Ingediend | 23 februari 2022 |
---|---|
Beantwoord | 30 maart 2022 (na 35 dagen) |
Indiener | Hatte van der Woude (VVD) |
Beantwoord door | Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap onderzoek en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z03441.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2276.html |
Ja, daar ben ik mee bekend.
Open science en de modernisering van het systeem van erkennen en waarderen hebben zeker een relatie. Ze versterken elkaar. Naast het streven naar meer transparantie en openheid over vergaarde kennis heeft open science ook tot doel wetenschap en samenleving dichter bij elkaar te brengen.2 Dit in het streven naar een hogere maatschappelijke waarde van wetenschap en het versterken van het publieke vertrouwen in de wetenschap. Succes op dit terrein is niet gemakkelijk terug te voeren naar traditionele wetenschappelijke output zoals publicaties, maar heeft wel een grote doorwerking kunnen hebben in de samenleving en de wetenschap.
De zorg dat de bewegingen van open science en erkennen en waarderen de internationale positie zullen schaden deel ik niet. Ik constateer dat de tot nu toe gezette stappen de Nederlandse wetenschap juist internationaal beter positioneren.
Ja. Daar ben ik mee bekend.
Ik kan mij goed vinden in de gezamenlijke position paper van de kennisinstellingen en wetenschapsfinanciers.5 Daarin wordt terecht geconstateerd dat de huidige wijze waarop academici worden erkend en gewaardeerd onvoldoende in balans is met het takenpakket. Het landelijk programma Erkennen en Waarderen brengt daar een welkome modernisering in aan. Het is een cultuur- en systeemverandering die meer ruimte moet bieden aan de pluriformiteit van taken van academici.
Het is niet het geval dat het herzien van deze systematiek gepaard gaat met meer willekeur. Door aandacht te hebben voor de specifieke context en ruimte te laten voor leden van een team om hun eigen bijdrage te leveren aan een gezamenlijk doel, biedt dit systeem juist meer ruimte voor de vele dimensies van kwaliteit – in de brede zin van het academisch werk.
Zoals bij elke transitie is het denkbaar dat een verandering in de wijze waarop in Nederland academici beoordeeld worden gevolgen kan hebben voor individuele wetenschappers in het internationale veld. Voor de wetenschap als geheel heb ik daar echter op dit moment nog geen signalen van ontvangen. Het blijft bij deze transitie wel belangrijk om zowel nationaal als internationaal de vinger aan de pols te houden. Dat zal ik doen door jaarlijks aan uw Kamer te rapporteren over de voortgang van het landelijk programma Erkennen en Waarderen. Dit programma wordt gedragen door UNL, NWO, KNAW, NFU en ZonMw en heeft als doel ruimte voor ieders talent aan de academie te realiseren, oftewel, het nieuwe erkennen en waarderen. Het programma heeft een looptijd van vijf jaar (2022–2026) en daarbij zal periodiek een «cultuurbarometer» worden uitgevoerd naar de bekendheid van erkennen en waarderen en de uitwerking ervan.
Ja, daar ben ik mee bekend. Ik ben recent ook in gesprek gegaan met enkele van de briefschrijvers over dit onderwerp. NWO is zich, in samenspraak met een groot aantal belanghebbenden, aan het bezinnen op de Talentcompetitie. Dat is een zorgvuldig proces waar ik veel vertrouwen in heb. NWO heeft binnen het programma Erkennen en Waarderen als onderzoeksfinancier overigens een andere functie dan bijvoorbeeld een universiteit als werkgever. NWO is zich hier terdege van bewust enzal voorstellen altijd blijven beoordelen op basis van de kwaliteit van het onderzoek, die van de onderzoeker(s) en van de verwachte wetenschappelijke en/of maatschappelijke impact van dat onderzoek.
Zie mijn antwoorden bij vraag 1 en 2.
Zie mijn antwoord bij vraag 1.
NWO gaat zelf over de criteria die worden gehanteerd bij de beoordeling. NWO heeft inderdaad het besluit genomen om de Journal Impact Factor (JIF) en Hirsch-index (h-index) niet langer te gebruiken voor de beoordeling van individuen. Dit omdat het problematische indicatoren zijn voor individuele onderzoeksprestaties. NWO staat niet langer toe dat aanvragers een complete publicatielijst en een volledig overzicht van activiteiten opgeven, maar vraagt hen om een selectie te maken van de meest relevante outputs (breder dan enkel publicaties) en activiteiten in het kader van de aanvraag. Het is daarbij nog altijd mogelijk om relevante kwalitatieve en/of kwantitatieve indicatoren op te nemen, waarmee de kwaliteit van het voorstel en de ervaring van de onderzoeker kunnen worden onderbouwd. Deze aanpassingen zijn verwerkt in het zogenaamde narratief cv en zijn in lijn met de werkwijze van een aantal andere onderzoeksfinanciers in Europa en daarbuiten.7
Ik kan bevestigen dat bij het specifieke instrument waaraan u refereert, namelijk de kleine projecten (50.000 euro) in de Open Competitie van Exacte en Natuurwetenschappen, het curriculum vitae van de indiener niet wordt meegenomen. Dit is een bijzonder geval en heeft te maken met het specifieke doel van dit instrument.8 NWO wil hiermee risicovolle projecten financieren waarvoor binnen de bestaande instrumenten geen ruimte is. Deze voorstellen worden anoniem behandeld om ze louter te laten beoordelen op basis van het onderzoeksidee. Kwaliteit en originaliteit krijgen daarmee meer aandacht.
Het hoofddoel van het landelijk programma is niet het wegnemen van aanvraagdruk en publicatiedruk. Het gaat hier om een flankerende transitie die dient om kennisinstellingen te stimuleren om de diverse taken van academici te erkennen.
De transitie in erkennen en waarderen heeft niet tot doel «metrische» indicatoren af te schaffen. De transitie geeft onderzoeksfinanciers en instellingen de ruimte om wetenschappers breder te beoordelen dan uitsluitend op basis van «metrische» indicatoren. Dit is tevens in lijn met het Strategisch Evaluatie Protocol9 voor wetenschappelijk onderzoek waarin het gebruik van betekenisvolle indicatoren (kwalitatief en kwantitatief) wordt gestimuleerd.
Zie mijn antwoord bij vraag 6.
Een uitmuntende kwaliteit van kennis blijft ook in het nieuwe erkennen en waarderen het uitgangspunt. Door oog te hebben voor de volledige breedte van het academisch werk kunnen talenten op waarde worden geschat en is er ruimte om ook de prestaties op domeinen zoals onderwijs, impact en leiderschap te belonen. Deze diversificatie schept de mogelijkheid om een veelheid van talenten op waarde te schatten, waarbij ook oog voor teamprestaties mogelijk is.
Zowel in het huidige systeem als in de toekomstige manier van erkennen en waarderen zijn er geen twee landen in de wereld die met aantoonbaar dezelfde systematiek werken. Nederland is uniek met de landelijke aanpak en bijbehorende programmastructuur, maar ook in andere landen worden vergelijkbare stappen gezet. Meerdere internationale onderzoeksfinanciers passen momenteel hun procedures aan en steeds meer instellingen en individuen ondertekenen de San Francisco Declaration on Research Assesment (DORA)10. Zij steunen het uitgangspunt om onderzoek te beoordelen op inhoud en niet op afgeleide indicatoren.
Op internationaal niveau zijn er meerdere initiatieven waarbinnen afstemming rond de thema’s van open science en erkennen en waarderen plaatsvindt. De bereidheid om hier aan deel te nemen is hoog.11 Eerder noemde ik al de acties die lopen binnen de Europese Onderzoeksruimte. Daarnaast werken de Europese koepels Science Europe en de European Association of Universities met steun van de Europese Commissie12 aan een initiatief om de beoordeling van onderzoek en onderzoekers af te stemmen. Ruim 250 organisaties uit 30 landen hebben zich bij dit initiatief aangesloten. Het uitgangspunt van deze research assesment working group, evenals dat van initiatieven in Noorwegen, Finland en Latijns Amerika, is steevast dat verandering nodig is, omdat bij beoordeling momenteel minder geschikte en beperkte methoden en criteria gebruikt worden om de kwaliteit, prestaties en impact van onderzoek en onderzoekers te beoordelen. Ook in de recent aangenomen UNESCO «Recommendation on Open Science» wordt opgeroepen de twee doelen van open science en erkennen en waarderen met elkaar in lijn te brengen.13 Het Nederlandse onderzoeksveld is goed vertegenwoordigd bij deze initiatieven en daar ben ik trots op.
Ik ben bekend met de zorgen die leven. Tegelijkertijd zie ik veel academici die hoop putten uit deze cultuurverandering. Het is van het grootste belang dat academici gehoord worden, met elkaar spreken over erkennen en waarderen en dat zij zelf invloed hebben op deze cultuurverandering. Daarom worden door het hele land – bij alle betrokken universiteiten, onderzoeksinstituten en onderzoeksfinanciers -bijeenkomsten georganiseerd. Ook op landelijk niveau is er ruimte voor dialoog. Bijvoorbeeld bij het recent georganiseerde Recognition & Rewards Festival14 en bij bijeenkomsten die de KNAW binnenkort organiseert. Zorgen die tijdens zulke bijeenkomsten geuit worden door wetenschappers worden serieus genomen en meegewogen bij de implementatie. Zelf ben ik al in gesprek met wetenschappers over erkennen & waarderen. Dit doe ik bijvoorbeeld tijdens mijn vele werkbezoeken.