Ingediend | 21 oktober 2021 |
---|---|
Beantwoord | 29 oktober 2021 (na 8 dagen) |
Indieners | Inge van Dijk (CDA), Peter Kwint , Khadija Arib (PvdA), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Don Ceder (CU), Farid Azarkan (DENK) |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris financiën) (D66) |
Onderwerpen | belasting burgerlijk recht financiën gezin en kinderen recht sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z18307.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-497.html |
Ik vind het verschrikkelijk wanneer de problemen met de kinderopvangtoeslag op welke manier dan ook een rol gespeeld hebben bij het uit huis plaatsen van kinderen van gedupeerde ouders. Uithuisplaatsingen zijn voor kinderen en ouders per definitie bijzonder heftig. Als problemen rond de kinderopvangtoeslag de problematiek in gezinnen hebben veroorzaakt of verergerd, is dat extra pijnlijk om te moeten constateren.
De inzet van het kabinet bij het herstel van de problemen met de kinderopvangtoeslag is gericht op het bieden van brede hulp en ondersteuning aan alle gedupeerde ouders en kinderen. Door het kabinet zijn reeds diverse maatregelen getroffen. Deze regelingen gelden ook voor de ouders en kinderen waarbij een uithuisplaatsing aan de orde is of is geweest. Specifiek voor ouders en kinderen die nu nog te maken hebben met een uithuisplaatsing is echter meer nodig, zoals een plek waar zij met vragen terecht kunnen. Wij zijn met de VNG, gemeenten, jeugdzorginstellingen en -aanbieders bezig om een precieze route te bepalen hoe deze gedupeerde ouders en hun kinderen het beste geholpen kunnen worden. Daarbij wordt bekeken waar ondersteuning en hulp nodig is en in hoeverre een lopende uithuisplaatsing heroverwogen kan worden. Dit vereist per situatie een individuele afweging waarbij het belang van het kind voorop dient te staan.
Daarnaast zullen we in de komende periode onderzoeken hoe de jeugdbeschermingsketen heeft gefunctioneerd in situaties waarin problemen met de kinderopvangtoeslag een rol hebben gespeeld bij het besluit rond een uithuisplaatsing en welke lessen hieruit zijn te trekken.
Mede gelet op de door uw Kamer gestelde schriftelijke vragen is het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verzocht om met spoed een analyse te maken van het aantal kinderen dat uithuisgeplaatst is van ouders die behoren tot de gedupeerden van de problemen met de kinderopvangtoeslag. Wij hebben de cijfers 15 oktober jl. ontvangen en het CBS is op 18 oktober jl. overgegaan tot publicatie op de eigen website, conform het embargobeleid van het CBS. Het was de bedoeling de cijfers in samenhang met een uitgewerkt plan van aanpak naar uw Kamer te sturen. Bij nader inzien hadden de cijfers direct naar uw Kamer gestuurd moeten worden. Dit is uiteindelijk op 21 oktober jl. gebeurd.
Met ingang van de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten op 1 januari 2015 is het CBS gestart met het structureel verzamelen van gegevens over jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Over de jaren daarvoor was hierover geen centrale registratie.
Een causaal verband tussen problemen met de kinderopvangtoeslag en uithuisplaatsing is heel ingewikkeld te onderzoeken en mogelijk daardoor ook niet vast te stellen. Toch vinden we het belangrijk om te weten of de problemen met de kinderopvangtoeslag een rol hebben gespeeld bij het besluit rond een uithuisplaatsing – en of procedures ook goed en zorgvuldig zijn gevolgd.
Om meer over de achtergronden te weten te komen, zetten we in op twee sporen. In de eerste plaats hebben betrokken organisaties zoals de gecertificeerde instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming zelf aangegeven te zullen reflecteren op hun eigen handelen. De Rechtspraak heeft dat ook aangekondigd. Zij zullen bekijken of ze zaken over het hoofd hebben gezien, met als doel een beter inzicht te krijgen en daar eventueel lessen uit te trekken.
In de tweede plaats zijn we met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en Inspectie JenV in gesprek over het doen van een nader onderzoek. Het gaat dan om de vraag of er in het geval van de gedupeerde gezinnen (als gevolg van de problemen rond de kinderopvangtoeslag) anders is gehandeld dan bij gezinnen die niet zijn geraakt door de problemen rond de kinderopvangtoeslag. Daar moet helderheid over komen. We overwegen daarbij ook de mogelijkheid om een beperkt vooronderzoek te doen om al sneller een eerste indruk te kunnen krijgen.
Aan het CBS zal worden gevraagd een uitsplitsing naar leeftijd te verstrekken, evenals een overzicht per gemeente en jeugdregio en een verfijning naar de soorten jeugdbeschermingsmaatregelen.
Het CBS publiceert sinds 1 januari 2009 het onderzoek «Dakloos in Nederland» waarin de omvang van de populatie dakloze mensen in Nederland jaarlijks op een specifieke peildatum wordt geschat. Het CBS maakt gebruikt van specifieke registers en verzamelt de cijfers voor geen ander doel dan het verschaffen van inzicht in de omvang en achtergrondkenmerken (zoals geslacht en leeftijd) van de populatie dakloze mensen in Nederland. Om na te gaan hoeveel gedupeerde ouders vanaf 2008 dakloos zijn geraakt als gevolg van hun financiële situatie, zouden er andere gegevens op persoonsniveau betrokken moeten worden. Omdat het een benadering betreft en er andere factoren van invloed kunnen zijn geweest die nu niet worden meegenomen in het jaarlijkse onderzoek kan er op basis van de huidige gegevens geen causaal verband gelegd worden tussen de populatie dakloze mensen en de gedupeerde ouders.
De inzet van het kabinet bij het herstel van de problemen met de kinderopvangtoeslag is gericht op het bieden van brede hulp en ondersteuning aan alle gedupeerde ouders en kinderen. Minstens zo belangrijk, naast de financiële ondersteuning, is de overige ondersteuning en hulp die beschikbaar is voor gedupeerde ouders. Zo kunnen zij via de gemeente hulp krijgen op vijf leefgebieden: wonen, hulp bij schulden, gezondheid, werk of dagbesteding en gezin. Ook als een ouder in het verleden al hulp heeft gezocht of heeft gehad van de gemeente, kijkt de gemeente met de ouder opnieuw wat er nodig is voor het gezin.
Nee, deze specifieke informatie is niet beschikbaar. Er is geen centrale registratie van de gronden op basis waarvan een uithuisplaatsing wordt ingezet.
Alleen het hebben van financiële problemen vormt geen grond voor een uithuisplaatsing. Op het moment dat een besluit tot uithuisplaatsing wordt genomen moet er sprake zijn van een onveilige situatie of ernstige ontwikkelingsbedreiging van het kind die op dat moment in het gezin niet kan worden opgelost. Vaak door een opeenstapeling van problemen, waarbij te denken valt aan (huiselijk) geweld, verslavingsproblematiek, ernstige gedragsproblematiek, verwaarlozing of structureel schoolverzuim.
Wij delen de mening dat uit huis geplaatste kinderen terug naar huis moeten keren, mits het daar veilig is en in het belang van de ontwikkeling van het kind. Dat is altijd het streven en geldt ook voor uit huis geplaatste kinderen van gedupeerde ouders. Samen met de VNG, gemeenten, jeugdzorginstellingen en -aanbieders zijn wij bezig om een precieze route te bepalen hoe deze gedupeerde ouders en hun kinderen het beste geholpen kunnen worden. Daarbij wordt bekeken waar ondersteuning en hulp nodig is en in hoeverre een lopende uithuisplaatsing heroverwogen kan worden. Dit vereist per situatie een individuele afweging waarbij het belang van het kind voorop dient te staan. Het toewerken naar terugplaatsing en het feitelijk beëindigen van een uithuisplaatsing is een mogelijke uitkomst maar dit staat niet vast en zal niet in alle gevallen mogelijk zijn. Ook als er wel mogelijkheden gezien worden, kan tijd nodig zijn om de gezinssituatie voldoende te verbeteren. Dit heeft te maken met de soms langdurige en complexe problematiek in het gezin.
In lijn met de opzet van de brede hersteloperatie kunnen gedupeerde ouders zich melden bij de gemeenten. Wij vinden het belangrijk dat het initiatief bij ouders zelf ligt, omdat mogelijk niet alle ouders bemoeienis vanuit de overheid op prijs stellen.
Voor ouders en kinderen die op dit moment nog te maken hebben met een uithuisplaatsing werkt het Rijk samen met de VNG en vertegenwoordigers van de RvdK, jeugdbescherming en jeugdhulpaanbieders aan een voorstel voor een aanpak. Deze aanpak moet zorgvuldig worden uitgewerkt en getoetst op haalbaarheid. Uw Kamer ontvangt dit voorstel zo snel mogelijk.
De cijfers van het CBS geven bij benadering een antwoord op de door uw Kamer gestelde vraag hoeveel kinderen van gedupeerde ouders gedwongen uit huis zijn geplaatst. Het CBS heeft deze gegevens geanalyseerd op samenloop met jeugdbescherming3 en jeugdhulp met verblijf4 in de periode 2015–2020. Aangezien nog niet alle ouders die zich gemeld hebben bij UHT een eerste toets hebben gehad, kan het aantal kinderen hoger liggen. Daarnaast melden zich nog steeds ouders aan als gedupeerde. De periode waarop de analyse ziet (2015–2020) heeft te maken met de ingang van de Jeugdwet per 2015 en hoe vanaf dat moment de registratie bij het CBS is vormgegeven. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
De cijfers van het CBS hebben geen betrekking op het aantal uithuisplaatsingen zonder een formele machtiging uithuisplaatsing. Dit kan allerlei vormen van uithuisplaatsing omvatten, zoals verblijf in een gezinshuis of in een (netwerk) pleeggezin in de weekenden of een aantal dagen doordeweeks, opname in een kliniek voor eetstoornissen of andere specialistische GGZ-zorg of verblijf in een logeerhuis.
Er bestaat daarbij geen zicht op de reden of de intensiteit van het verblijf. Het CBS publiceert elk halfjaar cijfers over het totale aantal kinderen met jeugdhulp met verblijf en zonder verblijf, waarbij er dus een formeel jeugdhulptraject door de gemeente wordt gefinancierd. Het CBS heeft geen zicht op kinderen die op informele basis elders wonen dan bij hun ouders.
In de berichtgeving wordt een uithuisplaatsing op vrijwillige basis vaak negatief uitgelegd. Wij begrijpen dat ouders zich soms onder druk gezet voelen. Wij willen daar tegenover zetten dat het helpend kan zijn ouders te motiveren om hulp te accepteren, waarbij de ouders de regie in de opvoeding en het contact met het kind goed behouden. Een uithuisplaatsing op vrijwillige basis is tijdelijk en kan in die zin ook een adempauze betekenen.
Zie antwoord vraag 8.
Het CBS heeft ten behoeve van deze analyse van de Uitvoeringsinstantie Herstel Toeslagen (UHT) gegevens ontvangen van circa 50.000 kinderen die in beeld zijn als kind van gedupeerde ouders.6
Uw Kamer ontvangt zo snel mogelijk het voorstel voor een aanpak voor gedupeerde ouders en kinderen die te maken hebben met een uithuisplaatsing. In de voortgangsrapportages Hersteloperatie zal ik Uw Kamer over de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak informeren.