Ingediend | 21 februari 2022 |
---|---|
Beantwoord | 29 april 2022 (na 67 dagen) |
Indieners | Agnes Mulder (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
Onderwerpen | internationaal internationale samenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z03208.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2600.html |
Op 29 april 2021 werden zowel de beoogde parlements- als presidentsverkiezingen door de Palestijnse Autoriteit (PA) uitgesteld. De parlementsverkiezingen hadden op 22 mei 2021 moeten plaatsvinden, en de presidentsverkiezingen op 31 juli 2022. Volgens de PA zou Israël verkiezingen in Oost-Jeruzalem niet toestaan. Dit was voor de PA reden om de verkiezingen niet door te laten gaan. Nederland en de EU hebben indertijd Israel opgeroepen om verkiezingen ook mogelijk te maken in Oost-Jeruzalem. Israël heeft nooit publiekelijk te kennen gegeven dat het verkiezingen in Oost-Jeruzalem niet zou toestaan.
Het is nu eerst aan de PA om een nieuwe datum vast te stellen voor de nationale verkiezingen. Nederland blijft de PA hiertoe oproepen, zowel bilateraal als in Europees verband.
Er zijn nog geen nieuwe data vastgesteld door de PA, en het is nog niet bekend welke partijen aan die verkiezingen zullen deelnemen.
De eerste ronde van de lokale verkiezingen op de Westelijke Jordaanoever vond plaats op 11 december 2021. De eerste ronde betrof dorpen en steden met minder dan 11.000 inwoners. In deze eerste fase van de lokale verkiezingen konden 405.687 van de 1.473.346 geregistreerde stemgerechtigden stemmen. De verkiezingen zijn rustig verlopen zonder noemenswaardige incidenten. Kandidaten op onafhankelijke kieslijsten ontvingen de meerderheid van de stemmen (ca. 70%). Op 26 maart 2022 is de tweede ronde van deze lokale verkiezingen geweest, die deze keer plaatsvonden in de 27 belangrijkste dorpen en steden op de Westoever – met een officiële opkomst van 53,3%. Ook de tweede ronde is zonder grote incidenten verlopen.
Het tegengaan van corruptie en bevorderen van transparantie binnen de Palestijnse Autoriteit blijven belangrijke aandachtspunten in de bilaterale samenwerking. Nederland steunt lokale organisaties om meer transparantie te bewerkstelligen en aandacht te vragen bij de Palestijnse overheid voor misstanden op dit gebied. De Nederlandse inzet op dit gebied vormt geen belemmering voor de betrekkingen met de PA. Die zijn goed.
Nederland en de EU blijven beide partijen oproepen om de politieke dialoog te hervatten. Het momentum hiervoor ontbreekt echter. De huidige Israëlische regering heeft verklaard niet bereid te zijn tot onderhandelingen over een vredesakkoord. Het kabinet ziet op dit moment geen concrete mogelijkheden om bilateraal of in multilateraal verband via maatregelen beide partijen weer aan de onderhandelingstafel te krijgen. Het kabinet steunt de inspanningen van de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor het MOVP, dhr. Koopmans, om actief in kaart te brengen wat hiervoor nodig zou zijn.
Intussen vinden er wel contacten over en weer plaats tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit om samenwerking op het terrein van sociaaleconomische ontwikkeling te verbeteren. Nederland speelt hierbij een rol in het nader tot elkaar brengen van beide partijen middels de trilaterale werkgroepen op het gebied van handel, water en energie.
De spanningen blijven hoog, waardoor een nieuwe escalatie niet kan worden uitgesloten. Dat is ook binnen afzienbare tijd reeds mogelijk, bijvoorbeeld wanneer islamitische en joodse feestdagen samenvallen zoals in april. De recente aanslagen en incidenten tonen deze gespannen situatie. De internationale inzet, inclusief die van Nederland, is er dan ook op gericht om de autoriteiten aan alle zijden te bewegen een houding aan te nemen die gericht is op de-escalatie.
De situatie in Gaza lijkt op dit moment relatief kalm. Tegelijkertijd is de humanitaire toestand nog steeds zorgelijk. De wederopbouw van Gaza is sinds de geweldsescalatie van mei 2021 slechts moeizaam op gang gekomen. Er is een staakt-het-vuren, maar deze heeft nog geen structureel karakter. Bemiddelingen hierover, en ook tussen Hamas en Fatah, worden voortgezet, gefaciliteerd door onder andere Egypte. Toegang tot schoon water, voedsel en medische zorg is beperkt (zie ook antwoorden op vraag 9 en 10). De toegang tot Gaza voor personen en goederen wordt gecontroleerd door Israël. In Gaza zelf heeft Hamas het dagelijkse bestuur in handen. De VN heeft toegang tot Gaza en biedt via UNRWA verschillende vormen van (humanitaire) ondersteuning, op het gebied van zorg, onderwijs, sociale voorzieningen en voedselveiligheid.
Ja, dit thema krijgt consistent Nederlandse aandacht. Het grondwater in Gaza is volgens de VN voor meer dan 90% ondrinkbaar, en WHO-standaarden voor schoon drinkwater worden niet gehaald. De drinkwatervoorziening is na de geweldsescalatie van mei 2021 verder onder druk komen te staan. Nederland en de EU dragen bij aan het Wereld Bank Trust Fund, dat o.a. gericht is op het versterken van waterdistributienetwerken in Gaza. Nederland speelt ook een actieve rol op het gebied van water middels de trilaterale Israëlisch-Palestijns-Nederlandse water-werkgroep, waarbij recent voortgang is geboekt met het vergroten van drinkwaterimport, en toegang van materialen voor waterprojecten van Israël naar Gaza.
Het Gaza Reconstruction Mechanism (GRM) is een systeem dat toeziet op de invoer van zogenaamde dual-use materialen naar Gaza via de Kerem Shalom/Karm Abu Salem grensovergang. Via de GRM worden onder meer bouwmaterialen voor grote waterprojecten Gaza binnengebracht, maar ook talloze andere dual-use items die van belang zijn voor de bouw van de (water)infrastructuur in Gaza. Nederland zet zich samen met andere Europese partners in voor een aanpassing van de dual-use lijsten en verdere versoepelingen in Gaza ten behoeve van betere leefomstandigheden. Naast de betrokkenheid in de watersector, zet Nederland zich in het bijzonder in voor betere toegang van materialen voor de ontwikkeling van de private sector, waaronder landbouw en de creatie van werkgelegenheid. Bovendien speelt Nederland, middels de eerder genoemde trilaterale overleggen, een sleutelrol bij het upgraden van de Karm Abusalem crossing – het Gazaanse deel van de Kerem Shalom-crossing tussen Israël en Gaza – waarmee wordt beoogd om de transactiekosten te verlagen voor Gazaanse handelaren, bij het transporteren van hun goederen naar de Westoever en andere markten.
Zie antwoord op vraag 9 en 10.
Nederland ziet daar inderdaad kansen, en onderzoekt actief de mogelijkheid om Palestijnse waterorganisaties een platform te bieden op evenementen zoals Wereldwaterdag, de VN waterconferentie in 2023 maar ook COP27 in Sharm-al-Sheikh, om de vooruitgang te tonen die met behulp van donoren is bereikt. Vooral op het gebied van drinkwater en afvalwater is er in de afgelopen jaren solide resultaat geboekt, ondanks de zeer complexe context.
Voor het kabinet blijft het uitgangspunt dat de Israëlische informatie voldoende overtuigend dient te zijn om de listings te rechtvaardigen en daar gevolgen aan te verbinden. Het kabinet heeft tot op heden geen bewijs voor de Israëlische kwalificaties van de zes ngo’s ontvangen en heeft dan ook geen reden om het beleid ten aanzien van deze ngo’s, op basis van dit Israëlische besluit, te herzien. Nederland zet zich er voor in om met andere donoren, waaronder de EU tot een gezamenlijke appreciatie te komen, zodat alle beschikbare informatie meegewogen kan worden. Het kabinet streeft ernaar om voor het zomerreces deze gezamenlijke appreciatie af te ronden en uw Kamer te informeren.
Zie het antwoord op vraag 13.
Een appreciatie van het meest recente rapport over dit onderwerp, dat van Amnesty International, komt de Kamer spoedig toe.
Het kabinet blijft Israël consistent aanspreken over de uitbreiding van nederzettingen, zowel bilateraal als in EU en overig gelijkgestemd internationaal verband. Nederzettingen zijn strijdig met het internationaal recht, ondermijnen de kansen op een twee-statenoplossing en doen spanningen op de grond toenemen. Nederland blijft zich uitspreken tegen illegale nederzettingen, of unilaterale acties die een duurzame oplossing verder op afstand plaatsten. De ontwikkelingen op de grond worden nauwgezet gevolgd, en het kabinet aarzelt niet om zich duidelijk daarover uit te spreken als daar aanleiding toe is. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Door het uitblijven van genoemde betalingen door Israël aan de PA wordt de al zorgwekkende financiële situatie van de PA nog nijpender. Deze inhouding van Palestijns belastinggeld door Israël – ingegeven door de uitkeringen door de PA aan voor terrorisme veroordeelde Palestijnse gevangenen – is strijdig met internationale afspraken tussen Israël en de PLO (Parijs Protocol), en past niet bij de Israëlische intentie om «de PA te versterken». Nederland is wel van mening dat de PA de systematiek van betalingen aan gevangenen moet herzien. Betalingen aan gevangenen moeten gebaseerd zijn op basis van sociale behoeften en niet op basis van de lengte van de opgelegde straf.
Nederland heeft de inhoud van de Oslo-akkoorden altijd ondersteund, en de afspraken die daar zijn gemaakt – inclusief de genoemde «safe passage» – verwelkomd.
De afspraken die zijn gemaakt in de Oslo-akkoorden zijn niet alle verwezenlijkt. Er zijn momenteel geen gesprekken gaande, of discussies over het opnieuw categoriseren van Area’s A, B of C. Het is het kabinet niet bekend of hier draagvlak voor is onder de Israëlische of Palestijnse bevolking. Er is op dit moment geen zicht op een herstart van onderhandelingen tussen Israël en de PLO, waar dergelijke «finale status» thema’s besproken zouden kunnen worden.
Het kabinet spreekt afkeuring uit over infrastructuur die Israëlische nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever zou verbinden met West-Jeruzalem. Dergelijke plannen staan op gespannen voet met de twee-statenoplossing inclusief de notie van Oost-Jeruzalem als hoofdstad van een toekomstige Palestijnse staat. Nederland blijft zich uitspreken tegen beslissingen die de kans op een twee-statenoplossing ondermijnen.
Ja. Zie het antwoord op vragen 16 en 20.
Het kabinet is bekend met die berichtgeving. Ik verwijs u in dit kader tevens naar de Kamerbrief over het SER advies inzake bouwstenen IMVO-wetgeving, d.d. 1 oktober 2021 (Kamerstuk 26 485, nr. 376). Daarin wordt de kabinetsreactie gegeven op de motie Van Dijk (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2379), waarin het kabinet wordt gevraagd om in gesprek te gaan met Nederlandse pensioenfondsen die beleggen in bedrijven die op hun beurt actief zijn in bezet Palestijns gebied om erop aan te dringen deze investeringen terug te trekken.
Zoals uw Kamer bekend, ontmoedigt de Nederlandse overheid al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Indien Nederlandse bedrijven hier vragen over hebben en aankloppen bij de overheid, worden zij over dit beleid geïnformeerd. De Nederlandse overheid verleent geen diensten aan Nederlandse bedrijven waar het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Daarnaast informeert de overheid Nederlandse bedrijven actief als zij gebruikmaken van ondersteuning van het handelsinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals tijdens handelsmissies die (mede) georganiseerd zijn door de Nederlandse ambassade. Het ontmoedigingsbeleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven, als die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Het gaat hierbij om activiteiten in nederzettingen, activiteiten met bedrijven gevestigd in nederzettingen en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen. In gevallen waarin op voorhand niet duidelijk is of een activiteit ten gunste komt van nederzettingen raadt het kabinet desgevraagd Nederlandse bedrijven aan het gesprek aan te gaan met het desbetreffende Israëlische bedrijf.
Bovenstaande laat onverlet dat het kabinet van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij in het buitenland de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen naleven, waarin de verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren is opgenomen. Ook worden bedrijven die steun krijgen (in de vorm van financiering/subsidies, exportkredietverzekering of deelname aan handelsmissies) getoetst aan de hand van een set van IMVO-criteria, gebaseerd op de OESO-richtlijnen. Bedrijven bepalen zelf welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken, maar in het kader van internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (iMVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij op basis van deze eigen verantwoordelijkheid, met inachtneming van de OESO Richtlijnen, tot afgewogen besluiten komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen.
Uithuiszettingen doen de spanningen op de grond ernstig toenemen, kunnen leiden tot verdere escalatie en ondermijnen daarmee de kansen op een twee-statenoplossing. Nederland dringt er daarom bij Israël consequent op aan om af te zien van uithuiszettingen, sloop en confiscatie van Palestijnse bezittingen, en om het internationaal recht te respecteren.
Item 7 van de Mensenrechtenraad bestaat sinds de oprichting van de raad in 2006. De voorganger van de Mensenrechtenraad, de Mensenrechtencommissie (1946–2006), bevatte al een vast agendapunt over Israël en de Palestijnse gebieden. Nederland is van mening dat item 7 bijdraagt aan de disproportionele aandacht voor Israël bij de VN, en is daarom voorstander van het geleidelijk afbouwen en uiteindelijk verdwijnen van het agenda-item 7. Er moet wel ruimte zijn voor gefundeerde kritiek op alle individuele VN-lidstaten, maar hiervoor is genoeg gelegenheid onder de andere agendapunten van de Mensenrechtenraad.
Ja.