Ingediend | 20 mei 2022 |
---|---|
Beantwoord | 22 juni 2022 (na 33 dagen) |
Indieners | Henri Bontenbal (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
Beantwoord door | van der Ch. Wal-Zeggelink |
Onderwerpen | lucht natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z10055.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-3232.html |
Ja, ik ben bekend met de wens van de provincie Gelderland om in het kader van de stikstofaanpak industriële bedrijven op te kopen.
Ja. De bestaande uitkoopregelingen, zijnde de «Regeling provinciale aankoop veehouderijen» (Rpav) en de «Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties» (Lbv), zijn gericht op de uitkoop van agrarische ondernemingen en voorzien niet in het uitkopen van industriële bedrijven.
Het kabinet staat voor een aanpak waarbij alle sectoren een evenredige bijdrage leveren aan het oplossen van de stikstofproblematiek. Er wordt daarbij, mede vanuit het oogpunt van kosteneffectiviteit, nadrukkelijk gezocht naar mogelijkheden om de stikstofopgave te combineren met de klimaatdoelstellingen. Bij de industrie en de energiesector, die samen verantwoordelijk zijn voor twee procent van de stikstofdepositie in onze Natura 2000-gebieden, gaat het hoofdzakelijk om de uitstoot van stikstofoxiden (NOx). Vanwege het depositiekarakter van NOx en de grotere hoogte waarop deze emissie door de industrie plaatsvindt, deponeert de stikstof die de industrie uitstoot zeer diffuus, zodat er geen duidelijke gebieds-specifieke industriebronnen kunnen worden geïdentificeerd.2 Voor de uitstoot van NOx is het daarom doorgaans effectiever om de stikstofbelasting via generiek beleid te verlagen. Het kabinet treft dus voor het terugdringen van de NOx-uitstoot met name generiek landelijk beleid (onder andere beleidsprogramma Klimaat en Energie, Schone Lucht Akkoord, structurele aanpak stikstof) en zorgt aanscherping van Europese regelgeving tot emissiereductie. Gezien het voorgaande is het niet waarschijnlijk dat het uitkopen van industriële bedrijven in veel gebieden zal kwalificeren als een kosteneffectieve stikstof reducerende maatregel. Dit laat onverlet dat provincies deze maatregel wel kunnen overwegen in de gebiedsprocessen. Provincies kunnen hierin zelf tot een maatwerkoplossing komen om een individueel industrieel bedrijf op te kopen, mits dit doeltreffend en doelmatig is.
Zeker zal moeten worden gesteld dat de inzet in alle sectoren bij elkaar leidt tot het onontkoombaar halen van de doelen op klimaat, natuur (stikstof) en water. Een evenredige bijdrage van alle sectoren is conform het coalitieakkoord het uitgangspunt. Het kabinet maakt ook conform het coalitieakkoord de benodigde middelen vrij voor de klimaat- en stikstofmaatregelen. Het kabinet zal begin 2023 hiertoe richtinggevende doelen vaststellen voor de NOx-uitstoot van onder andere mobiliteit en industrie, waarmee ook invulling wordt gegeven aan de motie-Thijssen (35 925 XIV, nr. 121). Vanuit de sectoren mobiliteit en industrie wordt vanuit het structurele pakket en via klimaatbeleid, het luchtkwaliteitbeleid en de aanscherping van Europese normen en de vergunningverlening door bevoegde gezagen hiervoor al een bijdrage geleverd. Voor de toekomst worden er geen maatregelen uitgesloten.
Het kabinet zet bij de industrie sterk in op het koppelen van stikstof en klimaat. Zo leidt de energietransitie tot energiebesparingsmaatregelen en elektrificatie van bedrijfsprocessen, waarmee de stikstofuitstoot wordt teruggebracht. Provincies kunnen zelf tot een maatwerkoplossing komen om een individueel industrieel bedrijf op te kopen. Het kabinet kijkt naar financieringsmogelijkheden voor maatwerk in andere sectoren dan de landbouw als onderdeel van de door de provincies opgestelde gebiedsplannen, mits zulk maatwerk doeltreffend en doelmatig bijdraagt aan de stikstofdoelstellingen. Daarvoor zal ook getoetst worden aan de integrale doelstellingen op het gebied van water, klimaat en stikstof.
Het kabinet heeft ter uitvoering van de motie van het lid Geurts (Kamerstuk 35 600, nr. 33) gesprekken gevoerd met enkele grotere industriële stikstofemittenten. Vervolgens is afgelopen najaar besloten om te verduurzamen door de middelen beschikbaar te stellen aan de subsidieregeling Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI-regeling). Deze regeling helpt bedrijven energie te besparen in aanvulling op de energiebesparingsplicht of om te schakelen naar hernieuwbare energiebronnen. Daarmee wordt naast CO2-reductie ook NOx-reductie gerealiseerd. Naar verwachting zal de VEKI-regeling deze maand opengesteld worden.
Zoals aangegeven in vraag 3 is het niet waarschijnlijk dat het uitkopen van industriële bedrijven in veel gebieden zal kwalificeren als een kosteneffectieve stikstof reducerende maatregel. Dit laat onverlet dat provincies deze maatregel wel kunnen meenemen in de gebiedsprocessen, zie hiervoor ook antwoord 5. Provincies kunnen zelf tot een maatwerkoplossing komen om een individueel industrieel bedrijf op te kopen mits dit doeltreffend en doelmatig is.
De in het antwoord op vraag 6 genoemde VEKI-regeling zal naar verwachting deze maand weer opengesteld worden met een budget van € 56,5 miljoen. Bij de behandeling van deze aanvragen zal ook het te verwachten stikstofeffect in kaart gebracht worden. Deze subsidieregeling is ook goed bruikbaar voor bedrijven uit het zesde cluster.
Het kabinet zet voorts in op de verduurzaming van het MKB en zal in die aanpak, waarin het zesde cluster een belangrijke plaats zal hebben, ook de te verwachten stikstofeffecten meewegen. Over deze aanpak zal uw Kamer in het najaar geïnformeerd worden.
Op 20 mei jongstleden hebben de leden Bontenbal en Boswijk (beiden CDA) vragen gesteld over «Het reduceren van stikstofuitstoot door het uitkopen van industriële bedrijven». Vanwege de benodigde afstemming betreffende de beantwoording kunnen deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoord worden. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.