Kamervraag 2021Z21396

Het plaatsen van honingbijkasten in de nabijheid van natuurgebieden

Ingediend 24 november 2021
Beantwoord 21 december 2021 (na 27 dagen)
Indiener Leonie Vestering (PvdD)
Beantwoord door Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z21396.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1189.html
  • Vraag 1
    Kent u het bericht «Zet geen honderden bijenkasten in de Biesbosch, de wilde bij overleeft dat niet»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Deelt u de conclusie van de onderzoekers van het European Invertebrate Survey (EIS) Kenniscentrum Insecten en Naturalis dat honingbijen om voedsel concurreren met wilde bestuivende insecten, en dat daarom zelfs een kleine hoeveelheid honingbijkasten beschermde wilde bestuivende insecten, zoals bijen, kan verdringen? Zo nee, waarom niet en op welk onderzoek baseert u zich?

    Ja. Daarbij wil ik opmerken dat mogelijke risico’s voor negatieve effecten van honingbijen op wilde bijen afhangen van het seizoen, de lokale situatie en de interacties tussen het aantal honingbijen, soorten wilde bijen en het voedselaanbod (plantensoorten en hoeveelheid). Wilde bijen en andere wilde bestuivers kunnen mogelijk last hebben van verdringing door honingbijen, wanneer zij aangewezen zijn op dezelfde bloemen als de honingbijen. Natuurbeheerders gaan vaak uit van een voorzorgsprincipe ten aanzien van wilde bijen, wat leidt tot beperkingen van het aantal bijenkasten in natuurgebieden.
    Het is wetenschappelijk vastgesteld dat een grootschalige plaatsing van bijenkasten op een gelimiteerde voedselbron een negatieve impact op wilde bijen kan hebben. Dat kan gebeuren in situaties, waarin bijenkasten worden geplaatst in een gebied met weinig voedsel en/of aanwezigheid van kwetsbare wilde bijensoorten. Er komt steeds meer kennis uit lopend (landelijk) onderzoek beschikbaar, zodat het inschatten van de situatie per locatie door de natuurbeheerders in de nabije toekomst beter mogelijk wordt.

  • Vraag 3
    Kunt u aangeven wat de staat van instandhouding is van beschermde bestuivende insecten, zoals de wilde bij, de hommel en de zweefvlieg? Zo nee, waarom niet?

    De Wet natuurbescherming kent geen beschermingsregime voor bestuivende insecten van de soortgroepen Bijen (inclusief Hommels) en Zweefvliegen. De huidige staat van instandhouding is voor de Zweefvliegen niet vastgesteld. Voor de Bijen is in 2018 een Rode Lijst opgesteld (zie www.bestuivers.nl/rodelijst). Daaruit blijkt onder andere dat hommels vaker bedreigd zijn dan de overige bijensoorten en dat onder die overige bijensoorten de soorten die afhankelijk zijn van het stuifmeel van klaverachtigen (vlinderbloemen) het meest bedreigd zijn. Ik ga onderzoeken of er ook voor de soortgroep Zweefvliegen een Rode Lijst kan worden gemaakt. Afhankelijk van de uitkomsten kan deze tegelijk met de actualisatie van de Rode Lijst Bijen worden opgesteld.

  • Vraag 4
    Hoe verhoudt het ontbreken van beleid omtrent het plaatsen van honingbijkasten zich tot het doel van de Nationale Bijenstrategie om in 2030 weer populaties van bijen en andere bestuivers te hebben die stabiel zijn en/of zich positief ontwikkelen?

    Zoals ik in de Nationale Bijenstrategie heb onderschreven, moeten we toe naar een integrale oplossing voor het voedselprobleem voor bestuivers. Meer voedsel voor insecten in het algemeen is de oplossing. De oplossing ligt niet alleen in de natuurgebieden, maar ook daarbuiten. In de Bijenstrategie zet ik samen met maatschappelijke partners in op het bevorderen van de biodiversiteit binnen en buiten natuurgebieden, daarnaast richt de Bijenstrategie zich op het verbinden van landbouw en natuur en op het helpen van imkers om de gezondheid van de honingbij te verbeteren. Vanuit de Bijenstrategie wordt door WUR onderzoek verricht naar het effect van het plaatsen van honingbijenkasten op de wilde bestuivers.
    Voor het plaatsen van honingbijenkasten geldt regionaal beleid. Dat verschilt per gebied. Ik heb regelmatig overleg met decentrale overheden over het biodiversiteitsbeleid (zoals in het kader van het Natuurpact en de Nationale Bijenstrategie). De decentrale overheden werken met veel ambitie aan het verbeteren van onze leefomgeving. Juist omdat het probleem regionaal verschilt, is het van belang om dit regionaal op te pakken. Op dit moment zie ik geen aanleiding tot het formuleren van nieuw overheidsbeleid.

  • Vraag 5
    Deelt u het inzicht dat er beleid moet worden opgesteld voor het plaatsen van honingbijkasten nabij Natura 2000-gebieden, omdat de natuur niet verder mag verslechteren? Zo nee, waarom niet?

    De verslechtering van de in Natura 2000-gebieden voorkomende beschermde soorten en habitats moet worden voorkómen. Of er van mogelijke verslechtering door het plaatsen van honingbijkasten sprake is, hangt af van het effect van die plaatsing op de beschermde waarden. Er zijn geen bijensoorten die door de Habitatrichtlijn worden beschermd en er zijn geen bijensoorten die behoren tot de zogenoemde typische soorten van beschermde habitattypen. Een eventueel effect op habitattypen zal dus alleen aangemerkt kunnen worden als een verslechtering in de zin van art. 6 van de Habitatrichtlijn, als de bestuiving van bepaalde plantensoorten dusdanig in gevaar komt, dat daarmee de kwaliteit van een habitattype afneemt. Er zijn enkele studies die aanleiding geven voor de veronderstelling dat daar sprake van zou kunnen zijn. De relatie tussen het plaatsen van honingbijenkasten en de mogelijke verslechtering van habitats is echter zodanig indirect en nog zo onzeker, dat ik op dit moment (nog) niet – om de specifieke reden van het uitvoeren van de Habitatrichtlijn – actie verlang van betrokkenen bij Natura 2000-gebieden.

  • Vraag 6
    Deelt u het inzicht dat er beleid moet worden opgesteld voor het plaatsen van honingbijkasten nabij overige natuurgebieden, waar zich beschermde bestuivende en nectarbehoevende insecten bevinden? Zo nee, waarom niet?

    Ik realiseer me dat de plaatsing van honingbijenkasten in de buurt van natuur een risico kan opleveren voor wilde bijensoorten. Dat is mede afhankelijk van de hoeveelheid en plaats van de kasten en de tijd van het jaar. Regulering is in bepaalde gevallen wenselijk. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij provincies, gemeenten (in bijvoorbeeld Algemene Plaatselijke Verordeningen) en bij de terreinbeherende organisaties. Binnen de natuurgebieden van Staatsbosbeheer zijn er inmiddels richtlijnen om verdringing van wilde bijen door honingbijen te voorkomen. Buiten de grenzen van de natuurgebieden is er geen, of soms lokale regelgeving voor het plaatsen van honingbijkasten. Afhankelijk van de lokale regelgeving kunnen honingbijenkasten op eigen terreinen worden geplaatst of op terreinen waar een afspraak met de eigenaar is gemaakt. Daardoor is hier moeilijk op te sturen vanuit mijn ministerie. Ik ben wel bereid om hierover het gesprek aan te gaan met terreinbeherende organisaties en bijenhoudersverenigingen – zoals toegezegd in het begrotingsbehandelingdebat van 2 december jl. – en na te gaan hoe hier door de eigenaar van een natuurgebied zelf op kan worden gestuurd.

  • Vraag 7
    Zijn een passende beoordeling en eventueel een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb) nodig voor het plaatsen van honingbijkasten nabij Natura 2000-gebieden, aangezien significante negatieve effecten op wilde beschermde bijen mogelijk niet zijn uit te sluiten? Zo nee, waarom niet?

    Gezien het antwoord op vraag 5, is een passende beoordeling (voor het al dan niet kunnen uitsluiten van significante effecten op beschermde habitats) op dit moment nog niet aan de orde.

  • Vraag 8
    Hebben er passende beoordelingen plaatsgevonden voor het plaatsen van de honingbijkasten, zoals voor het plaatsen nabij de Biesbosch? Zijn hier Wnb-vergunningen voor afgegeven? Zo nee, waarom niet?

    Dat is niet het geval. Zie verder het antwoord op vraag 7.

  • Vraag 9
    Bent u het ermee eens dat een bufferzone voor het plaatsen van honingbijkasten effectief kan zijn voor de bescherming van bestuivende en nectarbehoevende insecten, zoals de wilde bij tegen voedselconcurrentie van de honingbij? Zo nee, waarom niet?

    De belangrijkste oorzaak van voedselconcurrentie tussen honingbijen en wilde bestuivers is de afwezigheid van voldoende voedselaanbod. Indien daar sprake van is, zijn regulerende maatregelen van belang. Het risico op concurrentie wordt sterk beïnvloedt door de ruimtelijke verdeling van enerzijds bijenkasten en anderzijds kwetsbare populaties van wilde bijen. Dat maakt het instellen van bufferzones tot een potentieel kansrijke maatregel. De grootte van deze zone en criteria voor plaatsing daarvan vereisen nader onderzoek en praktijkgerichte pilots, ik ben bezig om dat in te richten. Ook andere maatregelen zijn denkbaar en maatregelen kunnen elkaar aanvullen. Dit hangt af van de lokale situatie.

  • Vraag 10
    Kunt u aangeven hoeveel honingbijkasten nabij een Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Nederland (NNN) zijn geplaatst, graag uitgesplitst per Natura 2000-gebied en NNN? Kunt u hierbij ook aangeven of deze imkerijen in Nederland dan wel het buitenland zijn gevestigd?

    Nee, mede door het ontbreken van een registratiesysteem heb ik op dit moment geen inzicht in de locatiegegevens en hoeveelheden bijenvolken per gebied in Nederland.

  • Vraag 11
    Klopt het dat er geen registratie bestaat voor honigbijkasten, noch regels zijn opgesteld voor het plaatsen van kasten, waardoor een wildgroei aan bijenkasten kan ontstaan nabij natuurgebieden? Zo ja, bent u bereid om een landelijk kastenregistratiesysteem in het leven te roepen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?

    Het klopt dat in Nederland nog geen registratiesysteem voor bijenvolken bestaat. Op dit moment is mijn ministerie, in overleg met de bijenhoudersverenigingen, gestart met het onderzoeken op welke wijze een landelijk registratiesysteem kan worden ingevoerd, mede vanuit het oogpunt van diergezondheid. Het is mijn voornemen dat vanaf 2023 in te voeren.

  • Vraag 12
    Kunt u deze vraag één voor één beantwoorden voorafgaand aan de behandeling van de begroting van het Ministerie van LNV, zonder daarbij te verwijzen naar eerdere antwoorden?

    Ja, echter door raadpleging diverse betrokken partijen is dat niet gelukt vóór de behandeling van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2021Z21396
Volledige titel: Het plaatsen van honingbijkasten in de nabijheid van natuurgebieden
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20212022-1189
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Vestering over het plaatsen van honingbijkasten in de nabijheid van natuurgebieden