Ingediend | 23 juli 2021 |
---|---|
Beantwoord | 27 augustus 2021 (na 35 dagen) |
Indieners | Peter Kwint , Lisa Westerveld (GL), Gert-Jan Segers (CU) |
Beantwoord door | Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap voortgezet onderwijs |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z13968.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3845.html |
Ja.
Ik zal hierover navraag doen bij de VO-raad en u daarover op een later moment informeren. Scholen kiezen zelf de leverancier van het lesmateriaal. Het Ministerie van OCW is hierin geen partij.
Ja. Onderwijs buiten schooltijd, zoals digitale huiswerkbegeleiding, dat ondersteunend is aan het reguliere onderwijs, valt onder aanvullend onderwijs.
Scholen en schoolbesturen hebben de verantwoordelijkheid om met het reguliere aanbod onderwijs van voldoende kwaliteit aan te bieden. De Inspectie van het Onderwijs ziet erop toe dat deze kwaliteit gewaarborgd blijft. Ouders kiezen er soms voor om gebruik te maken van aanvullende begeleiding, ter aanvulling op het reguliere onderwijs. Dat doet niets af aan de verantwoordelijkheid die scholen en schoolbesturen hebben voor het geven en verzorgen van goed onderwijs.
Sommige ouders kiezen ervoor om gebruik te maken van aanvullende begeleiding. Tevens werken scholen constructief samen met (commerciële) aanbieders van aanvullend onderwijs. Tegelijkertijd zie ook ik hierbij een risico op vergroting van de kansenongelijkheid. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 14 oktober 2019 (ref. 16549882)3, waarin ik nader ben ingegaan op dit vraagstuk.4
Ik hecht aan de bevordering van kansengelijkheid, zodat leerlingen, ongeacht hun achtergrond, in het onderwijs tot bloei kunnen komen. Dit geldt ook voor extra ondersteuning die leerlingen wellicht nodig hebben, maar waarvan ouders niet altijd beschikken over de middelen om gebruik te maken van aanvullend aanbod. Met onder andere de onderwijsachterstandsmiddelen kunnen scholen ook investeren in onbetaalde vormen van aanvullend onderwijs.
Ik vind het onwenselijk als door reclame de indruk wordt gewekt dat aanvullend onderwijs noodzakelijk is voor kinderen om de schoolloopbaan succesvol te doorlopen. Uw Kamer heeft mij, middels de aangenomen motie Westerveld/Kwint (31 293, nr. 507)5, gevraagd om ervoor te zorgen dat scholen geen reclame maken voor aanvullend onderwijs. Eerder dit jaar heb ik uw Kamer via een Verzamelbrief (ref. 26704845) geïnformeerd dat we de uitvoering van deze motie gefaseerd zullen oppakken in verband met de prioriteit bij het draaiende houden van het onderwijs.6 Dit is gebeurd in afstemming met de sector. Eind 2021 zal, conform toezegging, het onderzoek naar de omvang van aanvullend onderwijs herhaald worden. Hierin worden de lessen van het Nationaal Programma Onderwijs en de Inhaal- en Ondersteuningsprogramma’s meegenomen. In het voorjaar van 2022 zal ik uw Kamer informeren over de stand van zaken bij het onderzoek en de stappen die ik met de VO-raad zet om reclame voor betaald aanvullend onderwijs te ontmoedigen.
Het antwoord op deze vragen is mij niet bekend. Dit is een zaak tussen de distributeur en de aanbieder. Zie ook antwoord bij vraag 2.
In het voorjaar van 2022 zal ik uw Kamer informeren over de stand van zaken bij het onderzoek en de stappen die ik met de VO-raad zet om reclame voor betaald aanvullend onderwijs te ontmoedigen (zie het antwoord bij vraag 6).
Bij de uitvoering van de motie Westerveld en Kwint (31 293, nr. 507)7 zal ik ook de aanbieders van lesmateriaal betrekken.