Ingediend | 1 november 2021 |
---|---|
Beantwoord | 5 januari 2022 (na 65 dagen) |
Indieners | Leonie Vestering (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
Beantwoord door | Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z19100.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1251.html |
Ja.
Ik onderken het belang van duisternis voor mens, dier en natuur. De diverse bij het ruimtelijke beleid betrokken overheden kunnen het belang van duisternis op verschillende manieren waarborgen en stimuleren.
Zo is duisternis een onderdeel dat van belang kan zijn voor een Natura 2000-gebied. Het biedt rust voor beschermde diersoorten die gevoelig zijn voor verstoring door licht. Wanneer duisternis relevant is voor de aangewezen waarden in het gebied, kan het bevoegd gezag instandhoudingsmaatregelen treffen om de duisternis te behouden of de lichthinder af te laten nemen. Duisternis speelt ook een rol in de vergunningverlening. Lichthinder maakt deel uit van de effectenindicator die gebruikt wordt voor natuurtoetsen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat de lichthinder van een project een significant negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied, dan geldt voor lichthinder een vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming. De vergunning kan uitsluitend verleend worden als uit een passende beoordeling blijkt dat het project zo is vormgegeven dat het geen significant negatief gevolg zal hebben. Daarnaast moeten provincies in hun omgevingsverordening de wezenlijke waarden en kenmerken benoemen van de gebieden die zij aanwijzen in het kader van het Natuurnetwerk Nederland. Hierbij kunnen duisternis en stilte ook een rol spelen.
Naast de hierboven genoemde nationale kaders, hebben ook andere overheden een rol bij het beperken van lichtvervuiling. Gemeenten en provincies worden gestimuleerd energiebesparend om te gaan met verlichting van de openbare ruimte en op die manier ook lichtvervuiling tegen te gaan. Veel provincies en gemeenten hebben beleid ontwikkeld op dit gebied. Donkerte hoort samen met onder andere rust en ruimte veelal tot een van de kernkwaliteiten van het landschap. De provincies kunnen deze kernkwaliteiten nader uitwerken en dit opnemen in hun provinciale omgevingsvisies.
Het Rijk ondersteunt de andere overheden hierbij. Zo heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), zoals gemeld in haar Voortgangsbrief Omgevingswet (Kamerstuk 33 118, nr. 186), ter uitvoering van de motie-Von Martels/De Groot (Kamerstuk 33 118, nr. 164) samen met gemeenten en provincies een leidraad over lichthinder gemaakt. De leidraad is geplaatst op de website van Aan de Slag met de Omgevingswet, zodat deze goed vindbaar is voor belangstellenden (Kamerstuk 34 985, nr. 24). Uitgebreidere informatie over de leidraad is opgenomen in bijlage 5.
Naast de antwoord op vragen 1 tot en met 3 vermelde randvoorwaarden en beleidsinstrumenten, zijn er diverse (particuliere) initiatieven die het behoud en/of het versterken van duisternis tot doel hebben. Zo hebben onder andere nationaal park Lauwersmeer en natuurgebied De Boschplaat op Terschelling de status Dark Sky Park gekregen, toegekend door de internationale Dark Sky-organisatie (IDA).
Het kabinet is op dit moment, mede vanwege zijn demissionaire status, niet voornemens hierover nieuwe, aanvullende regels op te stellen. Decentrale overheden kunnen gebieden instellen waar de duisternis beschermd wordt, bijvoorbeeld met de instrumenten van de Omgevingswet. Daarbij kunnen ze gebruik maken van de in het antwoord op vraag 3 gememoreerde leidraad.
Ik onderken het belang van stilte voor mens, dier en natuur. Geluidshinder kan gezondheid van mensen en dieren en het woongenot schaden. Voor de bescherming van de gezondheid van mensen is bestaande wetgeving van kracht die gericht is op beheersing van het geluid aan de bron en op het zo veel mogelijk tegengaan van gezondheidseffecten bij omwonenden en verstoring van geluidgevoelige diersoorten. Die aanpak bestaat ook uit het uitvoeren van saneringsprogramma’s voor hoogbelaste locaties en uit het aanwijzen van stiltegebieden door provincies. Die bescherming zal worden voortgezet onder de Omgevingswet en is onder andere verankerd in artikel 7.11 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), dat van kracht zal worden met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Evenals duisternis is stilte een onderdeel dat van belang kan zijn voor een Natura 2000-gebied. Ook voor geluid kan het bevoegd gezag instandhoudingsmaatregelen nemen en maakt geluidshinder deel uit van de effectenindicator die gebruikt wordt voor natuurtoetsen. Significant negatieve effecten van geluid moeten net als dergelijke effecten op het punt van licht kunnen worden uitgesloten voordat het bevoegd gezag een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming kan verlenen.
De realiteit is dat het volledig voorkomen van geluidshinder in ons dichtbevolkte land in veel situaties niet realistisch is en dat er dan een afweging gemaakt moet worden tussen verschillende belangen (het beschermen van de gezondheid en de natuur, mobiliteit, economie, energievoorziening, woningbouw, recreatie). De geluid- en natuurwetgeving staat een dergelijke belangenafweging tot op zekere hoogte toe. Dit geldt ook voor het sturen op een aanvaardbaar geluidniveau in stiltegebieden.
Nederland telt ongeveer 200 stiltegebieden met een totale omvang van circa 650.000 hectare. De actuele ligging van de stiltegebieden wordt bijgehouden door de provincies en getoond in de Atlas Leefomgeving: www.atlasleefomgeving.nl/kaarten.
Vanwege de gevoeligheid van diverse mariene soorten voor geluid, wordt antropogeen onderwatergeluid beschouwd als vervuiling van het mariene milieu. Stiltegebieden onder water zijn echter moeilijk te realiseren. Geluid in water draagt veel verder dan geluid in lucht en kan nauwelijks worden afgeschermd. Daarom zet Nederland in op een aanpak bij de bron, zoals stille heitechnieken, stillere schepen en regulering van sonar en seismisch onderzoek, om verstoring door antropogeen onderwatergeluid tegen te gaan. Hierover zijn afspraken gemaakt in het Noordzeeakkoord; maatregelen zijn opgenomen in de ontwerp Mariene Strategie deel 3, programma van maatregelen 2022–2027, onderdeel van het ontwerp Programma Noordzee 2022–2027.
In het Wind op Zee Ecologisch Programma (WOZEP) wordt veel aandacht besteed aan onderwatergeluid, wat heeft geleid tot aanscherping van de grenswaarden aan de geluidproductie bij de aanleg van windmolenparken en tot beter inzicht in de effecten van impulsgeluid. Ook in internationaal verband spant Nederland zich in voor reductie van onderwatergeluid, onder andere via het zogeheten «OSPAR»-verdrag en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Nederland is tevens penvoerder van het Joint Monitoring Programme for Ambient Noise in the North Sea (JOMOPANS), waarbinnen door de Noordzeelanden een gezamenlijk monitoringsprogramma voor onderwatergeluid wordt ontwikkeld.
In totaal is ruim 28.000 hectare stiltegebied opgeheven. Daar staat tegenover dat er sinds het begin van deze eeuw ruim 42.000 hectare stiltegebied nieuw is aangewezen. Voor een belangrijk deel, bijna 28.000 hectare, betreft het een toename van stiltegebied op zee. De totale hoeveelheid stiltegebied op land is dus met ongeveer 14.000 hectare afgenomen.
In een aantal provincies zijn de stiltegebieden in de afgelopen decennia onveranderd gebleven, maar voor de meeste provincies geldt dat er in de loop der jaren veranderingen in het aantal en het oppervlak van de stiltegebieden hebben plaatsgevonden. Door gewijzigde provinciegrenzen zijn er ook stiltegebieden, of gedeeltes daarvan, tussen provincies overgedragen. De overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan het opheffen van bestaande stiltegebieden en aan het aanwijzen van nieuwe gebieden, lopen uiteen. Daarom kunnen de nieuw aangewezen gebieden niet per definitie beschouwd worden als compensatie voor de opgeheven stiltegebieden.
Provincies hebben een eigen bevoegdheid om het beleid ten aanzien van stiltegebieden vorm te geven. Dit doen zij met behulp van de provinciale milieuverordeningen (na inwerkingtreding van de Omgevingswet is dat de Omgevingsverordening). Dat kan zowel kwalitatief als kwantitatief. Gevallen waarin provincies daar invulling aan hebben gegeven aan de hand van een minimale omvang van een stiltegebied zijn mij niet bekend.
De redenen om stiltegebieden te verkleinen of op te heffen zijn in het verleden van uiteenlopende aard geweest. Het intrekken van de status van stiltegebied betekent overigens niet automatisch dat de stilte in het betreffende gebied kan worden aangetast. Er zijn gevallen bekend waarbij een gelijke bescherming tegen geluid wordt geboden doordat er al andere instandhoudingsdoelen voor het gebied gelden, zoals bijvoorbeeld bij de Oostvaardersplassen. Tegelijkertijd staan stiltegebieden ook onder druk door externe bedreigingen.
Ik hecht eraan dat bij wijziging van de aangewezen stiltegebieden een zorgvuldige afweging wordt gemaakt waarin het belang voor de gezondheid van mens en dier een prominente plek heeft. Bij het hanteren van een minimumaantal hectare stiltegebieden bestaat het risico dat die belangenafweging minder zorgvuldig gemaakt wordt, zolang er voldaan wordt aan dat minimum. Ook bestaat het risico dat sturing op kwantiteit leidt tot minder aandacht voor de kwaliteit van stiltegebieden, waarvan ook handhaving van de stilte onderdeel is.
Zoals benadrukt in het antwoord op vraag 6 onderken ik het belang van stilte voor mens en dier. Tegelijkertijd onderken ik ook de andere belangen die een rol kunnen spelen bij het gebruik van de schaarse ruimte in ons land. Dat maakt dat er situaties kunnen voorkomen waarin stiltegebieden, of delen daarvan, na een zorgvuldige belangenafweging plaats moeten maken voor andere functies. Het spreekt voor zich dat naarmate de hoeveelheid stiltegebied verder zou afnemen, het belang van behoud van bestaande stiltegebieden groter wordt. Dit is en blijft een bevoegdheid van de afzonderlijke provincies.
Provincies zijn bevoegd gezag voor het aanwijzen van stiltegebieden. In de omgevingsverordening kunnen zij voorwaarden stellen aan het gebruik van deze gebieden. Het is niet aan mij om te treden in de afwegingen die de provincies hierbij maken.
Ja.
De leden Vestering en Van Esch (beiden PvdD) hebben op 1 november 2021 schriftelijke vragen over duisternis en stilte gesteld aan mij en aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Deze vragen kunnen niet binnen de reguliere termijn beantwoord worden. Voor de benodigde afstemming en feitenonderzoek is meer tijd benodigd. De vragen zullen zo snel mogelijk worden beantwoord.