Ingediend | 7 oktober 2021 |
---|---|
Beantwoord | 15 december 2021 (na 69 dagen) |
Indiener | Frank Wassenberg (PvdD) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | economie natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z17416.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1125.html |
Het klopt dat voor de voorgenomen overdracht van deze dieren veterinaire en CITES-regelgeving geldt en dat op grond van artikel 4.11 van het Besluit houders van dieren de dierentuin zich ervan moet verzekeren dat de ontvangende partij de dieren houdt, huisvest en verzorgt volgens de normen die voor (Nederlandse) dierentuinen gelden op grond van hoofdstuk 4.1 van dat Besluit.
Voor tuimelaar dolfijnen en walrussen is bij uitvoer een CITES-exportvergunning vereist. Deze CITES-vergunningen worden door de RVO uitgegeven. Californische zeeleeuwen worden niet beschermd onder het CITES-verdrag en voor die dieren geldt deze verplichting derhalve niet.
Voor alle drie de diersoorten geldt dat kort voor vertrek een veterinaire keuring plaatsvindt om te waarborgen dat de dieren gezond en fit voor transport zijn. Die wordt uitgevoerd door een dierenarts van het Dolfinarium. Of tevens een veterinair exportcertificaat vereist is, hangt af of het ontvangende land – in dit geval China – veterinaire importeisen stelt. Alleen in dat geval voert de NVWA ter controle een veterinaire keuring en exportcertificering uit. Het Dolfinarium heeft de NVWA vooralsnog niet op de hoogte gesteld van eventuele veterinaire importeisen van de Chinese autoriteiten.
Hierbij verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1.
De in artikel 4.11 van het Besluit opgenomen verplichting legt de verantwoordelijkheid bij de overdragende dierentuin neer om dierentuindieren naar een geschikte bestemming over te dragen. Het artikel geeft niet aan op welke wijze de overdragende dierentuin onderzoek moet doen. Een onderzoek ter plaatse is derhalve geen verplichting, maar kan een manier zijn om zich ervan te verzekeren dat de dieren op die locatie worden gehouden, verzorgd en gehuisvest conform het Besluit Houders van dieren. De overdragende dierentuin zal dit in elk geval in voldoende concrete mate moeten kunnen aantonen, waarbij het moment van overdracht als beslissend peilmoment geldt.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) beoordeelt of uit de aangeleverde informatie door het Dolfinarium blijkt dat de dieren in Hainan Ocean Paradise worden gehouden, verzorgd en gehuisvest op een wijze conform de hierboven genoemde voorschriften van het Besluit Houders van dieren. Dat doet RVO onder meer door de aangeleverde informatie te vergelijken met de meest recente eisen die dierentuinorganisaties, zoals EAZA (European Association of Zoos and Aquaria), AZA (Association of Zoos and Aquariums) en EAAM (European Association for Aquatic Mammals) aan de huisvesting en verzorging van zeezoogdieren stellen. Wanneer er op basis van de beoordeling twijfel bestaat of de ontvangende dierentuin voldoet aan de voorschriften, kan RVO aanvullend onderzoek doen of schakelen met derde partijen om te beoordelen of de overdragende dierentuin aan artikel 4.11 van het Besluit houders van dieren voldoet. RVO kan ook gebruik maken van (externe) deskundigen. Tevens kan RVO aanvullende informatie opvragen bij de overdragende dierentuin.
Om te kunnen concluderen dat het Dolfinarium aan artikel 4.11 heeft voldaan is vereist dat op het moment van overdracht alle verstrekte informatie actueel is en overeenkomt met de feitelijke situatie in Hainan Ocean Paradise. Het Dolfinarium zal RVO daarover tijdig, maar kort voor het moment van overdracht van de dieren informeren, zodat een definitieve beoordeling kan plaatsvinden.
Het onderzoek dat het Dolfinarium uitvoert vindt plaats op grond van de verplichting die volgt uit artikel 4.11 van het Besluit Houders van dieren. Van het uitgevoerde onderzoek in het kader van het Besluit wordt geen apart onderzoeksverslag gemaakt. Dolfinarium levert informatie aan en die wordt zorgvuldig beoordeeld door RVO.
Een CITES-exportvergunning heeft betrekking op de instandhouding van wilde diersoorten. Dierenwelzijn maakt daar geen onderdeel van uit. Het onderzoek staat hier derhalve los van.
Ik zie op voorhand geen bezwaar om de desbetreffende stukken te zijner tijd met uw Kamer te delen.
Ik deel de opvatting dat bij de overdracht het dierenwelzijn voorop moet staan.
Ten aanzien van het houden van dierpresentaties ben ik van mening dat die een educatief doel moeten dienen, zoals ook is bepaald in artikel 4.10, tweede lid, van het Besluit. Het educatieve doel van dierpresentaties wordt bij Nederlandse dierentuinen beoordeeld. Educatie maakt geen onderdeel uit van de toetsing op grond van 4.11 van het Besluit, omdat dit artikel specifiek ziet op het houden, huisvesten en verzorgen van dieren in de ontvangende dierentuinen, en niet op het tentoonstellen. Dat het niet in mijn bevoegdheid ligt om vanuit Nederland de dierpresentaties in China te inspecteren en daarop te handhaven, maakt niet dat de beoordeling op grond van 4.11 van het Besluit Houders van dieren ontoereikend is. Die wordt volledig uitgevoerd.
Het Dolfinarium ontvangt een onkostenvergoeding voor de overdracht van de twaalf dieren, onder meer voor de kosten van voer, verzorging, medicatie en het transport. De hoogte daarvan is onbekend en valt onder geheimhoudingsclausules in de afspraken tussen het Dolfinarium en Hainan Ocean Paradise.
Een eventuele overdracht van dieren van een Chinese dierentuin naar een derde partij in een ander land, is een aangelegenheid van die betrokken landen. Ik heb daarbij geen bevoegdheden en geen rechtsmacht en kan die evenmin met een wijziging van het Nederlands recht creëren. Ik ben enkel bevoegd om een Nederlandse dierentuin verplichtingen op te leggen en daarop te handhaven. Artikel 4.11 van het Besluit Houders ziet dan ook enkel op de huidige overdracht naar Hainan Ocean Paradise. Uit de gegevens die Dolfinarium heeft overgelegd blijkt overigens niet dat de Chinese dierentuin het voornemen heeft om de dieren door te verkopen.
Zoals ik in mijn antwoorden op uw eerdere Kamervragen reeds heb ik aangegeven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 77), vind ik het onwenselijk als het Dolfinarium met de overgebleven dieren zou fokken. Daarnaast vind ik dat, wanneer Dolfinarium toch met dieren fokt, dit moet bijdragen aan de instandhouding van de diersoort. Zo draagt het Europees instandhoudingsprogramma EEP bij aan zorg voor een gezonde en genetisch gevarieerde populatie van verschillende diersoorten binnen Europese diersoorten en zorgt het ervoor dat er niet meer dieren geboren worden dan noodzakelijk voor het programma.
Het Dolfinarium fokt momenteel niet met de dieren in de dierentuin en daartoe bestaat ook de komende jaren niet het voornemen. De dierentuin heeft mij verzekerd dat, mochten zij in een later stadium toch opnieuw willen gaan fokken met de dieren, het Dolfinarium zich opnieuw aansluit bij het EEP.
Hierbij verwijs ik naar het antwoord op de vorige vraag.
Het is mij vanwege de vereiste zorgvuldigheid en afstemming niet gelukt uw vragen eerder dan heden te beantwoorden. Overigens wordt de door Sea Shepherd ingestelde beroepszaak op 6 januari 2022 door de rechtbank op zitting behandeld.
De vragen van het lid Wassenberg (Partij voor de Dieren) over de export van dolfijnen naar een pretpark in China (2021Z17416) van 7 oktober jl. kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Dit komt mede door de afstemming met de toezichthouder die hiervoor vereist is. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk de antwoorden op de vragen doen toekomen.