulaire nog juist. Zij moet echter inderdaad geactualiseerd worden omdat bijvoorbeeld het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden per 2019 is vervangen door het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Een actualisatie past eveneens goed in de context van genoemd Actieplan en genoemd Kennis- en Informatiepunt en kan in dat kader worden opgepakt.
Zie antwoord vraag 12.
Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van de leden Palland en Inge van Dijk (beiden CDA) over «de Circulaire Samenloop vergoedingen raadsleden met een uitkering en het borgen van inclusiviteit in de lokale democratie» (uw kenmerk 2022Z10157) niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is vanwege nadere afstemming. De beantwoording zal ik u zo spoedig mogelijk toezenden.