Ingediend | 5 oktober 2021 |
---|---|
Beantwoord | 28 oktober 2021 (na 23 dagen) |
Indieners | Michiel van Nispen , Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
Onderwerpen | migratie en integratie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z17146.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1083.html |
IS heeft zich schuldig gemaakt aan vreselijke misdrijven tegen allerlei groepen, waaronder de Jezidi’s. Het kabinet is van mening dat IS hoogstwaarschijnlijk genocide heeft gepleegd jegens de Jezidi’s. De misdaden tegen de Jezidi’s hebben diepe en blijvende sporen nagelaten in de Jezidi-gemeenschap, m.n. vrouwen en kinderen. De situatie van de Jezidi-gemeenschap blijft zorgelijk. Het kabinet is zich bewust van de voortdurende problematiek en blijft zich inzetten voor de bescherming van kwetsbare minderheden.
Nederland zet zich sterk in voor de strijd tegen straffeloosheid in de regio. De slachtoffers van IS hebben recht op gerechtigheid, genoegdoening en waarheid. Nederland richt zich op de ondersteuning van Jezidi-slachtoffers, onder andere door een door Nederland gesteund programma van Norwegian People’s Aid en de nauwe samenwerking met de bewijzenbank UNITAD. Daarnaast wordt de situatie van Jezidi’s regelmatig in bilateraal en multilateraal verband opgebracht. Bij die gesprekken komt uiteraard ook aan de orde hoe de Jezidi-gemeenschap en de betrokken organisaties het beste ondersteund kunnen worden.
De term asielprogramma is geen eenduidige term binnen het Nederlandse migratiebeleid. Voor de beantwoording van deze vraag neem ik aan dat gedoeld wordt op een programma van gerichte hervestiging. Hervestiging naar Nederland vindt plaats op voordracht van de UNHCR en ziet op vluchtelingen (die zich per definitie buiten hun herkomstland bevinden). De UNCHR toetst of er sprake is van vluchtelingschap. Vervolgens selecteert UNHCR vanuit de totale vluchtelingenpopulatie personen die vanwege individuele kwetsbaarheden vallen binnen de zeven voordrachtcategorieën (o.a. legal and/or physical protection needs, survivors of violence and torture, lack of foreseeable alternative durable solutions) en in aanmerking komen om te worden voorgedragen voor hervestiging. Jezidische slachtoffers en in het bijzonder kinderen van vrouwen die zijn verkracht, kunnen binnen meerdere van deze categorieën vallen. UNHCR beoordeelt daarnaast ook welk hervestigingsland, gelet op de individuele omstandigheden, het meest aangewezen is om een persoon aan voor te dragen. Nederland hecht er aan om de keuze over het voordragen van individuele dossierhervestiging over te laten aan de UNHCR, aangezien de UNHCR vanuit haar positie het beste in staat is te bepalen voor welke personen hervestiging het meest noodzakelijk en passend is. Ook Duitsland, Frankrijk en Canada voeren hervestiging uit via de UNHCR.
Naast het hervestigingbeleid kennen Duitsland, Frankrijk en Canada ook tijdelijke humanitaire toelatingsprogramma’s waarmee de landen humanitaire visa hebben verleend aan Jezidi’s en kinderen van Jezidi’s in Irak. Duitsland heeft met het Baden-Württemberg programma 1.000 Jezidi vrouwen ontvangen.2 Frankrijk heeft middels een soortgelijk programma 103 gezinnen, bestaande uit voornamelijk Jezidi vrouwen en hun kinderen, overgebracht vanuit Irak naar Frankrijk.3 Canada heeft in totaal 1.149 Jezidi vrouwen uit Irak naar Canada overgebracht.4
Anders dan Duitsland, Frankrijk en Canada, kent Nederland geen beleid van humanitaire toelatingsprogramma’s en het verstrekken van humanitaire visa met als doel om in Nederland asiel te kunnen aanvragen.
Jezidi’s, afkomstig uit centraal-Irak, die in Nederland om bescherming hebben gevraagd, zijn aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep. Naar aanleiding van onder andere de motie-Van Toorenburg is de uitvoeringspraktijk ten aanzien van Jezidi’s aangepast. Daarbij merk ik volledigheidshalve op dat het landgebonden beleid Irak op dat moment niet onmiddellijk is aangepast. Dit is alsnog gebeurd middels publicatie van WBV 2021/1. Jezidi’s kunnen met beperkte indicaties aannemelijk maken dat er vrees is voor ernstige schade. De IND weegt bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de vrees de grootschalige en ernstige mensenrechtenschendingen, waarvan de Jezidi minderheid in Irak het slachtoffer is geworden van de zijde van IS vanaf 2014. Daarnaast neemt de IND de algemene kwetsbare situatie waarin deze groep ook verkeert sinds het verdrijven van IS gedurende de afgelopen jaren mee bij de beoordeling. In het geval van Jezidi’s die afkomstig zijn uit centraal-Irak en voorafgaand aan hun komst naar Nederland in de Koerdistan Autonome Regio (KAR) hebben verbleven, wordt de KAR niet als gebruikelijke regio van herkomst tegengeworpen, nu is gebleken dat zij het aldaar bovengemiddeld zwaar hebben. Ook wordt de KAR niet als binnenlands beschermingsalternatief tegengeworpen.
Ondanks de inspanningen om deze vragen voorafgaand aan het rondetafelgesprek te beantwoorden is dit niet gelukt.