Ingediend | 28 december 2021 |
---|---|
Beantwoord | 28 januari 2022 (na 31 dagen) |
Indiener | Inge van Dijk (CDA) |
Beantwoord door | Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
Onderwerpen | belasting financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z24290.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1486.html |
Ja.
Ja.
De wetgeving is momenteel niet in lijn met het arrest van de Hoge Raad. Het is onwenselijk om deze situatie voort te laten bestaan tot de invoering van de vermogensrendementsheffing over het werkelijke rendement met de beoogde inwerkingtredingsdatum 2025. Onderzocht wordt wat de mogelijkheden zijn om de wetgeving eerder aan te passen.
De mogelijkheden om de wetgeving op een verantwoorde wijze eerder aan te passen dan per 2025 zijn onder andere afhankelijk van de technische maakbaarheid van de systemen van de Belastingdienst, de uitvoerbaarheid waaronder de ruimte in het IV-portofolio, de aanlevering van gegevens door ketenpartners, het doenvermogen van burgers en de beschikbare tijd voor een zorgvuldig wetgevingsproces. Momenteel worden diverse opties onderzocht om de wetgeving aan te passen.
Op 2 februari is een debat ingepland waarbij wij hierover met elkaar van gedachte zullen wisselen.
Bijlage: Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl
De leden Van der Lee (2021Z24255), Inge van Dijk (2021Z24290), Omtzigt (2022Z00005), Inge van Dijk en Idsinga (2022Z00071) en Hammelburg (2022Z00468) hebben vragen gesteld naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 over box 3. De vaste commissie van Financiën heeft op 12 januari 2022 verzocht om de gestelde vragen uiterlijk binnen tien dagen te beantwoorden. Ik verzoek u om uitstel van de gevraagde beantwoordingstermijn. Het arrest van de Hoge Raad heeft grote impact en de gevolgen hiervan zijn voor mij van de grootste prioriteit. We werken met man en macht aan een werkbare oplossing voor de uitvoering van het arrest. De reden van het verzoek om uitstel is dat nog niet alle gevolgen van het arrest helder zijn. Daarnaast is de beoordeling welke oplossingsrichtingen maakbaar en haalbaar zijn voor de uitvoering, wat oplossingsrichtingen vragen van burgers en of dit voor hen haalbaar is nog niet afgerond. Om uw Kamer juist en volledig te kunnen informeren verzoek ik uw Kamer om uitstel van beantwoording. Ik zal hierna op hoofdlijnen ingaan op welke keuzes nog gemaakt moeten worden en welke dilemma’s met betrekking tot de oplossingsrichtingen spelen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het sinds 2017 geldende box 3-stelsel in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en biedt de betrokken burger rechtsherstel. Het arrest heeft grote uitvoeringstechnische en budgettaire gevolgen. De Hoge Raad formuleert geen expliciete rechtsregel hoe het werkelijk behaalde rendement moet worden vastgesteld. Momenteel wordt nog onderzocht op welke wijze het arrest op dit punt moet worden toegepast. Naast de aanslagen van burgers die zijn aangesloten bij de massaal bezwaarprocedure over de jaren 2017 en 2018, heeft het arrest ook gevolgen voor alle aanslagen die per 24 december 2021 nog moeten worden opgelegd en alle aanslagen waarover al wordt geprocedeerd of zal worden geprocedeerd. Ook voor de jaren 2019 en 2020 lopen massaal bezwaarprocedures. De in deze procedures geformuleerde rechtsvraag is nagenoeg gelijk aan die van de procedures 2017 en 2018. Het aan de Hoge Raad voorleggen van de box 3-rechtsvraag voor 2019 en 2020 zal daarom niet tot een ander oordeel leiden dan het oordeel gegeven in het arrest van 24 december 2021 voor wat betreft het oordeel over het stelsel. Meerdere Kamerleden stelden de vraag of het arrest ook gevolgen heeft voor burgers die geen bezwaar hebben gemaakt. De volledige reikwijdte van de groep burgers die in aanmerking komen voor rechtsherstel is op dit moment nog niet bepaald. Voor burgers en de Belastingdienst is het belangrijk dat het herstel van aanslagen recht doet aan het arrest van de Hoge Raad, tijdig, zorgvuldig en zo eenvoudig mogelijk gebeurt. Dit is een grote uitdaging voor de Belastingdienst. Voor een uitvoerbare wijze van herstel dient een oplossing te worden gekozen die voor de verschillende belastingjaren zo eenvormig mogelijk is en zoveel mogelijk geautomatiseerd en massaal kan worden uitgevoerd. Verschillende opties voor de vormgeving van de hersteloperatie worden momenteel in kaart gebracht. Ik verwacht uw Kamer in februari te informeren over de wijze van herstel. Het bieden van rechtsherstel heeft grote budgettaire consequenties. De omvang van de budgettaire gevolgen is onder andere afhankelijk van de interpretatie van het arrest en de omvang van de groep burgers die in aanmerking komt voor rechtsherstel. De budgettaire gevolgen van de verschillende opties worden momenteel in kaart gebracht. Het arrest heeft daarnaast ook grote gevolgen voor zowel de menskracht als de ICT-capaciteit van de Belastingdienst. Ook deze gevolgen worden momenteel nog in kaart gebracht, waaronder de impact op capaciteit, benodigde middelen en verdrukking van andere werkzaamheden. Aangezien het arrest nog niet in de lopende processen en ICT-systemen van de Belastingdienst is verwerkt, kunnen op dit moment nog geen aanslagen opgelegd worden conform het arrest van de Hoge Raad. Daarom zijn de volgende beslissingen genomen ten aanzien van de lopende processen. Bij gevallen waarin sprake is van inkomen uit box 3, of wanneer de box 3 situaties in het proces van de Belastingdienst niet te isoleren zijn, worden waar mogelijk tot nader order geen belastingaanslagen en beschikkingen opgelegd. Hierop worden de volgende twee uitzonderingen gemaakt. Ten eerste indien sprake is van een verjaringsrisico. Daarvan is sprake als de verjaringstermijn dreigt te verstrijken, waardoor er geen (navorderings)aanslag meer kan worden opgelegd. Dit geldt onder andere voor de aanslagen 2017 en 2018. Ten tweede indien de burger belang heeft bij de doorgang van het proces. Dit geldt bij voorlopige aanslagen, verliesverrekening en middelingsverzoeken. Zo zijn de voorlopige aanslagen over belastingjaar 2022 op reguliere wijze afgerond zodat burgers tijdig maandelijks hun teruggaaf kunnen ontvangen of – in geval van te betalen aanslagen – de aanslag in termijnen kunnen betalen waardoor eventuele betalingsproblemen worden voorkomen. Deze aanslagen zijn dus nog niet in overeenstemming met het arrest van de Hoge Raad, maar hierop hoeft de burger nu geen actie te ondernemen. Deze aanslagen zullen later bij definitieve aanslag nog worden hersteld. Dit is gecommuniceerd op de website van de Belastingdienst, het was niet meer mogelijk dit in de aanslag zelf te communiceren. Momenteel wordt uitgewerkt op welke wijze tot herstel wordt gekomen van de op of na 24 december 2021 opgelegde definitieve aanslagen en navorderingen. Daarvoor hoeven de betrokken burgers nu geen actie te ondernemen. De wetgeving is momenteel niet in lijn met het arrest van de Hoge Raad. Het is onwenselijk om deze situatie voort te laten bestaan tot de invoering van de vermogensrendementsheffing over het werkelijke rendement met de beoogde inwerkingtredingsdatum 2025. Onderzocht wordt wat de mogelijkheden zijn om de wetgeving eerder aan te passen. Het arrest van de Hoge Raad heeft grote gevolgen voor zowel burgers als de uitvoering door de Belastingdienst. Het is nu van belang om snel, maar ook zorgvuldig stappen te zetten om tot oplossingen te komen. Daarom zal het Kabinet over bovenstaande dilemma’s op korte termijn beslissingen nemen, waar ik uw Kamer over zal informeren. Op basis van die beslissingen zal ik de gestelde vragen spoedig beantwoorden. Ik kijk ernaar uit om in het door de vaste commissie voor Financiën voorgestelde schriftelijke overleg met uw Kamer van gedachten te wisselen.