Ingediend | 2 februari 2022 |
---|---|
Beantwoord | 10 mei 2022 (na 97 dagen) |
Indiener | Frank Wassenberg (PvdD) |
Beantwoord door | van der Ch. Wal-Zeggelink |
Onderwerpen | bodem lucht natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z01740.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2692.html |
Het kabinet heeft op 9 juli 2021 besloten om de projectbijdrage voor alle typen emissiebronnen in het kader van toestemmingverlening te berekenen tot een maximale rekenafstand van 25 kilometer. De maximale rekenafstand van 25 kilometer is verwerkt in AERIUS Calculator 2021, die sinds 13 januari 2022 is voorgeschreven in de Regeling natuurbescherming. In lopende procedures in het kader van toestemmingverlening kon, vooruitlopend op de implementatie van de maximale rekenafstand in AERIUS Calculator 2021, de maximale rekenafstand van 25 km per direct vanaf 9 juli 2021 worden toegepast via AERIUS Connect.
Met de vorige versie van dit rekeninstrument, AERIUS Calculator 2020, werd de depositiebijdrage van andere bronnen dan wegverkeer berekend in heel Nederland zonder maximale rekenafstand, tot een rekenkundige ondergrens van 0,005 mol/ha/jaar. Voor wegverkeer werd uitgegaan van een maximale rekenafstand van 5 kilometer.
Het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof beoordeelde het gebruik van AERIUS Calculator als niet doelgeschikt voor toestemmingverlening, omdat er onder meer sprake was van een onbalans tussen het gewenste detailniveau van berekenen en de onzekerheid van het rekenmodel. Op basis van de resultaten van de door het kabinet gevraagde onderzoeken van RIVM en TNO naar de modeleigenschappen van AERIUS Calculator heeft het kabinet aanleiding gezien om te komen tot een onderbouwde keuze voor een maximale rekenafstand van 25 kilometer voor alle depositieberekeningen met AERIUS Calculator in het kader van toestemmingverlening op grond van de Wet natuurbescherming.
Hiermee wordt de onbalans tussen het gewenste detailniveau van berekenen en onzekerheid van het rekenmodel verkleind en wordt tegemoet gekomen aan de bevindingen van het Adviescollege.
Het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof concludeerde dat de manier waarop projectbijdragen werden berekend in het kader van toestemmingverlening teveel onzekerheden opleverde. Ze stelde dat wetenschap en beleid te sterk door elkaar lopen: omdat het technisch gezien mogelijk is in groot detail te rekenen, wordt dit in het beleidsinstrument toegepast zonder een goede afweging of de berekening de werkelijkheid weergeeft en het bijdraagt aan de totale kwaliteit van de berekening. De keuze voor de maximale rekenafstand van 25 kilometer voor depositieberekeningen met AERIUS Calculator in het kader van toestemmingverlening op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) is gebaseerd op technisch-modelmatige argumenten. Deze argumenten betreffen onder meer de onmogelijkheid van de validatie met metingen van het rekenmodel voor berekende depositiebijdragen van individuele bronnen op grotere afstanden dan 20 kilometer en de toename van de onzekerheid in de berekende bijdragen met de afstand.
Met de maximale rekenafstand van 25 kilometer voor alle bronnen is vanuit technisch-modelmatige overwegingen een balans gevonden tussen de volledigheid en de precisie van de berekende stikstofdepositie die wordt betrokken in een passende beoordeling. De depositiebijdrage per hectare van een individueel project buiten 25 kilometer is relatief klein. Het toerekenen van dusdanig kleine depositieveranderingen op een dergelijke afstand aan een individueel project is om technisch-modelmatige redenen bezwaarlijk. Het is mogelijk om de depositiebijdragen van een individueel project te berekenen op afstanden groter dan 25 kilometer, maar daarbij gaat de volledigheid van de berekening ten koste van de precisie van het resultaat van de berekening.
Een uitgebreide toelichting op de technisch-modelmatige argumenten voor een maximale rekenafstand van 25 kilometer is beschreven in het rapport van TNO dat als bijlage is meegestuurd bij de brief aan uw Kamer over de vervolgacties naar aanleiding van het eindrapport van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof (Kamerstuk 35 334, nr. 158).
Inderdaad kent de Habitatrichtlijn een verslechteringsverbod voor alle Natura 2000-gebieden (artikel 6, tweede lid). Dit betekent dat lidstaten passende (preventieve) maatregelen moeten treffen die nodig zijn om verslechteringen te voorkomen. Nederland geeft hier onder meer uitvoering aan met de structurele aanpak stikstof die de volgende elementen omvat:
De structurele aanpak stikstof is aanvullend op de al eerder vastgestelde bron- en natuurmaatregelen (zoals beheerplanmaatregelen en PAS-herstelmaatregelen) en de reeds bestaande gebiedsgerichte monitoring en bijsturing.
Het verslechteringsverbod staat niet gelijk aan het verbod dat een activiteit geen extra stikstofneerslag mag veroorzaken op een Natura 2000-gebied dat reeds met stikstof overbelast is. Want dat de stikstofdepositie op een aantal habitattypen toeneemt terwijl de kritische depositiewaarde al wordt overschreden, betekent niet per definitie dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden worden aangetast. Dit is vaste jurisprudentie van de Raad van State.
Er mag voor het verlenen van een natuurvergunning geen redelijke wetenschappelijke twijfel bestaan over de conclusie dat significante effecten als gevolg van de te vergunnen activiteit zijn uitgesloten.
Het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof concludeerde dat de manier waarop projectbijdragen werden berekend in het kader van toestemmingverlening schijnzekerheid opleverde. Ze gaf aan dat wetenschap en beleid te sterk door elkaar lopen: omdat het technisch gezien mogelijk is in groot detail te rekenen, wordt dit in het beleidsinstrument toegepast zonder rekening te houden met de onzekerheden die inherent zijn aan het rekenmodel. In het kader van de maximale rekenafstand van 25 kilometer is technisch-modelmatig onderbouwd (balans tussen volledigheid en precisie van stikstofberekeningen) dat een berekende projectbijdrage voorbij een afbakening niet meer redelijkerwijs toerekenbaar is aan een project. Een eventuele depositiebijdrage buiten deze afstand hoeft dan ook niet betrokken te worden in de passende beoordeling van een project.
Het kabinet heeft dan ook vertrouwen in de onderbouwing van de maximale rekenafstand. Het is uiteindelijk aan de rechter om hierover een oordeel te geven.
Gemiddeld slaat ongeveer twee derde van de totale stikstofemissies (NH3 en NOx) van Nederlandse bronnen buiten Nederland neer (Bron: RIVM-briefrapport 2021–0200). Voor de ammoniakemissies (NH3) geldt dat ongeveer 47% van de Nederlandse ammoniakemissies buiten Nederland neerslaat. Voor stikstofoxiden (NOx) is dit ongeveer 88%.
Voor het deel dat neerslaat in Nederland geldt dat gemiddeld 50% van de stikstofemissie van een bron binnen een straal van 25 kilometer deponeert en 50% daarbuiten. Deze fracties geven een gemiddelde inschatting voor een groot aantal bronnen. Met mijn brief van 9 juli 2021 en de daarbij behorende bijlagen heb ik uw kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 35 334, nr. 158). De hoogste depositie per hectare per jaar treedt op vlakbij een bron. Voor een individuele bron geldt dat het percentage van de emissies NOx en NH3 dat zich verder verspreidt dan 25 kilometer onder meer afhankelijk is van de locatie, de stof en de emissiekarakteristieken zoals schoorsteenhoogte en warmte-inhoud. Deze depositie buiten de 25 kilometer van een bron is in de meeste gevallen lager dan 0,005 mol per hectare per jaar.
De maximale rekenafstand van 25 kilometer geldt voor depositieberekeningen van individuele projecten in het kader van de toestemmingverlening. Voor de berekening van de totale stikstofdepositie geldt de maximale rekenafstand niet. De maximale rekenafstand heeft daarom geen invloed op de bepaling van de totale depositie, bijvoorbeeld in het kader van de monitoring van de stikstofaanpak.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 zijn de depositiebijdragen van projecten op afstanden groter dan 25 kilometer niet buiten beeld. De depositiebijdragen van activiteiten buiten de 25 kilometer zijn onderdeel van de totale deposities waarvoor de overheid verantwoordelijk is om maatregelen te treffen die nodig zijn de verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen en passende matregelen ter voorkoming van verslechtering van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten.
De raming van deze totale deposities op basis waarvan het huidige structurele pakket aan maatregelen is bepaald, is gebaseerd op emissieramingen van het Planbureau voor de Leefomgeving waarin verwachte economische en maatschappelijke activiteiten meegenomen, inclusief activiteiten (projecten) waarover nog een toestemmingsbesluit moet worden genomen.
Hoewel de emissieramingen een plausibele inschatting beogen te geven van de ontwikkeling, zijn daar onzekerheden aan verbonden. Dat is inherent aan prognoses en modelberekeningen voor toekomstige situaties. Daarom heeft het kabinet besloten extra passende maatregelen te treffen in de vorm van extra bronmaatregelen, als extra waarborg om te voorkomen dat het totaal aan deposities, inclusief de projectbijdragen buiten de maximale rekenafstand, leidt tot (lokale) verslechtering van beschermde natuurwaarden in Natura 2000-gebieden.
Met de maximale rekenafstand van 25 kilometer is tegemoetgekomen aan de bevindingen van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof: de onbalans tussen het gewenste detailniveau van berekenen en onzekerheid van het rekenmodel op grote afstand is verkleind en de ongelijke behandeling van verschillende typen emissiebronnen is beëindigd.
De maximale rekenafstand heeft niet als doel de natuur te verbeteren. Daarvoor heeft het kabinet de structurele aanpak stikstof vastgesteld, met onder meer een pakket aan bron- en natuurmaatregelen.
Op basis van de resultaten van de onderzoeken van RIVM en TNO naar de modeleigenschappen heeft het kabinet aanleiding gezien om tot een onderbouwde keuze te komen voor een maximale rekenafstand van 25 kilometer in het kader van toestemmingverlening.
Bij deze maximale rekenafstand is rekening gehouden met de op basis van de meest recente jurisprudentie geldende cumulatieve randvoorwaarden voor het vaststellen van een afbakening voor stikstofdepositie van verschillende emissiebronnen:
Het kabinet heeft dan ook vertrouwen in de onderbouwing van de maximale rekenafstand. Het is uiteindelijk aan de rechter om hierover een oordeel te geven.
Nee, dat kan ik niet bevestigen. De depositiebijdrage per hectare per jaar van een individueel project is buiten 25 kilometer relatief klein. Dit geldt voor zowel agrariërs als de meeste industriële activiteiten.
Bij een maximale rekenafstand van 25 kilometer zal een initiatiefnemer emissiereducerende maatregelen moeten treffen voor de depositie die zijn project veroorzaakt op Natura 2000-gebieden binnen die straal van 25 kilometer. Bij relatief grote projecten zullen in beginsel meer effectieve mitigerende maatregelen vereist zijn.
De maximale rekenafstand geldt bij toestemmingverlening voor nieuwe initiatieven. Bijvoorbeeld indien Tata Steel een vergunning aanvraagt voor een nieuwe activiteit of voor een wijziging van de bestaande activiteiten op de eigen locatie. De maximale rekenafstand geldt dus alleen voor het vaststellen van projecteffecten. De stikstofeffecten buiten de 25 km zijn niet buiten beeld, zie ook antwoord op vraag 6. Daarnaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheid om in de individuele vergunningverlening een bijdrage te vragen als passende maatregel voor effecten voor extra emissiereductie.
Ik kan bevestigen dat de overheid verantwoordelijk is voor de passende maatregelen ter voorkoming van eventuele verslechtering door depositie op grotere afstand dan de maximale rekenafstand. Zie ook het antwoord op vraag 6 en vraag 9.
Nee, dat beaam ik niet. Een initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het treffen van de benodigde mitigerende maatregelen om aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden als gevolg van het project te voorkomen. De lidstaat (rijk en provincies) is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen (art. 6, eerste lid, Habitatrichtlijn) en passende maatregelen (preventief) ter voorkoming van verslechtering van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten (art. 6, tweede lid, Habitatrichtlijn). De maximale rekenafstand van 25 kilometer kan gevolgen hebben voor de mitigerende maatregelen die een initiatiefnemer moet treffen. Voor projecten met een verkeersaantrekkende werking, zoals grote woningbouwprojecten en rijks- en provinciale infrastructuurprojecten, leidt een maximale rekenafstand van 25 kilometer mogelijk tot een grotere mitigatieopgave dan in de situatie met een maximale rekenafstand van 5 km. Voor een beperkt aantal andere projecten betekent de maximale rekenafstand van 25 kilometer mogelijk een kleinere mitigatieopgave ten opzichte van de situatie waarbij geen maximale rekenafstand geldt.
Dit betekent echter niet automatisch dat door de overheid meer maatregelen moeten worden getroffen om de bestaande overbelasting als gevolg van de totale deposities weg te nemen. Om de volgende redenen:
Daarnaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheid om in de individuele vergunningverlening een bijdrage te vragen als passende maatregel voor effecten voor extra emissiereductie. Ik beschouw deze verdeling van verantwoordelijkheden voor het treffen van maatregelen tussen initiatiefnemers en overheid als rechtvaardig.
De stikstofdepositiebijdrage van projecten buiten de 25 kilometer is onderdeel van de totale deposities, waarvoor de overheid verantwoordelijk is om maatregelen te treffen die nodig zijn voor de verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen (artikel 6 eerste lid, Habitatrichtlijn) en passende maatregelen (preventief) ter voorkoming van verslechtering van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten (artikel 6, lid 2, Habitatrichtlijn). Hiertoe is onder meer de huidige structurele aanpak stikstof met een pakket aan bron- en natuurmaatregelen in gang gezet.
In juli 2021 heeft het vorige kabinet besloten dit pakket aan te vullen. Dit aanvullende pakket bronmaatregelen is niet bedoeld om de totale landelijke stikstofneerslag buiten 25 kilometer te compenseren, maar vormt een versterking van het pakket aan passende maatregelen die rijk en provincies nemen als extra waarborg om te voorkomen dat het totaal aan (achtergrond)deposities, inclusief de projectbijdragen buiten de maximale rekenafstand, leidt tot verslechtering van natuurwaarden in Natura 2000-gebieden.
Voor de extra passende maatregelen heeft het vorige kabinet € 150 miljoen gereserveerd. Verdere besluitvorming over dit aanvullende pakket vindt plaats in aanloop naar de Voorjaarsnota 2022.
Er zijn op dit moment vier gebieden in Nederland waar binnen 25 kilometer afstand geen (naderend) overbelaste stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden liggen. Als er geen stikstofaspecten zijn, kan een natuurvergunning alsnog aan de orde zijn vanwege andere aspecten zoals bijvoorbeeld verstoring. Ook gelden andere eisen: een activiteit moet bijvoorbeeld planologisch passen en voldoen aan de van toepassing zijnde milieueisen zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Samen met provincies waarin deze gebieden liggen, volg ik de ontwikkelingen. Ik wil niet vooruitlopen op rechtszaken die nog niet aanhangig zijn gemaakt.
Zoals in het antwoord op vraag 8 is aangeven heeft het vorige kabinet naar aanleiding van het advies van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof en op basis van de resultaten van het onderzoek van TNO aanleiding gezien om tot een onderbouwde keuze te komen voor een maximale rekenafstand van 25 kilometer in het kader van toestemmingverlening. Het kabinet heeft dan ook vertrouwen in de onderbouwing van de maximale rekenafstand. Mocht de rechter onverhoopt anders oordelen inzake uitbreidingsbesluiten dan zullen te zijner tijd aan de hand van de uitspraak de gevolgen daarvan worden bezien.
Zie het antwoord op vraag 8.
Er is geen aanleiding om de maximale rekenafstand van 25 kilometer voor het berekenen van stikstofdepositie in het kader van toestemmingverlening terug te draaien.
De maximale rekenafstand van 25 kilometer is gebaseerd op technisch-modelmatige argumenten waarmee is onderbouwd dat berekende projectbijdragen aan de deposities op meer dan 25 kilometer van de emissiebron niet meer redelijkerwijs toerekenbaar zijn aan een specifiek project.
Door het Adviescollege meten en berekenen in 2020 is vastgesteld dat het systeem AERIUS Calculator niet doelgeschikt is voor toestemmingverlening.
Er is volgens het adviescollege sprake van een onbalans tussen het gewenste detailniveau van berekenen en onzekerheid van het rekenmodel.
Met deze maximale rekenafstand van 25 kilometer is tegemoetgekomen aan de bevindingen van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof: de onbalans tussen het gewenste detailniveau van berekenen en onzekerheid van het rekenmodel op grote afstand is verkleind en de ongelijke behandeling van verschillende typen emissiebronnen is beëindigd. Hiermee is de meet- en rekensystematiek voor stikstofdepositie in Nederland verbeterd, robuuster en beter uitlegbaar geworden.
Een gedegen beantwoording van de vragen heeft meer tijd gekost en daardoor is het niet gelukt om de vragen binnen de gebruikelijke termijn te beantwoorden.
Op 2 februari jongstleden heeft het lid Wassenberg (Partij voor de Dieren) vragen gesteld over «Het besluit om de stikstofneerslag verder dan 25 kilometer van de bron niet meer mee te tellen» (kenmerk 2022Z01740). Vanwege de benodigde afstemming betreffende de beantwoording kunnen deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoord worden. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.