Ingediend | 1 december 2021 |
---|---|
Beantwoord | 6 januari 2022 (na 36 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht rechtspraak |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z22119.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1271.html |
Voor een sterke, goed functionerende rechtspraak is het belangrijk dat rechters volop deelnemen aan het maatschappelijke leven. Het kunnen hebben van nevenfuncties maakt daar deel van uit. Daarom is het in Nederland rechters in zijn algemeenheid toegestaan nevenfuncties te hebben. Dit kunnen ook functies bij de overheid zijn.
Ik onderschrijf de in het artikel geuite overtuiging dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van rechters boven elke twijfel verheven moet zijn. Dit betekent dat rechters nevenfuncties kunnen bekleden zolang deze niet in de weg staan aan een goede vervulling van het ambt en niet (de schijn van) partijdigheid met zich brengen. De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) biedt daarvoor het wettelijk kader.
Artikel 44, eerste tot en met derde lid Wrra bevat een aantal wettelijke incompatibiliteiten. Een rechterlijk ambtenaar, met uitzondering van de plaatsvervangers, rechters in opleiding en officieren in opleiding, kan bijvoorbeeld niet tevens advocaat of notaris zijn. Voorts bepaalt artikel 44, vierde lid dat rechterlijke ambtenaren geen betrekkingen mogen vervullen waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van hun ambt of op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Het zesde lid bepaalt dat de functionele autoriteit beoordeelt of de vervulling van de betrekking ongewenst is met het oog op de in het vierde lid genoemde gronden. Tot slot bevat het vijfde en zevende lid regels over het melden van een nevenbetrekking.
Naast deze wettelijke regels hanteert de Rechtspraak de «Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties». Deze leidraad bevat onder andere de aanbeveling dat een rechter geen zaken behandelt waarbij hij of zij via een nevenfunctie zo betrokken is dat de onpartijdigheid ter discussie kan komen te staan.
Tot slot staan de wettelijke instrumenten van verschoning en wraking ter beschikking indien in een concrete zaak een risico van belangenverstrengeling bestaat. Een rechter moet zich verschonen als deze een zaak krijgt toebedeeld die het risico van (de schijn van) belangenverstrengeling in zich heeft. Indien een partij meent dat in zijn of haar zaak een risico van belangenverstrengeling aanwezig is, kan deze partij de rechter wraken.
Conform de wettelijke regeling is de voorgenomen aanvaarding van de betreffende functie bij de directie Strafrechtketen ter beoordeling voorgelegd aan de functionele autoriteit, in dit geval de president van de rechtbank Amsterdam. Vervolgens is deze nevenbetrekking geregistreerd in het openbare register nevenfuncties van de rechtspraak.
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1 is het aan de functionele autoriteit, in dit geval de president van het gerecht, om te beoordelen of de functiecombinatie ongewenst is. Het is niet aan mij om in dit oordeel te treden.
Om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtspraak te waarborgen, zijn er voorwaarden verbonden aan het hebben van nevenfuncties, zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 1. Daarnaast worden nevenfuncties van rechters geregistreerd in het voor iedereen raadpleegbare register nevenfuncties van de rechtspraak. Dit wettelijk kader en in aanvulling daarop de door de rechtspraak gehanteerde waarborgen, zijn ook van toepassing op de incidentele inzet als rechter.
Nee. Zie het antwoord op vragen 1 tot en met 3.
De aanbeveling van de GRECO om de combinatie van het rechterschap en lidmaatschap van het parlement bij wet te verbieden is aanleiding geweest voor een wetsvoorstel waarin onder andere dit wettelijk verbod is opgenomen. Dit wetsvoorstel is op 11 november jl. in consultatie gegaan.2
Uitgangspunt van dit wetsvoorstel is dat het aantal incompatibiliteiten met het ambt van rechter zo beperkt mogelijk moet blijven. Invoering van nieuwe incompatibiliteiten is alleen gerechtvaardigd als het doel dat daarmee wordt gediend, het algemeen belang bij onafhankelijke rechtspraak, in een redelijke verhouding staat tot de beperkingen die het anderzijds voor individuele personen met zich brengt (het individueel belang). De regeling van incompatibiliteiten moet dan ook alleen betrekking hebben op fundamenteel onwenselijk geachte functiecombinaties. Dit heeft geleid tot de keuze om het verbod op gelijktijdige ambtsbekleding te beperken tot enerzijds het lidmaatschap van de Staten-Generaal of het Europees Parlement en anderzijds rechters. Bij deze keuze is ook meegewogen dat binnen de rechtspraak zelf het inzicht is gegroeid dat een striktere scheiding tussen de functiecombinatie rechter en lidmaatschap van de Tweede en Eerste Kamer wenselijk is. Deze functiecombinatie wordt daarom in voornoemde Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties ontraden.
Het voornemen van het kabinet om de combinatie van het rechterschap en lidmaatschap van het parlement bij wet te verbieden heeft zijn weerslag gekregen in voornoemd wetsvoorstel. Over de reikwijdte daarvan kan verder van gedachten worden gewisseld tijdens de parlementaire behandeling.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP), van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over de dubbelrol van een Amsterdamse rechter (ingezonden 1 december 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.