Ingediend | 30 maart 2022 |
---|---|
Beantwoord | 19 mei 2022 (na 50 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | defensie internationaal internationale samenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z06059.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2793.html |
De in het Volkskrant-artikel van 25 maart jl. beschreven incidenten en getuigenissen zijn zorgwekkend. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is deze gebeurtenissen via verschillende (diplomatieke) kanalen, waaronder het Palestinian Center for Human Rights, nagegaan. Hieruit kan geen onafhankelijk geverifieerd overzicht worden opgemaakt. Voor zover bekend is er geen verband tussen de militaire goederen waarvoor Nederland een exportvergunning heeft verleend en deze incidenten.
In het kader van toekomstige vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen naar Egypte zal dergelijke informatie worden meegenomen in de afweging, wanneer de beoogde transactie daar aanleiding toe geeft.
Zie antwoord vraag 1.
Wij hebben kennisgenomen van het rapport van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch uit 2019. In dit rapport wordt aangegeven dat, na het afzetten van president Morsi in 2013, de regering diverse onderdelen van de strijdkrachten in staat van paraatheid heeft gebracht, waaronder marineschepen. Daarnaast wordt in het rapport beschreven dat de troepeninzet in de Sinaï sinds maart 2018 is toegenomen en dat de marine aan de kust van Noord-Sinaï zou zijn gemobiliseerd. Het rapport vanHuman Rights Watch gaat niet verder in op het optreden of de specifieke inzet van de Egyptische marine in dit gebied. Nergens in het rapport wordt gesteld dat marineschepen direct worden ingezet bij gevechten.
Het ministerie is bekend met de rapportages van Human Rights Watch ten aanzien van het optreden van de Egyptische krijgsmacht in de Sinaï. Hoewel de marine volgens berichtgeving van de Egyptische krijgsmacht een ondersteunende rol heeft gespeeld bij de antiterrorisme operatie in de Sinaï, zijn er op basis van de door u genoemde rapportage van Human Rights Watch geen concrete aanwijzingen dat er een verband is tussen de transacties waarvoor door Nederland een exportvergunning is afgegeven en de mensenrechtenschendingen die volgens rapportage van Human Rights Watch hebben plaatsgevonden in de Sinaï.
De Egyptische overheid heeft daarnaast legitieme veiligheidszorgen naar aanleiding van gewelddadigheden en terroristische aanslagen die worden uitgevoerd of voorbereid in de Noord-Sinaï regio, o.a. door de aan IS-gelieerde organisatie Wilayat Sinaï. Het kabinet hecht eraan dat bij dergelijke inzet proportionaliteit en respect voor mensenrechten in acht wordt genomen.
Radar- en C3-systemen spelen een belangrijke rol in het functioneren van marineschepen op open zee en stellen de gebruiker in staat contact te leggen en onderhouden met verschillende andere militaire platformen. Dergelijke systemen zijn beschikbaar met verschillende capaciteiten. Het systeem waar een exportvergunning voor is verleend wordt gebruikt voor het verbinden van schepen onderling, met als doel het delen van informatie over andere schepen, vliegtuigen en helikopters op en boven zee in het kader van situational awareness. Dit systeem is niet geschikt om militaire operaties op of boven land aan te sturen.
Aanvragen voor wapenexportvergunningen worden per geval getoetst aan de EU-wapenexportcriteria waarbij onder meer de aard van de uit te voeren goederen, de eindgebruiker en het beoogde eindgebruik worden beoordeeld. Zodoende kunnen er op basis van enkel algemene informatie over de capaciteiten van radar- en C3-systemen geen conclusies worden getrokken in relatie tot toekomstige vergunningaanvragen voor uitvoer van militaire goederen naar Egypte.
Er is geen sprake van een uitzondering voor de Egyptische marine (noch voor een ander dienstonderdeel van de Egyptische krijgsmacht) binnen het Nederlandse wapenexportbeleid. Vergunningaanvragen worden per geval zorgvuldig getoetst aan de EU wapenexportcriteria waarbij ook de eindgebruiker, de aard van de goederen en het beoogde eindgebruik binnen de op dat moment bekende context tegen het licht worden gehouden. Hieruit volgt een totaalbeeld op basis waarvan een vergunning al dan niet wordt verleend.
Voor het criterium waaronder de rol van de eindgebruiker ten aanzien van mensenrechten en internationaal humanitair recht wordt getoetst, geldt dat een vergunning wordt afgewezen wanneer er sprake is van een duidelijk risico dat de uit te voeren goederen gebruikt worden voor binnenlandse onderdrukking, schending van mensenrechten of het internationaal humanitair recht. Een dergelijk duidelijk risico is tot op heden niet geconstateerd ten aanzien van uitvoer ten behoeve van eindgebruik door de Egyptische marine.