Ingediend | 30 september 2021 |
---|---|
Beantwoord | 9 november 2021 (na 40 dagen) |
Indiener | Rudmer Heerema (VVD) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie organisatie en beleid sport zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z16832.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-639.html |
Ja.
Ja, er is een neerwaartse trend in de motorische vaardigheden van kinderen waarneembaar2. Er zijn echter geen wetenschappelijke studies bekend waarin direct de relatie tussen de kans op een topsportcarrière en de algemeen afnemende motorische vaardigheden bij kinderen is onderzocht.
Ik deel de mening dat het van belang is dat kinderen en jongeren zich fysiek goed kunnen ontwikkelen. Goede lessen bewegingsonderwijs kunnen bijdragen aan een goede motorische ontwikkeling. Ik erken het belang dat bewegingsonderwijs door een bevoegde docent wordt gegeven. Dat kan een vakleerkracht zijn die via de ALO is opgeleid of een groepsleerkracht die zich heeft geprofessionaliseerd op het gebied van bewegingsonderwijs via een nascholingstraject.
Naast kwalitatief goed bewegingsonderwijs op school, blijkt uit recent onderzoek dat vrij (buiten) spelen, bewegen door de dag heen en fietsgedrag ook aan de fysieke ontwikkeling en fitheid van kinderen en jongeren bijdraagt.
De subsidie Impuls en Innovatie Bewegingsonderwijs is conform de motie afgelopen september in werking getreden. Er is veel animo voor de subsidie en de aanvragen worden momenteel beoordeeld. Daarnaast hebben ALO Nederland, PO-Raad, VSG en KVLO samen een ondersteuningsstructuur opgezet om scholen die deze subsidie hebben aangevraagd te helpen in de uitvoering en kennis en goede voorbeelden te verspreiden. Op deze manier worden scholen optimaal gefaciliteerd om de knelpunten bij bewegingsonderwijs zo effectief mogelijk te verhelpen.
Of er sprake is van een bedreiging voor de toekomst van de topsport kan alleen geconcludeerd worden als er werkelijk sprake is van een onderontwikkeling van de jonge topsporters van nu in vergelijking met het verleden. Aangezien daar geen wetenschappelijke onderzoek over bekend is, kan hier geen eenduidig antwoord op gegeven worden.
Het is complex om vast te stellen welke zorgkosten de fysieke onderontwikkeling van jongeren zouden veroorzaken en welke zorgkosten zouden kunnen worden voorkomen door dergelijke maatregelen, aangezien hier vele variabelen op van invloed zijn. Wel verwijs ik graag naar het onderzoek dat we op dit moment laten uitvoeren naar de relatie tussen sport- en beweegdeelname van de gehele bevolking aan de ene kant en totale zorgkosten aan de andere kant. Dit onderzoek wordt door het RIVM uitgevoerd en zal naar verwachting eind 2021 gereed zijn. Het RIVM4 concludeerde eind vorig jaar in een voorbereidende literatuurstudie op het genoemde onderzoek dat het verhogen van lichaamsbeweging de zorgkosten kan verlagen, maar dat dit effect wegvalt als de zorg(kosten) in de gewonnen levensjaren wordt meegenomen.
Het verdient aanbeveling om op jonge leeftijd in te zetten op een brede motorische ontwikkeling en dus verschillende motorische activiteiten aan te bieden (veel spelen, meerdere sporten beoefenen). Een brede basis staat een latere topsportcarrière niet in de weg – recent gepubliceerde studies5 laten juist zien dat sporters van absolute wereldklasse zich aanvankelijk breed ontwikkelen en zich doorgaans pas rond hun 14e-15e levensjaar specialiseren.
Vanuit het Nationaal Sportakkoord is het project Breed Motorische Ontwikkeling (BMO) ontwikkeld. De KNHB, KNVB, Nevobo en KNGU werken hierin samen om kinderen tot 12 jaar breder motorisch te laten ontwikkelen.
Verder heb ik eind mei jl. samen met de collega’s van OCW, BZK, IenW en SZW de brief «Nederland vitaal en in beweging»6 naar de Kamer gestuurd. Een advies waarin kansrijke ideeën om meer te bewegen breder uiteen zijn gezet. Voor het verwezenlijken van de ideeën zijn aanvullende middelen noodzakelijk. In de formatie zal de ruimte en inzet voor deze ideeën moeten worden bepaald.
Voor de langere termijn is het vooral noodzaak dat het onderwerp blijvend geborgd wordt bij de strategische partners, waar VWS als partner van het Nationaal Sportakkoord onderdeel van is. Dat vraagt om het verspreiden en vertalen van kennis, het vormen en verduurzamen van bestaande netwerken, en het blijven delen van goede voorbeelden, bijvoorbeeld tijdens de Week van de Motoriek in november.